Een strijdvraag opgelost om zich nooit meer voor te doen
KUNT u er zeker van zijn hoe het in de toekomst met uw houding en trouw gesteld zal zijn? U bent op het ogenblik misschien erg gewetensvol, getrouw en loyaal met betrekking tot datgene wat u gelooft. Kunt u echter zo zeker van uzelf zijn dat u kunt zeggen: „Ik weet dat ik tien of twintig jaar later net zo zal zijn”?
Mensen die God hebben gediend, zijn zich altijd bewust geweest van hun onvolmaaktheden en de onbetrouwbaarheid van hun hart. De profeet Jeremia zei: „Het hart is verraderlijker dan iets anders en niets ontziend. Wie kan het kennen?” (Jer. 17:9) De apostel Paulus zei dat hij een voortdurende strijd tegen zijn eigen onvolmaakte neigingen moest voeren ten einde een vastberaden en loyaal standpunt voor het aangezicht van God in te nemen. — 1 Kor. 9:27; Rom. 7:15, 16.
Maar kan iemand niet een toestand bereiken waarin hij weet dat hij altijd trouw zal blijven, zonder van zijn loyaliteit jegens God af te wijken? Kan hij weten dat God er nooit reden toe zal hebben Zijn macht aan te wenden ten einde hem ter dood te brengen?
Jehovah God heeft zich voorgenomen degenen die hem liefhebben zulk een verzekering te geven. Hij is in staat een beproeving te beschikken die even volmaakt is als zijn scheppingswerken. Degenen die deze beproeving met succes doorstaan, zullen daardoor tonen dat hun getrouwheid duurzaam is en altijd zal blijven bestaan. De beproeving zal echter niet over onvolmaakte, zondige mensen komen, bij wie ’de neiging van hun hart van hun jeugd af slecht is’ (Gen. 8:21; Jak. 4:5). In plaats daarvan zal de beproeving over mensen komen die van de zonde bevrijd zijn — tot volmaaktheid gebrachte mensen op een rechtvaardige aarde.
In recente uitgaven van dit tijdschrift hebben wij de vernietiging van het huidige goddeloze samenstel van dingen en de daarop volgende duizendjarige regering van Christus besproken. Gedurende die duizendjarige periode zullen de overlevenden en de miljarden mensen die uit de opstanding terugkomen de volledige gelegenheid ontvangen bevrijd te worden van de zonde die Adam over het mensdom heeft gebracht, met onvolmaaktheid en de dood als resultaat.
Welke toestanden zullen er aan het einde van de duizendjarige regering van Christus op aarde bestaan? Alle leden van de menselijke familie zullen als volmaakte mensen voor Jezus Christus staan. Degenen die gedurende de duizend jaar opstandig zijn geweest, zullen ter dood gebracht zijn (Openb. 20:12, 15). De gehoorzamen, die vroeger een „beestachtige” persoonlijkheid hadden, zullen hun persoonlijkheid veranderd hebben en zullen volledig met de wetten en toestanden van dat rechtvaardige samenstel van dingen in harmonie zijn (Ef. 4:23, 24). De dierlijke schepping zal weer in volledige onderworpenheid zijn gebracht. Bij al het dierlijke leven zal de vrees en het respect voor de mens hersteld zijn zoals in het begin het geval was (Gen. 1:28; Hos. 2:18). Evenals in het begin in Eden zullen zelfs de wilde dieren de mens of zijn bezittingen geen schade toebrengen (Jes. 11:6-9). Onder alles wat leeft, zal vrede heersen. — Psalm 148.
De dood die de mensheid van de zondige Adam heeft geërfd, zal „tenietgedaan” zijn (1 Kor. 15:26). Niemand zal dus nog langer de Adamitische dood sterven. Deze zal zijn weggedaan, zoals op een andere wijze in het boek Openbaring wordt geïllustreerd. Daar wordt getoond hoe de dood in het „meer van vuur” wordt geslingerd, naar zijn eigen „dood” of vernietiging. — Openb. 20:14, 15; vergelijk Openbaring 21:1-4.
In het licht van deze feiten kunnen wij de tussen haakjes geplaatste verklaring in Openbaring 20:5 begrijpen: „(De overigen der doden kwamen niet tot leven totdat de duizend jaren geëindigd waren.)” Door de geestelijke bediening van Christus en zijn 144.000 medekoningen en -priesters, die de „eerste opstanding” hebben ontvangen, zullen zij, „de overigen der doden”, op dit tijdstip de ware, werkelijke volheid van volmaakt leven bereikt hebben.
