Het visioen van de „Tijd van het einde”
1. Hoe lang duurt de „tijd van het einde” en waarom het bevel ’het boek tot die tijd te verzegelen’?
„WANT dit gezigt behoort tot den tijd van het einde” (Dan. 8:17, Pa). Deze „tijd van het einde” omvat een periode van vele jaren, het aantal jaren van een geslacht, en deze tijd kan alleen beginnen wanneer de heidense tijden ten einde lopen en wanneer het koninkrijk van de Messias gereed is de heerschappij over de aarde over te nemen. Er werd een bepaalde tijd vastgesteld waarin het volledige einde van de grote natiën die thans op aarde heersen, zou worden bewerkstelligd, en deze tijd begon in 1914 n. Chr., en zal eindigen met de zware strijd van Armageddon. „Verzegel het boek tot op den bepaalden tijd” (Ned. PB). Ja, de tijd voor deze periode is bepaald doch Jehova heeft tot nog toe de werkelijke dag of het werkelijke jaar van haar einde nog niet aan zijn getrouwe volk geopenbaard, maar hij zelf weet de bepaalde tijd wel. Gedurende deze bepaalde periode, de lengte van een geslacht, zullen er geweldige wonderen geschieden. Inderdaad, het gehele verloop der gebeurtenissen de mens betreffende, zal veranderen, voor zover dit het samenstel van dingen, heerschappijen over de natiën, en levenswijzen aangaat. Nieuwe samenstelsels van dingen die tenslotte tot vrede, vreugde, gezondheid en eeuwig leven leiden, zullen worden ingeleid. Jehova zal aan zijn volk bekend zijn en hij ’zal worden geloofd van de opgang der zon af tot haar nedergang’. Bevrijding in de volste betekenis van het woord zal het gezegende lot zijn van degenen die de God van Daniël aanbidden en loven. Jehova, de Rechter van de gehele aarde en hemel, zal zijn welbehagen volbrengen.
2. Waarom is dit de meest gebeurtenisvolle tijd in de gehele geschiedenis, en met welk gevolg in hemel en op aarde?
2 Daniëls profetie openbaart hoe gedurende de „tijd van het einde” de huidige regeringsmachten, zowel onzichtbare als zichtbare, de souvereiniteit wordt ontnomen en hoe deze souvereiniteit wordt gegeven aan de Messias Vorst, die de Here Jezus Christus is, en aan de heiligen van de Allerhoogste God. De tijd voor deze overdracht van autoriteit is werkelijk aangebroken en de naam van Jehova moet thans worden verhoogd. Er kon in de wereldgeschiedenis geen tijd zijn die gebeurtenisvoller is. Het is waarlijk zeer verheugend in leven te zijn en er getuige van te zijn hoe het oude samenstel van dingen met groot gedruis voorbijgaat en hoe nieuwe en betere samenstelsels van dingen worden ingeleid. Ja, het is de grootste gebeurtenis die op aarde is geschied, want de tijd is tenslotte aangebroken dat het koninkrijk van Jehova God door Christus, de Koning aller koningen, zal worden geregeerd. Het hoogtepunt der eeuwen is bereikt, de meest grootse, de meest glorierijke dag is aangebroken. De hemel verheugt zich, de aarde is verblijd, en grote scharen mensen zingen luid van louter vreugde, terwijl zij Jehova, de Schepper, loven, Hij die het waard is te worden geprezen. „En zij zingen het lied van Mozes, de slaaf van God, en het lied van het Lam, zeggende: ’Groot en wonderbaarlijk zijn uw werken, Jehova God, de Almachtige. Rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning der eeuwigheid. Wie zal u niet werkelijk vrezen, Jehova, en uw naam verheerlijken, want gij alleen zijt iemand van goedertierenheid?’” — Openb. 15:3, 4, NW.
DE TIJD WAARIN DE BEVRIJDING BEGINT
3, 4. Waardoor zullen wij worden geholpen Daniëls profetie werkelijk te begrijpen? en wat is de belangrijkste reden voor wereldomvattende lofzang?
