Jaarboek van Jehovah’s getuigen 1974
Er is geloof voor nodig om in de naam van Jehovah te wandelen en dat hebben Jehovah’s getuigen gedurende 1973 gedaan. Zij gaven blijk van een vast geloof in de komende goddelijke zegepraal en hebben „God . . . gedankt, want hij geeft ons de overwinning door bemiddeling van onze Heer Jezus Christus!” (1 Kor. 15:57) Zij weten dat Christus Jezus in 1914 de rechtmatige heerschappij heeft gekregen. Toen de Duivel en zijn demonen daarna als gevolg van de ’oorlog in de hemel’ uit de hemel werden geworpen, leidde dit werkelijk tot een goddelijke zegepraal, Gods zegepraal. Er bestaat geen twijfel over dat de Duivel en zijn demonen woedend zijn en gedurende de tijd dat Satan in zijn bewegingsvrijheid tot deze aarde beperkt is, trachten de overgeblevenen van het zaad van Gods vrouw te overweldigen. Maar ongeacht wat hij of zijn demonen kunnen doen om lijden over de mensheid en over Gods getrouwe dienstknechten te brengen, dat alles zal niet verhinderen dat Jehovah God de uiteindelijke zegepraal over Satans zichtbare en onzichtbare organisatie zal behalen.
Zeer toepasselijk en aanmoedigend voor al Jehovah’s christelijke getuigen die in de naam van Jehovah wandelden, was daarom het thema van hun congres in 1973, namelijk „goddelijke zegepraal”. Eenenveertig succesvolle internationale „Goddelijke zegepraal”-vergaderingen, met een totaal bezoekersaantal van 1.402.238, vormden een hoogtepunt van het jaar. Wat een vreugde was het ook te zien dat er 39.313 personen op deze congressen werden gedoopt! Zij zijn vastbesloten „tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig”, in Jehovah’s naam te blijven wandelen. — Micha 4:5.
Jehovah’s getuigen hebben gedurende het gehele jaar ijverig Gods koninkrijk als de enige hoop voor de mensheid bekendgemaakt en zij hebben rechtgeaarde mensen ertoe aangespoord discipelen van Jezus Christus te worden door hun vertrouwen op Jehovah te stellen en uit Babylon de Grote en de rest van dit samenstel van dingen weg te vluchten. Nog nooit tevoren hebben Jehovah’s christelijke getuigen zo’n succes gehad in het maken van discipelen als in de twaalf maanden van september 1972 tot en met augustus 1973. In die periode werden er 193.990 personen uit alle natiën en talen gedoopt nadat zij hun leven aan het doen van de wil van Jehovah hadden opgedragen, met het vooruitzicht in zijn goddelijke zegepraal te delen.
Allen van het gezalfde overblijfsel, te zamen met degenen van de „grote schare” die thans hun standpunt aan Jehovah’s zijde innemen, zijn wegens hun geloof in God „onder zijn machtige bescherming genomen. Hij wil u langs de weg van het geloof brengen naar het heil, dat klaar ligt om aan het einde van de tijd te worden onthuld” (1 Petr. 1:5, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). Natuurlijk sprak de apostel Petrus hier tot met de geest gezalfde christenen, maar hetzelfde beginsel is op allen van toepassing die hun leven aan Jehovah God hebben opgedragen. Zij moeten volledig in Jehovah en in zijn goddelijke zegepraal geloven, die hij tot zijn rechtvaardiging en tot hun heil of redding tot stand zal brengen. Een christen zijn, houdt stellig meer in dan dat men zijn leven aan Jehovah opdraagt en zich laat dopen. Een christen moet zijn loyaliteit en toewijding jegens Jehovah bewijzen. In rechtschapenheid wandelen, zal voor hen die zich aan Jehovah’s zijde bevinden, beproevingen en moeilijkheden met zich brengen. Christenen moeten nooit vergeten dat de slang, de Duivel, de gehele wereld heeft misleid en dat hij, sinds hij uit de hemel is geworpen, „tot u [is] neergedaald . . . [in] grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft” (Openb. 12:12). Er zullen dus beproevingen zijn, vooral voor hen die hun standpunt voor Jehovah’s soevereiniteit hebben ingenomen en hebben verklaard dat zij in hun rechtschapenheid voor het aangezicht van Jehovah zullen wandelen.
