De juiste beweegreden om God te dienen
1. Hoe laat de christelijke beweegreden om dienst te verrichten zich vergelijken met wereldse redenen?
IEMAND die de bediening van het evangelie als zijn levenswerk kiest, kan er zeker van zijn dat zijn kennissen zich zullen afvragen: Waarom zou iemand een bedienaar van het evangelie worden? Omdat hij werkelijk van mening is dat God dit verlangt, of welke reden kan hij ervoor hebben deze keuze te doen? Iemand die zich op het terrein van de rechtswetenschap of op medisch gebied begeeft, denkt wellicht dat hij een bijzonder talent voor dergelijk werk heeft of dat het hem een goed inkomen of een goede positie in de maatschappij zal bezorgen. Iemand anders wordt onderwijzer met het oog op de mogelijkheden die dit beroep hem biedt om het leven van zijn leerlingen te vormen. De persoon die met zuiver onzelfzuchtige beweegredenen een bepaalde loopbaan gaat volgen, is echter zeldzaam. Toch was dit het geval met de eerste discipelen van Jezus, en ook van de ware christenen in deze tijd kan dit worden gezegd.
2. Wat was de houding van de discipelen tegenover de bediening?
2 Waarom heeft Jezus het timmermansambacht opgegeven, waarom heeft hij zijn talenten niet aan dat beroep besteed en zich beroemd gemaakt als vakman? Waarom is de arts Lukas met zijn winstgevende beroep opgehouden om zijn leven aan de bediening te wijden? Waarom hebben de apostelen hun bezigheden als beroepsvissers laten varen? Toen deze mannen zich aansloten bij iemand die als „veracht en van mensen verlaten” werd beschreven, zochten zij beslist niet hun eigen belang, noch streefden zij naar een vooraanstaande positie in de maatschappij (Jes. 53:3). Zij waren met Jezus in de bediening werkzaam omdat zij wisten dat hij de waarheid had. Toen een aantal discipelen over een moeilijke leerstelling struikelde, zei Jezus tegen de twaalf apostelen: „Wilt ook gij niet heengaan?” Petrus antwoordde: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven.” Zij wisten dat zij eeuwig leven zouden verwerven als zij de waarheid leerden kennen en daarna God zouden dienen; daarom wijzigden zij bereidwillig hun gehele levenswijze om een aandeel te hebben aan de bediening. — Joh. 6:67, 68, NW.
3. Waarom heeft een predikant zijn ambt neergelegd?
3 Evenals er een grote tegenstelling bestond tussen de verwaande, zelfzuchtige geestelijken uit Jezus’ tijd en de apostelen, die zich uit liefde voor de waarheid bij hem hadden aangesloten, valt er ook thans een groot verschil waar te nemen tussen de betaalde geestelijkheid der christenheid en degenen die op vrijwillige basis onderwijzen en prediken, zoals Jehovah’s getuigen (Matth. 23:5-8, NW; Micha 3:11). Dit wordt geïllustreerd door het commentaar van een ex-predikant, dat in de Saturday Evening Post van 17 november 1962 stond: „Wij maakten ons geen zorgen over dit alleenstaande incident of alleen maar onze kerk, maar over wat de bediening in het algemeen was gaan betekenen. Wij dachten aan mijn collega’s in onze omgeving. Zij beschouwden zich allen als christenen. Toch schenen wij concurrenten te zijn — om de grootste toename in het aantal lidmaten, het indrukwekkendste gebouw, de aanzienlijkste toekomstige lidmaten . . . Sommigen intrigeerden schaamteloos om de vriendschap te winnen van mensen die hen van nut zouden kunnen zijn bij hun promotie tot een nog vooraanstaander kerk. Wij hebben stellig nooit over theologische vraagstukken gesproken of van gedachten gewisseld over de wijze waarop wij beter tegemoet zouden kunnen komen aan de geestelijke behoeften van onze gemeenten. Op predikantenvergaderingen ging het gesprek meestal over gebouwen, salarissen of vondsten voor een lidmaten-campagne . . . Dit was niet de bediening waartoe ik mij geroepen had gevoeld.” Alhoewel hij nog steeds in Jezus Christus geloofde, legde hij zijn ambt neer omdat hij vond dat hij zijn leven verspilde aan zijn bezigheden als ontspannings-organisator of aan wat hem als niet veel anders toescheen dan een vereniging om elkaar op zondagochtend wederzijds te bewonderen.
