De „gelijkenis van Melchizédek”
1. Wie was Melchizedek, en wie werd „naar zijn gelijkenis” gemaakt?
MELCHIZEDEK was een koninklijke priester, en de koninklijke priesterschap werd naar hem gemaakt. De apostel Paulus leert: „Christus [heeft] niet zichzelf verheerlijkt door hogepriester te worden, maar hij werd verheerlijkt door hem die ten aanzien van hem sprak: ’Gij zijt mijn Zoon; heden ben ik uw Vader geworden.’ Zoals hij ook op een andere plaats zegt: ’Gij zijt een priester in eeuwigheid, naar de gelijkenis van Melchizédek.’ . . . hij is speciaal door God geroepen om een hogepriester te zijn naar de gelijkenis van Melchizédek” (Hebr. 5:5, 6, 10, NW). Wat is deze gelijkenis? en wat wordt er mee bedoeld?
2. Vermeld in het kort de omstandigheden die Melchizedek in het bericht in Genesis 14 doen verschijnen, en wat heeft Paulus over deze koning-priester te zeggen?
2 Zoals door het oorspronkelijke bericht wordt aangetoond, verschijnt deze koninklijke priester ten tonele in verband met de oudste oorlog waarover in de Schrift wordt gesproken. Het dal van de Jordaan werd binnengevallen. Er ontstond een hevige strijd tussen de koningen van die dagen en de mensen van het dal. De binnendringers overwonnen en namen buit en gevangenen, met inbegrip van Lot en zijn gezin. Toen Lots oom, Abram, over de gevangenneming vernam, bracht hij zijn geoefende slaven bijeen en achtervolgde de overwinnaars, overwon hen, bevrijdde de gevangenen en bracht de buit terug. Toen Abram van deze zegevierende oorlogvoering terugkeerde, trad Melchizedek op de voorgrond. (Zie Genesis 14:1-20). Paulus geeft in Hebreeën 7:1-3 (NW) op zeer interessante wijze de uiteenzetting: „Want deze Melchizédek, koning van Salem, priester van de Allerhoogste God, die Abraham tegemoetging toen deze van het verslaan der koningen terugkeerde, en die hem zegende en aan wie Abraham een tiende van alles toebedeelde, is in de eerste plaats, zoals de vertaling te kennen geeft: ’Koning der rechtvaardigheid,’ en is vervolgens ook koning van Salem, dat wil zeggen: ’Koning des vredes.’ Aangezien hij zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister is, en noch een begin van dagen noch een einde des levens heeft, maar dewijl hij de Zoon van God gelijk is gemaakt, blijft hij voor altijd priester.”
3. Wat is Paulus’ betoog in Hebreeën 7 betreffende de „gelijkenis van Melchizédek”?
3 Na deze gebeurtenissen „haalde Melchizédek, koning van Salem, brood en wijn te voorschijn, en hij was priester van de Allerhoogste God. Toen zegende hij hem en zeide: ’Gezegend zij Abram van de Allerhoogste God, Voortbrenger van hemel en aarde, en gezegend zij de Allerhoogste God, die uw onderdrukkers in uw hand heeft overgegeven!’” (Gen. 14:18-20, NW) Paulus zegt: „Ziet dan, hoe groot deze man was, aan wie Abraham, het familiehoofd een tiende van de voornaamste buit gaf. . . . en [Melchizédek] zegende hem die de beloften had. Nu wordt ongetwijfeld de mindere door de meerdere gezegend. Indien volmaaktheid dan werkelijk door bemiddeling van de Levietische priesterschap ware, . . . welke verdere noodzaak zou er dan zijn dat er nog een priester zou opstaan naar de gelijkenis van Melchizédek en van wie niet gezegd zou worden naar de gelijkenis van Aäron te zijn? En het is nog overvloediger duidelijk dat er een andere priester opstaat die een overeenkomst vertoont met Melchizédek, . . . volgens de kracht van een onvernietigbaar leven, want er wordt betuigd: ’Gij zijn priester in eeuwigheid naar de gelijkenis van Melchizédek.’” Paulus zet het betoog voort, terwijl hij wederom Psalm 110:4 aanhaalt, zeggende: „Jehovah heeft gezworen, en hij zal geen spijt gevoelen: ’Gij zijt een priester tot in eeuwigheid.’” Wie is deze priester? Christus Jezus. „Hij, omdat hij tot in eeuwigheid blijft leven, bezit zijn priesterschap zonder enige opvolgers. Daarom kan hij ook degenen die door hem God naderen, volledig redden, daar hij altijd leeft om voor hen te pleiten.” — Hebr. 7:4-7, 11, 15-17, 21-25, NW.
