Blijf vooruitzien en voorwaarts gaan met Jehovah
„Mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, . . . zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.” — Jes. 55:11.
1. Welke basis hebben wij voor het vertrouwen dat Jehovah zijn voornemens ten uitvoer zal brengen?
ER BESTAAT geen enkele twijfel over dat Jehovah zijn voornemens altijd met succes bekroont. Zowel zijn Woord als de geschiedenis van de mensheid getuigen ervan dat Jehovah dit in het verleden heeft gedaan en geven ons de verzekering dat hij er nog altijd belangstelling voor heeft de oorspronkelijke Koninkrijksprofetie en -belofte die in Eden werd uitgesproken, ten uitvoer te brengen. En evenals Jehovah altijd vooruit blijft zien, moeten ook wij dit doen. Vanwege de vele profetieën die nog vervuld moeten worden, hebben wij vele krachtige redenen om vooruit te zien.
2. Welk belangrijke werk is ons toegewezen en wier hulp hebben wij bij het ten uitvoer brengen ervan?
2 Wij dienen er echter niet alleen mee voort te gaan met Jehovah God vooruit te zien, maar wij dienen ook met hem voorwaarts te gaan, want hij heeft voor zijn dienstknechten op aarde veel werk te doen. Dat werk bestaat onder andere in de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk, zodat mensen zich kunnen identificeren als personen die er hetzij vóór of tegen zijn (Matth. 24:14; 25:31-46). Zoals uit Openbaring 14:6, 7 blijkt, rust de lading verantwoordelijkheid voor dit predikingswerk niet uitsluitend op de schouders van Gods aardse dienstknechten; zij hebben de hulp van engelen, die zowel leiding geven als de aangelegenheden manoeuvreren.
3. Welke verplichting hebben wij ten opzichte van medegelovigen?
3 Als Christus’ ware volgelingen, die de opdracht hebben deze activiteit ten uitvoer te brengen, moeten wij loyaal en trouw jegens elkaar zijn. Wij moeten zo hulpvaardig mogelijk jegens elkaar zijn, aangezien onze verplichting elkaar te dienen, groter is dan onze verplichting degenen te dienen die buiten zijn. „Laten wij daarom dus, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof” (Gal. 6:10). Wie weet hoe lang wij nog tijd zullen hebben die er gunstig voor is? Laten wij dus in de grootst mogelijke mate het goede jegens elkaar doen, voordat wij door ernstige economische toestanden of bittere tegenstand in onze pogingen worden belemmerd. Mochten wij dan door moeilijke tijden worden getroffen, dan zullen wij de houding hebben die nodig is om elkaar te blijven helpen en aanmoedigen. Laten wij dus bereid zijn elkaars zwakheden en tekortkomingen te verdragen. Laten wij, in plaats van lichtgeraakt te zijn en te klagen, bereid zijn ter wille van rechtvaardigheid, ter wille van de vrede in de gemeente, lijden te ondergaan. Ja, „slaakt geen zuchten tegen elkaar, broeders, zodat gij niet [ongunstig] wordt geoordeeld”. — Jak. 5:9.
WAT LIGT IN HET ONMIDDELLIJKE VERSCHIET?
4, 5. (a) Welke dingen liggen voor ons in het onmiddellijke verschiet? (b) Waarvan kunnen wij in verband met de „grote verdrukking” zeker zijn?
4 Tot de dingen die voor ons in het onmiddellijke verschiet liggen, behoort de voltrekking van Gods oordelen aan „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie (Openb. 17:15-18). Hierdoor wordt het begin van de „grote verdrukking” gekenmerkt (Matth. 24:21). Degenen die als ware volgelingen van Jezus Christus in zijn voetstappen treden, en ook hun metgezellen, zullen deze oordeelsvoltrekking overleven. Wat komt dan? Satan en zijn strijdkrachten, onder het symbool van Gog van Magog, zullen Gods volk aanvallen, aangezien zij hen om hun vrede en voorspoed benijden. Dit zal voor de hemelse strijdkrachten onder Jezus Christus het sein vormen om tegen de zichtbare strijdkrachten van de Duivel op te trekken, hetgeen het begin kenmerkt van „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon (Openb. 16:14, 16). Die strijd zal worden gekenmerkt door broedermoord, pestilentie, hagelstenen, bliksem, vuur, zwavel, vloedgolven en aardbevingen, hetgeen alles ter rechtvaardiging zal zijn van Jehovah Gods rechtmatige soevereiniteit. — Ezech. 38:14-23.
