-
Jeruzalem — „Een reden tot uitbundige vreugde”De Wachttoren 1983 | 15 juni
-
-
aarde geslingerd. Aangezien Satan weet dat hem nog maar een korte tijd rest, heeft hij de natiën in een „tumult” gebracht zoals de psalmschrijver zo passend verklaart. — Ps. 2:1; Openb. 12:7-12.
17. Waarom kunnen wij verwachten dat er binnenkort een eind komt aan het „tumult” van de natiën?
17 Zal de Soevereine Heer Jehovah die natiën echter toestaan tot onbepaalde tijd „tumult” te veroorzaken, in schandelijke oppositie tegen zijn Koninkrijk in handen van zijn Zoon? Houd in gedachte dat de eerste-eeuwse christenen ervan werden beschuldigd dat zij ’Jeruzalem met hun leer hadden vervuld’; en nadat door middel van die krachtige, openbare predikingsveldtocht van huis tot huis de waarschuwing had weerklonken, werd het aardse Jeruzalem door Jehovah’s oordeelsvoltrekking getroffen (Hand. 5:28, 41, 42; 4:16). Evenzo hebben Jehovah’s Getuigen in deze tijd Zijn dag van wraak in het gehele rijk van de christenheid bekendgemaakt.
18. Waarom wachten wij vol vertrouwen op de zege van Jehovah’s „eeuwige voornemen”?
18 Zal Jehovah nu in gebreke blijven deze grootste wereldomvattende bekendmaking aller tijden te bekronen door deze goddeloze wereld te Har–mágedon de genadeslag toe te brengen? Zal Jehovah in gebreke blijven degenen „te verderven die de aarde verderven”? Dat zou nooit het geval kunnen zijn! Degenen die hun hoop op Gods beloften hebben gevestigd, zien vol vertrouwen uit naar de zege van zijn „eeuwige voornemen” (Openb. 11:18; Ef. 3:10-12). Door middel van het Koninkrijk in handen van de Messías, die thans vanuit het hemelse „Jeruzalem” regeert, zal onze „grootse Koning”, Jehovah, bewerkstelligen dat zijn Soevereine Naam wordt gerechtvaardigd. Door de mensheid vervolgens tot eeuwig leven in volmaaktheid op een paradijsaarde te herstellen, zal Jehovah tonen dat hij „onze God tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” is en dat hij de aarde „niet louter voor niets heeft geschapen”. — Ps. 48:14; Jes. 45:18, 22-24; 46:9-11; 55:11; Jer. 25:31.
Hoe zou u de volgende vragen beantwoorden?
□ Wat betekent de naam „Jeruzalem”?
□ Heeft de stad overeenkomstig haar naam gehandeld?
□ Welke overeenkomst met het ontrouwe Jeruzalem is thans zichtbaar?
□ Wat toont Lukas 21:24-26 aan met betrekking tot het einde van de „tijden der natiën”?
□ Welk „Jeruzalem” wordt dan niet langer „vertreden”?
-
-
„Weest blij voor eeuwig”De Wachttoren 1983 | 15 juni
-
-
„Weest blij voor eeuwig”
1. (a) Wat is de in Hebreeën 11:10 genoemde „stad”? (b) Tot wanneer moet de „grote schare” wachten om de „vervulling van de belofte” te kunnen ontvangen?
WIJ kunnen beslist heel erg blij zijn dat de Messiaanse Koning, Christus Jezus, thans in een hemels „Jeruzalem” regeert. Dit is de in Hebreeën hoofdstuk 11 genoemde stad „die tot de hemel behoort”, de stad die Abraham, Isaäk en Jakob ’trachtten te verkrijgen’. Zij „hebben in het openbaar bekendgemaakt dat zij vreemden en tijdelijke inwoners in het land” Kanaän waren, want zij zochten ernstig „de stad die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en schepper is”. Maar evenals in het geval van de „grote schare”, die thans de hoop koestert eeuwig leven op aarde te ontvangen, kan de „vervulling van de belofte” voor die mannen uit de oudheid pas verwezenlijkt worden wanneer de gezalfde christenen hun erfenis in het hemelse koninkrijk hebben ontvangen. — Hebr. 11:8-16, 39, 40; Openb. 7:9.
„Het hemelse Jeruzalem”
2. (a) Hoe wijst Hebreeën 12:1, 2 naar de hoop van het Messiaanse koninkrijk? (Ps. 110:1, 2) (b) Hoe werd de komst van het Koninkrijk bij de berg Sinaï afgeschaduwd?
