De geest van zelfopoffering aankweken
„Ik [verzoek] u dringend, broeders, bij de meedogendheden Gods, uw lichaam aan te bieden als een slachtoffer dat levend, heilig en aan God welgevallig is, een heilige dienst met uw denkvermogen.” — Rom. 12:1.
1. Waarom is Jehovah de offers die wij voor hem brengen waard?
WILLEN mensen de bereidheid bezitten offers te brengen, dan moet het voorwerp van zulke offers het waard zijn dat ze hem of haar gebracht worden en grote achting genieten. Jehovah God is beslist in alle opzichten alle offers waard die wij voor hem brengen. Hij is de Schepper van het ontzagwekkende, schitterende universum en de bron van alles wat leeft. Hij is ook de Maker van een nieuwe ordening van rechtvaardigheid, waarin alle problemen van de mensheid zullen worden opgelost. De bijbel zegt terecht: „Gij, Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen” (Openb. 4:11). Omdat Jehovah zo waardig is, worden wij ertoe aangespoord ’ons lichaam als een levend slachtoffer aan hem aan te bieden’. — Rom. 12:1.
2. Wat ligt in het woord „opofferen” opgesloten? (Lees Hebreeën 13:15, 16.)
2 Wat is er eigenlijk allemaal bij betrokken ons aan Jehovah op te offeren of een levend slachtoffer voor Jehovah te zijn? Eén definitie van het woord „opofferen” is „afstand doen van iets kostbaars of wenselijks ter wille van iets wat belangrijker wordt geacht”. Nog een betekenis van „opofferen” is „zich of zijn leven aan een godheid geven”. Aangezien Jehovah niet van ons verlangt dat wij ons letterlijk als een slachtoffer op een altaar ter dood laten brengen, offeren wij ons leven in de dienst voor hem. Toen de apostel Petrus over de naderende vernietiging van dit samenstel sprak, drong hij erop aan dat christenen personen zijn die door „heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding” worden onderscheiden (2 Petr. 3:11). Bij een aanvaardbaar slachtoffer voor God zijn dus positieve daden betrokken, terwijl men ook praktijken moet laten varen die door Jehovah worden afgekeurd of die onze dienst voor hem zouden kunnen belemmeren.
3. Schenkt Jehovah zijn goedkeuring aan alle offers die in verband met aanbidding worden gebracht?
3 Houdt een loopbaan van zelfopoffering in dat God van mensen verlangt dat zij fanatici worden die onredelijke dingen doen? Sommige mensen kruipen bijvoorbeeld over lange afstanden op bloedende knieën naar religieuze heiligdommen, in de mening verkerend dat dergelijke offers God aangenaam zijn. Anderen verkiezen het misschien weloverwogen een leven van armoede of een bedelaarsleven te leiden. Sommigen weigeren als een onderdeel van hun aanbidding bepaalde soorten voedsel te eten. Maar Jehovah verlangt niet van zijn dienstknechten dat zij zichzelf opzettelijk ontberingen opleggen. Hij is niet ingenomen met door mensen gemaakte geboden die „een schijn van wijsheid [hebben] in een zichzelf opgelegde vorm van aanbidding en schijnnederigheid, een strenge behandeling van het lichaam”. — Kol. 2:23.
4. Wat betekent het in deze tijd ons ten behoeve van Jehovah’s belangen op te offeren?
4 De redelijke soort van zelfopoffering die Jehovah van ons verlangt, houdt in dat wij onze persoonlijke verlangens beperken ten einde zijn belangen vollediger te kunnen dienen. Die belangen zijn opgebouwd rondom Gods toekomstige regering voor de gehele aarde, zijn hemelse koninkrijk in handen van Christus. Aangezien die regering binnenkort de enige regerende autoriteit op aarde zal zijn, moeten allen die onder haar rechtvaardige bestuur wensen te leven, haar wetten, beginselen en voornemens leren kennen. Zij moeten ook de belangen van deze regering bevorderen door in deze tijd „dit goede nieuws van het koninkrijk” onder de mensheid te prediken. Ons ter wille van Jehovah’s belangen op te offeren, betekent derhalve zijn wetten te gehoorzamen en zijn koninkrijk de eerste plaats in ons leven toe te kennen. „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken”, zei Jezus — Matth. 6:33.