4. Waarin stelde Jezus belang? Wat zei Paulus over de juiste beweegreden om dienst te verrichten?
4 Louter een grote toename in het aantal lidmaten of het bezit van een in financieel opzicht rijke gemeente of de grootste kerk waren beslist niet de dingen waarin Christus en degenen die te zamen met hem dienst verrichtten, belang stelden. Jezus stelde er belang in mensen te zoeken die God in geest en waarheid zouden aanbidden en het ging er bij hem niet om grote menigten te trekken die alleen maar kalmerende preken van hem wilden horen. Hij wees er juist op dat de weg die naar de vernietiging zou leiden, de brede weg zou zijn, maar dat de weg naar het leven smal en recht en moeilijk te volgen was. Maar toch zag de apostel Paulus in dat er mensen waren die God met de verkeerde beweegreden dienden. Zoals hij zei, ’prediken sommigen de Christus door afgunst en wedijver’. Dat blijkt nu het geval te zijn wanneer hedendaagse predikanten met elkaar wedijveren om grote gebouwen of grote aantallen aanwezigen. Paulus vervolgde echter met de woorden: „maar anderen ook door welwillendheid. De laatsten verkondigen de Christus uit liefde, . . . maar de eersten doen het uit twistgierigheid, niet met een zuivere beweegreden”. — Fil. 1:15-17, NW.
5. Hoe dient echte belangstelling voor de ware aanbidding getoond te worden?
5 Jehovah kijkt niet alleen naar de dienst die iemand verricht of naar zijn positie, maar hij let op het hart van de mensen om te bepalen met welke beweegreden zij hem dienen. Op iedere christen rust daarom de plicht te onderzoeken met welke beweegreden hij God dient, hetzij om persoonlijke redenen, uit wedijver of concurrentiezucht, of uit liefde en met welwillendheid en een zuivere beweegreden. Laat uw „dienst” niet die zijn van een vormelijke aanbidder, die tevreden is zolang er niets van hem wordt verlangd. Dergelijke mensen vinden het zelfs bezwaarlijk er tijd voor af te nemen om over hun geloof te spreken. De reeds eerder geciteerde ex-predikant uitte in verband hiermee de klacht: „De mensen luisterden liever naar hun denkbeeld over het christendom dan naar dat van Christus . . . En niet alleen dat zij er niets over wensten te horen; zij wilden er ook niet over spreken.” Hij bevond dat de leerkrachten van de zondagsscholen bezwaren maakten tegen verder onderricht en toen hij trachtte overal in zijn parochie bij de lidmaten thuis kleine discussiegroepjes te organiseren om hen geestelijk te ontwikkelen, waren er nooit meer dan tien personen aanwezig, en binnen twee maanden was het programma als een nachtkaars uitgegaan. Dit is beslist heel iets anders dan het christendom dat Jezus leerde toen hij zei: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.” Jezus gaf het voorbeeld door te laten zien dat ware aanbidding door dienst wordt gedemonstreerd. — Matth. 22:37, NW.
EEN BEREIDWILLIGE DIENST VOOR JEHOVAH
6. Wat is thans de houding van duizenden christenen?
6 Zoals de psalmist lang geleden heeft voorzegd, zijn er thans mensen op aarde die Jehovah van ganser harte wensen te dienen. David profeteerde: „Uw volk zal zich gewillig aanbieden op de dag van uw militaire strijdkracht” (Ps. 110:3, NW). Zij hebben er een levendige belangstelling voor Gods Woord te leren kennen en te bestuderen. Zij vinden het heerlijk over de Schrift te kunnen spreken en worden bewogen door het vurige verlangen Jehovah te dienen. Het resultaat hiervan is dat zij hun leven aan Jehovah opdragen en dit symboliseren door zich in het openbaar te laten dopen. Dit was de eenvoudige manier waarop de vroege christenen discipelen werden en het is dezelfde methode die Jehovah’s getuigen thans volgen. Het is geweldig ieder jaar duizenden deze stap te zien doen. In feite zijn er in 1963 over de gehele wereld 62.798 personen gedoopt als een symbool van het feit dat zij hun leven aan Jehovah hebben opgedragen om een aandeel te hebben aan de bediening. Evenals de vroege apostelen, verrichten zij deze dienst niet om er financieel beter van te worden. Noch laten zij zich afschrikken door het gebrek aan belangstelling dat de mensen over het algemeen aan de dag leggen, maar zij dienen om de vreugde Jehovah te vertegenwoordigen en de Koninkrijksbelangen te behartigen. Zij dienen uit liefde voor God en liefde voor hun naaste. Zij beseffen hoe waar Jezus’ woorden zijn: „Gij kunt niet God en de Rijkdom als slaaf dienen” en daarom kennen zij de Koninkrijksbelangen en de bediening de eerste plaats in hun leven toe. — Matth. 6:24; 1 Kor. 9:18, NW.