Christenen die weten dat de redding thans reeds „klaar ligt” en „aan het einde van de tijd” zal worden onthuld, beseffen wat de apostel Petrus zei: „Wat zult u dan van vreugde juichen! Zeker, in dit kortstondig heden overkomen u tot uw verdriet allerlei beproevingen. Maar goud, dat vergaat, moet al een vuurproef ondergaan. Hoeveel te meer moet dan uw geloof, dat zoveel kostbaarder is, op zijn deugdelijkheid beproefd worden! Maar het zal u tot eer en roem strekken, wanneer Jezus Christus zich zal manifesteren” (1 Petr. 1:6, 7, NTO). Jehovah’s christelijke getuigen moeten onvermoeid voor het geloof strijden en zich evenals Christus Jezus inspannen om het goede nieuws van Gods koninkrijk bekend te maken. Dit hebben zij tijdens het dienstjaar 1973 gedaan. Er zijn thans meer dan 1.758.000 dienaren van God die in 208 verschillende landen, inclusief eilanden in de wereldzeeën, het „goede nieuws” wereldomvattend bekendmaken. Wij geloven dat u er belangstelling voor zult hebben enkele van hun ervaringen te horen, want zij tonen dat hun geloof onder „allerlei beproevingen” wordt beproefd. Petrus vervolgde met te zeggen: „Wees dus paraat, houd uw hoofd koel en beheers u” (1 Petr. 1:13, NTO). Dit is nu precies wat Jehovah’s christelijke getuigen trachten te doen: zich in goede conditie houden om hun God Jehovah getrouw tot het einde te dienen. Zij zullen zich er geen zorgen over maken hoe moeilijk de toestanden over de gehele wereld wel kunnen worden. Zij weten dat de toestanden zullen verslechteren.
Heeft Habakuk niet gezegd: „Al bloeit de vijgeboom niet, en is er geen opbrengst aan de wijnstokken, al loopt het werk van de olijfboom werkelijk op een mislukking uit, en brengen zelfs de terrassen werkelijk geen voedsel voort, al wordt het kleinvee werkelijk afgesneden van de kooi, en is er geen rundvee in de omheinde ruimten — toch wil ik, wat mij betreft, mij uitbundig verheugen in Jehovah zelf; ik wil blij zijn in de God van mijn redding”? — Hab. 3:17, 18.
Laten wij nu in het kort beschouwen wat voor moeilijkheden Jehovah’s christelijke getuigen in verschillende delen van de wereld hebben ondervonden en welke ervaringen zij hebben opgedaan. Het zou goed zijn om bij deze reis van land tot land de kaartjes op de schutbladen vóór en achter in dit boek te gebruiken om de landen op te zoeken waar onze bespreking over gaat.
WEST-AFRIKA
Sénégal, alsmede de omliggende Afrikaanse landen die zich ten zuiden van de Sahara bevinden, wordt geteisterd door de ernstigste droogte van deze eeuw. Het leven van zowel mens als dier wordt erdoor bedreigd. De geestelijken van bijna alle religies in het land zijn druk doende geweest om allerlei religieuze diensten en gebedsdagen te organiseren, maar dit heeft niet gebaat. De bijbel zegt: „Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft” (Openb. 12:12). De bewoners van Afrika hebben dorst, maar niet alleen naar letterlijk water; er is ook een geestelijke droogte, en dit is ernstiger. De Afrikaanse bevolking is weliswaar religieus gezind, maar dit wil niet noodzakelijkerwijs zeggen dat zij christelijke leringen aanhangen.
