Het lijden dat u tot voordeel kan strekken
„In dit feit verheugt gij u ten zeerste, alhoewel gij op het ogenblik voor een korte tijd, indien het zo moet zijn, door verscheidene beproevingen wordt beproefd, opdat de beproefde hoedanigheid van uw geloof — welke van veel grotere waarde is dan goud, dat vergaat ook al wordt het door vuur beproefd — een reden tot lof en heerlijkheid en eer bevonden moge worden bij de openbaring van Jezus Christus.” — 1 Petr. 1:6, 7.
1. Aan welke mishandeling moesten christenen in de vroege dagen van de gemeente het hoofd bieden?
ZIJ werden bespot, geslagen en gevangengezet. Er werden bij hen thuis invallen gedaan en hun bezittingen werden geroofd. Sommigen van hun loyale vrienden en familieleden vonden de dood door toedoen van woedend gepeupel of werden krachtens een rechterlijk bevel ter dood veroordeeld. Zij hadden geen misdaad begaan waardoor zulk een onmenselijke behandeling zou zijn uitgelokt. Zij leidden een voorbeeldig leven en hadden werkelijke liefde voor hun medemensen. Maar zij wekten de woede van velen op. Waarom? Omdat zij discipelen van Jezus Christus waren. — Hand. 8:1-3; Hebr. 10:32-34.
EEN VORM VAN HEILZAAM STRENG ONDERRICHT
2, 3. (a) Waarom werden sommige tot het christendom bekeerde joden moe in de wedloop ten leven? (b) Wat waren zij vergeten?
2 Was het verschrikkelijke lijden dat christenen ondergingen heilzaam? Men is misschien geneigd snel Neen te antwoorden. Wanneer iemand gedwongen wordt een onheuse behandeling te ondergaan, wordt dit in de bijbel echter als iets heel heilzaams voorgesteld. Tot het christendom bekeerde joden in de eerste eeuw kregen te horen: „In uw strijd tegen die zonde hebt gij nog nooit tot bloedens toe weerstand geboden, maar gij hebt de vermaning waardoor gij als zonen wordt toegesproken, helemaal vergeten: ’Mijn zoon, acht het strenge onderricht dat van Jehovah komt, niet gering en bezwijk niet wanneer gij door hem wordt gecorrigeerd, want die Jehovah liefheeft, wordt door hem streng onderricht, ja, hij geselt een ieder die hij als zoon aanneemt.’” — Hebr. 12:4-6.
3 De tot het christendom bekeerde joden kregen inderdaad hevige tegenstand te verduren. Hun strijd tegen de hen gemakkelijk verstrikkende zonde — verlies van geloof — had echter nog niet het punt bereikt dat hun bloed ervoor was vergoten. Het is mogelijk dat velen van hen halfslachtig waren in de wedloop ten leven en de strijd tegen deze zonde derhalve niet op een wijze voerden die nodig zou zijn om er met succes ’tot bloedens toe weerstand aan te bieden’. Zij werden het moe de smaad van goddeloze mensen te moeten verduren (Hebr. 12:3). Zij bleven in gebreke te beseffen dat de hardvochtige behandeling van de zijde van tegenstanders als streng onderricht van Jehovah diende en er een bevestiging van vormde dat hij hen intens liefhad als zijn zonen. Zij waren de schriftuurlijke vermaning in Spreuken 3:11, 12 vergeten. Over de toepassing van deze passage uitweidend, vervolgt de brief aan de Hebreeën met de woorden:
„Wat gij verduurt, dient tot streng onderricht. God behandelt u als zonen. Want wat voor een zoon is hij die niet door een vader streng wordt onderricht? Indien gij echter zonder het strenge onderricht zijt waarvan allen deelgenoten zijn geworden, zijt gij in werkelijkheid onwettige kinderen en geen zonen. Bovendien hadden wij vroeger vaders die van ons vlees waren om ons streng te onderrichten en wij betoonden hun achting. Zullen wij ons dan niet veel meer aan de Vader van ons geestelijke leven onderwerpen en leven? Want zij dienden ons gedurende enkele dagen naar hun eigen goeddunken streng onderricht toe, maar hij doet het tot ons nut, opdat wij deel zouden krijgen aan zijn heiligheid. Geen enkel streng onderricht schijnt weliswaar op het ogenblik zelf vreugdevol te zijn, maar bedroevend; toch werpt het later voor hen die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht af, namelijk rechtvaardigheid.” — Hebr. 12:7-11.