5 Wàt er ook gebeurt, wij kunnen er zeker van zijn dat Jehovah zijn volk zal bevrijden. Indien wij Jehovah God werkelijk kennen en op onzelfzuchtige wijze dienen, zullen wij geen reden hebben voor vrees. Als klasse zullen wij de „grote verdrukking” overleven ten einde het fundament van de nieuwe aarde te vormen.
6. Waarom kunnen wij zeggen dat de periode van de „grote verdrukking” een tijd van uitbundige vreugde voor ons zal zijn, en hoe dient dit zelfs thans van invloed op ons te zijn?
6 Nòg iets waarvan wij zeker kunnen zijn is, dat de periode van de „grote verdrukking”, de dag van Jehovah, een tijd van uitbundige vreugde zal zijn. Sta er eens bij stil hoe dankbaar Noach en zijn gezin zich voor Jehovah’s middel van redding gevoeld moeten hebben toen de regen begon te vallen; denk ook eens hoe vreugdevol de Israëlieten geweest moeten zijn toen zij veilig aan de andere zijde van de Rode Zee waren aangekomen en vervolgens zagen hoe Farao en zijn leger door diezelfde zee werden verzwolgen. Gods oorlog te Har–mágedon zal veel grootser zijn dan die grote reddingsdaden van Jehovah. Het is waar dat de „grote verdrukking” vreesinboezemend zal zijn en met een mate van ontberingen gepaard gaat. Het zal Gods dienstknechten echter met geestdrift vervullen wanneer zij datgene zien wat zij gedurende zoveel jaren hebben bekendgemaakt en waarnaar zij al die tijd hebben uitgezien. Het zal beslist iets zijn om met vreugde en voldoening aan degenen te vertellen die uit de doden worden opgewekt. Alleen al de gedachte eraan dient ons ertoe aan te sporen de snel naderende dag van Jehovah ijverig bekend te maken.
DE GEREINIGDE AARDE BETREDEN
7. (a) Met wat voor soort van ouders zal de mensheid gezegend worden? (b) Wat voor soort van mannen zullen de hemelse regeerders vertegenwoordigen, met welke resultaten?
7 Wat zal het heerlijk zijn om na de „grote verdrukking” de gereinigde aarde te betreden en het begin mee te maken van de duizendjarige regering van Christus en zijn bruid, welke is samengesteld uit 144.000 mannen en vrouwen die van de aarde gekocht zijn! Zij zullen hun aandacht op de mensheid richten, met het doel een groot gezin van volmaakte zonen en dochters groot te brengen. Wat zullen zij een liefdevolle ouders zijn! Vol liefde en mededogen zullen zij met hun ouderlijke activiteiten beginnen en zullen zij de overlevenden van de verdrukking de hulp schenken die zij nodig hebben om hun zwakheden en onvolmaaktheden te overwinnen. Nadat Jezus Christus vervolgens de doden tot leven heeft gewekt, zal de bruid met hem samenwerken om de uit de doden opgewekte personen te helpen tot volmaaktheid op te groeien. Door middel van hetgeen Christus en zijn bruid voor de mensheid zullen doen, zal de tent of tabernakel van Jehovah God bij de mensen zijn (Openb. 21:1-4). Op aarde zullen zij door getrouwe mannen worden vertegenwoordigd die als vorsten zullen dienen (Ps. 45:16). Deze vorsten zullen niet als de corrupte, egoïstische politici zijn die in de loop van vele eeuwen over de mensen hebben geheerst. Zij zullen veeleer zijn zoals degenen die Mozes moest uitkiezen: „Bekwame mannen . . . die God vrezen, betrouwbare mannen, die onrechtvaardige winst haten” (Ex. 18:21). Dezen zullen een rechtvaardig en liefdevol bestuur uitoefenen, waarbij allen zich in zekerheid en gerief kunnen verheugen. — Jes. 32:1, 2.