2 In Hebreeën hoofdstuk 12 worden gezalfde christenen er vervolgens toe aangemoedigd profijt te trekken van het voorbeeld van die getrouwe getuigen uit de oudheid en ook „oplettend het oog gericht [te] houden op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus”, die, na volhard te hebben, „aan de rechterhand van de troon van God [is] gaan zitten” totdat „de bestemde tijden der natiën” zouden eindigen (Hebr. 12:1, 2). Terwijl Paulus vervolgens de nadruk legt op de Koninkrijkshoop van deze christenen, geeft hij een beschrijving van de ontzagwekkende tentoonspreidingen van Jehovah’s heerlijkheid bij de berg Sinaï, toen het Wetsverbond met het vleselijke Israël werd ingewijd. Bij die gelegenheid had Jehovah tot Israël gezegd: „Indien gij mijn stem strikt zult gehoorzamen en mijn verbond inderdaad zult onderhouden, . . . zult [gíj] mij een koninkrijk van priesters en een heilige natie worden.” — Ex. 19:5, 6.
3. Hoe zijn de geestelijke Israëlieten iets ontzagwekkenders „genaderd”?
3 De geestelijke Israëlieten — de gezalfde christenen in deze tijd — zijn echter in „een nieuw verbond” opgenomen (Hebr. 8:8-11). En nu zijn zij „genaderd” tot iets wat veel ontzagwekkender is. Wat is dat? Paulus antwoordt in Hebreeën 12:22: „Gij zijt genaderd tot een berg Sion en een stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem.” Dit naderen was met de Koninkrijkserfgenamen in Paulus’ tijd begonnen, aangezien zij waren „opgebouwd tot een geestelijk huis” op het fundament dat nu in Sion was gelegd, Christus Jezus (1 Petr. 2:4-9). Er zouden nog meer gezalfde christenen tot het hemelse Jeruzalem blijven naderen, totdat alle 144.000 tot het Lam zijn vergaderd om met hem op die hemelse berg Sion te staan. — Openb. 14:1-5.
4. Tot welke andere kenmerken in verband met het Messiaanse koninkrijk zijn gezalfde christenen „genaderd”?
4 Hier in Hebreeën 12:22-24 belicht Paulus ook andere kenmerken waartoe christenen „genaderd” zijn en die verband houden met het Messiaanse koninkrijk en het doel ervan. Hij spreekt over de tegenwoordigheid van „myriaden engelen”, die zoals uit Daniël 7:9-14 en Matthéüs 25:31 blijkt, aanwezig zijn wanneer Degene „gelijk een mensenzoon” het Koninkrijk ontvangt. Paulus verwijst ook naar „de gemeente van de eerstgeborenen” die het Koninkrijk beërven. Hij verheerlijkt God als „de Rechter van allen”, die deze ’eerstgeboren zonen’ rechtvaardig verklaart, opdat zij kunnen worden opgenomen in het nieuwe verbond waarvan Jezus door middel van zijn eigen kostbare bloed de middelaar is geworden (Hebr. 9:13-15; Rom. 5:1, 9). En Paulus maakt ook gewag van ’de geestelijke levens van deze rechtvaardigen’, de Koninkrijkserfgenamen, die nu in „een nieuwheid des levens” wandelen. — Rom. 6:4; 8:16.
5. (a) Hoe wordt in Hebreeën 12:28, 29 bevestigd dat het „hemelse Jeruzalem” het Messiaanse koninkrijk is? (b) Hoe wijst Hebreeën 13:14, 15 erop dat deze „stad” nog in de toekomst ligt?
5 Dat het in Hebreeën 12:22 genoemde „hemelse Jeruzalem” betrekking heeft op het Messiaanse koninkrijk waartoe gezalfde christenen ’zijn genaderd’, wordt verder bevestigd door de volgende verzen, 12:28 en 29, waar Paulus hen als volgt aanmoedigt: „Laten wij daarom, aangezien wij een koninkrijk zullen ontvangen dat niet geschokt kan worden, onverdiende goedheid blijven hebben, waardoor wij heilige dienst voor God kunnen verrichten op een hem welgevallige wijze, met godvruchtige vrees en ontzag. Want onze God is ook een verterend vuur.” Deze vermaning om ijver aan de dag te leggen bij het naderen tot het hemelse Jeruzalem of het Messiaanse koninkrijk wordt tot aan het einde van Paulus’ brief herhaald, zoals wij in het laatste hoofdstuk, in Hebreeën 13:14, lezen: „Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken ernstig de toekomstige.” Nu is dat Koninkrijk gekomen — in het buitengewoon belangrijke jaar 1914! Hoe ernstig dienen de overgebleven gezalfden op aarde bezig te zijn ’eerst het koninkrijk te zoeken’ en Jehovah altijd „een slachtoffer van lof [te] brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken”! — Matth. 6:33; Hebr. 13:15.