3 De tijd waarin de kinderen van Gods organisatie, Zion, uit Babylonische gevangenschap worden bevrijd, komt wanneer Jehova God als Koning begint te regeren, en wij moeten de Koninkrijksheerschappij met deze grote bevrijding in verband brengen ten einde Daniëls profetie, waarin de tijd duidelijk voor ons wordt aangegeven, werkelijk te begrijpen. Het is een tijd van groot vreugdebetoon, de gevangenen worden bevrijd en de verstrooiden der geestelijke kinderen keren terug naar het geestelijke Zion, het is de tijd van hun werkelijke thuiskomst. En waarom zou het geen tijd zijn voor grote verheuging! Zingen zelfs wereldse natiën het niet luide uit en klappen zij niet in de handen en veroorzaken zij niet bijna dat zelfs de atmosfeer luidkeels juicht van geluk wanneer hun legers uit de oorlog terugkeren, en wanneer de krijgsgevangenen naar hun land, steden, huizen en geliefden terugkeren? Hoeveel te meer dient Zion zich dus te verheugen wanneer haar overwinnende Bevelhebber zegevierend voortrukt, de gevangenen in vrijheid worden gesteld, en zij door het omhooggeheven Signaal naar Gods stad, naar hun „huis”, worden teruggeleid. De dag der dagen is aangebroken. Onder leiding van Gods heilige geest bracht de psalmist vele uitingen van uitbundige vreugde onder woorden betreffende de tijd waarin Jehova als Koning zou regeren. „In die dag” zou al wat leeft zich verheugen. In dit verband is onze tijd welbesteed wanneer wij vele van deze psalmen, in het bijzonder Psalm 93 tot 100, doorlezen. Er worden hier enige uitingen aangehaald: „Jehova regeert; hij is met majesteit bekleed; Jehova is met sterkte bekleed; hij heeft zich daarmede omgord; ook de wereld is bevestigd, zodat ze niet kan worden bewogen.” „Komt, laten wij jubelen voor den HEER [Jehova], laten wij juichen den rotssteen onzes heils! laten wij met dankliederen vóór hem treden, . . . een groot God is de HEER [Jehova], een groot koning boven alle goden.” „Yahweh is koning geworden. Laten de volkeren sidderen, hij troont boven de cherubs, laat de aarde beven. Yahweh is groot in Zion, en hij is hoog boven alle volkeren. Laten ze zijn Naam dank brengen — groot en eerbiedwaardig.” — Ps. 93:1, AS en 95:1-3, OB; Ps. 99:1-3, Ro.
4 Het gehele universum spreidt Jehova’s majesteit ten toon, maar dit is vooral het geval in het heiligdom van Zion. De Nederlandse taal schijnt haar uiterste best te doen zich in blijde uitdrukkingen van vreugdebetoon te uiten. Het is alsof de psalmist zeide: ’Barst los in zang en muziek!’ Ten einde de betekenis, de strekking, de vreugde en het doel dat achter die geïnspireerde profetische uitspraken steekt, te kunnen begrijpen, kunnen ze niet monotoon worden gelezen of op de wijze waarop men een krant zou lezen. Neen, want ze vibreren van leven, intensiteit, dankbaarheid en warmte in het besef dat de lang beloofde dag waarin de schepping van alle goddeloosheid en goddeloze personen zal worden bevrijd, is aangebroken, want ’Jehova is Koning geworden’.
5. Wat waren voor Gods volk in Daniëls tijd de dringende vragen van het ogenblik zoals door Daniëls gebed wordt aangetoond?
5 Gedurende de profetische loopbaan van Daniël bevond Gods volk zich in de 70-jarige periode van Jeruzalems verwoesting, en hij ontving de visioenen, wonderen en profetieën in het land van ballingschap. Hij verlangde reikhalzend naar de terugkeer naar Jeruzalem, waar Jehova Koning zou zijn en de kinderen van Zion hem in reinheid en vrij van de bezoedelende Babylonische invloeden en knechtschap konden aanbidden. Wanneer zou de terugkeer geschieden? en op welke wijze? Dat waren de grote vragen. Daniël zocht Jehova in gebed en smeking ten einde achter de antwoorden te komen, en om deze reden was hij zeer geliefd. „En nu, o onze God! hoor naar het gebed Uws knechts, en naar zijn smekingen; en doe Uw aangezicht lichten over Uw heiligdom, dat verwoest is; om des Heren wil. Neig uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de stad, die naar Uw Naam genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn. O Here, hoor! o Here, vergeef! o Here merk op en doe het, vertrek het niet [stel niet uit]! Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Want Uw stad, en Uw volk is naar Uw Naam genoemd.” — Dan. 9:17-19, AS.
6. Welke wonderbaarlijke communicatiemiddelen tussen hemel en aarde dienen in de kleine vervulling van de bevrijding te worden opgemerkt?
6 Toen Israël na de 70-jarige verwoesting terugkeerde, gingen vele profetieën op kleine schaal gedeeltelijk in vervulling. Duizenden maakten over de oneffen wegen van Babylon naar Jeruzalem hun lange reis naar Jeruzalem terug, en in zeer benauwde tijden herbouwden zij de stad en de tempel en herstelden de ineengestorte muren. Jehova leidde en zegende die terugkeer. Tot vertroosting van Daniël onthulde hij door een van zijn engelen zelfs inlichtingen. „Reeds bij de aanvang van uw gebed is er een woord gesproken [ging dit bevel uit], en nu ben ik gekomen, om het u bekend te maken; want ge zijt zeer geliefd. Overweeg dus aandachtig, wat er gezegd werd, en tracht het visioen te verstaan” (Dan. 9:23, PC, Luther). Het is aangrijpend te vernemen hoe Jehova sommigen van zijn engelen gebruikt. „En tussen de oevers van de Ulaï, hoorde ik een mensenstem, die riep, en zeide: Gabriël, doe deze man het visioen begrijpen” (Dan. 8:16, AS). Deze zelfde Gabriël werd aangewezen om Jehova’s voornemen tot uitdrukking te brengen met betrekking tot de geboorte van Gods Zoon aan Maria. „In haar zesde maand werd de engel Gabriël van God uitgezonden naar een stad van Galilea, Nazareth genaamd, tot een maagd die aan een man, Jozef genaamd, uit Davids huis, ten huwelijk was beloofd; en de naam van de maagd was Maria” (Luk. 1:26, 27, NW). Waarlijk dit gebruik van engelen als boodschappers ten einde aarde en hemel met elkaar te verbinden, vormde een wonderbaarlijk communicatiemiddel.