7. Waarom was Satans beschuldiging vals?
7 Sedert de tijd van Job beweert Satan steeds dat mensen God om zelfzuchtige redenen dienen: „Is het om niet, dat Job God vreest? Hebt Gij zelf niet hem en zijn huis en al wat hij bezit aan alle kanten beschut? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend . . . Strek daarentegen uw hand uit en tast alles aan wat hij bezit — of hij U dan niet openlijk zal vaarwel zeggen!” (Job 1:9-11) Job diende God echter niet om wat hij op het gebied van materieel comfort of een voorspoedige levensweg zou kunnen ontvangen. Zelfs toen Job bij een reeks rampen al zijn eigendommen kwijtraakte en ook zijn zoons en dochters verloor, zei hij eenvoudig: „De HERE heeft gegeven, de HERE heeft genomen, de naam des HEREN zij geloofd” (Job 1:21). Job diende Jehovah dus niet om stoffelijke voordelen en Jehovah’s volk doet dit in deze tijd evenmin. Zij zijn dezelfde mening toegedaan als de apostel Paulus, die over zijn dienst voor God zei: „Wij zijn geen venters van het woord van God, zoals velen, maar als uit oprechtheid, ja, als van God gezonden, onder het oog van God, in gezelschap van Christus, spreken wij.” — 2 Kor. 2:17, NW.
8. Hoe volgen Jehovah’s getuigen Paulus’ voorbeeld?
8 Het zal voor velen een hele schok zijn te beseffen dat in de 22.761 gemeenten van Jehovah’s getuigen overal op aarde, noch de leidinggevende bedienaar van het evangelie noch zijn assistenten in de bediening dienst verrichten omdat zij een salaris, een pastorie, een pensioen of iets dergelijks krijgen. In plaats daarvan voorzien zij net als de vroege christenen in hun eigen onderhoud en aanvaarden zij de bediening als een hun door God toevertrouwd pand. Daarin volgen zij het voorbeeld van de apostel Paulus. Om de christenen die hij diende niet tot last te zijn, oefende hij zijn ambacht van tentenmaker uit. Daarom kon hij verklaren: „Ik heb niemands zilver of goud of kleding begeerd. Gij weet zelf dat deze handen voorzien hebben in mijn eigen behoeften en in die van hen die bij mij waren.” Paulus legde ook de nadruk op de juiste beweegreden om een aandeel te hebben aan de bediening toen hij zei: „Door aldus te arbeiden [moet gij] de zwakken . . . bijstaan en de woorden van de Heer Jezus in gedachten . . . houden, toen hijzelf zei: ’Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.’” Paulus was dus niet in de bediening om er persoonlijk beter van te worden maar veeleer om de vreugde die hij verwierf door anderen te helpen en de waarheid met hen te delen. — Hand. 18:3; 20:33-35, NW.
BELONINGEN EN BEPROEVINGEN DIE DE DIENST MET ZICH BRENGT
9. Wat dient ons geloof te omvatten? Geef voorbeelden van mannen des geloofs en vermeld waarnaar zij uitzagen.
9 Niettemin laat de Schrift zien dat Jehovah degenen die hem dienen vele geestelijke zegeningen en als beloning zelfs eeuwig leven in het vooruitzicht stelt. Dit is geen op zelfzucht gebaseerde drijfveer tot het verrichten van dienst, maar veeleer een aanmoediging tot geloof en volharding en een blijk van Jehovah’s liefde. De Schrift vertelt ons dat mannen des geloofs in oude tijden vertrouwen in Jehovah’s beloften stelden en dat zij hierdoor ondanks hevige tegenstand werden aangemoedigd. Zo vermeldt Hebreeën 11:6 (NW): „Bovendien is het zonder geloof onmogelijk hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken.” Ons wordt verteld dat Abraham uitzag naar Gods koninkrijksregeling, „want hij verwachtte de stad die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en schepper is”. Over Mozes staat vermeld: „Hij [achtte] de smaad van de Christus een grotere rijkdom . . . dan de schatten van Egypte, want hij hield het oog oplettend gericht op de beloning.” — Hebr. 11:10, 26, NW.