4. Hoe wordt Jezus, doordat Jehovah bekendmaakt dat Jezus Zijn zoon is, tot een volmaakte priester gemaakt?
4 Jehovah erkende Jezus ten tijde van diens doop in de Jordaan. „Ziet! daar was ook een stem uit de hemelen, die zeide: ’Deze is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.’” Wederom ten tijde van Jezus’ transfiguratie: „En er kwam een stem uit de wolk, zeggende: ’Deze is mijn Zoon, degene die is uitverkoren. Luistert naar hem.’” Eveneens over zijn tweede tegenwoordigheid als Koning sprekend, zegt de profetische psalm: „Jahwe heeft tot mij gezegd: Gij zijt mijn zoon; ik heb heden u verwekt” (Matth. 3:17; Luk. 9:35, NW; Ps. 2:7, LV). De Zoon en de andere gezalfde zonen van God zijn van het koninklijke huis en zullen voor altijd leven en daarom worden in deze verhouding het zoonschap en het priesterschap een en hetzelfde. Christus Jezus werd uitverkoren om priester te zijn daar hij de Zoon van God was. Hij leeft voor altijd.
5. Noem enkele van de opzichten waarin Melchizedek de grote Koninklijke Priester voorschaduwde.
5 Doordat er over Melchizedek werd opgetekend dat hij noch ’een begin van dagen noch een einde des levens’ had, en dat deze priester tienden kon ontvangen en Abram kon zegenen, ook dat hij ’Koning des Vredes en der Rechtvaardigheid’ was, werd daardoor, zoals Paulus aantoont, een goede beschrijving gegeven van de eeuwige Zoon van Jehovah. Hij is Gods Koninklijke Opperpriester en is het hoofd van Gods koninklijke priesterschap.
6. Welke betekenis hebben de Schriftuurplaatsen in Psalm 110? en Openbaring 19 in verband met de koninklijke priesterschap?
6 Psalm 110 leert profetisch welk een groot werk deze Koninklijke Opperpriester zal verrichten. „Uw machtigen schepter zal Jahwe uitstrekken uit Sion —. Heersch in het midden uwer vijanden! De Heer aan uw rechterhand verplettert koningen ten dage zijns toorns; hij houdt gericht onder de natiën” (Ps. 110:2, 5, 6, LV). Deze Regeerder is dezelfde over wie in de Openbaring wordt gesproken: „En ik zag de hemel geopend, en, zie! een wit paard. En een die er op zat, wordt Getrouw en Waarachtig genoemd, en hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid. . . . Ook treedt hij de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige. . . . hij [heeft] een naam geschreven, Koning der koningen en Heer der heren” (Openb. 19:11, 15, 16, NW). Degene die Groter is dan Melchizedek is niet alleen een priester die offers brengt, maar ook een koning die er op uit trekt om te overwinnen en te regeren, en deze tegenbeeldige Koning der Rechtvaardigheid voert oorlog in rechtvaardigheid. Wij kunnen daarom een sterk vertrouwen hebben dat alle ongerechtigheid en tegenstand aan Jehovah God zal verdwijnen, want Christus regeert in rechtvaardigheid, en dan zal vrede het eeuwige deel zijn van allen. Hij zal voor altijd de Vredevorst en de Koninklijke Hogepriester zijn.
DE EERSTE OPSTANDING
7. Waarin is volledig vertrouwen in een opstanding gelegen?
7 Betreffende deze koninklijke priesterschap onder Christus schreef Johannes: „Gelukkig en heilig is een ieder die deel heeft aan de eerste opstanding; over hen heeft de tweede dood geen autoriteit” (Openb. 20:6, NW). Wat wil dit zeggen? Ieder schepsel dat Jehovah vreest, wenst de volledige verzekering van een opstanding te hebben. Indien men absoluut zeker kon zijn van een opstanding, zou de dood slechts een slaap zijn. Wie zijn zo overtuigd? Wie hebben zulk een volledig geloof ten opzichte van de Schepper dat zij zonder de minste schaduw van twijfel geloven dat zij opgewekt zullen worden? Het antwoord is, dat de enigen die mogelijk zulk een verzekering kunnen hebben, degenen zijn die zich volledig aan Jehovah hebben opgedragen en die Hem waarlijk dienen met geheel hun hart, geest, ziel en sterkte. God kent en zegent zulke getrouwen en schenkt geloof. Wij allen kunnen ons geloof vergroten. — Zie Lukas 17:5, 6 en 1 Korinthe 12:4, 9.