Een jongeman in Sénégal werd grootgebracht in een gezin waar fetisjaanbidding werd beoefend. Hoewel hij in naam katholiek was, offerde hij dagelijks aan de geesten. Mettertijd kwam hij in het bezit van een exemplaar van de christelijke Griekse Geschriften, waarin hij dagelijks las. Dit hielp hem te beseffen dat de bijbel een wonderbaarlijke hoop bevatte en toen ontmoette hij een van Jehovah’s getuigen. Er werd onmiddellijk met een studie uit de bijbel begonnen, maar aangezien hij zowel een fetisjaanbidder als katholiek was geweest, bleek het een grote hinderpaal voor hem te zijn zich van zijn voorwerpen van aanbidding te ontdoen. Zijn vader had hem een horen van een geit als bescherming gegeven en had hem gezegd dat als hij die ooit zou weggooien, hij zou sterven. Hij wist dat er mensen in de rivier waren verdronken toen zij hun juju’s hadden weggegooid. Iedere avond bad hij eerst tot God en bracht dan een offer aan de horen van de geit. Maar toen hij in het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt het hoofdstuk over goddeloze geesten had bestudeerd, gooide hij de horen weg. Hier was geloof voor nodig, en hij bekent dat hij bang was en zich afvroeg of hij wel veilig op een congres van Jehovah’s getuigen zou aankomen. Maar hij kwam veilig op het congres aan. Zijn geloof werd sterk en hij erkende dat Jehovah de enige ware God is. Kort daarna werd hij gedoopt.
Zij die van valse religie worden bevrijd, moeten de waarheid stevig vastgrijpen om allerlei tegenstand van de zijde van familie te kunnen verduren. Een mohammedaanse vrouw aanvaardde de waarheid nadat zij met een van Jehovah’s getuigen had gestudeerd. Voordat zij de bijbel bestudeerde, domineerde zij haar man, maar nu, in haar nieuwe rol als christin, werd zij onderdanig aan haar man. Nu begon hij haar tegen te staan en hij trachtte haar ervan te weerhouden de vergaderingen in de Koninkrijkszaal te bezoeken. Hij sloot haar in huis op, zodat zij niet naar buiten kon. Toen hij thuiskwam, had zij zijn lievelingscake voor hem gebakken. Dit bracht hem in verlegenheid. Maar hierdoor verminderde zijn tegenstand niet. Omdat zijn vrouw onwrikbaar aan de waarheid vasthield, besloot hij zich van haar te laten scheiden en gaf haar de gebruikelijke aanzegging van drie maanden, waarna hij haar voor het gerecht zou brengen. De man bracht haar voor de rechter, maar toen hij zag dat zijn grootspraak haar niet tot andere gedachten bracht en dat zij pal bleef staan, zei hij dat de rechter de echtscheiding maar moest vergeten en dat hij de kwestie met zijn vrouw zou trachten op te lossen. Toen ging hij de familie van zijn vrouw op vergaderingsdagen, precies een uur voordat zij normaal zou vertrekken, uitnodigen. Hij dacht dat zij hen niet allemaal zou durven achter te laten, maar dit deed zij wel. Wegens haar vastberaden standpunt kon zij een studie met een van haar eigen zusters beginnen, die zich afvroeg waarom zij bereid was al deze vervolging ter wille van haar nieuwe religie te verduren. Deze zuster van haar heeft ook een poosje allerlei beproevingen moeten ondergaan, maar zij is nu een gedoopte zuster en is een bron van grote aanmoediging voor anderen in de gemeente gebleken.
Een vrouw uit Gambia werd in Dakar, de hoofdstad van Sénégal, door een zendelinge bezocht. De vrouw toonde belangstelling, kreeg bijbelstudie en bereidde zich goed voor. Maar zij had heel wat problemen. Zij was van haar man afgegaan wegens zijn immorele gedrag. Zij had net haar vijfde kind gekregen. Haar achtjarige dochtertje had grote belangstelling voor de waarheid en dit was een aanmoediging voor de moeder. Het jonge kind bezocht ijverig alle vergaderingen en maakte snel vorderingen. Het enthousiasme van de dochter sloeg over op de moeder en ook zij werd ertoe bewogen de Gedachtenisviering bij te wonen. Zij besloot naar haar eigen land, Gambia, terug te keren om voor haar andere kinderen te zorgen, die zij bij haar familie had achtergelaten. De zendelinge, besefte dat zij bij haar terugkeer op heel wat moeilijkheden van de zijde van haar familie zou stuiten en bereidde haar dus op de tegenstand voor. Dit bleek zo te zijn. De pasgeïnteresseerde vrouw zwichtte echter niet voor de druk die haar familie op haar uitoefende en het duurde niet lang of haar oudste zoon aanvaardde de waarheid en geeft nu een voortreffelijk getuigenis in Gambia. Deze vrouw bezocht met haar dochter en zoon een congres in Dakar, waar zij alle drie werden gedoopt. Zij hebben er tijd aan besteed om niet alleen in die stad getuigenis te geven, maar ook in het binnenland, waar de mensen nog nooit eerder door de Getuigen waren bezocht.