8. Welke toestanden kunnen wij in Gods nieuwe ordening verwachten, en waarom?
8 Wanneer de goddeloze wereld is vernietigd en Satan en zijn demonen in de afgrond zijn geworpen, zullen er geen goddeloosheid, geen valse religie en geen demonische activiteiten meer bestaan. ’Niemand zal enigerlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel Gods heilige berg, want de aarde zal vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren de zee bedekken’ (Jes. 11:9). Niet alleen zal er vrede zijn tussen alle volken en rassen, maar er zal ook vrede zijn tussen de mensen en de overige schepselen op aarde: „Voor hen zal ik stellig een verbond sluiten op die dag in verband met het wild gedierte van het veld en met het vliegende schepsel des hemels en dat wat op de grond kruipt, . . . en ik wil hen in zekerheid doen neerliggen.” De mensheid zal een liefdevolle heerschappij uitoefenen; de mensen zullen niet bang zijn voor de dieren en de dieren zullen geen ziekelijke vrees voor de mensen hebben. De gehele aarde zal de heerlijkheid weerspiegelen van de Schepper ervan, „de God die vrede geeft”, en van Jezus Christus, die de „Vredevorst” is. — Hos. 2:18; Rom. 16:20; Jes. 9:6.
DE OPSTANDINGSHOOP
9. Waarom kunnen wij zeker zijn van de opstanding der doden?
9 Ook kunnen wij met de grootste gerustheid vooruitzien naar de opstanding van de doden. Waarom? Omdat God ons vele beloften heeft gegeven in dat verband en hij niet kan liegen (Tit. 1:2). Bovendien heeft hij aan alle mensen een waarborg van de opstanding verschaft doordat hij Jezus uit de doden heeft opgewekt (Hand. 17:31). De opstanding zal zo zeker geschieden, dat Jehovah degenen die dood zijn als werkelijk levend beschouwt, zoals Jezus tot de twijfelende Sadduceeën van zijn tijd zei. — Matth. 22:31, 32.
10. Wat zal worden opgewekt, en waaruit?
10 Wat zal worden opgewekt? Niet het lichaam dat is gestorven, want het is tot stof vergaan en kan een deel zijn geworden van andere levende dingen. De apostel Paulus toont dan ook aan: „Wat gij zaait, wordt niet levend gemaakt tenzij het eerst sterft; en aangaande wat gij zaait, gij zaait niet het lichaam dat zich zal ontwikkelen, maar louter een korrel”, en „God geeft er een lichaam aan zoals het hem heeft behaagd” (1 Kor. 15:35-38). Ja, niet een lichaam dat uit dezelfde moleculen is samengesteld, maar de ziel — de persoon — zal uit het graf, Sjeool of Hades, worden opgewekt, zoals ook betreffende Jezus was voorzegd: „Gij zult mijn ziel in Sjeool niet verlaten.” — Ps. 16:10; Hand. 2:24-27.
11. (a) Wat is de eerste opstanding? (b) Wie delen erin, en wanneer?
11 Wat voor soort van lichaam zal de uit de doden opgewekte ziel of persoon hebben? Voor degenen die deel hebben aan de eerste opstanding, zal dit een heerlijk, goddelijk, onverderfelijk lichaam zijn. De eerste opstanding komt zowel in tijd als in belangrijkheid en hoedanigheid op de eerste plaats en valt de gezalfde volgelingen van Christus ten deel, de 144.000 die Johannes op de berg Sion zag staan (Openb. 20:4, 6; 14:1, 3). Over de opstanding van de slapende gezalfden gedurende de tegenwoordigheid van de Heer lezen wij: „De Heer zelf zal uit de hemel neerdalen met een bevelende roep, met de stem van een aartsengel en met Gods trompet, en zij die dood zijn in eendracht met Christus zullen eerst opstaan” (1 Thess. 4:16). Over de overgeblevenen van deze groep die na deze opstanding sterven, zegt Paulus vervolgens: „Daarna zullen wij, de levenden, die overblijven, te zamen met hen in wolken worden weggerukt, de Heer tegemoet in de lucht, en aldus zullen wij altijd met de Heer zijn” (1 Thess. 4:17; Openb. 14:13). Zoals in 1 Korinthiërs 15:51, 52 wordt aangetoond, betekent dit dat zij niet in de dood ontslapen maar onmiddellijk tot hemels leven worden opgewekt en met de Heer Jezus Christus in de onzichtbare hemelen worden verenigd.