8. Is het mogelijk dat sommigen die worden opgewekt, zullen sterven, en bestaat er een „tweede kans”?
8 De vaste hoop op een opstanding is een sterke kracht in het leven. Sommigen zullen gedurende de duizendjarige regering van de Koninklijke Priesterschap van de Grotere Melchizedek uit de doodsslaap worden gewekt, en zij zullen in de wet van Jehovah worden onderwezen en zullen, indien zij gehoorzaam zijn, blijven leven. Indien zij ongehoorzaam zijn, zullen zij van het leven worden „afgesneden.” Dit zal dan de tweede maal zijn dat zij sterven, en hieruit zal geen andere opstanding zijn. De eerste dood kwam als gevolg van de veroordeling welke door de oorspronkelijke zonde van Adam over de mensheid is gekomen. De tweede zal hun eigen verantwoordelijkheid zijn. Hierdoor wordt geen „tweede kans” geleerd, maar er wordt door te kennen gegeven dat sommigen van de vele millioenen der aarde die zijn gestorven, opgewekt zullen worden.
9. Hoe zullen de bewoners der aarde in de nieuwe wereld worden geholpen zodat zij voor altijd kunnen leven?
9 In de dag der opstanding zal het oordeel een individuele verantwoordelijkheid zijn. De wil van Jehovah wordt ten uitvoer gebracht door Zijn Grotere dan Melchizedek. De koninklijke priesterschap in de hemelen zal de voornemens van de Allerhoogste volledig kennen. De millioenen der aarde zal elke gelegenheid worden verschaft hun leven in overeenstemming te brengen met Jehovah’s wil, want er zal een natie van priesters over hen regeren. Elke tekortkoming en elke krachtsinspanning van hun zijde zal worden begrepen en naar waarde worden geschat. Barmhartigheid, mededogen en vergiffenis zullen aan allen overvloedig worden verleend. Maar de goddelozen, de huichelaars en de ontrouwen zullen ongunstig worden behandeld, nadat zij de volle gelegenheid hebben gehad vrede en rechtvaardigheid te zoeken en te verkrijgen. Het bestuur van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zal zo geheel verschillend zijn van het tegenwoordige boze samenstel van dingen. Tegenwoordig is er wreedheid, geen begrip, huichelarij en er wordt naar uiterlijke verschijning geoordeeld. In het nieuwe samenstel van dingen zal de koninklijke priesterschap met recht, barmhartigheid en goedertierenheid regeren. Ieder lid zal de zwakheden van het menselijke vlees hebben ondervonden, een ieder van de 144.000 zal hebben geweten wat het heeft betekend Jehovah te dienen alhoewel men dikwijls niet werd begrepen, blijvend liefde te hebben betoond alhoewel de beweegredenen misschien niet werden gewaardeerd. Zij zullen de zwakheden der mensheid deelachtig zijn geweest en zullen degenen die ondanks hun belemmeringen blijven strijden, met liefde helpen. Want is het niet zo in deze tijd? Jehovah moet liefde hebben voor degenen van zijn volk die blijven strijden en niet opgeven, degenen die blijven voortgaan, alhoewel zij dikwijls belast zijn met het besef van hun zwakheid, degenen die het vlees dat zwak is, haten. Evenzo zal het in het Koninkrijk zijn, want positie en heerlijkheid zal de aard van de koninklijke priesterschap niet veranderen, en evenmin zal het een belemmering vormen voor het door hen gehoorzaam toepassen van Gods rechtvaardige oordelen.
10. Verdienen sommigen van de goddelozen de „tweede dood” zelfs voordat de duizendjarige regering begint?
10 Sommigen van de millioenen der aarde verdienen het oordeel van de tweede dood terwijl zij op aarde leven en voordat het Koninkrijk zijn regering van de duizend jaar begint. Het grote vuur in het dal van Hinnom (Gehenna), hetwelk voortdurend brandde ten einde de afval van Jeruzalem te verteren, werd gebruikt als een illustratie van definitieve vernietiging voor hen die onwaardig zijn. In werkelijkheid werden in deze grote vuurpoel de lichamen van misdadigers geworpen, zij die niet in de herinnering bewaard moesten blijven. Dezulken werden niet in herinneringsgraven gelegd. Zij moesten voor altijd vergaan, en hun naam moest worden vergeten. Laten wij echter in gedachten houden dat deze lichamen dood waren toen ze in het vurige dal van Hinnom werden geworpen om vernietigd te worden. Dit vuur werd daarom een illustratie van het lot dat degenen ten deel valt die de tweede dood sterven, omdat zulke personen worden vernietigd. Zij vergaan zonder hoop op een opstanding.