10. Hoe weten wij dat het niet verkeerd is, naar de beloofde beloning uit te zien?
10 Paulus maakte ook melding van de chrístelijke hoop voor de toekomst als een reden om te dienen, toen hij aan de Kolossenzen schreef: „Wij hebben gehoord van uw geloof in verband met Christus Jezus en de liefde die gij hebt voor alle heiligen wegens de hoop die voor u in de hemelen is weggelegd. Gij hebt reeds eerder over deze hoop gehoord door de prediking van de waarheid van dat goede nieuws.” Zelfs over Jezus werd gezegd: „Wegens de hem voorgestelde vreugde heeft hij een martelpaal verduurd, schande verachtend, en is hij aan de rechterhand van de troon van God gaan zitten.” Het is dus niet zelfzuchtig of verkeerd te geloven dat God de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken, noch kan er worden gezegd dat de beweegreden waarmee wij dienst verrichten verkeerd is omdat wij een dergelijke hoop koesteren. — Kol. 1:4, 5; Hebr. 12:2; Rom. 12:12, NW.
11. Hoe wordt iemand door het vooruitzicht op toekomstige zegeningen geholpen?
11 Het is dit vooruitzicht op leven in het nieuwe samenstel van dingen, met al zijn heerlijke zegeningen, dat nieuwe onderzoekers van de Schrift er vaak toe beweegt de waarheid met anderen te delen, en naarmate zij tot rijpheid voortgaan, worden zij door de overtuiging van wat zij hebben geleerd, geholpen zelfs na jarenlange dienst getrouw te blijven. Het geeft hun de vaste wil aan de goddelijke vereisten voor het leven te voldoen en zij koesteren het vertrouwen dat God hen die hem getrouw dienen, zal belonen, ook al komen zij wegens hun getrouwe aanbidding oog in oog met de dood te staan, zoals dit Jezus is overkomen. Jezus wist dat in de tijd van het einde, de tijd waarin wij nu leven, vele mannen en vrouwen God oprecht zouden dienen, en daarom profeteerde hij: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14, NW.
12. Waarom dienen wij ondanks de tegenstand die wij ontmoeten, met de van-huis-tot-huis-bediening voort te gaan?
12 De van-huis-tot-huis-prediking is misschien wel het moeilijkste beroep dat er bestaat. Evenmin als Jezus door dit werk populariteit, vleiende titels, een royaal inkomen of machtige relaties in regeringskringen heeft verworven, behoeven wij erop te rekenen dat wij dit zullen verkrijgen. Het feit dat de predikanten der christenheid meestal wél de algemene achting genieten en wél een gerespecteerde maatschappelijke positie en een aanmoedigend salaris, enzovoorts, bezitten, classificeert hen veeleer als vrienden van de wereld, zoals de schriftgeleerden en Farizeeën uit Jezus’ tijd, die niet de ware verkondigers van het goede nieuws waren maar het in feite tegenstonden. Zij die trachten de goedkeuring van het huidige wereldstelsel te verwerven, hebben hun beloning al, maar zij die dienst verrichten om de Koninkrijksbelangen te behartigen, zien uit naar het beloofde leven in de nieuwe rechtvaardige ordening. Zij zijn van mening dat een kennis van Gods Woord de verplichting met zich brengt deze te gebruiken en zij zijn blij dit voorrecht te bezitten. In feite rust op iedere christen de plicht God als een bedienaar van het evangelie te dienen; anders kan hij niet naar waarheid zeggen dat hij een christen of volgeling van Christus is. Ondanks alle ontberingen is de bediening het grootste voorrecht dat een mens ten deel kan vallen, een prachtige gelegenheid die niet met geld te koop is maar door God wordt geschonken. — Matth. 23:8-10; Jak. 4:4; Joh. 17:14, NW.