Het „Nieuwe Jeruzalem”
6. (a) Wat is het „Nieuwe Jeruzalem”, zoals het in Openbaring wordt beschreven? (b) Waarom dient de „grote schare” zeer veel belangstelling voor dit „Jeruzalem” te hebben?
6 Wat valt er dan te zeggen over „het nieuwe Jeruzalem”, dat in Openbaring 3:12 voor het eerst wordt genoemd? Hier zegt de verheerlijkte Jezus over ’degene die overwint’: „Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel van mijn God, . . . en ik zal op hem schrijven de naam van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat van mijn God uit de hemel neerdaalt.” Later, in Openbaring 21:1, 2 en 10, vermeldt Johannes dat deze overwinnaars zich in „een nieuwe hemel” bevinden en beschrijft hij hun uit vele leden bestaande groep als ’de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, dat van God uit de hemel neerdaalt, toebereid als een bruid die voor haar man [Christus, de bruidegom] versierd is’. Dit Nieuwe Jeruzalem is Gods instrument door middel waarvan hij „water des levens” tot gehoorzame mensen laat stromen, waardoor zij worden genezen en hier op aarde volmaakt leven ontvangen. Aldus zal God, de Insteller van deze grootse regeling, op een zeer letterlijke wijze „elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn”. Hoe vreugdevol zijn de leden van de „grote schare”, de metgezellen van het overblijfsel van de „bruid”-klasse, over dat vooruitzicht! — Openb. 22:1, 2; 21:4.
7. Hoe verschilt het „Nieuwe Jeruzalem” van het „hemelse Jeruzalem”?
7 Er bestaat echter een klein verschil tussen het in Openbaring beschreven „Nieuwe Jeruzalem” en het „hemelse Jeruzalem” van het boek Hebreeën, aangezien het „Nieuwe Jeruzalem” bestaat uit de 144.000 die met de bruidegom verloofd zijn, terwijl het „hemelse Jeruzalem” 144.001 personen omvat, waarbij die ’ene’ persoon de Bruidegom-Koning is. Aldus blijkt uit de boeken Hebreeën en Openbaring dat er een nauw verband bestaat tussen het „hemelse Jeruzalem” en het „Nieuwe Jeruzalem”.
„Het Jeruzalem dat boven is”
8, 9. (a) Wie of wat is „het Jeruzalem dat boven is”? (b) Hoe beschrijft Paulus, door Jesaja 54 aan te halen, hoe dit Jeruzalem als echtgenote functioneert?
8 In Galáten 4:26 lezen wij over nog een ander „Jeruzalem”. Dit is „het Jeruzalem dat boven is”. En wie of wat wordt met deze stad bedoeld? De apostel Paulus zegt erover: „Het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is onze moeder.” — Vergelijk Jesaja 54:13.
9 Dit „Jeruzalem dat boven is”, is Jehovah’s met een vrouw te vergelijken organisatie in de hemel. Ze bestaat uit de legerscharen loyale engelen, met inbegrip van de thans verheerlijkte aartsengel, Jezus Christus (Openb. 12:7). Dezen vervullen de rol van „vrouw” voor hun Soevereine Heer. Betreffende deze „vrouw” zegt Paulus vervolgens: „Er staat geschreven [dat wil zeggen in Jesaja 54:1]: ’Wees vrolijk, gij onvruchtbare vrouw, die niet baart; breek uit en roep luid, gij vrouw die geen barensweeën hebt, want de kinderen van de eenzame vrouw zijn talrijker dan die van haar die de man heeft.’” — Gal. 4:27.