12. Wie zullen nog meer worden opgewekt, en wanneer kan de opstanding van bepaalde personen onder hen verwacht worden?
12 Hoe staat het met de overigen van de dode mensheid? De apostel Paulus getuigde dat „er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen”. Evenzo voorzei Jezus dat „allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen” en te voorschijn zullen komen. Verder worden wij erover ingelicht dat de „dood en Hades” alle doden in hen zullen opgeven. Hiertoe zal ook de medegevoelende boosdoener behoren die naast Jezus aan een paal was gehangen en tot wie Jezus zei: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn” (Hand. 24:15; Joh. 5:28, 29; Openb. 20:13; Luk. 23:42, 43). Aangezien getrouwe mannen vanaf Abel tot aan Johannes de Doper klaarblijkelijk als aardse vertegenwoordigers van het Koninkrijk aangesteld zullen worden, zullen zij waarschijnlijk tot de eersten behoren die worden opgewekt (Ps. 45:16). Allen die aan Gods vereisten voor het overleven van de „grote verdrukking” hebben voldaan maar die zijn gestorven of die misschien nog vóór die grootse gebeurtenis zullen sterven, zullen ongetwijfeld ook vroeg gedurende de duizendjarige regering tot leven worden opgewekt. Dit zou redelijk zijn, aangezien zulke personen bijzonder nuttig zouden kunnen zijn bij het onderwijzen van de vele onrechtvaardigen die opgewekt zullen worden.
13. Met welke kenmerken zal de dode mensheid worden opgewekt?
13 Hoe staat het met degenen die tot leven op aarde terugkomen? Wat voor soort van lichaam zullen zij hebben? Hoe zullen zij eruitzien? Zoals door vroegere opstandingen wordt geïllustreerd, zal hun uiterlijk ongetwijfeld veel gelijkenis vertonen met dat wat zij vóór hun dood hadden, zodat zij zowel voor henzelf als voor anderen herkenbaar zullen zijn (Joh. 11:39-44). Een lang persoon zal niet terugkomen als iemand die klein van stuk is en ook zal een zeer oud persoon niet terugkomen als een tiener. Mannen zullen mannen zijn en vrouwen vrouwen. Zij zullen hun identieke persoonlijkheid en dezelfde herinnering hebben. Zoals ongetwijfeld ook het geval was met degenen die in het verleden werden opgewekt, zullen de uit de doden opgewekte personen een gezond en gaaf lichaam hebben. Zij zullen niet in de ziekelijke toestand terugkomen die tot hun dood heeft geleid. Dit wil echter niet zeggen dat zij een volmaakt lichaam zullen hebben, want dat zou niet bij een onvolmaakte persoonlijkheid passen. Zij zullen veeleer met een onvolmaakt lichaam te voorschijn komen, en naarmate zij geestelijke vooruitgang maken en hun zwakheden en onvolmaaktheden overwinnen door zich gehoorzaam naar de Koninkrijksheerschappij te schikken en de verzoenende voordelen van Jezus’ slachtoffer te ontvangen, zal hun lichaam steeds meer tot volmaaktheid komen.
14, 15. (a) Van welke eigenschap van Gods zijde is de opstanding van de doden een uiting, volgens wiens woorden? (b) Hoe zal Jezus over het opwekken van de doden denken?
14 De voorziening van de opstanding is een uiting van liefde van de zijde van Jehovah God, zoals blijkt uit de woorden van de geduldige en getrouwe Job: „Kan een fysiek sterke man als hij sterft opnieuw leven? . . . Gij zult roepen, en ikzelf zal u antwoorden. Naar het werk van uw handen zult gij een vurig verlangen hebben.” Ja, Jehovah God heeft een vurig verlangen naar degenen die in Sjeool of Hades zijn, vooral naar degenen die, evenals Job, hun rechtschapenheid jegens hem onder zware beproevingen hebben bewezen. — Job 14:14, 15.
15 En stellig zal de opstanding van talloze miljoenen ook Jezus Christus veel vreugde schenken. Jezus’ bereidheid en graagte om dit voor de mensheid te doen, blijkt wel uit zijn antwoord aan een melaatse die eens naar Jezus toe kwam en vol geloof tot hem zei: „Heer, als u het alleen maar wilt, kunt u mij rein maken.” En wat zei Jezus tot hem? „’Ik wil het. Word rein.’ En onmiddellijk verdween de melaatsheid bij hem.” — Luk. 5:12, 13.