13. Hoe en waarom hebben christenen, ondanks vervolging, blijk gegeven van hun toewijding aan Jehovah?
13 Jehovah’s getuigen verwachten dat zij door hun aandeel aan de bediening tegenstand te verduren zullen krijgen, zelfs van de zijde van mensen die ook belijden christenen te zijn. Zij zijn vaak vals beschuldigd van spionage, zionisme en opruiing, net zoals Paulus er in zijn tijd van werd beschuldigd ’een pest te zijn, oproer te verwekken onder alle joden op de gehele bewoonde aarde en aan de spits te staan van de sekte der Nazarenen’. In oorlogstijd werden Getuigen voor de keus gesteld hun geloof te verloochenen of te sterven. In sommige landen hebben zij jaren achtereen in gevangenissen doorgebracht omdat zij weigerden hun neutrale positie als dienaren van Jehovah te verzaken, en sommigen ondergaan nog steeds gevangenisstraffen. Waarom beschouwen zij de dienst voor God als zo iets belangrijks dat zij er zelfs hun leven voor geven? Omdat zij in de waarheid van Gods Woord geloven en de hoop koesteren het beloofde eeuwige leven te verwerven. Paulus legde uit: „Tracht ik nu eigenlijk mensen te overreden of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen behaagde, zou ik geen slaaf van Christus zijn.” Paulus was zo van Gods getrouwheid overtuigd dat hij verklaarde: „Noch dood noch leven, noch engelen noch regeringen, noch tegenwoordige noch toekomende dingen . . . [zullen ons] kunnen scheiden van Gods liefde.” Paulus toonde zijn waardering voor Gods liefde door de dienst die hij verrichtte. — Hand. 24:5; Gal. 1:10; Rom. 8:38, 39, NW.
14. Welk verband bestaat er tussen liefde en dienst?
14 Ook Jezus, die toch wist wat hem te wachten stond, volhardde in zijn getrouwe dienst voor Jehovah. Hij was gekomen om de wil van zijn Vader te doen en was vastbesloten deze ten uitvoer te brengen, ook al zou dit voor hem de dood betekenen. Zijn standvastigheid en zijn wens onder alle omstandigheden getrouw te blijven, waren eveneens op liefde gebaseerd, want hij zei: „opdat de wereld moge weten dat ik de Vader liefheb.” Ook in deze tijd helpt een dergelijke liefde ons tegenover allen die wij ontmoeten met volkomen vrijheid van spreken getuigenis af te leggen en niet te aarzelen de waarheid aan anderen uit te leggen. Het is zoals de apostel Johannes opmerkte: „Er is in de liefde geen vrees.” En waarom bezitten christenen deze onwrikbare liefde? ’Omdat God ons eerst heeft liefgehad.’ — Joh. 14:31; 1 Joh. 4:17-19, NW.
DIENEN UIT LIEFDE VOOR GOD
15. Waarom dienden Jezus en de apostelen God?
15 Indien iemand u zou vragen waarom een christen God moet dienen, wat zou u dan antwoorden? Een jonge verkondigster van het goede nieuws, die een huisbewoner wat bijbelse lectuur aanbood, werd de vraag gesteld wat zij voor haar werk zou krijgen. Zij antwoordde hierop: „Eeuwig leven!” Zij stelde geloof in Jehovah’s belofte. Wat zou u als reden voor het dienen van God opgeven, zodat iemand anders ertoe aangemoedigd zou worden ook dienst voor God te verrichten? Wij zouden ons kunnen afvragen: Waarom diende Jezus Jehovah? Omdat zijn liefde voor de Vader hem ertoe bewoog de wil van zijn Vader te doen en getuigenis af te leggen van de waarheid (Joh. 18:37, NW). Waarom diende Paulus God? Omdat hij wist dat dit voor hem en voor degenen die naar de boodschap luisterden, leven betekende. Dat was de reden waarom hij als gezant van het goede nieuws optrad en het werk waarmee Jezus was begonnen, voortzette. — 2 Kor. 5:20, NW.
16. Wat zijn enkele krachtige redenen om dienst te verrichten?
16 Wij kunnen dus zeggen dat onze dienst is gebaseerd op liefde voor God en onze naaste, dat deze dienst in overeenstemming met Jezus’ instructies wordt verricht en dat het ten uitvoer brengen ervan redding betekent (Matth. 22:37-39; 28:19; 1 Tim. 4:16, NW). Het dienen van God geeft een wezenlijk doel aan ons leven, niet alleen het doel zelf in leven te blijven, maar ook eraan mee te helpen anderen op te bouwen door hun hoop te geven op een leven zoals het in Gods voornemen besloten ligt. — Rom. 8:28, NW.