5. Moet een loopbaan van zelfopoffering te moeilijk worden geacht?
5 Is het gemakkelijk een loopbaan van zelfopoffering te volgen? Neen, helemaal niet. Maar Jehovah God en Christus Jezus nodigen ons ertoe uit deze loopbaan te volgen, hetgeen betekent dat zo’n loopbaan mogelijk is. De liefdevolle Vader en zijn Zoon, die de mens geschapen hebben, weten namelijk waartoe mensen in staat zijn. En aangezien Jehovah en Christus zo’n grote liefde voor mensen bezitten, kunnen wij er bovendien zeker van zijn dat zij niet iets van ons zullen vragen wat ons niet ten goede zal komen. Wanneer wij daarenboven de grootse beloningen in aanmerking nemen die in het verschiet liggen, kan er met vertrouwen gezegd worden dat het brengen van offers om Jehovah te dienen, thans de enige levenswijze vormt die de moeite waard is. Al het andere zal vroeg of laat op teleurstelling uitlopen. — Matth. 19:26; Rom. 9:33; 1 Joh. 4:16.
6, 7. (a) Wat voor offers moest Noach brengen? (b) Raakte Noach na verloop van tijd ontmoedigd?
6 Wij zullen in onze loopbaan van zelfopoffering erg aangemoedigd worden wanneer wij de bijbelse geschiedenis onderzoeken en zien hoe andere gewone mensen zo’n loopbaan met succes hebben gevolgd, en welke zegeningen zij hierdoor ontvangen hebben. Jehovah vroeg Noach bijvoorbeeld bepaalde dingen op te offeren opdat hij een werk kon doen dat door de wereld van zijn tijd als dwaasheid werd beschouwd. Hij kreeg de opdracht een enorm vaartuig, een ark, te maken. Toch had het nog nooit geregend of was er nog nooit een overstroming geweest. Daar kwam nog bij dat Noach geen scheepsbouwer was en zich ook nog van gezinsverantwoordelijkheden moest kwijten.
7 Om zo’n enorme ark te bouwen, moest Noach tijd afnemen van dingen die hij misschien heel graag deed. Ja, als hij diezelfde tijd en energie had gebruikt om zijn materiële rijkdom te vermeerderen, had hij het ongetwijfeld gerieflijker kunnen hebben. Ook moest hij iets opofferen van de reputatie die hij bij zijn buren genoot, aangezien zijn werk aan de ark hem aan spot blootstelde. Raakte hij ontmoedigd of hield hij met het werk op, omdat het veel jaren in beslag nam terwijl hij op het einde van dat samenstel wachtte? Integendeel, Noach zette zijn loopbaan van zelfopoffering geduldig voort. Dit hield tevens in dat hij „een prediker van rechtvaardigheid” was (2 Petr. 2:5). Hij begreep dat hij niet in een „normale” wereld leefde, maar in een wereld die „verdorven [was] in de ogen van de ware God en . . . met geweldpleging vervuld” was, een wereld die uiteindelijk vernietigd zou worden. De bijbel zegt dan ook: „Noach [deed] naar alles wat God hem geboden had. Juist zo deed hij.” — Gen. 6:11, 22.
8. Hoe is Noachs gehoorzaamheid van invloed geweest op ons allen?
8 Het moet ons heel blij stemmen dat Noach weigerde aan de zijde van de genotzuchtigen van zijn tijd te staan. Aangezien wij allen nakomelingen van Noach zijn, hebben wij het aan zijn gehoorzaamheid te danken dat wij thans in leven zijn. De genotzuchtigen verloren alles — hun huis, hun bezittingen en hun zogenaamde „normale” leventje. Zij verloren zelfs niets minder dan hun leven en het leven van hun kinderen, aangezien „de toenmalige wereld vernietigd [werd] toen ze door water werd overstroomd” — 2 Petr. 3:6.
