-
Brief van het bijkantoorKoninkrijksdienst 1975 | september
-
-
Brief van het bijkantoor
Geliefde Koninkrijksverkondigers,
Als jullie dit lezen zijn alle districtsvergaderingen alweer voorbij en is het dienstjaar 1975 geschiedenis. Ook is de mensheid ondertussen voorbij het punt gekomen van 6000 jaar mensengeschiedenis en bevinden wij ons in ’s mensen zevende millennium. Dat het een spannende tijd is behoeft niemand ons te vertellen. Dat weten wij zelf maar al te goed. — 1 Thess. 5:1-3.
Wat een ongekend voorrecht te mogen ondervinden dat Jehovah zijn volk beschermt en de weg voor de prediking in de meeste landen open houdt. Het is alsof zijn beschermende hand zijn volk beschut, zoals uit de volgende voorbeelden blijkt. Na jarenlange ondergrondse activiteit kwam Portugal onder verbodsbepalingen vandaan en daarmee kwamen ruim 15.000 verkondigers plotseling in de openbaarheid. Ondanks moeilijkheden in het Verre Oosten blijken er ruim dertigduizend verkondigers in zowel Japan als Korea te zijn. Ondanks afschuwelijke vervolging in Malawi worden er voor dat land ruim twintigduizend verkondigers vermeld. Wie zal zeggen hoeveel tienduizenden broeders en zusters van ons werkzaam zijn in die landen waar wij in deze tijd niets van horen? Wat zal het een vreugde zijn op bijeenkomsten in de Nieuwe Ordening hun ervaringen te horen.
Jullie zullen het fijn vinden te vernemen dat broeder Henschel een reis door Noord-Europa heeft gemaakt om als zoneopziener IJsland, Ierland, Engeland, Denemarken en Noorwegen te bedienen. In al deze landen groeit het werk. In Ierland hebben velen nu een open oor voor de waarheid. Ongeacht taal, land of plaats Jehovah’s getuigen zijn er zeer geïnteresseerd in het goede nieuws overal te vertellen. Wij hopen dat jullie hier in het dienstjaar 1976 met kracht mee zullen voortgaan.
Moge Jehovah ook jullie allen hier rijkelijk in zegenen.
Jullie broeders op het
BIJKANTOOR IN AMSTERDAM
-
-
Vergaderingen houden ons bijeenKoninkrijksdienst 1975 | september
-
-
Vergaderingen houden ons bijeen
1 Niets kan belangrijker zijn dan het handhaven van een goede verhouding met Jehovah en onze broeders. Vergaderingen spelen hier een belangrijke rol in. Wij kunnen het ons niet veroorloven verslapping te tonen in de gewoonte ’onderling te vergaderen’. — Hebr. 10:25.
2 Een goede verhouding tot Jehovah hangt af van de manier waarop wij hem aanbidden. Alleen maar passieve aanbidding is nog nimmer aanvaardbaar geweest. Bij elk vereiste van de ware aanbidding is ’ernstige krachtsinspanning’ betrokken (2 Petr. 1:5). Het bijwonen van vergaderingen is een van de dingen waarvoor wij die ernstige krachtsinspanning in het werk moeten stellen.
3 Onze vergaderingen zijn zo opgesteld dat ze ons over Jehovah onderwijzen en ons helpen zijn wil beter te begrijpen. Het behaagt hem wanneer wij er levendige belangstelling voor hebben onderwezen te worden. Getrouw terugkeren voor het bezoeken van de wekelijkse vergaderingen kan vergeleken worden met een vaak herhaalde bede tot Jehovah waarbij wij hem smeken: „Onderricht mij, o Jehovah, in uw weg” (Ps. 27:11). Dat wat wij op vergaderingen zeggen, houdt een „openbare bekendmaking van onze hoop” in en dit is God welgevallig (Hebr. 10:23; 13:16). Onze krachtsinspanning om door middel van vergaderingen tot ’God te naderen’ lokt zijn goede wil uit en helpt ons een krachtig fundament te leggen voor een blijvende vriendschap met hem. — Jak. 4:8.
4 Vergaderingen brengen ons ook dichter tot onze broeders. De gezonde atmosfeer bevordert de vrede. De geest wordt gevuld met goddelijke gedachten, waardoor een verenigende tentoonspreiding van de vruchten van Gods geest tot stand komt. Wanneer eerbied voor Jehovah gevoelens van eigen belangrijkheid kleiner maakt, worden er gemakkelijk krachtige banden met anderen gevormd. Alleen al onze aanwezigheid nodigt tot vriendschap uit. Een poging om met anderen te delen wat wij hebben geleerd, bevestigt onze liefde voor hen en doet uitkomen dat wij graag zien dat zij door Jehovah worden gezegend.
5 Naarmate wij de kennissenkring onder onze broeders en zusters groter maken, worden wij beloond met een grotere waardering voor „de gehele gemeenschap” van onze broeders wereldwijd (1 Petr. 5:9). Hoe beter wij hen leren kennen, hoe krachtiger ons vertrouwen in hun liefde voor ons wordt. Wanneer er moeilijkheden dreigen, zijn wij niet bang, omdat wij weten dat onze broeders om ons geven en zullen doen wat zij kunnen om ons te helpen. In tijden van druk helpen deze banden de zwakken om sterk te zijn en wij allen kunnen dan beter ontberingen verduren (Pred. 4:11, 12). Het geloof van een ieder wordt sterker gemaakt vanwege de voortdurende „uitwisseling van aanmoediging” (Rom. 1:11, 12). Welke andere voorziening heeft zoveel tot de vreugde en eenheid van Jehovah’s volk bijgedragen?
6 Er zijn ons vele zegeningen ten deel gevallen omdat wij de krachtsinspanningen in het werk hebben gesteld goede betrekkingen met Jehovah en onze broeders te onderhouden. Het voortdurende onderricht dat wij ontvangen, heeft ons religieus gesproken tot het best ingelichte volk ter wereld gemaakt. Wij kennen onze God zoals wij een intieme vriend kennen. Wij zijn gelukkig wanneer wij met onze broeders en zusters samen zijn. Wij voelen ons zeker wanneer wij in het gezelschap verkeren van hen die ware vrede bezitten. Niet langer worden onze krachten ondermijnd vanwege de spanningen en wedijver die gepaard gaan met het nastreven van zelfzuchtige belangen. Wij kunnen nieuwelingen warm welkom heten en ware gastvrijheid betonen. Uit eigen ervaring kunnen wij ervan getuigen dat ware liefde inderdaad „een volmaakte band van eenheid” is. — Kol. 3:14.
7 Aangezien wij kunnen verwachten
-