7. Waarom kan er worden gezegd dat er thans eveneens zulk een wonderbaarlijke communicatiemethode werkzaam is?
7 Het is eveneens een feit dat in deze laatste dagen de engelen onzichtbaar worden gebruikt om voor dezelfde gewijde dienst te zorgen. „Want zijn engelen zal Hij omtrent u bevelen, dat zij u behoeden op al uw wegen” (Ps. 91:11, KB). Hoe mooi wordt dit voor ons afgebeeld in de droom die aan Jakob, de uitverkoren dienstknecht van God, werd gegeven! „En hij droomde; en ziet, een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste aan den hemel raakte; en ziet, de engelen Gods klommen daarbij op en neder. En ziet, de HERE [Jehova] stond op dezelve en zeide: Ik ben de HERE [Jehova], de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad” (Gen. 28:12, 13). En de Here Jezus beloofde Nathanaël dat hij iets soortgelijks zou zien. „Hij zeide verder tot hem: ’Voorwaar, voorwaar ik zeg ulieden: Gij zult de hemel geopend zien en de engelen van God zien opstijgen en nederdalen tot de Zoon des mensen’” (Joh. 1:51, NW; vers 52, Statenvert.). Ja, Jehova gaf engelen de opdracht, in die dagen naar de bevelen van de Koning te luisteren, en thans eveneens: „Doch wanneer hij wederom zijn Eerstgeborene op de bewoonde aarde brengt, zegt hij: ’En laten al Gods engelen hem aanbidden.’ Eveneens met betrekking tot de engelen zegt hij: ’En hij maakt zijn engelen geesten, en zijn openbare dienaren een vuurvlam.’” — Hebr. 1:6, 7, NW.
DE TIJDEN DER HEIDENEN GEËINDIGD
8. Hoe bepalen wij de tijd van de volledige vervulling van het visioen?
8 De grote bevrijding die gedurende duizenden jaren is beloofd, begint wanneer de ’tijden der heidenen’ ten einde lopen, wat in 1914 n. Chr. geschiedde. Machtige heidense koninkrijken hebben sinds 607 v. Chr. op aarde en over Gods volk geheerst, zoals aan Israëls koning werd te kennen gegeven: „En gij, O onheilig, goddeloos vorst van Israël, wiens dag komen zal, ten tijde der uiterste ongerechtigheid; alzo zegt de Here HERE [Jehova]: Doe dien hoed weg, en hef dien kroon af, deze zal dezelfde niet wezen; Ik zal verhogen dien, die nederig is, en vernederen dien, die hoog is. Ik zal die kroon omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen; ja, zij zal niet zijn, totdat hij kome, die daartoe recht heeft, en dien Ik geven zal” (Ezech. 21:25-27). Deze periode strekt zich uit over een tijd van 2520 jaren, van 607 v. Chr. tot 1914 n. Chr. Gedurende al deze vele eeuwen had Gods natie nooit een koning van Davids geslacht die op de troon regeerde, want de kroon werd bewaard voor hem die daartoe recht heeft, namelijk, Gods gezalfde Koning, Christus Jezus. „Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Zion, den berg Mijner heiligheid. Ik zal van het besluit verhalen: de HERE [Jehova] heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. Eis van Mij, en Ik zal de heidenen [natiën] geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.” — Ps. 2:6-8, AS en Psalm 110.
9. Door welk Schriftuurlijke bewijs wordt aangetoond dat de kroning van de Koning der koningen pas in deze „laatste dagen” kon geschieden?
9 De kroning zou niet geschieden bij de eerste komst van Christus Jezus, maar bij de tweede. Hij zou niet over slechts één klein gedeelte van deze aarde, maar over de gehele aarde Koning zijn. Hij is de „Koning der koningen”. „Juist om deze reden heeft God hem ook tot een superieure positie verhoogd en heeft hem in zijn goedgunstigheid de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van degenen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, en iedere tong openlijk zou belijden dat Jezus Christus Heer is tot de heerlijkheid van God, de Vader” (Fil. 2:9-11, NW). „Vervolgens, het volledige einde, wanneer hij het koninkrijk aan zijn God en Vader overgeeft, wanneer hij alle heerschappij en alle autoriteit en macht heeft vernietigd. Want hij moet als koning regeren totdat God alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd” (1 Kor. 15:24, 25, NW). Wanneer de tijden der heidenen ten einde lopen, zal elke macht aan stukken worden gebroken (Ps. 110:5, 6). „Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottebakkersvat” (Ps. 2:9). Neen, niet een letterlijke stad maar de hemel zelf zal de zetel van deze majestueuze, glorierijke en machtige Koning zijn. Door deze heilige waarheden verkrijgen wij de achtergrond voor een juist begrip van het 12de hoofdstuk van Daniël, en wij zien Jehova’s getrouwen in deze laatste dagen ernstig aan God vragen naar de betekenis van de hedendaagse gebeurtenissen en wij zien hoe zij trachten een begrip te verkrijgen van het visioen van Jehova’s beloften zijn volk te troosten. — Jes. 40:1, 2; 44:2, 8; 45:1-4.