9. Hoe werd Abraham gezegend wegens zijn bereidheid offers te brengen?
9 Abraham was nog iemand die besefte dat het noodzakelijk was offers voor Jehovah te brengen. Jehovah gaf hem de opdracht: „Trek weg uit uw land en van uw verwanten vandaan en uit het huis van uw vader, naar het land dat ik u zal tonen” (Gen. 12:1). Abraham toonde zich niet terughoudend omdat Jehovah hem vroeg een beschermde levenswijze op te geven voor iets wat zo onzeker was. Hij had het vertrouwen dat wat Jehovah van hem verlangde te allen tijde juist en voor zijn eigen bestwil was. „Daarop ging Abraham, juist zoals Jehovah tot hem gesproken had” (Gen. 12:4). Het is waar dat dit betekende dat hij jaren achtereen aanzienlijke offers moest brengen. Maar Jehovah heeft zijn bereidheid om te dienen zeer gezegend: Abraham is er getuige van geweest dat Jehovah veel wonderbare daden ten behoeve van hemzelf en zijn gezin verrichtte; het ontbrak hem niet aan de materiële behoeften; hij kwam als „Jehovah’s vriend” bekend te staan (Jak. 2:23). Ook beloofde God aan Abraham dat er een gehele natie uit hem zou voortkomen. Het is van belang dat de bijbel hierover zegt: „Zo verkreeg Abraham, nadat hij geduld had getoond, deze belofte” (Hebr. 6:15). Bovendien kreeg hij het voorrecht een voorouder van Jezus te zijn.
10. Welke tegenstelling in houding bestond er in de eerste eeuw, met welke resultaten?
10 In de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening offerden veel gewone mannen en vrouwen iets van hun eigen belangen op ten einde Jehovah’s belangen te dienen. Ja, zij werkten hard en ondergingen moeilijkheden, maar hun tevredenheid was groot, aangezien zij wisten dat zij het juiste deden en God behaagden. Ook hadden zij het vertrouwen dat Jehovah hun geloof en werken ten behoeve van hem zou gedenken en niet in gebreke zou blijven hun in de toekomst een schitterende beloning te geven. En hoe stond het met degenen die te genotzuchtig waren, die hun „normale” leventje wilden voortzetten en die Jezus verwierpen uit vrees dat ’de Romeinen zouden komen en zowel hun plaats als hun natie zouden wegnemen’? (Joh. 11:48) Gedurende dat zelfde geslacht kwam er hoe dan ook een einde aan hun levenswijze. De Romeinse legers verwoestten het land, met enorme verliezen in levens en bezittingen. De opofferingsgezinde christenen sloegen daarentegen acht op Jezus’ onderwijzingen, vluchtten uit het gebied weg en bleven in leven, alhoewel zij hun huis en bijna al hun stoffelijke bezittingen achterlieten. Zij behoren tot degenen die waarlijk „gelukkig” zijn te prijzen. — Luk. 21:20-24; 22:28-30; Openb. 20:4-6.
OFFERS OP HET GEBIED VAN ONZE TIJD
11. (a) Wordt er in deze tijd van christenen verlangd dat zij alle bezittingen opgeven? (b) Hoe is bij het brengen van offers voor Jehovah onze activiteit jegens anderen betrokken?
11 Wil dit zeggen dat alle dienstknechten van God in deze tijd hun huis en andere stoffelijke bezittingen als een onderdeel van hun offers aan God moeten opgeven? Neen, daar gaat het niet om, alhoewel de bereidheid om dit indien nodig te doen, in het geval van de genoemde voorbeelden van Noach, Abraham en de eerste-eeuwse christenen, wel bestond. Het gaat erom dat men bereid is Gods belangen de eerste plaats in zijn leven toe te kennen en dat men elk offer wil brengen dat hiertoe noodzakelijk zou zijn. Het gaat dus niet zozeer om wat iemand al dan niet heeft, maar waar zijn hart is. Komen Jehovah’s belangen in iemands hart op de eerste plaats, of zijn persoonlijke belangen? En men behartigt Jehovah’s belangen onder andere ook door dingen voor andere mensen te doen, aangezien Gods Woord zegt dat wij ’niet alleen uit persoonlijk belang het oog moeten houden op onze eigen zaken, maar ook uit persoonlijk belang op die van de anderen’. Laten wij daarom niet slechts „onszelf . . . behagen”, maar „laat een ieder van ons zijn naaste behagen in datgene wat zijn opbouw ten goede komt”. — Fil. 2:4; Rom. 15:1, 2.