Sierra Leone heeft een bevolking van 2.520.000 aardige en gelukkige mensen, maar zij spreken meer dan twintig talen. De zendelingen en anderen hebben dus een probleem om aan alle bewoners van het land getuigenis te geven. Door middel van de organisatie wordt er uitstekend werk verricht om het analfabetisme te bestrijden. Volgens de berichten is 90 percent van de bevolking van Sierra Leone analfabeet, maar 75 percent van alle getuigen van Jehovah kan momenteel lezen en schrijven. Wat een vreugde is het voor deze Afrikaanse broeders en zusters zelf de bijbel te kunnen lezen en aan de bediening te kunnen deelnemen!
In de republiek Guinee werden gedurende het afgelopen jaar twee nieuwe speciale pioniers aan Conakry toegewezen en te zamen met de tien plaatselijke broeders trachten zij zoveel mogelijk mensen in de hoofdstad te bereiken. De Gedachtenisviering werd door 626 personen bijgewoond, dus er zijn belangstellende mensen. Op een kringvergadering die onlangs in een klein dorp werd gehouden, genoten 225 personen van een voortreffelijk programma. Zevenentwintig personen werden gedurende het jaar gedoopt.
Liberia maakt vorderingen wat de bouw van Koninkrijkszalen betreft. In Monrovia, de hoofdstad, is net een nieuwe zaal klaargekomen. In Tappita was een stamhoofd eigenaar van een heel mooi stuk grond dat aan de hoofdweg ligt, maar hij was ervan overtuigd dat er een genie (een geest) in een boom op dat stuk grond huisde en er geregeld doorheen trok naar een andere boom. Jarenlang had niemand de moed het stuk grond te gebruiken. Ten slotte verkocht hij het aan Jehovah’s getuigen en in enkele maanden voltooiden zij hun Koninkrijkszaal zonder enige hinder van de „genie” te ondervinden. De zaal staat naast de „boom” en dit heeft velen vrijgemaakt van bijgeloof. De mensen zien dat Jehovah’s getuigen in de bijbel geloven.
De gemeente Kakata in Liberia was een nieuwe Koninkrijkszaal aan het bouwen, maar hun geld raakte op voordat het werk was voltooid. Een groep energieke zusters ging daarom aan de slag. Zij maakten eigengebakken brood, verzamelden hout en zorgden voor nog verschillende andere artikelen en hielden weldra, op persoonlijke basis, „markt”. Op deze wijze kwam er voldoende geld binnen om de Koninkrijkszaal te voltooien.
De bijkantooropziener bericht dat de Koninkrijkszalen in Liberia goed worden bezocht en dat op veel van de vergaderingen wel twee tot driemaal het aantal verkondigers aanwezig is.