MICHAEL ’STAAT OP’ EN TIJD VAN BENAUWDHEID
10. Hoe stellen wij vast wie „Michaël” is, en in welk opzicht ’staat hij op’?
10 Daniël 12:1 luidt: „En te dier tijd zal Michaël opstaan, die grote vorst, die voor de kinderen uws volk staat, als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is, sinds dat er een volk geweest is, tot op dienzelven tijd toe; en te dier tijd zal uw volk verlost worden, al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek.” De naam van deze engel, „Michaël” is veelbetekenend. Deze naam betekent „Wie is als, of gelijk, God?” Christus Jezus is „het beeld van God” (2 Kor. 4:4, NW). Hij is de „weerspiegeling van zijn heerlijkheid en de nauwkeurige afbeelding van zijn wezen” (Hebr. 1:3, NW). „Hij is het beeld van de onzichtbare God, . . . door bemiddeling van hem werd al het andere in de hemelen en op de aarde geschapen, wat zichtbaar en wat onzichtbaar is” (Kol. 1:15-17, NW). Hij is Jehova’s aangestelde Regeerder, die aan zijn rechterhand is gezeten. De tekst zou derhalve overeenkomstig de betekenis van de naam Michaël luiden: „Dan zal hij, wie is als, of gelijk, God, opstaan.” Gedurende een lange tijd heeft Christus gewacht tot de tijd zou aanbreken waarop hij zou opstaan voor de kinderen van Gods volk. Ten laatste breekt de dag aan. „De HERE [Jehova] zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Zion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden” (Ps. 110:2). Hij is de „grote vorst”, de voornaamste. Tenslotte komt hij. En waarom komt hij? Het voor de hand liggende antwoord is: om zijn volk te helpen en te verdedigen en de vijanden van dat volk te vernietigen. Het is een tijd voor oordeel, en Gods rechter is Christus Jezus. De dag voor bevrijding breekt aan wanneer de Here Jezus Christus opstaat voor de kinderen van Gods volk. — Ps. 50:1-6.
11. Wat wordt in Jezus’ profetieën te kennen gegeven over de duur van de „tijd der benauwdheid”?
11 Hoewel de verklaring die betrekking heeft op de tijd der benauwdheid, kort is, dienen wij niet te denken dat daardoor wordt te kennen gegeven dat het een zeer korte tijd is, want wij moeten de vele andere profetieën in het boek Daniël en elders in aanmerking nemen, ten einde te kunnen begrijpen hoeveel jaren deze tijd omvat. Christus Jezus groepeert vele van deze profetieën en weidt er over uit wanneer hij aan zijn discipelen enkele van de dingen verklaart die in de laatste dagen moeten geschieden. (Zie Mattheüs 24.) Hij geeft het begin van deze tijd aan en laat zien op welke wijze de benauwdheden zullen toenemen, en hij maakt gewag van enige van de smarten die de wereld gedurende de tijd der benauwdheid zullen overvallen. De lengte van de tijd werd door hem aangeduid toen hij zeide: „Waarlijk ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden” (Matth. 24:34. NW). Ongetwijfeld is de werkelijke betekenis van deze woorden: de duur van een „geslacht” in de gewone betekenis des woords zoals in Markus 8:12 en Handelingen 13:36 (NV), of de uitdrukking is van toepassing op hen die in de vermelde periode leven. Over „dit geslacht” zouden dus de opeengestapelde oordelen komen (Matth. 23:36). Dit betekent derhalve dat er van 1914 af geen geslacht zal voorbijgaan totdat alles is vervuld, en dat in een grote tijd van benauwdheid.
BEVRIJDING
12. Wie is „uw volk” en hoe duiden andere profetieën er op dat zij ’zullen worden bevrijd’?
12 „En in die tijd zal uw volk worden bevrijd, een ieder die gevonden zal worden geschreven te zijn in het boek” (Dan. 12:1, AS). Deze grootse belofte zal derhalve worden vervuld. Zions geestelijke kinderen moeten van overal waarheen zij zijn verstrooid, worden bijeengeroepen. „Vrees dan niet, want ik ben met u; ik zal uw zaad van het Oosten brengen, en zal u van het Westen verzamelen, en zal zeggen tot het Noorden: Geef herwaarts, en tot het Zuiden: Houd niet terug, breng gij mijne zonen van verre en mijne dochters van het einde der aarde” (Jes. 43:5, 6, Luther). „Om te zeggen tot de gebondenen: Gaat uit; tot hen, die in duisternis zijn: Komt te voorschijn; zij zullen op de wegen weiden, en op alle hoge plaatsen zal hun weide wezen. Zie, dezen zullen van verre komen; en zie, die van het noorden en van het westen, en geen uit het land van Sinim. Juicht, gij hemelen! en verheug u, gij aarde! en gij bergen! maakt gedreun met gejuich; want de HERE [Jehova] heeft Zijn volk vertroost, en Hij zal Zich over Zijn ellendigen ontfermen. Hef uw ogen op rondom, en zie, alle dezen vergaderen zich, zij komen tot u: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HERE [Jehova], zekerlijk, gij zult u met alle dezen als met een sieraad bekleden, en gij zult ze u aanbinden, gelijk een bruid.” — Jes. 49:9, 12, 13, 18; Ps. 87:2, 5, 6.