16. Hoe kan het ons zelfs thans helpen wanneer wij in geloof naar de opstanding vooruitzien?
16 De opstanding is beslist iets waarnaar ook wij met een vurige verwachting en met vreugde vooruit dienen te zien. Wanneer wij dit in geloof doen, kan de opstandingshoop zelfs thans een werkelijke bron van aanmoediging en zegen zijn. Wanneer de dood personen opeist die ons dierbaar zijn, zullen wij niet toelaten dat wij, evenals degenen die geen hoop hebben, door extreme droefheid worden overmand (1 Thess. 4:13, 14). Wij zullen in staat zijn de treurenden werkelijke troost te geven (2 Kor. 1:3, 4). Omdat wij ons de opstandingshoop eigen gemaakt hebben, kunnen wij het vertrouwen hebben dat zelfs indien mensen ons van het leven beroven, zij ons niet uit Gods herinnering kunnen wissen en niet kunnen verhinderen dat wij uit de dood worden opgewekt (Matth. 10:28). Dit helpt ons om ondanks wat mensen ons zouden kunnen doen, loyaal te blijven jegens Jehovah God. — Openb. 2:10; 12:11.
17. Welke uitwerking dient de mogelijkheid de beloning van het leven mis te lopen, op ons te hebben?
17 Een verdere aansporing tot getrouwheid is het feit dat het mogelijk is de beloning van het leven mis te lopen. (Vergelijk 2 Timótheüs 4:8.) De bijbel onthult dat moedwillige beoefenaars van zonde — degenen die tegen Gods geest zondigen — niet uit de dood zullen worden opgewekt (Matth. 12:31, 32; Hebr. 10:26, 27). Dit dient ons er beslist toe aan te moedigen het voorbeeld na te volgen dat de apostel Paulus heeft gegeven in het nastreven van een handelwijze van getrouwheid. Paulus zei over zichzelf: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden” (1 Kor. 9:27). Ja, mogen wij nooit de beloning van het leven uit het oog verliezen en in gebreke blijven ons in te spannen om Jehovah God loyaal trouw te blijven.
BLIJF VOORUITZIEN, BLIJF VOORWAARTS GAAN
18. Hoe dienen wij ons te gedragen, aangezien wij in een wedloop zijn?
18 Wij hebben beslist veel om naar vooruit te zien. Wat zijn de vooruitzichten schitterend, niet alleen voor de onmiddellijke toekomst, maar ook voor de duizend jaar die in het verschiet liggen! Onze loopbaan is met een wedloop vergeleken, en er zou gezegd kunnen worden dat wij ons in de laatste etappe bevinden. Waar doet een wedloop ons aan denken? Doet hij ons niet denken aan intensieve krachtsinspanningen en aan concentratie op het doel, en wel om de wedloop te winnen? In werkelijkheid is dit precies hetgeen waartoe wij worden aangespoord: „Laten ook wij elk gewicht [of dit nu het materialisme is of de zondige neigingen van het vlees] en de zonde die ons gemakkelijk verstrikt [verlies van geloof], afleggen en met volharding de ons voorgestelde wedloop lopen, terwijl wij oplettend het oog gericht houden op . . . Jezus.” — Hebr. 12:1, 2.
19. Welke raad gaf Jezus zijn volgelingen om hen te helpen het te vermijden verstrikt te geraken en de beloning mis te lopen?
19 Ja, Jezus heeft ons het voorbeeld gegeven en hij geeft ons de raad ’eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid te blijven zoeken’ (Matth. 6:33). In zijn grote profetie waarschuwde Jezus ook met betrekking tot de tijd van het einde waarin wij nu leven: „Schenkt . . . aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt. . . . Blijft dan wakker.” — Luk. 21:34-36.
