-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1981 | 15 maart
-
-
die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en schepper is”. Dat is Paulus’ commentaar op de zaak. Die uitdrukking verwijst ongetwijfeld naar de opgerichte regering van God waarin het ’zaad van Abraham’ de heerschappij zal uitoefenen. Onder deze regering zullen die drie patriarchen op aarde leven en tegen het einde van de duizend jaren menselijke volmaaktheid verwerven. — Gal. 3:16.
Toen God de nakomelingen van Abraham, Isaäk en Jakob uit het land Egypte voerde en in het land bracht dat hij aan Abraham had beloofd, vestigden zij zich in de steden van de Kanaänieten. Jericho was de enige stad die door Gods macht werd vernietigd. Daarna hadden alle getrouwe profeten en getrouwe vrouwen uit de oudheid een vaste woonplaats in steden. Van hen kon derhalve niet worden gezegd, zoals in het geval van Abraham, Isaäk en Jakob, dat zij een toekomstige stad op aarde zochten. Jeruzalem werd in het jaar 70 G.T. verwoest, 39 jaar nadat Johannes de Doper was onthoofd. Dus zelfs joodse christenen hebben in die zichtbare, aardse stad gewoond totdat generaal Gallus zich van de belegering van Jeruzalem had teruggetrokken, waarna christenen Jezus’ profetische gebod gehoorzaamden om uit Jeruzalem weg te gaan. — Matth. 24:15-22.
Hebreeën 13:12-14 verwijst naar het feit dat Jezus buiten de muren van het aardse Jeruzalem, of „buiten de poort” aan de paal werd genageld. Met het oog hierop vervolgt Paulus met de woorden: „Laten wij dan tot hem gaan buiten de legerplaats [zoals de zondebok of „de bok . . . voor Azazel”, die op de verzoendag de wildernis werd ingestuurd (Lev. 16:10)] en de smaad dragen die hij heeft gedragen, want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken ernstig de toekomstige.” Deze „stad” heeft betrekking op het hemelse koninkrijk, het Nieuwe Jeruzalem, waarover Paulus in Hebreeën 12:22 spreekt.
De getrouwe mannen uit de oudheid, vooral vanaf Abraham tot Johannes de Doper, stelden zich niet ten doel naar de hemel te gaan en dat hemelse Jeruzalem binnen te gaan. Die gedachte was hun helemaal vreemd (Matth. 11:11). Zij konden die hoop niet koesteren omdat zij niet door Gods heilige geest waren verwekt. Dit blijkt uit Johannes 7:39, waar wij lezen: „Hij zei dit echter betreffende de geest, welke zij die geloof in hem stelden, binnenkort zouden ontvangen, want er was nog geen geest, omdat Jezus nog niet was verheerlijkt.” Christelijke mannen en vrouwen werden pas vanaf Pinksteren in het jaar 33 G.T. tot geestelijk zoonschap verwekt. Degenen die met heilige geest werden verwekt, zagen er vanaf die tijd naar uit in de hemelse stad te wonen die door het aardse Jeruzalem werd afgebeeld.
Daarom kon Paulus, in Hebreeën 12:22, terecht aan Hebreeuwse christenen schrijven: „Maar gij zijt genaderd tot een berg Sion [niet de berg Sinaï in Arabië] en een stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en myriaden engelen.” In Paulus’ tijd was „de gemeente van de eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen” nauwelijks dertig jaar oud; ze bestond dus nog maar kort en telde nog lang geen 144.000 personen. De voltooiing van het aantal van 144.000 „eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen” komt tot stand tegen het einde van het zogenaamde christelijke tijdperk, dat met de „grote verdrukking” van Openbaring 7:14 en Matthéüs 24:21, 22 eindigt. Paulus en de Hebreeuwse christenen aan wie hij schreef, „naderden” die „gemeente” dus alleen met betrekking tot haar volledige aantal van 144.000 leden.
Vervolgens zegt Hebreeën 12:23, 24: „En God, de Rechter van allen, en de geestelijke levens [voetnoot herziene Engelse uitgave van 1971: geesten] van rechtvaardigen die tot volmaaktheid zijn gebracht, en Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en het bloed der besprenkeling, dat op een betere wijze spreekt dan Abels bloed.” God is dus de rechter van allen, met inbegrip van de 144.000 ingeschrevenen. De toekomstige leden van de verheerlijkte „gemeente” moeten derhalve een oordeelsperiode doormaken voordat zij door Jehovah, de Opperste Rechter, worden goedgekeurd. Onmiddellijk na de vermelding van hem, vervolgt het vers derhalve met de woorden, „en de geestelijke levens van rechtvaardigen die tot volmaaktheid zijn gebracht”. Dit zijn de leden van de door de geest verwekte christelijke „gemeente” die door geloof zijn gerechtvaardigd (Rom. 5:1; 8:1-4). Om deze reden worden zij „rechtvaardigen die tot volmaaktheid zijn gebracht” genoemd.