JEHOVAH’S RECHTSTREEKSE KONINGSCHAP KOMT
Zoals de mensen dan voor Christus staan, zullen zij in een toestand verkeren die overeenkomt met die van Adam en Eva in de Hof van Eden. Zij zullen volmaakt leven bezitten. De vraag blijft echter bestaan: Wie zullen het waardig zijn de gave en waarborg, de verzekering van eeuwig leven in een aards paradijs te ontvangen? Zullen er mensen zijn die, nu zij al hun vermogens op volmaakte wijze kunnen gebruiken, uit eigen beweging, opzettelijk, iets doen waarvoor zij door Jehovah tot de eeuwige dood veroordeeld worden? De apostel Paulus beschrijft wat er vervolgens gebeurt:
„Vervolgens het einde, wanneer hij [Christus] het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt, wanneer hij alle regering en alle autoriteit en kracht heeft tenietgedaan. Want hij moet als koning regeren totdat God alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. Als laatste vijand wordt de dood tenietgedaan. Want God ’heeft alle dingen onder zijn voeten onderworpen’. Maar wanneer hij zegt dat ’alle dingen onderworpen zijn’, is het duidelijk dat dit met uitzondering is van degene [Jehovah God] die alle dingen aan hem onderwierp. Wanneer echter alle dingen aan hem onderworpen zullen zijn, zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen.” — 1 Kor. 15:24-28.
Tot op dit moment heeft Jezus Christus de mensheid geoordeeld. Zijn Messiaanse koninkrijk is als een ondergeschikt koninkrijk aan Gods koninkrijk werkzaam geweest, want Gods soevereiniteit komt altijd op de eerste plaats. Maar nu blijft er geen ondergeschikt koninkrijk tussen Jehovah en de mensheid bestaan. Hoe zal de mensheid op Gods rechtstreekse Koningschap reageren? Zij staan rechtstreeks voor God, zonder een priester tussen hen. Zal hun naam blijvend in de „rol des levens” worden geschreven? Alleen God kan dat bepalen. Alleen God kan zeggen wie het recht heeft eeuwig in zijn universum te leven. Zulke getrouwen zullen openbaar worden doordat zij op hun van harte geschonken rechtschapenheid en trouw worden beproefd. Deze beproeving zal God en ook de gehele met verstand begaafde schepping, met inbegrip van de legerscharen van engelen, in staat stellen hen grondig, in elk opzicht, te kennen. Hij zal zeker zijn van hun onverbrekelijke loyaliteit.
Dat Jehovah volledig vertrouwen kan stellen in degenen die hij aldus „kent”, wordt geïllustreerd in het geval van Jezus Christus. Deze Zoon van God had talloze eeuwen bij zijn Vader in de hemel geleefd voordat hij naar de aarde kwam (Joh. 1:1; 8:58). Zijn liefde en gehoorzaamheid waren van dien aard dat God zo ver kon gaan dat hij van tevoren, zonder enige twijfel, kon voorzeggen dat deze eniggeboren Zoon van hem, ondanks de zwaarste beproevingen op zijn rechtschapenheid, getrouw zou blijven. — Openb. 20:12, 15; Jes. 53:10-12; Rom. 8:33.
Hoe gaat deze beproeving voor het eeuwige leven in haar werk? In Openbaring 20:7-10 wordt hier de volgende beschrijving van gegeven:
„Zodra nu de duizend jaren geëindigd zijn, zal Satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de natiën te misleiden die aan de vier hoeken van de aarde zijn, Gog en Magog, om hen ten oorlog te vergaderen. Het aantal van hen is als het zand der zee. En zij trokken op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalde neer uit de hemel en verslond hen. En de Duivel, die hen misleidde, werd in het meer van vuur en zwavel geslingerd, waar zowel het wilde beest als de valse profeet reeds waren en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid.”
Satan de Duivel en zijn mededemonen zijn gedurende de duizend jaar inactief geweest en hebben niet kunnen verhinderen dat er gedurende die periode gerechtigheid en rechtvaardigheid is gehandhaafd. De aardbevolking heeft geen last gehad van een dergelijke inmenging van de zijde van de Duivel, degene die, door gewelddadige middelen die hem ter beschikking staan, de mensheid in het algemeen wegens ’vrees voor de dood hun leven lang aan slavernij kon onderwerpen’ (Hebr. 2:14, 15). Ter wille van de beproeving zal Satan nu „een korte tijd” worden losgelaten. — Openb. 20:1-3.