13. Hoe worden velen gewekt uit de toestand waarin zij als in het stof lagen, met welke verschillende resultaten, en waarom kunnen wij er zeker van zijn dat God hen zal „verzamelen”?
13 De tijd dat Zion opstaat en schijnt, is aangebroken, want haar licht is waarlijk gekomen (Jes. 60:1-3 en 52:1, 2). Zions kinderen zijn uit het mystieke Babylon gebracht. Vrijheid is gekomen, en het einde van Babylon is aangebroken. De overwinnaar van eertijds is nu overwonnen. Er is een einde gekomen aan de glorie van die grote stad, en haar machtige heerser, Satan, is vernederd en veracht. Enkelen die tezamen met de bevrijde gevangenen optrekken, worden wetteloos, goddeloos en verachtelijk, hetgeen tot hun eeuwige schande strekt. Zij zijn uit het „stof” van Babylon gekomen (Dan. 12:2), doch zij leven niet in Zion. Zij sterven (Matth. 24:48-51). Het vrijlaten van de gevangenen gaat voort, want evenals er in de dagen toen Israël zich in het letterlijke Babylon bevond, tijd voor nodig was voordat het woord door de lengte en breedte van het land was gegaan, is er tegenwoordig ook tijd voor nodig. Er zijn jaren voor nodig om alle „andere schapen” des Heren te bereiken, doch zij zullen allen horen, want het is het vaste besluit van de Grote Koning hen allen tezamen te brengen. Het is moeilijk hen te vinden, omdat zij zo wijd en zijd zijn verspreid. Doch, Jehova God zij gedankt, zij zullen worden verzameld en ons werk zal niet gedaan zijn totdat zij zijn gevonden. Maar: „Zo waarachtig als de HERE [Jehova] leeft, Die de kinderen Israëls heeft opgevoerd uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarhenen Hij hen gedreven had! want Ik zal hen wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb. Ziet, Ik zal zenden tot veel vissers, spreekt de HERE [Jehova], die zullen hen vissen; en daarna zal Ik zenden tot veel jagers, die zullen hen jagen, van op allen berg, en van op allen heuvel, ja, uit de kloven der steenrotsen” (Jer. 16:15, 16). Deze grote bijeenvergadering is in de eerste plaats Gods werk, waarvan hij de uitvoering in de handen van Christus Jezus heeft gelegd, en aan ons, Gods volk op aarde, wordt goedgunstig toegestaan een aandeel te hebben in hun grootse werk. Laten wij nooit de gevolgtrekking maken dat het ons werk is en ons zelf de eer toekennen wanneer wij enkelen naar Zion brengen, alsof zij onze schapen waren. Neen, zij zijn niet van ons; zij behoren God toe, maar o wat een vreugde is het een aandeel te hebben aan dit bijeenvergaderingswerk en te worden gebruikt om anderen te helpen de weg te leren kennen die uit de gevangenschap en tot in Gods organisatie leidt!
DE ’VERSTANDIGEN ZULLEN SCHIJNEN’
14. Welke Schriftuurlijke bevestiging bezitten wij van het feit dat wij thans in de tijd leven waarin de ’verstandigen zullen schijnen’?
14 „En zij die verstandig zijn, zullen schijnen als de helderheid van het firmament, en zij die velen tot rechtvaardigheid keren, als de sterren in alle eeuwigheid” (Dan. 12:3, AS). Jezus zeide: „De oogst is een voleinding van een samenstel van dingen, en de maaiers zijn engelen. . . . en zij [de engelen] zullen . . . personen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk verzamelen, en zij zullen hen in de vurige oven smijten. Daar zullen zij wenen en knarsetanden. In die tijd zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader even helder schijnen als de zon” (Matth. 13:39-43, NW). Merk op welk een overeenkomst deze woorden vertonen met die uit Daniël, hoofdstuk 12. Wij leven nu in de tijd van bijeenvergadering, het oogsten van Gods koninklijke kinderen, hetgeen geschiedt voordat ter vernietiging van dit samenstel van dingen de winterstormen van de strijd van Armageddon opsteken. Vele jaren lang heeft God zijn hemelse boodschappers of engelen laten zorg dragen voor de belangen van zijn bijeenvergaderde volk. Ter wille van hen en opdat zij bewaard zouden worden, zijn vele goddeloze personen uit hun midden vergaderd, en dit reinigende werk gaat nog steeds voort. Een ieder die Gods kinderen kwaad doet of die wetteloos wandelt, zal niet in de vergadering van de rechtvaardigen blijven. Doch de nederige getrouw toegewijden, die acht slaan op Jehova’s Woord en geboden, worden wonderbaarlijk gezegend. Maar hoe kunnen zij ’in het koninkrijk even helder schijnen als de zon’?