10. Hoe kwam het dat het „Jeruzalem dat boven is” een luid vreugdegeroep aanhief?
10 Als een vervulling van deze profetie zal Jehovah’s „vrouw”, zijn grootse hemelse organisatie van geestelijke schepselen, ongetwijfeld een luid vreugdegeroep hebben aangeheven toen ze zag dat Christus Jezus bij zijn doop in 29 G.T. als het primaire „zaad” werd voortgebracht. Haar vreugde moet geen grenzen hebben gekend toen Jezus, die zijn rechtschapenheid had bewaard, in 33 G.T. uit de doden werd opgewekt en tot Gods rechterhand in de hemel werd verhoogd. En wat een vreugde te zien hoe het „zaad” tot velen werd naarmate er ook discipelen van Jezus Christus werden binnengebracht om haar geestelijke kinderen te worden! Dit alles geschiedde als vervulling van Gods belofte aan Abraham dat Hij ’zijn zaad zou vermenigvuldigen’ tot zegen van alle natiën der aarde. — Gen. 22:15-18; Gal. 3:29.
11. Hoe is het „Jeruzalem dat boven is” in de hedendaagse tijd blij gemaakt?
11 In 1914 G.T. verheugden de hemelen zich er ook over te zien dat Gods „vrouw” „een zoon, een manlijk kind”, Christus’ koninkrijk, voortbracht. En toen de Koning Christus (ook Michaël genoemd, welke naam „Wie is als God?” betekent) Satans uitdaging beantwoordde door de Duivel en zijn engelen uit het hemelse rijk te slingeren, hebben de legerscharen van engelen ongetwijfeld met grote vreugde gereageerd op de „luide stem” die bekendmaakte: „Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft!” Sinds 1919 verheugen zij zich er ook over te zien dat de op aarde overgebleven „zonen” van „het Jeruzalem dat boven is” zich volledig hebben losgemaakt van Babylonische religie (Openb. 12:1-12; 18:4, 5). En wat een vreugde zal er thans heersen onder de menigten loyale engelen van „het Jeruzalem dat boven is”, aangezien deze losgekochten nu in de laatste fase zijn van hun nadering tot het „hemelse Jeruzalem”, het Messiaanse koninkrijk! — Jes. 62:11; Openb. 19:7.
„Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”
12. (a) Naar welk „Jeruzalem” wordt in Jesaja 65:17, 18 verwezen? (b) Welk verband bestaat er tussen het „Nieuwe Jeruzalem” en de „nieuwe hemelen”, en welke dienst verricht dit Jeruzalem?
12 „Het Jeruzalem dat boven is”, Gods met een vrouw te vergelijken organisatie, verheugt zich uitbundig over alles wat haar Soevereine Heer Jehovah tot stand brengt. Laten wij nu echter Jesaja 65:17-19 beschouwen. Hier maakt de profetie er gewag van dat Jehovah iets nieuws schept. Daarom moet dit „Jeruzalem” het „Nieuwe Jeruzalem” zijn, de organisatie die thans als „de dochter van Sion” is voortgebracht en verloofd is met de Bruidegom-Koning, Jezus Christus (Jes. 62:11). Jehovah zegt over deze „bruid”: „Ziet, ik schep Jeruzalem [als] een reden tot blijdschap en haar volk [als] een reden tot uitbundige vreugde.” Groot is de vreugde van deze hemelse „bruid”, aangezien ze tot de voltooiing van haar volledige ledental van 144.000 wordt gebracht en omdat ze nu tevens ziet dat God „een nieuwe aarde” — een verenigde theocratische maatschappij onder de mensheid — schept. — Openb. 21:1-5.
13, 14. (a) Waarom wordt Gods volk er thans toe uitgenodigd zich „uitbundig te verheugen”? (b) Welk schitterende beeld wordt in Openbaring 21:9-27 geschilderd? (c) Welke reden hebben wij om het „Nieuwe Jeruzalem” als „een reden tot blijdschap” te bezien?
13 Allen die deel uitmaken van Gods volk worden ertoe uitgenodigd zich ’uitbundig te verheugen en blij te zijn voor eeuwig over wat Jehovah schept’. Er is alle reden voor uitbundige vreugde! Want binnenkort zal Jehovah zijn roemrijke naam rechtvaardigen door alle tegenstanders te vernietigen (Ps. 83:17, 18). Dan zullen de „nieuwe hemelen” volledig de macht in handen hebben! En wat een schitterend beeld verschaft Openbaring 21:9-27 van „de heilige stad Jeruzalem [de „bruid” van het Lam, Jezus]”, die ’van God uit de hemel neerdaalt en de heerlijkheid van
-