Wat is de zienswijze van de bijbel?
Waarom laat God toe dat zijn dienstknechten vervolgd worden?
VERVOLGING van Gods dienstknechten heeft een oude geschiedenis. Abel, een zoon van het eerste mensenpaar, stierf een gewelddadige dood door toedoen van zijn broer Kaïn (Gen. 4:8; 1 Joh. 3:11, 12). En sedertdien hebben vele anderen bittere vervolging ondergaan. Waarom heeft God dit toegelaten?
Het bijbelse verslag van een gesprek dat ging over de getrouwe Job, werpt veel licht op deze kwestie. Wij lezen: „Vervolgens zei Jehovah tot Satan: ’Hebt gij uw hart gericht op mijn knecht Job, dat er niemand op aarde is als hij, een onberispelijk en oprecht man, godvrezend en wijkend van het kwaad?’ Daarop antwoordde Satan Jehovah en zei: ’Is het om niet, dat Job God heeft gevreesd? Hebt gij niet zelf om hem en om zijn huis en om al wat hij heeft, rondom een omheining geplaatst? Het werk van zijn handen hebt gij gezegend, en zijn vee zelf heeft zich uitgebreid over de aarde. Maar steek voor de verandering alstublieft uw hand eens uit en tast alles aan wat hij heeft en zie eens of hij u niet recht in uw gezicht zal vervloeken?’” — Job 1:8-11.
Satan beweerde hier dat Job de Allerhoogste om zelfzuchtige redenen diende. De tegenstander betoogde dat als Job zijn materiële voordelen eenmaal ontnomen waren, hij ontrouw zou blijken te zijn — een bewering die Satan in feite ten aanzien van alle loyale dienstknechten van Jehovah doet. Hiermee wierp hij ook smaad op Gods heilige naam. Immers, daardoor deed hij het voorkomen alsof Jehovah’s heerschappij zo minderwaardig is dat niemand er zich aan zou onderwerpen als het geen zelfzuchtige voordelen zou afwerpen.
Daarom heeft Jehovah God, evenals in het geval van Job, zijn dienstknechten niet voor vervolging behoed. Dit heeft hen in de gelegenheid gesteld hun onzelfzuchtige liefde voor hem te bewijzen en tevens hun oprechte verlangen te tonen dat de goede naam van hun hemelse Vader van alle blaam gezuiverd wordt. Ja, zij hebben het een voorrecht geacht ter wille van de rechtvaardigheid lijden te ondergaan en op deze wijze bij te dragen tot de rechtvaardiging van Gods heilige naam en mede het bewijs te leveren dat Satans bewering een leugen is.
De vervolging die de Almachtige ten aanzien van zijn dienstknechten heeft toegelaten, heeft ook nog andere edele doeleinden gediend. Dit blijkt duidelijk als wij de woorden beschouwen die tot christelijke Hebreeën werden gericht: „In uw strijd tegen die zonde hebt gij nog nooit tot bloedens toe weerstand geboden, maar gij hebt de vermaning waardoor gij als zonen wordt toegesproken, helemaal vergeten: ’Mijn zoon, acht het strenge onderricht dat van Jehovah komt, niet gering en bezwijk niet wanneer gij door hem wordt gecorrigeerd, want die Jehovah liefheeft, wordt door hem streng onderricht, ja, hij geselt een ieder die hij als zoon aanneemt.’ Wat gij verduurt, dient tot streng onderricht. God behandelt u als zonen.” — Hebr. 12:4-7.
De hier toegesproken Hebreeën hadden nog niet tegenover de uiterste beproeving gestaan dat ze hun bloed, hun leven, zouden moeten verliezen. Niettemin lieten sommigen zich kennelijk al door geringere vervolgingen ontmoedigen de strijd tegen de zonde het geloof te verliezen en af te vallen, voort te zetten. Daarom moesten zij eraan herinnerd worden dat de slechte behandeling die zij van de zijde van vervolgers ondervonden, in werkelijkheid als streng onderricht of opleiding van Jehovah diende. Hoewel de vervolging die de Almachtige toeliet, zeer pijnlijk was, was ze om het bestwil van zijn geestelijke kinderen. Tot de christelijke Hebreeën werd gezegd: „Geen enkel streng onderricht schijnt weliswaar op het ogenblik zelf vreugdevol te zijn, maar bedroevend; toch werpt het later voor hen die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht af, namelijk rechtvaardigheid.” — Hebr. 12:11.