20. Hoe dient onze houding ten opzichte van de wereld te zijn?
20 Wij volgen beslist een verstandige handelwijze wanneer wij ons concentreren op datgene waarvoor wij leven. Wij weten dat wij thans in de „laatste dagen” leven, en Paulus’ raad is thans derhalve nog toepasselijker voor ons dan toen hij deze voor het eerst gaf: „De overgebleven tijd is kort geworden. Laten voortaan zij . . . die van de wereld gebruik maken, [zijn] als zij die er niet ten volle gebruik van maken; want het toneel van deze wereld is bezig te veranderen” (1 Kor. 7:29-31). Waarom zouden wij volledig gebruik maken van de wereld en ons gehele leven erdoor in beslag laten nemen, alsof wij het ons niet kunnen veroorloven ook maar iets van wat ze heeft te bieden, te missen, terwijl wij dit ten koste van onze geestelijke gezindheid doen? Laten wij veeleer in gedachten houden dat ’de wereld voorbij gaat en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid’. Wat is dat een grootse belofte! Geven wij er blijk van dat wij dit werkelijk geloven door er geheel en al in overeenstemming mee te handelen en ons gehele leven op te bouwen rondom onze verhouding tot God zonder aan welke andere verhouding of welk genoegen maar ook een al te grote belangrijkheid toe te kennen? — 1 Joh. 2:17.
21. Welke houding dienen wij aan de dag te leggen met betrekking tot het genieten van materiële dingen in deze tijd, en waarom?
21 Waarom zouden wij ons geheel en al in beslag laten nemen door materiële bezigheden? Jezus waarschuwde ons in een van zijn gelijkenissen voor een dergelijke geesteshouding door te zeggen: „Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is met betrekking tot God” (Luk. 12:16-21). Heeft Jezus bovendien niet beloofd dat als wij eerst Gods koninkrijk en zijn rechtvaardigheid blijven zoeken, God in onze materiële behoeften zal voorzien? (Matth. 6:33) Ook hoeven wij ons niet al te bezorgd te maken over hetgeen wij in het nieuwe samenstel van dingen in materieel opzicht zullen bezitten. Als zulke dingen belangrijk zouden zijn, zou Jehovah ze in zijn Woord hebben laten optekenen. Wij weten dat mensen thans niet gelukkig worden gemaakt door materiële dingen of zelfs een overvloed aan luxe. De gelukkigste mensen op aarde zijn Jehovah’s dienstknechten, en zij bevinden zich voornamelijk onder de armen wat de dingen betreft die de wereld zeer waardevol acht. Wij kunnen er zeker van zijn dat het ons in het nieuwe samenstel van dingen in materieel opzicht aan niets zal ontbreken. En het allerbelangrijkste is dat wij een overvloed aan geestelijke zegeningen zullen hebben en de rijkdom zullen genieten van vriendschappen en het gezelschap van medeaanbidders van de ene ware God Jehovah, allen mensen die de vrucht van zijn geest ten toon zullen spreiden. — Ps. 133:1; Gal. 5:22, 23; 1 Tim. 6:17.
22. Hoe en op welke gebieden kunnen wij individueel voorwaarts gaan met Jehovah?
22 Tot aan die tijd zullen wij schitterende gelegenheden hebben om voorwaarts te blijven gaan met Jehovah door onze verhouding tot Hem te verdiepen, in liefde te groeien voor degenen die verwant zijn aan ons in het geloof en ons leven steeds meer in overeenstemming te brengen met Gods wil. Onze persoonlijke studie en gebed, het bezoeken van de gemeentevergaderingen en de ijverige toepassing van de dingen die wij leren, spelen een belangrijke rol in onze geestelijke vooruitgang. Door ons Jehovah’s voorzieningen voor blijvende geestelijke groei ten nutte te maken, zullen wij niet alleen onze hoop krachtig houden, maar zullen wij gedwongen worden een goed gebruik te maken van onze gelegenheden om anderen te helpen zich de door God geschonken hoop eigen te maken en er in overeenstemming mee te leven. De vooruitgang die wij thans maken, zal ons gedurende de duizendjarige regering van Christus en zijn bruid een voorsprong geven ten einde de houding te ontwikkelen die nodig is om tot volmaaktheid te groeien. Mogen wij dus voorwaarts blijven gaan.
23. Welke verzekering gaf Paulus in Hebreeën 6:10, 11, wegens welke feiten?
23 Wat Jehovah zich heeft voorgenomen en heeft beloofd, zal hij ook tot stand brengen. Zijn woord zal niet zonder resultaten tot hem terugkeren. Hierover kan geen twijfel bestaan. Zoals de apostel Paulus ons verzekert, is God niet onrechtvaardig en zal hij alles wat wij „uit liefde voor zijn naam hebben gedaan” niet vergeten. Laten wij er dus mee voortgaan „dezelfde vurige zorg [te tonen], totdat [onze] hoop ten slotte verwezenlijkt wordt”. — Hebr. 6:10, 11, New English Bible.