4. Hoe dienen wij de hardvochtige behandeling die mensen ons kunnen geven te bezien?
4 Hoe dienen christenen, in harmonie met deze geïnspireerde raad, het lijden te bezien dat Jehovah God over hen laat komen? Wij dienen het als een vorm van streng onderricht of oefening te bezien welke wij ontvangen van een Vader die ons intens liefheeft en die belangstelling heeft voor ons eeuwige welzijn. Dat wij zulk een streng onderricht ontvangen, toont op onloochenbare wijze aan dat wij als zonen worden behandeld en niet als ongewenste en onbeminde onwettige kinderen. Aangezien Jehovah God toelaat dat christenen deze strenge behandeling ondergaan, moeten wij ons er nederig aan onderwerpen. Dit stemt ook overeen met de vermaning van de apostel Petrus: „Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, opdat hij u te zijner tijd moge verhogen, terwijl gij al uw bezorgdheid op hem werpt, want hij zorgt voor u.” — 1 Petr. 5:6, 7.
5. Waarom is het juist om streng onderricht in de vorm van mishandeling te aanvaarden?
5 Het is alleen maar juist wanneer wij dit strenge onderricht aanvaarden zonder ertegen in opstand te komen en zonder te trachten onder de hand van God vandaan te komen. Een man die liefde voor zijn kinderen heeft en bezorgd is voor hen, zal hen streng onderrichten wanneer hij dit noodzakelijk acht. Aangezien hij onvolmaakt is, kan hij dingen verkeerd beoordelen. Wanneer hij zijn kinderen ’naar eigen goeddunken streng onderricht toedien’, zal hij derhalve misschien niet altijd doen wat gedurende de ’enkele dagen’ van hun kindertijd juist en heilzaam is. Toch zullen kinderen die hem liefhebben, respect voor zo’n vader tonen. En dit is alleen maar passend, aangezien zij hun leven aan hem te danken hebben. Jehovah God maakt daarentegen nooit een fout, en hij is voor meer verantwoordelijk dan voor ons bezit van leven. De Allerhoogste wordt volgens het letterlijke Grieks van Hebreeën 12:9 „de Vader van de geesten” genoemd, waardoor klaarblijkelijk te kennen wordt gegeven dat hij voor het geestelijke leven van christenen alsook voor hun eeuwige leven verantwoordelijk is. Als wij dan al reden hebben om respect te tonen voor een onvolmaakte aardse vader, hebben wij beslist een nog krachtiger reden om ons aan het strenge onderricht van de hemelse Vader te onderwerpen.
VOORDELEN DIE UIT LIJDEN VOORTSPRUITEN
6. Hoe kan lijden ons helpen deelhebbers aan Gods heiligheid te worden?
6 Het strenge onderricht dat in de vorm van lijden komt, is bovendien altijd nuttig of heilzaam voor Gods dienstknechten. Het kan een louterende uitwerking hebben en gebreken in de persoonlijkheid aan het licht brengen die gecorrigeerd moeten worden. Hiertoe zou trots kunnen behoren, koppigheid, ongeduld, zelfzucht, wereldsgezindheid en liefde voor gemak of genoegens. Wanneer een christen de noodzakelijke verbeteringen aanbrengt, wordt hij zuiverder of heiliger in zijn gedrag. Door ’heilig te worden zoals Jehovah God heilig is’, wordt hij ’een deelhebber aan Gods heiligheid’ (1 Petr. 1:14-16). Aldus wordt het doel van het strenge onderricht verwezenlijkt.
7. Wat kan, zoals in het geval van Jezus Christus wordt geïllustreerd, uit beproevingen geleerd worden? (Hebr. 5:8)
7 Iemand kan door beproevingen ook dingen leren die hem beter voor Gods dienst bekwaam kunnen maken. Dit wordt in het geval van Jezus Christus geïllustreerd. Doordat hij heel erg zwaar in het vlees moest lijden, verkreeg hij de nodige ervaring om een meedogende en medegevoelende hogepriester te zijn. Dit heeft het voor ons mogelijk gemaakt om met de grootste vrijheid van spreken door bemiddeling van Christus tot God te naderen, in het vertrouwen dat Jezus onze situatie begrijpt en als een barmhartige hogepriester ten behoeve van ons zal pleiten. — Hebr. 4:15, 16.
8, 9. Hoe kan, zoals in Hebreeën 12:11 wordt aangetoond, een periode van streng onderricht in de vorm van mishandeling invloed op ons uitoefenen wanneer deze aan de gang is en vervolgens wanneer deze voorbij is?