17. Waarop moet onze dienst gebaseerd zijn, en waarom?
17 Het kan zijn dat sommigen — en vooral bij kinderen bestaat die kans — onder invloed van familie of kennissen met de van-huis-tot-huis-bediening beginnen. Zij sluiten zich aan bij de plaatselijke gemeente en hebben een aandeel aan de dienst zonder er hun hart in te leggen. Anderen zijn wellicht de mening toegedaan dat dit de beste religie is die zij ooit hebben gevonden, maar toch hebben zij nooit een voldoende diepgaand onderzoek ingesteld om het dringende verlangen te koesteren het geleerde met anderen te delen. Enkelen genieten wellicht van de goede omgang met oprechte mensen en vinden dat het de moeite waard is deze aan te kweken, terwijl anderen deze omgang soms zelfs om zelfzuchtige redenen zoeken met de bedoeling het geloof van degenen die zij ontmoeten, te verderven of te verwoesten. Wat de reden echter ook mag zijn, Jehovah kent het hart en zij die met de verkeerde beweegreden dienst verrichten, zullen nooit zijn zegen of het beloofde leven ontvangen. Onze dienst mag dus niet gebaseerd zijn op vrees voor de gevolgen wanneer wij in gebreke blijven God te dienen, noch mogen zelfzuchtige persoonlijke belangen de drijfveer vormen, maar wij dienen veeleer op grond van een oprechte en innige liefde voor onze Schepper dienst te verrichten. — 2 Kor. 6:1, 2, NW; Jer. 20:9.
18. Hoe dient onze houding te zijn tegenover degenen tot wie wij prediken?
18 Voor iedereen bestaat de noodzaak zijn geloof, zijn liefde en zijn waardering voor de waarheid op te bouwen en te sterken en dan ijverig Gods rechtvaardigheid te beoefenen, waardoor onze dienst aanvaardbaar voor hem wordt gemaakt. Iemand die een aandeel heeft aan de bediening, dient een levendige belangstelling te hebben voor degenen tot wie hij predikt en alle mogelijke moeite te doen om de manier waarop hij zijn boodschap aan hen brengt te verbeteren en doeltreffender te maken, opdat hij hen zal kunnen helpen. Dit is de houding die Jehovah zelf onder woorden bracht in Ezechiël 33:11: „Ik heb geen behagen in den dood van den goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven?” De dienst die wij thans verrichten, kan zowel voor anderen als voor onszelf leven betekenen.
19. Wat zal er met degenen gebeuren die met zelfzuchtige beweegredenen dienst verrichten?
19 Wat zal er, wanneer dit oude stelsel afloopt en Gog van Magog Jehovah’s volk aanvalt, met degenen gebeuren die wellicht alleen dienst verrichten om hun familieleden of anderen van wie zij houden een plezier te doen? Indien de eigenlijke reden waarom zij God dienen, is, mensen te behagen, zullen zij God niet welbehaaglijk zijn, noch zullen zij onder de druk van deze aanval, waarbij alles op alles wordt gezet, stand kunnen houden (Ezech. 38:11, 16). Zij die God met verkeerde beweegredenen of uit persoonlijk belang dienen, zullen na korte tijd worden uitgeroeid. Zij zullen niet alleen tegenstand van wereldse vrienden of zelfs, zoals in Jobs geval, van hun eigen gezin te verduren hebben, maar zij zullen onder de valse beschuldigingen die vaak tegen christenen worden ingebracht, wegkwijnen. Indien zij die met valse beweegredenen dienst verrichten, niet zelf te zijner tijd afvallen door gebrek aan geloof, zal Jehovah zelf door bemiddeling van de engelen allen verwijderen die het leven niet waardig zijn en hen in de komende strijd van Armageddon aan de vernietiging prijsgeven (Matth. 24:12; 13:20, 21, 38-41, NW). Het is duidelijk dat zij die tijdelijk dienst verrichten om zelfzuchtige redenen, zich slechts misleiden. Jezus legde hierop de nadruk toen hij zei: „Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen ingaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is.” — Matth. 7:21-23, NW.