11. Noem enkele van de klassen die vernietigd zullen worden.
11 Enkele van de klassen die aldus worden vernietigd, worden in Openbaring 21:8 (NW) genoemd: „De lafhartigen en zij die geen geloof hebben en zij die walgelijk zijn in hun vuiligheid en moordenaars en hoereerders en zij die spiritisme beoefenen en afgodendienaars en alle leugenaars, hun deel zal zijn in de poel die brandt.” Vervolgens wordt tot de haters van Jehovah en zijn volk de waarschuwing gericht: „Slangen, adderengebroed, hoe zult gij het oordeel van Gehenna ontvlieden?” De Here Jezus vestigde de aandacht op nog een onwaardige, bokachtige klasse van personen, en zeide tot hen: „Ik werd hongerig, maar gij hebt mij niets te eten gegeven, en ik werd dorstig, maar gij hebt mij niets te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling, maar gij hebt mij niet gastvrij ontvangen; naakt, maar gij hebt mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, maar gij hebt niet voor mij gezorgd.” Zij die de broeders des Heren aldus behandelen, zullen zich het oordeel van Jehovah’s Koninklijke Priester op de hals halen, want hij maakt verder bekend: „Gaat weg van mij, gij die zijt vervloekt, in het eeuwige vuur.” Ook de vervolgers van Gods volk, de ongelovigen, zullen deze dood sterven: „Het [is] rechtvaardig, . . . van Gods zijde verdrukking terug te betalen aan hen die verdrukking voor u veroorzaken, maar, voor u die verdrukking lijdt, verademing tezamen met ons bij de openbaring van de Here Jezus uit de hemel met zijn machtige engelen in een vlammend vuur, wanneer hij verdiende bestraffing brengt over hen die God niet kennen en hen die het goede nieuws over onze Here Jezus niet gehoorzamen.” Wederom: „Wanneer nu het goede nieuws dat wij verkondigen, in werkelijkheid bedekt is, is het bedekt onder hen die vergaan, onder wie de god van dit samenstel van dingen de geest der ongelovigen heeft verblind.” Het blijkt derhalve duidelijk dat veel meer personen in deze toestand van de tweede dood vernietigd zullen worden dan sommigen geneigd zijn geweest te denken, maar wij moeten Jehovah’s woord aanvaarden, en niet onze eigen wensen en sentimentele ideeën. — Matth. 23:33; 25:41-44; 2 Thess. 1:6-8; 2 Kor. 4:3, 4, NW.
12. Waarom moeten allen die tot Jehovah’s volk behoren, voortdurend dankbaar zijn voor zijn onverdiende goedgunstigheid, en wat zal er gebeuren wanneer wij onze dankbaarheid verliezen?
12 Deze schriftuurplaatsen maken allen die tot Gods volk behoren, stellig indachtig hoe omzichtig zij in deze oordeelsdag moeten wandelen. Ongeacht of gij de hoop hebt tot de eeuwige koninklijke priesterschap te behoren of gedurende de duizend jaar een van die onderdanen van Jehovah’s Koninklijke Priester te zijn, er wordt getrouwe gehoorzaamheid vereist. Allen moeten in vreze en beving wandelen, want nalatigheid, ontrouw, ongeloof en ongehoorzaamheid zullen verdienen dat men ongeschikt wordt verklaard, en voor hen die zijn verworpen, ’blijft geen slachtoffer voor zonden meer over.’ Zelfs nu worden Christus’ geestelijke broeders gewaarschuwd: „Het is onmogelijk wat hen betreft die eenmaal voor altijd verlicht zijn geweest en die de hemelse vrije gave hebben gesmaakt en die deelgenoten zijn geworden van de heilige geest en die het goede woord Gods en machten van het komende samenstel van dingen hebben gesmaakt, maar die zijn afgevallen, dat zij wederom tot berouw worden gebracht, want zij nagelen de Zoon van God opnieuw voor zichzelf aan de paal en stellen hem bloot aan openbare schande.” „Want onze God is ook een verterend vuur” (Hebr. 6:4-6; 12:29, NW). Laten allen die tot Jehovah’s volk behoren, ongeacht welke bestemming zij hebben, hun vertrouwen vasthouden en altijd dankbaar zijn voor Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid en voor het slachtoffer van zijn geliefde Zoon.