8 De mishandeling kan natuurlijk heel moeilijk te dragen zijn. Men wordt beslist niet met een gevoel van uitbundige vrolijkheid of verrukking vervuld wanneer men hevige pijn moet ondergaan. Het is een verdrietige ervaring. Als wij ons er evenwel aan onderwerpen en toelaten dat ze ons helpt inzien waarin wij verbeteringen moeten aanbrengen, kan de beproeving een goede oefening voor ons vormen. Het eindresultaat van die oefening zal dan „een vreedzame vrucht [zijn], namelijk rechtvaardigheid”. Of, zoals Het Nieuwe Testament in de omgangstaal de woorden van Hebreeën 12:11 weergeeft: „Geen mens vindt straf prettig; op het moment van de straf zelf ben je altijd bedroefd. Maar wie zich er door hebben laten vormen, plukken er de vruchten van, de vrede die voortkomt uit een rechtvaardig leven.”
9 Het is heel goed mogelijk dat u door omgang met getrouwe christelijke broeders en zusters bent gaan inzien welk een goede uitwerking zulk een streng onderricht kan hebben. Zij hebben misschien jaren van beproevingen onder onderdrukkende dictators of in concentratiekampen en in gevangenissen achter de rug. Hun rechtschapenheid straalt echter vaak uit hun hele persoonlijkheid. Men beseft dat men in tegenwoordigheid verkeert van personen wier geloof door streng onderricht is gevormd, en de rustige, vreugdevolle uiting van dat geloof kan een inspiratie voor anderen vormen om eveneens in rechtschapenheid te wandelen.
10. Hoe dienen wij welke vorm van beproeving maar ook te bezien, en welke vraag zou er derhalve gesteld kunnen worden?
10 Wanneer wij dus de een of andere beproeving ondergaan — ziekte, teleurstelling, onrecht, een tragedie of vervolging — moeten wij deze als streng onderricht van onze liefdevolle hemelse Vader bezien en toelaten dat de beproeving een goede uitwerking op ons heeft en ons tot betere dienstknechten van hem maakt. Maar hoe kunnen wij onder de beproeving getrouw blijven, zodat wij naderhand van de oefening profijt kunnen trekken?
HOE TE VOLHARDEN
11. Welke raad van de discipel Jakobus moeten wij opvolgen wanneer wij moeilijkheden ondervinden?
11 Het is van het allergrootste belang om naar Jehovah God op te zien, opdat hij ons de wijsheid zal geven om aan moeilijke situaties het hoofd te bieden. Wij moeten hem om hulp smeken, zonder er ooit aan te twijfelen dat hij ons door middel van zijn heilige geest zal helpen. Merk de voortreffelijke raad op die de discipel Jakobus hierover heeft gegeven:
„Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u verscheidene beproevingen overkomen, daar gij weet dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt. Maar laat de volharding haar werk voltooien, opdat gij volkomen en in alle opzichten ongeschonden moogt zijn, in niets te kort schietend. Schiet iemand van u daarom te kort in wijsheid, dan moet hij God blijven vragen, want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt; en ze zal hem gegeven worden. Maar hij moet in geloof blijven vragen, in het geheel niet twijfelend, want wie twijfelt, is gelijk een golf van de zee, die door de wind gedreven en heen en weer geslingerd wordt. Die mens moet feitelijk niet menen dat hij iets van Jehovah zal ontvangen; hij is een besluiteloos man ongestadig in al zijn wegen.” — Jak. 1:2-8.
12. Wat leren wij uit Hebreeën 5:7?
12 Jezus Christus heeft beslist een schitterend voorbeeld gegeven door op zijn hemelse Vader te steunen. Hoewel Jezus volmaakt was, bad hij met grote intensiteit toen hij lijden onderging. De bijbel bericht: „In de dagen van zijn vlees heeft Christus, met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen aan degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd gunstig verhoord wegens zijn godvruchtige vrees” (Hebr. 5:7). Aangezien Jezus een eerbiedige vrees bezat, reageerde zijn Vader gunstig op zijn smeekbeden om hulp. Met hulp van de heilige geest heeft de Zoon van God zijn rechtschapenheid bewaard, zodat hij bij zijn dood de goedkeuring van zijn Vader genoot. Hij werd toen door een opstanding uit de greep van de dood bevrijd.