20. Hoe kunnen wij onze positie in Jehovah’s gunst verstevigen?
20 Indien wij tot de grote menigte ware lovers van Jehovah, die een kroon des levens zullen ontvangen, willen behoren, mogen wij ons niet door eventuele tegenstand die wij wellicht te verduren krijgen, aan het wankelen laten brengen. In plaats daarvan zullen wij, net als de beleidvolle man uit Jezus’ gelijkenis, ons huis op de rots van gehoorzaamheid aan Christus Jezus bouwen, door ons geloof op hem te vestigen en eraan te werken dat onze kennis van de waarheid zich verdiept, vergroot en verstevigt; wij zullen er in overeenstemming mee leven en anderen helpen een even stevig fundament van gehoorzaamheid, dat leven zal betekenen, te leggen. Wanneer dan de stormen van tegenstand die door de Schrift worden voorspeld, Jehovah’s volk met een kracht zoals nooit weer zal voorkomen, zullen treffen, zal onze getrouwe gehoorzaamheid niet worden weggeslagen, maar zich onder alle beukende tegenstand handhaven en ons helpen pal te staan voor de juiste aanbidding (Matth. 7:24-27, NW). Buiten onze aanbidding en dienst is er niets wat wij God kunnen geven om blijk te geven van onze liefde voor hem en onze waardering voor het leven en de toekomstige zegeningen die hij ons in het vooruitzicht stelt. Daarom dienen wij hem onze aanbidding en dienst van ganser harte te schenken. — Hebr. 13:15, NW.
21. Welke zegeningen schenkt Jehovah zijn dienstknechten thans, en wat wordt er van ons verlangd?
21 Het kennen en dienen van Jehovah brengt zelfs thans zegeningen met zich. Er bestaat voor ons geen reden voor over de onzekere toestanden in de wereld te tobben, want wij hebben wegens onze kennis van de Schrift juist alle reden om vrede des geestes te bezitten en vertrouwen te koesteren. Alhoewel wij de vriendschap van wereldse kennissen of zelfs van onze eigen familie kunnen verliezen, ontvangen wij uit Jehovah’s gezin in honderdvoudige mate broers en zusters, vaders en moeders en huizen en, daarbij, de belofte van eeuwig leven. Wij kunnen hiervan op aan, „want God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten”. Paulus raadt ons met het oog op het verwerven van dit eeuwige leven aan: „Wij begeren dat een ieder van u dezelfde naarstigheid aan de dag legt om tot het einde toe de volle verzekerdheid van de hoop te hebben, opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt van hen die door geloof en geduld de beloften beërven.” — Hebr. 6:10-12; Rom. 8:6; Mark. 10:30, NW.
22. Waarvan is een juiste reputatie bij God het resultaat? Welk voordeel geniet iemand die God dient?
22 Alhoewel de meeste mensen dus een carrière zullen kiezen omdat zij een zeker aanzien of een groot inkomen wensen te bezitten, verwerft men hierdoor niet Gods gunst. Verricht men echter dienst met als schriftuurlijke beweegredenen liefde voor God en de naaste en uit waardering voor de zegeningen en hoop die Jehovah in het vooruitzicht stelt, dan is een goede reputatie bij God het resultaat. Zoals er thans veel te doen is in het werk van Jehovah en in verband met het delen van de waarheid met mensen die God zoeken, zal er ook veel tot stand gebracht moeten worden tijdens Christus’ duizendjarige regering, wanneer de aarde verfraaid en bevolkt moet worden. Ook dan zal de beweegreden waarmee wij Jehovah dienen onze liefde voor hem zijn. Is het uw wens in die gelukkige tijd te leven? Toon dit dan door getrouwe dienst. Denk eraan dat Jehovah’s gedenkboek thans wordt geschreven. Zijn Woord vermeldt hierover: „’En zij zullen stellig van mij worden’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd, ’ten dage dat ik een speciaal eigendom voortbreng. En ik zal jegens hen erbarming tonen, evenals een man erbarming toont jegens zijn zoon die hem dient. En gijlieden zult wederom stellig het onderscheid zien tussen een rechtvaardige en een goddeloze, tussen iemand die God dient en iemand die hem niet heeft gediend.’” — Mal. 3:17, 18, NW.