SOMMIGEN ZULLEN GODS SOEVEREINITEIT AANVALLEN
De strijdvraag die Satan zal opwerpen, is dezelfde als die welke hij in de Hof van Eden opwierp, namelijk de rechtmatigheid van Jehovah’s soevereiniteit, hetgeen van de zijde der mensen absolute gehoorzaamheid aan Gods wetten en verboden vereist.
Wie zijn degenen die door de Duivel worden misleid? Het zijn personen uit de tot volmaaktheid gebrachte mensheid die opstandig worden. Zij zijn „als het zand der zee”, hetgeen betekent dat zij ontelbaar schijnen. Dit duidt er niet op dat de meerderheid der mensheid te zamen met de Duivel tegen God in opstand zal komen. De bijbel gebruikt deze uitdrukking met betrekking tot een onbepaald aantal, dat evenwel groot genoeg is om de indruk te wekken dat het een grote menigte is. — Vergelijk Jozua 11:4; Rechters 7:12.
De misleide mensen worden „natiën” genoemd, maar niet in de betekenis dat de tot volmaaktheid gebrachte bevolking op nationaal of raciaal gebied verdeeld zal zijn. Er wordt veeleer door te kennen gegeven dat deze opstandigen zich van de loyale meerderheid hebben afgescheiden, aangezien zij weigeren Jehovah’s soevereiniteit te erkennen en trachten zich zelfstandig te maken, als waren zij een soevereine staat. Zij kunnen zelfs onderling verdeeld zijn, zoals gewoonlijk het geval is met zelfzuchtige mensen die naar de macht grijpen. Hun soevereiniteit kan derhalve in verscheidene handen liggen. Op één punt zijn zij het echter eens: zij keren zich opstandig tegen Jehovah’s soevereiniteit, evenals de natiën duizend jaar voordien hadden gedaan in de oorlog van Har–mágedon, waarin het oude samenstel van dingen was vernietigd. — Openb. 17:13, 14.
Er wordt over deze „natiën” gezegd dat zij zich aan de „vier hoeken van de aarde” bevinden, doordat zij zich ver aan Gods soevereiniteit onttrokken hebben. In geestelijk opzicht zijn zij ver verwijderd van degenen die loyaal aan God zijn. God wordt in hun geval niet „alles voor iedereen”.
Zij worden „Gog en Magog” genoemd omdat zij net zo’n geest bezitten en net zo’n handelwijze aan de dag leggen als „Gog van het land Magog”. De profeet Ezechiël had eeuwen voordien uiteengezet dat Gog (de Duivel) door middel van een menigte mensen die de politieke en militaire strijdkrachten van de natiën vormen, Jehovah’s volk zou aanvallen. Dit gebeurde toen Jehovah’s volk geestelijk hersteld was en zij in vrede woonden, zonder letterlijke muren maar zich voor hun bescherming op God verlatend. Er zijn nu duizend jaar verstreken sinds die menigte te Har–mágedon werd vernietigd. Nu wordt er echter een overeenkomstige poging gedaan. De oorlog tegen Gods soevereiniteit wordt dus niet gestreden doordat er mensen van het Gog-en-Magogslag uit de doden opstaan. Het is veeleer zo dat dezelfde geest die duizend jaar tevoren door de Gog-en-Magogmenigte aan de dag werd gelegd, in sommigen van de tot volmaaktheid gebrachte mensen wordt opgewekt.
HOE EN WAAROM ZIJ HUN AANVAL DOEN
Wat vallen deze Gog-en-Magogachtige „natiën” aan? Zij kunnen God in de hemel niet bereiken ten einde zijn soevereiniteit aan te vallen. Neen, zij vallen de „heilige stad” aan. Dit is het Nieuwe Jeruzalem. Deze „stad” is echter ook hemels, zodat zij deze niet letterlijk kunnen aanvallen. Maar deze „stad” heeft in de loop van de duizend jaren bepaalde goede, rechtvaardige gevolgen op de aarde teweeggebracht. De door de Duivel bijeengebrachte „natiën” willen deze gevolgen teniet doen en daardoor Gods soevereiniteit van de aarde wegvagen en de gehele mensheid ertegen in opstand brengen.