13. Hoe kan het dat de „tweede dood” geen autoriteit heeft over hen die tot de koninklijke priesterschap behoren?
13 Zij die hemelse metgezellen van de Grotere Melchizedek zullen zijn, zullen onsterfelijk worden opgewekt. Daarom heeft de „tweede dood” geen autoriteit over hen. „Geliefden, thans zijn wij kinderen Gods, maar het is vooralsnog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Wij weten wel dat wanneer hij wordt geopenbaard, wij hem gelijk zullen zijn, want wij zullen hem zien zoals hij is.” „Hij is het begin, de eerstgeborene uit de dood, opdat hij degene zou kunnen worden die in alles de eerste is.” Bovendien staat er geschreven: „Christus nu echter is uit de dood opgewekt, de eersteling dergenen die in de dood zijn ontslapen” (1 Joh. 3:2; Kol. 1:18; 1 Kor. 15:20; Joh. 14:2, 3; Openb. 1:5, NW). Paulus verklaart: ’Er staat een andere priester op [Jezus Christus], die een overeenkomst vertoont met Melchizédek, die niet zodanig is geworden ingevolge de wet van een gebod dat van het vlees afhankelijk was, maar ingevolge de kracht van een onvernietigbaar leven’ (Hebr. 7:15, 16, NW). Daarom zullen de leden van die koninklijke priesterschap onder de Grotere Melchizedek nimmer door de dood worden geschaad, want ook zij zullen onvernietigbaar zijn. Paulus zeide: „Zo is ook de opstanding der doden. Het wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid. . . . Het wordt gezaaid als een physiek lichaam, het wordt opgewekt als een geestelijk lichaam. . . . vlees en bloed [kunnen] Gods koninkrijk niet . . . beërven, noch beërft verderfelijkheid onverderfelijkheid.” — 1 Kor. 15:42, 44, 50, NW.
14. Wat wordt bedoeld met de „eerste opstanding”? Hoe weten wij dat Paulus er naar uitzag deel te hebben aan deze opstanding?
14 Het voornemen van de apostel Paulus wordt als volgt tot uitdrukking gebracht: „Of ik enigszins tot de vroegere opstanding uit de doden moge geraken” (Fil. 3:11, NW). De „vroegere opstanding” is hetzelfde als de „eerste opstanding.” De uitdrukking „vroegere opstanding” komt van het Griekse woord exanástasis en wordt hier in een speciale betekenis gebruikt en is verschillend van anástasis, dat „opstanding” betekent. Paulus verwijst hier niet naar de „algemene” opstanding, maar hij wenst een van hen te zijn die „vroeger” uit de doden worden opgewekt, want die hebben superioriteit over de doden die een algemene opstanding zullen krijgen. Het is een speciale opstanding. Het is de voornaamste opstanding met betrekking tot zowel tijd als belangrijkheid. Paulus zeide: „Doch een ieder in zijn eigen rang: Christus de eersteling, daarna zij die de Christus toebehoren gedurende zijn tegenwoordigheid” (1 Kor. 15:23, NW). Christus is sedert 1914 n. Chr. onzichtbaar tegenwoordig geweest in zijn koninkrijk, en zij die getrouw zijn gestorven terwijl zij als leden van de koninklijke priesterschap hem toebehoorden, hebben sedert zijn komst tot de tempel in 1918 deze „vroegere opstanding” gehad. — Mal. 3:1-5; Openb. 11:15 tot 12:5.
REGERING GEDURENDE DUIZEND JAAR
15. Zal Satan vóór of gedurende de duizendjarige regering worden gebonden? Kan Christus ook vóór de duizendjarige regering als Koning op de troon worden geplaatst?