15, 16. Hoe kunnen zij ’in het koninkrijk even helder schijnen als de zon’?
15 Het is belangwekkend nota te nemen van Psalm 19:4, 5: „Voor de zon heeft hij daarin een tent opgezet; en hij is gelijk een bruidegom die uit zijn slaapkamer komt, hij verheugt zich als een held om een wedloop te lopen” (Ro.; Ps. 19:5, 6, Statenvert.). „Zie, daar is het paviljoen van de zon opgeslagen! Hij straalt gelijk een bruidegom die zijn slaapkamer verlaat, juicht gelijk een held om zijn loopbaan te lopen” (Mo). Neen, dit is geen geleidelijk aanbreken van de dag en geen geleidelijk opkomen van de zon boven de verre horizon, maar het is een plotseling te voorschijn komen, niet aangekondigd, niet bekendgemaakt, zoals de zon in de hemelstreek van de Middellandse Zee plotseling in al haar pracht te voorschijn komt. „Zoo zullen al uw vijanden, o Jahwe, omkomen; maar die hem liefhebben zijn als het opgaan der zon in haar kracht.” — Richt. 5:31, LV.
16 Evenzo zullen de verstandige heiligen van God in deze laatste dagen in de Koninkrijksdienst zijn — vol sterkte, levenskracht en energie, voortspruitend uit de Koninkrijksvreugde die zij bezitten. Terwijl zij opspringen uit louter blijdschap, lopen zij vol ijver de wedloop. Vóór hen ligt hun werk, en het zal worden volbracht overeenkomstig het volledig uitgewerkte plan van de Koning. Zij hebben geen tijd om langs de weg te treuzelen; zij kunnen niet aarzelen. Steeds helderder schijnt het Koninkrijkslicht. Evenals de machtige zon de duisternis van de nacht verdrijft en doet verdwijnen en met onweerstaanbare kracht steeds helderder gaat schijnen, zo stellen de heilige dienstknechten van Jehova steeds meer en steeds grotere krachtsinspanningen in het werk. Al zouden alle bewoners der wereld bezwaar maken tegen het opkomen en schijnen van de zon en al zouden zij er tegen strijden, dan zouden zij het zelfs niet één seconde kunnen tegenhouden of vertragen. Op dezelfde wijze zal Jehova’s volk in het Koninkrijk even helder schijnen als de zon. Geen enkele verschrikkelijke macht van Satans wereld kan zelfs gedurende één seconde verhinderen dat het licht der waarheid doorschijnt. Laten wij derhalve vertrouwen stellen in Gods macht, want „God is met ons”. Ja, laten zij die ons trachten tegen te houden, omkomen.
17. Welke speciale troost kunnen wij verkrijgen uit de illustratie van de „zon”, en waarom doen wij er dus goed aan „verstandig” te zijn?
17 Laten wij niet vergeten dat vanwege onweerswolken de schittering van de zon niet rechtstreeks wordt gezien. De helderheid van het schijnen kan tijdelijk worden verduisterd, maar de zon is er nog steeds, en verschijnt binnenkort in al haar heerlijkheid. Zo is het ook met het schijnen van de verstandigen in het Koninkrijk. Somtijds wordt door vervolging en wettelijke verbodsbepalingen het schijnen gedurende een korte tijd belemmerd en wordt het licht gedeeltelijk verduisterd. Doch houd in gedachten dat het Koninkrijk er is en dat Christus Jezus Koning is, en hij bepaalt dat de rechtvaardigen zo zullen schijnen. Indien gij tot de getrouwen behoort die door wereldse machten in hun aanbidding van Jehova worden beknot en beperkt, troost u dan met de gedachte en verheugt u er over dat wij in Gods dag leven en de nacht voor Jehova’s volk is voorbijgegaan, en dat gij in de toekomst te voorschijn zult worden gebracht uit de toestand waarin gij moeilijkheden ondervindt en onder verbodsbepalingen lijdt, en dat gij in de toekomst helderder zult schijnen. Ja, boven de horizon hangen de zwarte wolken die een grote storm aankondigen, maar schep goede moed, want de grote dag is aangebroken en de zon der gerechtigheid is opgekomen en zal nooit weer ondergaan. Wees derhalve verstandig en gehoorzaam Jehova’s Woord.
18. Wie zijn degenen die zegeningen verkrijgen doordat de verstandigen schijnen? Hoe dat zo?
18 Het schijnen veroorzaakt dat grote scharen de weg zien die zij moeten gaan, want het is een licht dat hun duisternis verdrijft. „De mensen die in duisternis zaten, hebben een groot licht gezien, en wat hen betreft die in een streek van de schaduw des doods zaten, er is licht over hen opgegaan” (Matth. 4:14-16, NW; Jes. 8:23; 9:1-3). Ja, de weg die uit de duisternis van Babylon leidt, wordt helder verlicht, daar de Koninkrijkszon er op schijnt. De getrouwen maken daarom de Koninkrijkswaarheden met vrijmoedigheid bekend, zonder mensenvrees of vrees voor toestanden, want zij weten wie zij dienen en waarom zij dienen, en waar zij naar toe gaan. Schijn dus, gij volk van Jehova, zodat de terugkerende scharen de weg niet zullen kwijtraken of niet zullen struikelen wanneer zij zich verlangend op weg begeven naar de heilige stad. Zij die schijnen, zijn de verstandigen, en zij zullen door Jehova tot in alle eeuwigheid worden beloond. Gezegende voorrechten in deze tijd en eeuwige eer in de nieuwe wereld zullen uw deel zijn.