Die christelijke Hebreeën waren uitgekozen als medeërfgenamen van de Heer Jezus Christus. Als zodanig zouden zij samen met hem als koningen en priesters voor de mensheid dienen (Openb. 5:9, 10). Door getrouw vervolging te verduren en hun rechtschapenheid te bewaren, zouden zij dus voor hun positie in de hemelen gereed gemaakt worden.
Dit wordt goed geïllustreerd in het geval van Jezus Christus zelf. Hij was aan zijn hemelse Vader altijd gehoorzaam geweest. Niettemin leerde hij toen hij op aarde was, gehoorzaamheid onder ongunstige omstandigheden. Hij onderging veel lijden, met inbegrip van een smadelijke dood aan een terechtstellingspaal. Waarom? Eén reden hiervoor was om hem te vervolmaken voor zijn ambt van hogepriester. Hebreeën 4:15 vermeldt: „Wij hebben als hogepriester niet iemand die geen medegevoel kan hebben met onze zwakheden, maar iemand die in alle opzichten evenals wij beproefd is, maar zonder zonde.”
Zo zijn ook Jezus’ medekoning-priesters, doordat zij aan lijden blootgesteld zijn geweest, in staat „op gematigde wijze met de onwetenden en dwalenden te handelen”, evenals de onvolmaakte Aäronische priesters in het oude Israël (Hebr. 5:2). Natuurlijk maakt niet het lijden op zich hen bekwaam voor hun ambt. Het is veeleer getrouwheid onder druk waardoor wordt bepaald of zij waardig zullen zijn de schitterende beloning van hemels leven als Jezus, medekoningen en -priesters te verwerven.
Deze Koninkrijkserfgenamen zijn niet de enigen die vervolging ondergaan. In werkelijkheid zal een ieder die niet met de wegen, opvattingen en handelingen van de wereld meegaat, zich de haat van de wereld op de hals halen (Joh. 17:14). Dit dient als een toets op iemands werkelijke, uit het hart komende toewijding en bepaalt of men door Jehovah God gebruikt kan worden om datgene te verrichten wat hij gedaan wil hebben. Wat Jehovah’s dienstknechten op het gebied van vervolging meemaken, behoort dus in werkelijkheid tot hun opleiding voor de toekomst. Het koninkrijk Gods in de handen van Jezus Christus zal bijvoorbeeld aardse vertegenwoordigers, „vorsten”, hebben. Deze „vorsten” zijn mannen die onder beproeving getrouw zijn gebleven en aan wie daarom rustig grote verantwoordelijkheden toevertrouwd kunnen worden. — Ps. 45:16.
Wanneer wij daarom ter wille van de rechtvaardigheid lijden moeten ondergaan, dienen wij te bedenken dat vervolging geen bewijs is van Gods misnoegen. Neen, ze bewijst dat wij zijn dienstknechten zijn die hij innig liefheeft en die hij, ter wille van zijn goede voornemen streng onderricht of opleidt. De apostel Petrus wees erop dat het bevestigt dat ware christenen Gods geest bezitten. Wij lezen: „Indien gij om de naam van Christus wordt gesmaad, zijt gij gelukkig, want de geest der heerlijkheid, ja, de geest van God, rust op u.” — 1 Petr. 4:14.
De Schrift maakt werkelijk duidelijk dat er goede redenen zijn waarom Jehovah toelaat dat zijn dienstknechten vervolgd worden. In de eerste plaats wordt hierdoor het onloochenbare bewijs geleverd dat Jehovah het verdient dat men hem liefheeft en gehoorzaamt en dat Satans bewering ten aanzien van de dienstknechten van de Allerhoogste vals is. Bovendien heeft vervolging gediend om Gods dienstknechten streng te onderrichten of op te leiden en hen toe te rusten om datgene te doen wat hij voor hen in gedachten heeft. Mogen wij daarom als wij vervolgd worden, nimmer bezwijken of onder beproeving ontrouw blijken te zijn. Alleen dan kunnen wij ’vaten zijn voor een eervol doel, bruikbaar voor onze hemelse Vader, toebereid tot ieder goed werk’. — 2 Tim. 2:21.