15 De koninklijke priesterschap zal gedurende duizend jaar regeren. Gedurende die regering zal Satan, de grote tegenstander, volledig beteugeld zijn. Er staat geschreven: „En hij greep de draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is, en bond hem voor duizend jaren. En hij wierp hem in de afgrond en sloot deze en verzegelde deze boven hem, opdat hij de natiën niet meer zou misleiden totdat de duizend jaren waren geëindigd” (Openb. 20:2, 3, NW). Dit wonderbaarlijke inzicht in de toekomstige voornemens van de Allerhoogste God vervult hen die in overeenstemming met Gods organisatie leven, met vreugde. Zulk een vooruitzicht verheft ons en doet ons de glorierijke tijd zien welke vlak voor ons ligt. Wanneer wij de beloofde nieuwe wereld zien en tevens dat ze zo nabij is, willen wij stellig alles doen wat wij kunnen om onze ingang in die nieuwe wereld te verzekeren. Onze Koninklijke Priester regeert thans in de hemel. „En ik zag de hemel geopend, en, zie! een wit paard. En een die er op zat, wordt Getrouw en Waarachtig genoemd, en hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid” (Openb. 19:11, NW). „’Kom!’ En ik zag, en, zie! een wit paard, en degene die er op was gezeten had een boog, en hem werd een kroon gegeven en hij ging uit overwinnende en om zijn overwinning te voltooien” (Openb. 6:1, 2, NW). Deze Koning-Priester regeert thans terwijl Satan en zijn organisatie nog steeds bestaan. De Grotere Melchizedek regeert te midden van zijn vijanden.
16. Verklaar hoe door Psalm 2 en 110 wordt bewezen dat er nadat Christus als Koning op de troon is geplaatst, veel werk gedaan moet worden met betrekking tot Satan en zijn organisatie?
16 Christus Jezus werd in 1914 in de hemel als Koning op de troon geplaatst, en sedert dat jaar tot aan Armageddon heeft hij werk te doen. Deze tijd staat bekend als „de dag van Jehovah.” Jehovah verklaart betreffende zijn Koninklijke Hogepriester: „Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heiligen berg. . . . Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt.” God brengt hem voort als de Regeerder en geeft het bevel: „Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit.” Ga dan voorwaarts! Nu zijn gij de Koning die regeert! Overwin ze! Onderwerp de natiën! „Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stuk slaan als pottenbakkerswerk” (Ps. 2:6-9, NBG). Wederom zegt Jehovah: „Heers temidden van uw vijanden. . . . Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchizedek. De Here is aan uw rechterhand. Hij verplettert koningen ten dage van zijn toorn” (Ps. 110:2, 4, 5, NBG). De Hogepriester, Jezus Christus, die als koning op de troon is geplaatst, verricht deze machtige werken voordat de glorierijke duizendjarige regering van vrede begint: „Wanneer hij alle heerschappij en alle autoriteit en macht heeft vernietigd. Want hij moet als koning regeren totdat God alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd.” — 1 Kor. 15:24, 25, NW.
17. (a) Wat geeft ons de zekerheid en het vertrouwen dat Christus Jezus in 1914 (n. Chr.) op de troon werd geplaatst en zijn wij voor ons geloof werkelijk afhankelijk van datums? (b) Waarvandaan verkrijgen wij ons sterkste en zekerste bewijs omtrent de oprichting van Jehovah’s koninkrijk?
17 De Koning Christus Jezus is in de hemel op de troon geplaatst en de laatste dagen van dit oude samenstel van dingen zijn aangebroken. Satan weet dat hij nog maar een korte tijd heeft, en ’dit geslacht’ heeft van Jezus de verzekering ontvangen dat het „geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden” (Matth. 24:34; Openb. 12:12, NW). Daar wij deze waarheden kennen en geloven, is ons geloof vast. Ons vertrouwen is en was nimmer op datums gebouwd; want in werkelijkheid zijn de tekenen van de vervulling der profetieën veel overtuigender dan zelfs datums. Jehovah heeft weliswaar over jaren en dagen gesproken, en het behaagt Hem wanneer wij er een begrip van verwerven; maar laten wij altijd in gedachten houden dat Jehovah God de Allerhoogste is, en wat telt en altijd heeft geteld, is werkelijk geloof in hem. Geloof in Christus Jezus, de geliefde Zoon, en in zijn offerandelijke werk en zijn glorierijke priesterlijke dienst is onze verzekering. Een kennis en aanvaarden van zijn heerschappij geeft ons hoop en vreugde. Precies welk jaar of welke maand wij zullen weten dat Satan werkelijk is verslagen en voor duizend jaar lang is gebonden, is niet van groot belang. Wij weten echter wel dat deze gebeurtenissen, die lang geleden werden geprofeteerd, thans geschieden, en gelukkig en gezegend zijn onze ogen wanneer wij ze zien. In werkelijkheid vormen de actieve stappen die Jehovah God in en door middel van zijn theocratische organisatie doet de sterkste bewijzen dat het Koninkrijk is begonnen, alhoewel wij allen worden geholpen door de geprofeteerde gebeurtenissen die onder de natiën geschieden.