12. Waarom moesten wij de opofferingsgezinde houding van anderen in de hedendaagse tijd waarderen?
12 Zien wij zo’n geest van zelfopoffering in deze hedendaagse tijd? Zeer beslist. De verscheidene miljoenen personen die zich nu in bijbelse waarheden en christelijke omgang verheugen in vereniging met de meer dan 40.000 gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de gehele aarde, trekken namelijk voordeel van de offers die loyale dienstknechten van God eerder in deze hedendaagse tijd hebben gebracht. Destijds, aan het einde van de jaren 1800 en in het begin van de jaren 1900, hebben veel opofferingsgezinde personen hard gewerkt om bijbelse waarheden aan anderen te onderwijzen en het fundament te leggen voor Jehovah’s hedendaagse zichtbare organisatie, via welke organisatie wij thans de waarheid over Jehovah en nog zoveel andere voordelen ontvangen.
13. Welke offers brengen velen om Jehovah vollediger te dienen?
13 Op dit ogenblik brengen vele tienduizenden toegewijde mannen en vrouwen over de gehele aarde ongewone offers om God te dienen. Sommigen hebben letterlijk hun huis en bezittingen opgegeven om in het zendingswerk, op Bethelhuizen of als reizende vertegenwoordigers die gemeenten bedienen, al hun tijd aan het behartigen van Jehovah’s belangen te kunnen besteden. Anderen brengen offers om als speciale, gewone of hulppioniers te werken, ten einde in een vollediger mate in staat te zijn anderen over Jehovah’s naderende nieuwe ordening te onderwijzen.
14. Hoe beziet Jehovah degenen wier dienst voor hem enigszins beperkt is als gevolg van hun omstandigheden?
14 Niet allen die Jehovah toegewijd dienen, zijn echter dermate vrij van verantwoordelijkheden dat zij zulk een volle-tijdwerk kunnen verrichten. Velen moeten in een moeilijk economisch stelsel hard werken om hun gezin van het nodige te voorzien, in het besef dat als zij dit niet zouden doen, zij „erger dan een ongelovige” zouden zijn (1 Tim. 5:8). Christelijke ouders dragen ook de verantwoordelijkheden die met het hebben van kinderen gepaard gaan. Zij begrijpen dat zij iets moeten opofferen van wat zij graag zouden doen om er tijd aan te kunnen besteden hun kinderen „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” groot te brengen (Ef. 6:4). Bovendien kunnen sommigen wegens een slechte gezondheid, gevorderde leeftijd of andere beperkingen, erg weinig in de rechtstreekse dienst voor Jehovah offeren of geven. In dit opzicht zijn zij als de behoeftige weduwe die slechts „twee kleine geldstukken van zeer weinig waarde” in Gods tempel kon offeren (Luk. 21:1-4). Toch brengen al zulke personen die doen wat zij kunnen om anderen te helpen meer over Jehovah te weten te komen, beslist offers die hem behagen. Hij heeft hen lief wegens hun bereidheid moeilijke toestanden te verduren en toch nog, naar hun situatie dit toelaat, iets aan hem te offeren in de vorm van dienst voor hem. — Jak. 5:11.
ONDERZOEK UZELF
15. Welke vragen dienen wij ons terecht te stellen?
15 Bezit u de geest van zelfopoffering? Of bent u geneigd genotzuchtig te zijn? Dient u Jehovah in de mate dat uw omstandigheden dit toelaten? Waarom zou u uzelf niet onderzoeken om te zien of uw christelijke dienst voor God verbeterd zou kunnen worden?
16. Hoe zouden wij ’de gelegen tijd kunnen uitkopen’? (Lees Romeinen 10:9, 10)
16 Zou u bijvoorbeeld meer van uw tijd aan persoonlijk bijbellezen kunnen besteden? Indien u een gezin hebt, bespreekt u de bijbel dan geregeld met hen? Zou u meer van uw vrije tijd kunnen gebruiken om mensen in uw omgeving op te zoeken ten einde hen over het „goede nieuws” te vertellen? Of zou u iets van uw tijd kunnen gebruiken om de zieken, de ouderen of anderen te helpen door christelijke daden van vriendelijkheid en liefde voor hen te verrichten? Misschien zou u de hoeveelheid tijd die u bijvoorbeeld aan ontspanning, zoals het kijken naar de televisie, besteedt, kunnen vergelijken met de tijd die u eraan besteedt om Jehovah op het een of andere terrein van zijn activiteit te dienen. Is de tijdsindeling evenwichtig? — Ef. 5:15.