AUTORITEIT OVER DE WATEREN, EN HET VERBREKEN VAN MACHT
19-21. Wie wordt afgebeeld door degene „die in linnen gekleed was” en die boven de wateren staat, en wat wordt aangeduid door de vraag die wordt gesteld?
19 Vervolgens zegt Daniël 12:5-7: „En ik, Daniël, ik zag, en zie, als twee anderen stonden er, de een aan deze zijde op den oever der rivier en de ander aan gene zijde op den anderen oever der rivier. En ik zeide tot den man, die in linnen gekleed was, die boven de wateren der rivier stond: Tot hoelang zal het duren, eer het einde van deze wonderbare dingen zal komen? En ik hoorde den man, die in linnen gekleed was, die boven de wateren der rivier stond, nadat hij zijne rechter- en linkerhand had opgeheven ten hemel en gezworen had bij den levende in eeuwigheid, dat het tot een tijd en tijden en een halven tijd zijn zal. En wanneer de verstrooiing der hand van het heilige volk voltrokken is, zal dit alles vervuld worden” (Ned. PB, voetnoot). Degene die in linnen is gekleed, voorschaduwt hier Jezus Christus, en dit kan met behulp van andere schriftuurplaatsen gemakkelijk worden begrepen. „En ik hief mijn ogen op, en zag, en ziet, er was een Man met linnen bekleed, en Zijn lenden waren omgord met fijn goud van Ufaz. En Zijn lichaam was gelijk een turkoois, en Zijn aangezicht gelijk de gedaante des bliksems, en Zijn ogen gelijk vurige fakkelen, en Zijn armen en Zijn voeten gelijk de verf van gepolijst koper; en de stem Zijner woorden was gelijk de stem ener menigte” (Dan. 10:5, 6). „Ik [zag] in de nachtgezichten, en ziet, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen” (Dan. 7:13). Christus Jezus is door Jehova aangesteld over de wateren, welke volkeren, natiën en tongen zijn.
20 Er wordt de vraag gesteld: „Tot hoelang zal het duren, eer het einde van deze wonderbare dingen zal komen?” Dit beeldt af dat Jehova’s volk in deze laatste dagen vraagt: „Tot hoelang zullen deze dingen voortduren?” De engel die boven de wateren staat en zijn hand heeft opgeheven, als iemand die in een houding staat alsof hij aan God zweert, komt overeen met datgene wat wordt gezien in het visioen dat in Openbaring 10:5-7 staat opgetekend en dat ook voor deze laatste dagen is bestemd: „En de engel die ik op de zee en op de aarde zag staan, hief zijn rechterhand op naar de hemel, en bij Degene die tot in alle eeuwigheid leeft, die de hemel en hetgeen er in is en de aarde en hetgeen er op is en de zee en hetgeen er in is, heeft geschapen, zwoer hij: ’Er zal geen uitstel meer zijn, maar in de dagen van het bazuingeschal van de zevende engel, wanneer hij op zijn bazuin moet blazen, wordt het heilige geheim van God overeenkomstig het goede nieuws dat hij aan zijn slaven, de profeten, heeft bekendgemaakt, waarlijk tot een einde gebracht.’” — NW.
21 De Here Jezus Christus heeft de souvereiniteit over alle volkeren en natiën van het ene uiterste tot het andere; zijn machtige regering omvat de uitgestrektheid van wateren. „En de zevende engel blies op zijn bazuin. En er geschiedden luide stemmen in de hemel, die zeiden: ’Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal tot in alle eeuwigheid, als koning regeren.’ . . . ’Wij danken u, Jehova God, de Almachtige, hij die is en die was, omdat gij uw grote kracht hebt opgenomen en zijt begonnen als koning te regeren’” (Openb. 11:15, 17, NW). Voor deze tijd had het mystieke Babylon met zijn god, Satan, de heerschappij gevoerd (Openb. 17:15, 18; 19:6). „Jehova regeert; hij is met majesteit bekleed; Jehova is met sterkte bekleed; hij heeft zich daarmede omgord; ook de wereld is bevestigd, zodat ze niet kan worden bewogen. De waterstromen hebben verheven, o Jehova, de waterstromen hebben verheven hun stem; de waterstromen verheffen hun golven” (Ps. 93:1, 3, AS). Hoe geweldig ondubbelzinnig en nauwkeurig is het Woord van God! hoe duidelijk wordt er door aangetoond dat wanneer Jehova als Koning regeert, alle waterstromen (menigten) hun stem verheffen!
22. Hoe zijn andere vertalingen een hulp bij het te weten komen van het juiste antwoord dat door degene „die in linnen gekleed was”, wordt gegeven?