13. Waardoor werd Jezus Christus, volgens Hebreeën 12:2, geholpen onder lijden getrouw te blijven?
13 Ook werd Jezus Christus geholpen getrouw te blijven door voortdurend de grootse beloning die zijn Vader in het vooruitzicht had gesteld, voor ogen te houden. In Hebreeën 12:2 wordt klaarblijkelijk naar deze beloning verwezen wanneer daar over „de hem voorgestelde vreugde” wordt gezegd: „Wegens de hem voorgestelde vreugde heeft hij een martelpaal verduurd, schande verachtend, en is hij aan de rechterhand van de troon van God gaan zitten.” Ook wij kunnen, door naar de beloning van eeuwig leven met de daarmee verband houdende zegeningen uit te zien, onder beproevingen getrouw blijven. Net als een prijs die een hardloper vlak voor de eindstreep ziet, kan deze beloning ons stimuleren de wedloop ten leven met volharding te lopen en eventuele verkeerde verlangens die ons geloof zouden kunnen verwoesten, uit onze geest te bannen. — Hebr. 12:1.
14. Hoe kunnen de woorden van Klaagliederen 3:20, 21 ons aanmoedigen wanneer wij in een benarde situatie verkeren?
14 Al ziet onze situatie er nog zo wanhopig uit, toch moeten wij niet toelaten dat bij ons de gedachte gaat post vatten dat de Allerhoogste zich niet om ons bekommert. Wanneer wij grote moeilijkheden moeten verduren, kunnen de woorden in Klaagliederen 3:20, 21 een werkelijke troost voor ons inhouden: „Zonder mankeren zal uw [Jehovah’s] ziel gedenken en zich over mij neerbuigen. Dit zal ik mijn hart te binnen brengen. Daarom zal ik van een wachtende houding blijk geven.” Als een uiting van zijn eigen nederigheid zal Jehovah God zich „neerbuigen” om ons gunstige aandacht te schenken. Hij zal ons uit onze gekwelde toestand opheffen, net zoals hij dit in de zesde eeuw v.G.T. met de berouwvolle joden heeft gedaan. Terwijl de kwelling aan de gang is, moeten wij echter geduldig en met een onwankelbaar geloof wachten totdat Jehovah God ten behoeve van ons optreedt.
15. Wat blijkt, volgens Klaagliederen 3:22, 23, uit het feit dat wij nog in leven zijn?
15 Dat wij nog in leven zijn, vormt op zichzelf reeds een bewijs van Gods liefderijke goedheid, zijn actieve, meedogende bezorgdheid. Dit vormt er een waarborg voor dat de Allerhoogste zijn gekwelde volk barmhartigheid zal schenken. In Klaagliederen 3:22, 23 lezen wij: „Het zijn de liefderijke goedheden van Jehovah, dat wij niet aan ons eind zijn gekomen, want zijn barmhartigheden zullen stellig geen eind nemen. Ze zijn elke morgen nieuw. Uw getrouwheid is overvloedig.”
16. Waarom kunnen wij ons op Jehovah’s barmhartigheid verlaten?
16 Omdat Jehovah’s getrouwheid en betrouwbaarheid overvloedig zijn, kunnen wij ons op zijn barmhartigheid verlaten. De uitingen van goddelijke barmhartigheid of mededogen jegens ons zullen nooit zwak of ondoeltreffend zijn. Jehovah’s barmhartigheden zijn „elke morgen nieuw”, zodat ze te allen tijde in volle kracht voor zijn loyale dienstknechten beschikbaar zijn. Om deze reden kunnen wij er zeker van zijn dat de Almachtige onze benauwdheden ziet en dat hij ons op meedogende wijze de noodzakelijke hulp zal geven.
17. Hoe dienen wij te reageren wanneer er een juk van streng onderricht op ons wordt gelegd?
17 Staat hij echter toe dat er een juk van streng onderricht op ons wordt gelegd, dan dienen wij dit zonder klagen te aanvaarden en onze moeilijkheden niet rond te bazuinen. In Klaagliederen 3:28, 29 wordt aangeraden: „Laat hij eenzaam zitten en blijven zwijgen, omdat [God] hem iets heeft opgelegd. Laat hij zijn mond in het stóf steken”, zodat hij in een houding van algehele onderworpenheid neergeknield ligt.
18. Hoe beziet Jehovah de ellende die zijn dienstknechten moeten ondergaan?
18 Ondertussen kunnen wij troost putten uit het feit dat de beproeving slechts tijdelijk is en dat Jehovah God er geen behagen in schept ons droefheid te laten ondervinden. „Niet tot onbepaalde tijd zal Jehovah blijven verstoten”, zegt de bijbel. „Want hoewel hij droefheid heeft veroorzaakt, zal hij ook stellig barmhartigheid betonen naar de overvloed van zijn liefderijke goedheid. Want niet uit zijn eigen hart heeft hij gekweld of bedroeft hij de mensenzonen” (Klaagl. 3:31, 32). Het is veeleer Jehovah’s voornemen dat de oefening die wij door lijden ontvangen, ons eeuwige welzijn zal verzekeren.