De profetie zegt dat deze opstandige „natiën” de „legerplaats van de heiligen en de geliefde stad” zullen omsingelen. Het Nieuwe Jeruzalem, de hemelse stad, waarvan de naam op de 144.000 medeërfgenamen en koninklijke mederegeerders van Christus staat geschreven, wordt door God bemind. Er zijn ook „heiligen” op aarde die deze „stad” liefhebben, namelijk degenen van de herstelde mensheid die hun rechtschapenheid in deze beslissende beproeving bewaren. Zij zijn niet in de „stad” in de hemel, maar bevinden zich op aarde, in de „legerplaats”, zoals in een buiten een stad gelegen oorlogskamp dat door vijandelijke krijgers wordt aangevallen. De aardse regeringszetel die gedurende het millennium de hemelse „stad” onder de „heiligen” heeft vertegenwoordigd, is samengesteld uit de „vorsten”. Dezen zijn gedurende deze periode de zichtbare vertegenwoordigers van het hemelse besturende lichaam geweest. — Ps. 45:16; Jes. 32:1, 2.
De „natiën” vergaderen zich om „oorlog” te voeren tegen de heiligen en de geliefde stad. Is dit een oorlog waarin kernwapens of andere ingewikkelde vernietigingswapens worden gebruikt? Neen, want de aardbewoners zullen zulke wapens niet hebben opgeslagen of een dergelijke oorlog niet meer hebben geleerd (Jes. 2:2-4). Het zal een oorlog zijn waarin bedrog en misleidende propaganda worden gebruikt en waarin een beroep op zelfzucht wordt gedaan om de Universele Soeverein deloyaal te zijn.
Hoe is het mogelijk dat er onder mensen die gedurende de duizend jaar onder de rechtvaardige Messiaanse Koninkrijksregering hebben geleefd en gehoorzaam tot volmaaktheid zijn voortgegaan, aanhangers gevonden worden? Net als dit mogelijk was in het geval van de volmaakte Adam en Eva, bij wie Satan succes had gehad. Hoewel zij volmaakt waren, gebruikten zij hun morele vrijheid om een verkeerde beslissing te nemen. Zij bleven niet loyaal aan Gods soevereiniteit maar lieten toe dat zij verkeerde verlangens koesterden, die als vrucht zonde en de dood voortbrachten. — Jak. 1:13-15.
Degenen die het verkiezen zich tegen Gods soevereiniteit te keren wanneer Satan wordt losgelaten, hadden gedurende de tijd dat zij zich nog onder de Messiaanse regering bevonden beseft dat zij de voordelen van Christus’ priesterschap nodig hadden en dat het zoenoffer op hen van toepassing gebracht moest worden om bevrijd te kunnen worden van de zonde en onvolmaaktheid die hun aankleefden. Indien zij niet geheel en al bereidwillig en gehoorzaam en werkelijk oprecht waren geweest, zou de Koning, Priester en Rechter Jezus Christus geaarzeld hebben hen aan de laatste beproeving te onderwerpen. Zij zijn dus volmaakt. Maar evenals dit zo aan Eva werd voorgespiegeld, zal de Duivel het doen voorkomen dat zich hier een gelegenheid voordoet zelfstandig te handelen en voor zichzelf te beslissen wat goed en verkeerd is. Zij zullen ertoe gebracht worden de gedachte te koesteren dat, nu zij volmaakt zijn en de Messiaanse Koninkrijksregering niet langer boven hen staat, het hun dient te worden toegestaan zichzelf naar eigen goeddunken te besturen. Evenals Adam en Eva zullen zij hun eigen weg gaan ten einde onafhankelijk te zijn.
Terwijl de „heiligen” Jehovah’s soevereiniteit krachtig ondersteunen en er voor eeuwig onder wensen te staan, zal God, door bemiddeling van Christus, handelend tegen de opstandelingen optreden. Er zal vuur uit de hemel neerdalen en hen verslinden.
Wanneer de getrouwen en loyalen de grondige beproeving op hun volledige rechtschapenheid jegens God hebben doorstaan, zullen zij beloond worden met het kostbare recht dat hun leven voor altijd bewaard blijft en zij zich voor eeuwig in een gelukkig leven kunnen verheugen. Zij zullen weten dat God hen intiem „kent” — evenals hij zijn eniggeboren Zoon op aarde kende en dat hij weet dat zij mensen zijn wier geloof en loyaliteit tot in alle eeuwigheid onveranderlijk en onverbrekelijk zullen zijn. Zij kunnen er zeker van zijn dat zij een getrouwe, God welbehaaglijke handelwijze zullen blijven volgen en dat zij zijn soevereiniteit gedurende alle miljarden jaren in de nimmer eindigende toekomst zullen ondersteunen. — Rom. 8:21.
En hoe staat het met de demonen, die het tegen God hebben opgenomen? De profetie van Openbaring toont aan dat Satan en zijn demonen in „het meer van vuur” worden geslingerd. Wat dit betekent, zal in de volgende uitgave van De Wachttoren besproken worden.