Zij worden er derhalve toe aangespoord hun „lichaam aan te bieden als een slachtoffer dat levend, heilig en aan God welgevallig is, een heilige dienst met [hun] denkvermogen” (Rom. 12:1). Aldus ’gaan zij tot hem buiten de legerplaats en dragen zij de smaad die hij heeft gedragen’ (Hebr. 13:13). Deze door de geest verwekte christenen hebben thans op aarde werkelijk ’geestelijk leven’ en zij worden ertoe aangespoord overeenkomstig de geest waardoor zij zijn verwekt, te wandelen.
In hetzelfde hoofdstuk, en wel in Hebreeën 12:9, verwijst de apostel Paulus naar de „geestelijke levens” van deze gerechtvaardigde christenen met de woorden: „Zullen wij ons dan niet veel meer aan de Vader van ons geestelijke leven onderwerpen en leven?” De Griekse tekst luidt hier: „De Vader van de geesten.” Hij is de vader van de door de geest verwekte gemeente waaraan Paulus schreef, en daarom geeft de Nieuwe-Wereldvertaling een persoonlijk tintje aan de uitdrukking door deze als volgt te parafraseren: „De Vader van ons geestelijke leven.” Deze uitdrukking staat veertien verzen vóór Hebreeën 12:23 en behoort dus tot de onmiddellijke context.
In Hebreeën 12:1 wendt de apostel Paulus de aandacht af van een beschouwing van de getrouwe mannen en vrouwen uit voorchristelijke tijden en richt hij zich op de door de geest verwekte christelijke gemeente en de loopbaan van goddelijke dienst die deze door de geest verwekte christenen zouden moeten volgen. In Hebreeën 12:23 komt hij dus niet terug op wat hij in hoofdstuk 11 had besproken. Met het oog op deze feiten kan er worden gezegd dat de uitdrukking „de geestelijke levens van rechtvaardigen die tot volmaaktheid zijn gebracht” de „gemeente van de eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen” van een andere gezichtshoek laat zien en derhalve geen nodeloze herhaling is van wat in 12 vers 22 is gezegd. Het is derhalve niet nodig te trachten deze uitdrukking van toepassing te brengen op een andere klasse van godvrezende mensen, zoals de getrouwe mannen en vrouwen uit vroegere tijden, van Abel tot Johannes de Doper.
Paulus beperkt alles wat in Hebreeën 12:22, 23 wordt gezegd nog duidelijker tot de door de geest verwekte christelijke gemeente door vervolgens te zeggen: „En Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en het bloed der besprenkeling, dat op een betere wijze spreekt dan Abels bloed” (Hebr. 12:24). De door de geest verwekte gemeente is in dat nieuwe verbond opgenomen, en Jezus is derhalve hun middelaar. Zij zijn degenen op wie in geestelijk opzicht het „bloed” van Jezus Christus is gesprenkeld, waardoor het bij hen een betere uitwerking heeft dan het bloed van de vermoorde Abel zou hebben (Hebr. 11:4). Dit wil zeggen dat zij door hun geloof in dat bloed thans werkelijk gerechtvaardigd of rechtvaardig verklaard worden. — Rom. 5:9.
In overeenstemming met dit alles richt Paulus zich in Hebreeën 12:25-28 verder tot de door de geest verwekte gemeente en spoort hij hen ertoe aan zich waardig te tonen voor hun hemelse koninkrijk, dat de „stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem” is, waartoe zij zijn genaderd. Het overblijfsel van de door de geest verwekte gemeente van 144.000 leden bevindt zich thans veel dichter bij de dingen die Paulus in de verzen 22 en 23 opsomt dan die Hebreeuwse christenen uit de eerste eeuw. En een grote schare „andere schapen” verheugt zich hier met hen over. Deze „grote schare” wandelt thans werkelijk net zo door geloof als de getrouwe mannen en vrouwen uit voorchristelijke tijden.
-
-
God pijnigt geen zielenDe Wachttoren 1981 | 15 maart
-
-
God pijnigt geen zielen
Religies hebben lang onderwezen dat de zielen van de goddelozen in een brandende hel worden gepijnigd. De bijbel leert dit echter niet. Kom te weten wat de hel is en wat de bijbel over de toestand van de doden zegt. Lees de hoofdstukken „Wat er met ons gebeurt wanneer wij sterven” en „God pijnigt geen zielen” in het boek Goed nieuws dat u gelukkig kan maken. Ontvang dit waardevolle 192 bladzijden tellende, in hard kaft gebonden boek franco thuis door slechts ƒ 1,50 over te maken op postrekening 183765 van het Wachttorengenootschap, Voorburgstraat 250, 1059 VD Amsterdam. (Voor België 25 F; P.C.R. 000-0096976-73, Brussel; voor Suriname Sƒ 1,20.)
Schrijf wanneer u in BELGIË woont naar Potaardestraat 60, B-1950 Kraainem. SURINAME: Box 49, Wicherstraat 8-10, Paramaribo. NED. ANTILLEN: Oosterbeekstraat 11, Willemstad, Curaçao.
-