18. Hoe is de nieuwe natie voortgebracht, en wat betekent dit?
18 Dit is Jehovah’s dag: ’Dit is de dag, dien Jehovah gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn.’ Voor deze dag staat er geschreven: ’Dit is de poort van Jehovah, door dewelke de rechtvaardigen zullen ingaan.’ „Opent de poorten, opdat een rechtvaardig volk binnenga, dat zijn trouw bewaart.” Wederom staat er geschreven: „Wie heeft ooit zo iets gehoord, wie ooit zo iets gezien! Kan dan heel een land op één dag geboren worden? Een volk [natie] opeens ter wereld komen?” Ja, wij ’hebben zo iets gehoord.’ Jehovah heeft zijn woord vervuld en gedurende deze dag van Jehovah zo iets voortgebracht. Dit is wonderbaarlijk in onze ogen. De natie van zijn herstelde geestelijke Israël is voortgebracht. Ze bestaat sedert 1919 n. Chr. als de kern van de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Dit feit is een groter bewijs dat het Koninkrijk is opgericht dan zelfs de tekenen die worden gezien in de onenigheden, de geschillen en de strijd onder de natiën van deze oude wereld. De geestelijke natie is er en de Koning, Christus Jezus, de Grotere Melchizedek, regeert. — Ps. 118:24, 20; Jes. 26:2, NBG; 66:8, KB, AS.
19. Wat betekent het dat Jehovah thans een theocratische natie heeft opgericht met een koninklijke priesterschap?
19 De aanwijzing van deze wonderbaarlijke gebeurtenis wordt op aarde beseft door de gang van zaken in deze zichtbare theocratische natie. Jehovah God is de Souverein en regeert er over. Binnenkort zullen alle leden van de koninklijke priesterschap worden bijeenvergaderd in hemelse heerlijkheid, en dan zal het koninkrijk van priesters van de hemel uit en over allen regeren. Op aarde zullen de zichtbare vertegenwoordigers van deze theocratische regering zijn. Deze vertegenwoordigers zullen „vorsten” (sarimʹ) zijn, die het toezicht zullen hebben op alle aangelegenheden welke betrekking hebben op de zichtbare menselijke maatschappij. De kern van deze menselijke maatschappij wordt thans verenigd, georganiseerd en opgeleid voor de dienst welke ze in de toekomst, gedurende de duizend jaar, zal verrichten.
20. Wat wordt aangetoond en te kennen gegeven door het feit dat de duizendjarige regering de zevende duizendjarige periode is?
20 De komende duizendjarige periode is de zevende duizendjarige periode sedert de schepping van de mens, en derhalve de laatste duizend jaar van Jehovah’s grote sabbatdag. In deze grote sabbat van de rust van Jehovah gaan zijn getrouwen binnen. „Want op een plaats heeft hij over de zevende dag het volgende gezegd: ’En God rustte op de zevende dag van al zijn werken,’ en wederom op deze plaats: ’Zij zullen mijn rust niet binnengaan.’” Paulus toont aan dat er een rustplaats, ’een sabbatrust voor het volk Gods’ is (Hebr. 4:4, 5, 9, NW). Door geloof gaan de leden van de koninklijke priesterschap Gods rust of sabbat nu reeds binnen. Binnenkort zal de duizendjarige sabbat van Christus’ regering voor de mensheid beginnen en gedurende de duizend jaar duren. Jehovah’s zegen zal op die dag rusten. Petrus vermeldt de lengte van die dag door te zeggen: „Laat dit ene feit echter niet aan uw aandacht ontgaan, geliefden, dat bij Jehovah één dag is als duizend jaren en duizend jaren als één dag” (2 Petr. 3:8, NW). De psalmist zeide tot God: „Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwaak” (Ps. 90:4). Bij Jehovah, de Absolute, is geen beperking. Duizend jaren zijn precies zoals gisteren — gelijk een voorbijgaande dag — voorbijgegaan! Alle duizend jaren zijn voor Jehovah, wanneer hij er op terugziet en ze overziet, precies zoals de dag van gisteren ons toeschijnt wanneer hij voorbijgaat. Duizend jaren zijn voor de Schepper gelijk een gedeelte van de nacht. Ze laten geen spoor achter. Er is nauwelijks een overeenkomst die wij kunnen gebruiken om tot uitdrukking te brengen dat Jehovah aan geen tijd is gebonden. Het boezemt stellig vrees en eerbied in.