22 In deze tijd beantwoordt Christus Jezus dus de vraag van zijn volk: „Tot hoelang zal het duren?” door te zeggen: „Dat het tot een tijd en tijden en een halven tijd zijn zal. En wanneer de verstrooiing der hand van het heilige volk voltrokken is, zal dit alles vervuld worden” (Dan. 12:7, Ned. PB, voetnoot). Iemand vat hieruit niet gauw de juiste gedachte wanneer hij enkel deze vertaling leest. Andere vertalingen zijn een hulp: „Wanneer de verstrooiing van een gedeelte van het heilige volk tot een einde wordt gebracht, dan zullen al deze dingen tot een einde komen” (Ro). De voetnoot luidt: „’Wanneer de macht van de verstrooier van het heilige volk tot een einde zal komen’ (Oxford Gesenius).” „En wanneer zij een einde hebben gemaakt aan het in stukken breken van de macht van het heilige volk, zullen al deze dingen worden voleindigd” (AS). „Wanneer de macht van den vernieler van het heilig volk gebroken zal zijn, zal dit alles een einde nemen!” (PC, OB) Uit deze vertolkingen kan men duidelijk opmaken dat er een einde is gemaakt aan de „verstrooiing” van Gods volk, dat zij nu zullen worden bijeenvergaderd, want de macht van hem die hen verstrooide, is gebroken. Luister nu eens naar de woorden van Christus Jezus: „En hij zal zijn engelen uitzenden met een groot bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen vergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste er van” (Matth. 24:31, NW). Dit geschiedt omdat de boze macht die hen verstrooide, is gebroken. Zij zullen veel verdrukking doorstaan maar nooit zullen zij wederom worden verstrooid.
23. Wanneer en op welke wijze is de macht van de verstrooier gebroken?
23 Satan is de verstrooier van Gods volk. Hij is de brullende leeuw die tracht te verslinden (1 Petr. 5:8, NV). Ten einde het te niet doen van zijn macht te bewerkstelligen, zullen de hemelen worden geschokt; dit kan alleen door de Almachtige God en zijn Koning, Christus Jezus, worden gedaan. „En de krachten der hemelen zullen worden geschokt. En dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen” (Matth. 24:29, 30, NW). Dit is een van de lang beloofde voornemens van Jehova. „Want alzo zegt de HERE [Jehova] der heirscharen: Nog eens, een weinig tijds zal het zijn; en Ik zal de hemelen, en de aarde, . . . doen beven [schokken]. En Ik zal den troon der koninkrijken omkeren, en verdelgen de vastigheid van de koninkrijken der heidenen [natiën]; en Ik zal den wagen omkeren, en die daarop rijden; en de paarden, en die daarop rijden, zullen nederstorten, een iegelijk in des anderen zwaard [door het zwaard van zijn broeder]” (Hag. 2:7, 23, AS). „’Nog eenmaal zal ik niet alleen de aarde maar ook de hemel in beroering brengen.’ De uitdrukking nu ’Nog eenmaal’ duidt op de verwijdering van de dingen die worden geschokt als dingen die zijn geschapen, opdat de dingen die niet worden geschokt, kunnen blijven” (Hebr. 12:26, 27, NW). „Terwijl de mensen mat worden uit vrees voor en in verwachting van de dingen die over de bewoonde aarde komen; want de krachten der hemelen zullen worden geschokt. En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk met macht en grote heerlijkheid. Maar wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u rechtop en heft uw hoofden op, omdat uw bevrijding naderbijkomt” (Luk. 21:26-28. NW). Het is dus heel duidelijk dat het schokken van de machten in de hemelen op zichzelf geen onmiddellijke en volledige bevrijding zal brengen. Er is echter iets in beweging gebracht, de Here Jezus Christus als de rechtmatige Regeerder der aarde, begint zijn veldtocht tegen de vijand.
24. Beschrijf de gebeurtenissen die binnen de periode van drie en een halve tijd geschiedden.
24 Gods gezalfde Koning, Christus Jezus, nam in 1914 de heerschappij in de hemel over. De voormalige heerser, Satan de Duivel, weigerde afstand te doen van zijn heerschappij, en verzette zich tegen de nieuwe koning, hetgeen ten gevolge had dat er een strijd in de hemel ontbrandde. In het 12de hoofdstuk van Openbaring wordt beschreven wat er gebeurde. Het Koninkrijk werd geboren en Satan, de „draak”, stond er bij, wachtend om het te verslinden en te vernietigen. Er brak oorlog uit, Michaël vocht de strijd met de Duivel en zijn engelen uit, welke eindigde in een glorierijke overwinning voor Michaël, terwijl Satan en zijn demonenheir uit de hemel werden geworpen. De zetel der autoriteit van de Duivel was verdwenen, zijn macht was gebroken doch om dit teweeg te brengen, moesten de hemelen worden geschokt. Hij werd toen niet vernietigd, maar het werd hem toegestaan oorlog te voeren tegen de heiligen van God op aarde opdat hij kon trachten hen uit te putten. Zijn onafgebroken wereldheerschappij was echter geëindigd. Dit alles geschiedde volgens Daniël 12:1, 7 in de periode van een ’tijd, tijden en een halve tijd’.