19. Waarom werpt Jehovah’s toelating van onrecht en lijden geen ongunstig licht op hem?
19 Degenen die ervoor verantwoordelijk zijn dat Gods dienstknechten het moeilijk hebben, zullen echter niet voor hun hatelijke gedrag worden verontschuldigd. Ook wordt er door Jehovah’s toelating van deze harde behandeling geen ongunstig licht op hem geworpen. Waarom niet? Omdat, hoewel hij de mishandeling toelaat opdat deze een heilzame uitwerking op zijn volk zal hebben, hij de onmenselijke behandeling die mensen hun medemensen geven, niet sanctioneert. Zijn Woord veroordeelt zo’n behandeling. De bijbel zegt ons: „Dat men onder zijn voeten verbrijzelt alle gevangenen der aarde, dat men het recht van een fysiek sterke man ter zijde dringt voor het aangezicht van de Allerhoogste, dat men een mens verdraait in zijn rechtsgeding, heeft Jehovah zelf niet goedgekeurd” (Klaagl. 3:34-36). Mensen die hun medemensen mishandelen, zullen aan Jehovah rekenschap moeten afleggen. „Aan mij is de wraak; ik zal vergelden, zegt Jehovah” (Rom. 12:19). Wij moeten er derhalve zorgvuldig op toezien dat de slechtheid die wordt beoefend door mensen die de goddelijke wet negeren, ons er niet toe brengt verbitterd tegen de Almachtige te worden.
20. Waartoe dienen zelfs de meest deerniswaardige gevallen van menselijk lijden ons niet te brengen, en waarom niet?
20 Soms zijn de omstandigheden waarin Gods dienstknechten als gevolg van ziekte, een ongeluk of mishandeling terechtkomen, werkelijk deerniswaardig. Ons hart kan door diepe emoties worden aangegrepen jegens de blinden, de verminkten, de kreupelen en de mismaakten. Dit is alleen maar juist. Maar nooit, neen nooit, dient zelfs het ergste menselijke lijden ons ertoe te brengen Jehovah God de rug toe te keren. Hij alleen kan alle kwaad dat als gevolg van zonde en onvolmaaktheid over de mensheid is gekomen, ongedaan maken. Merk op wat Jezus Christus betreffende een blindgeboren man zei: „Het is geschied opdat de werken Gods in zijn geval openbaar gemaakt zouden worden” (Joh. 9:3). Wat zal het de Allerhoogste een heerlijkheid schenken wanneer de ogen van de blinden worden geopend, de oren van de doven worden ontsloten en wanneer de lammen zullen lopen, springen en hollen! (Openb. 21:3-5) Als zulke bezoekingen niet hadden bestaan, zouden wij nooit de grootse dingen hebben leren kennen die Jehovah God voor de mensheid kan doen. En met het oog op de beloning van eeuwig leven zal menselijk lijden in dit samenstel van dingen eenvoudig niets meer te betekenen hebben. Het zal zijn alsof er nooit leed is geweest.
21. (a) Wanneer zal lijden ons tot voordeel strekken? (b) Wat moeten wij bezitten om voordeel te trekken uit tegenspoed?
21 Indien het lijden dat wij misschien nog ondergaan, ons vriendelijker, hartelijker en meedogender maakt ten aanzien van medemensen en tot gevolg heeft dat wij nauwkeuriger in overeenstemming leven met de rechtvaardige beginselen die in de bijbel zijn uiteengezet, zal deze vorm van streng onderricht werkelijk een nuttig doel dienen. Wil dit het geval zijn, dan moeten wij net zo’n onvoorwaardelijk vertrouwen in onze hemelse Vader stellen als een jong kind in zijn aardse vader stelt. Wij moeten het onwankelbare geloof hebben dat wàt Jehovah God ook over ons laat komen, dit uiteindelijk ons eeuwige welzijn en geluk tot gevolg zal hebben. Mogen wij derhalve altijd de woorden van Romeinen 8:28 in gedachten houden: ’God doet al zijn werken samenwerken ten goede voor hen die God liefhebben.’
[Illustratie op blz. 21]
„Geen enkel streng onderricht schijnt . . . op het ogenblik zelf vreugdevol te zijn.”