21. Toon aan hoe Psalm 110:3 in de tegenwoordige tijd in vervulling gaat.
21 Geen wonder dat er een beroep op de heiligen wordt gedaan om van vreugde te juichen (Ps. 149:5). Wij staan op de drempel van dit vredige millennium. De helderheid van die dag vertoont zich reeds aan de horizon. „Des morgens is er gejuich” (Ps. 30:6). De vreugde van Zion kan door geen andere vreugde worden overtroffen. De grote Regeerder heerst. Jehovah’s Koninklijke Priesterschap in de hemel neemt de autoriteit over om de aangelegenheden van deze aarde te besturen. De psalmist uit zijn gevoelens, zeggende: „Uw volk biedt zich gewillig aan in de dag van uw kracht, in heilige opstelling en kledij: uit de schoot van de morgen hebt gij de dauw uwer jeugd” (Ps. 110:3, AS). De wonderbaarlijke vervulling van de profetieën in deze dagen met betrekking tot Christus Jezus, de glorierijke positie welke hij inneemt en alle wonderlijke daden die hij thans verricht en nog zal doen geschieden, zijn gelijk de tegenbeeldige vervulling van de heilige, prachtige klederen welke bij feestelijke gelegenheden door de dienstdoende hogepriester werden gedragen. De Zoon van Jehovah leidt deze koninklijke priesterorde naar de heilige strijd tegen Satan en diens goddeloosheid. Er bestaat een nieuwe natie, welke op wonderbaarlijke wijze uit de werking van Jehovah’s geest en liefde is geboren. Talrijke frisse en energieke mensen, gelijk de parelachtige dauw, de kinderen van de dageraad. Metgezellen en medestrijders, ja honderdduizenden worden met de nieuwe natie voortgebracht. Want deze tekst heeft de gedachte van productiviteit — een ontelbare groep. Ja, hier treedt een leger van gewillige personen op de voorgrond, die de opgewektheid van de jeugd bezitten. Het is de dag waarin het volk van Jehovah tot een georganiseerde dienst wordt opgeroepen.
22. Hoe komt het dat Jehovah’s nieuwe natie zo energiek en actief is, en wat geeft dit volk van Jehovah zo veel bevrediging?
22 Jehovah’s volk is energiek en actief. Zij zijn gelijk jonge strijders en zij volgen de Priester-Koning waar hij ook gaat. Het is geen huurleger, maar een leger dat uit liefde dient. Het is gekleed in de klederen van heiligheid, en allen zijn zangers. Zij zijn waarlijk soldaten van een Priester-Koning. Zij dienen in rechtvaardigheid en voor een heilige zaak van rechtvaardigheid, en niets weerhoudt hen. Deze natie is weliswaar slechts pas in deze laatste dagen verschenen; zo zou het volgens Jehovah’s zeggen zijn, een schare, een plotselinge, onverwachte, wonderbaarlijke verschijning. Gelijk jonge kinderen „uit de schoot van de morgen,” aanbidden Jehovah’s getrouwen „Jehovah in heilige opstelling en kledij” (Ps. 29:2, AS). Wij zijn bevredigd dat Jehovah in de hemelen is. Hij is de God van hemel en aarde. Zijn Zoon, Christus Jezus, is de universele Koninklijke Priester, de Grotere-dan-Melchizedek, en is thans op de troon geplaatst en doet dienst als een priester-koning. De 144.000 leden zullen bij hem zijn, de meerderheid van hen is reeds opgewekt tot leven in de hemel en het overblijfsel is nog op aarde. Thans wordt de „grote schare” aardse volgelingen bijeengebracht, want Gods gunst is tot de natiën gekeerd ten einde deze klasse voort te brengen (Openb. 7:9-14, NW). Binnenkort zal Satan duizend jaar lang zijn gebonden en de Koninklijke Priesterschap zal gedurende die grote duizendjarige sabbat regeren, terwijl ze de millioenen bewoners der aarde zegeningen van vrede, leven en geluk zal doen toekomen. Laten wij daarom met dankbaarheid ’Jehovah aanbidden in heilige opstelling en kledij!’