17. Waarom is het voor ouders belangrijk na te gaan wat zij hun kinderen vragen te doen?
17 Bent u een ouder? Onderzoek de verhouding waarin u tot uw kinderen staat. Besef dat de prille jeugd van uw kinderen de beste tijd is om ermee te beginnen hen in een loopbaan van zelfopoffering op te voeden. Geef uw kinderen iets nuttigs te doen in en om het huis. Laat hen inzien dat het leven niet alleen maar uit spel bestaat, maar dat er werk en offers bij zijn betrokken. Misschien hebt u in uw eigen kindertijd geen mooie kleren, weinig ontspanning en niet genoeg goed voedsel gehad. U wilt misschien niet dat uw kind net zulke ontberingen moet lijden als u. Maar als u uw kind daarentegen alles geeft wat hij wil hebben, kan dit hem zijn leven kosten! Hij zou hierdoor kunnen gaan denken dat het leven gemakkelijk is, dat men alles gemakkelijk krijgt en dat het doen van Jehovah’s wil gemakkelijk is, met het gevolg dat hij later niet bereid is offers voor Jehovah te brengen. Zoals u, als volwassenen, reeds weet, is het leven niet gemakkelijk, krijgt men de dingen niet gemakkelijk en is het doen van Jehovah’s wil niet noodzakelijkerwijs gemakkelijk. Help uw kinderen daarom een evenwichtige kijk op het leven te ontwikkelen. Leer hen inzien dat hoewel er tijd voor ontspanning uitgetrokken moet worden, er ook tijd moet zijn voor werk, voor bijbelstudie, voor het brengen van offers. Help uw zoons en dochters door middel van streng onderricht een loopbaan van redelijke zelfopoffering te volgen. Het resultaat van dit strenge onderricht zou heel goed een van de waardevolste dingen kunnen zijn die zij van u zullen erven (Ef. 6:4; Hebr. 12:11). En door middel van uw eigen goede voorbeeld zult u het mondelinge onderricht dat u geeft, het beste kracht kunnen bijzetten.
18. Als wij niet meer van onze tijd aan het dienen van Jehovah kunnen besteden, welke verbeteringen kunnen wij dan toch aanbrengen?
18 Of u nu gehuwd bent of ongehuwd, een eerlijke zelfanalyse kan heel goed aan het licht brengen dat u zoveel tijd aan het dienen van de Koninkrijksbelangen besteedt als in uw geval redelijkerwijs mogelijk is. Kunt u misschien nog meer doen? Ja, inderdaad. U kunt eraan werken een betere christen te worden door te leren hoe u de vrucht van Gods geest, namelijk „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” in een vollediger mate ten toon kunt spreiden (Gal. 5:22, 23). Verder kunt u eraan werken de kwaliteit van uw dienst voor God te verbeteren.
19. Waarom moeten wij bereid zijn de geest van zelfopoffering aan te kweken? (Lees Hebreeën 6:11; 1 Korinthiërs 15:58.)
19 Welk een voldoening zal het u in de toekomst, in Gods nieuwe ordening, geven wanneer u terugkijkt en weet dat u, toen het in deze dringende tijd werkelijk nodig was, uw ’handen uit de mouwen hebt gestoken’ door de noodzakelijke offers te brengen en uw deel te doen om Jehovah te dienen. Ja, wees bereid persoonlijke belangen ondergeschikt te maken aan Jehovah’s belangen, waarbij u de toekomstige opwindende beloningen voor ogen houdt. Kweek de geest aan die de psalmist bezat toen hij zei: „In gewilligheid wil ik u slachtoffers brengen. Ik zal uw naam prijzen, o Jehovah, want het is goed.” — Ps. 54:6.
[Illustraties op blz. 24, 25]
Petrus, Noach, Abraham en anderen brachten offers voor Jehovah en werden door hem gezegend