Een van de voornaamste problemen waarmee de Ivoorkust te kampen heeft, betreft het wettige huwelijk. De laatste jaren heeft de regering het wettige huwelijk verplicht gesteld. De meeste mannen van het land vinden het echter gevaarlijk een wettig huwelijk met een meisje aan te gaan uit vrees dat zij deze hechte positie zal gebruiken om opstandig te zijn en haar echtgenoot te domineren. Ook is het de gewoonte het huwelijk uit te stellen totdat het meisje ten minste één kind ter wereld heeft gebracht, aangezien kinderen heel belangrijk zijn in de Afrikaanse levenswijze. Dit probleem moest overwonnen worden door een man die streng katholiek was en al jarenlang met een meisje samenleefde met wie hij niet van plan was te trouwen. Tijdens het van-huis-tot-huiswerk werd hij door een van Jehovah’s getuigen bezocht en toonde belangstelling. Hij nam het Waarheid-boek en er werd met een bijbelstudie begonnen. Hij staakte zijn kerkgang en na zes maanden liet hij zijn naam uit het kerkregister schrappen. Nu bleef er nog één grote hinderpaal voor deze man over, namelijk zijn huwelijk wettelijk te laten bekrachtigen. Aangezien de vrouw geen kinderen had, werd zij niet door de familie van de man geaccepteerd, terwijl de man, aangezien hij van een andere stam was, niet door de ouders van de vrouw werd geaccepteerd. Door de waarheid werden al deze hinderpalen echter overwonnen. Ondanks het feit dat zij tegenstand van de zijde van beide families ondervonden, geen kinderen hadden en door hun vrienden werden bespot, gingen zij wettig trouwen. Dezelfde week begonnen zij met de velddienst en predikten het goede nieuws van Gods koninkrijk, en in april werden beiden op de kringvergadering gedoopt en als gelukkige personen aan de grote schare getuigen van Jehovah toegevoegd. Dit alles vergde geloof, maar het schonk groot geluk.
Verscheidene jaren lang was er in Opper Volta slechts één verkondiger die het predikingswerk verrichtte. Thans wordt hij door zes zendelingen en verscheidene speciale pioniers vergezeld, en gedurende het afgelopen jaar werden er twee gemeenten opgericht. In april verleden jaar bezochten vierenzeventig personen hun Gedachtenisviering en er worden nu tachtig bijbelstudies geleid.
Een speciale pionier ging van huis tot huis in de bediening en trof een politieagent, die tegen de pionier zei: „Jullie Jehovah’s getuigen hebben niet het recht van huis tot huis te werken.” De agent vroeg de pionier in zijn auto te stappen en hij bracht hem naar het politiebureau. Terwijl zij het politiebureau binnenstapten, keek de commissaris van politie op en riep uit: „J———, hoe gaat het ermee?” doelend op de pionierbroeder. De commissaris vervolgde: „Ik moest je juist hebben. Hoeveel, zei je, kostte een abonnement op de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! ook al weer?” De pionier noemde het bedrag en de commissaris nam onmiddellijk een abonnement op beide tijdschriften. Hij overtuigde zijn secretaris ervan dat hij zich ook moest abonneren, wat deze deed. De broeder kon een goed getuigenis geven aan de anderen die op het bureau aanwezig waren en verspreidde diverse boeken en veel tijdschriften. De politieagent die hem had gearresteerd, stond al die tijd alleen maar te luisteren en nam alles in zich op wat er gebeurde. Toen zei de commissaris tegen de politieagent die de broeder had opgebracht: „Neem je auto en rijd J——— naar huis. Het is te heet om hem in de zon te laten lopen.” Op de terugweg gaf de pionierbroeder de agent een tijdschrift en moedigde hem aan het te lezen. Men weet nooit waartoe tegenstand leidt.
De nieuwe drukkerij van het Genootschap in Ghana heeft haar eerste jaar van drukken achter de rug. Er werden meer dan 240.000 exemplaren van De Wachttoren in drie talen, Twi, Ewe en Ga, gedrukt.
Begin maart werden er in Ghana veertien jonge schoolkinderen van Jehovah’s getuigen van school gestuurd omdat zij weigerden mee te doen aan patriottische ceremoniën waardoor zij hun door de bijbel geoefende christelijke geweten geweld zouden hebben aangedaan. De openbare pers deed een geconcentreerde krachtsinspanning om Jehovah’s getuigen bij de autoriteiten en het publiek in diskrediet te brengen. Door deze ongewone publiciteit werd echter de aandacht op Jehovah’s naam gevestigd en werden velen in het land geholpen het verschil tussen ware en valse religie te zien.
In de republiek Togo bevonden zes van onze broeders zich in het begin van het jaar in de gevangenis. Zij zaten al een jaar in de gevangenis zonder verhoord te zijn. De reden van hun opsluiting was, dat zij geweigerd hadden lidmaatschapskaarten voor de enige politieke partij in het land te kopen. Zij werden ervan beschuldigd geen respect voor de regering te hebben. De kwesties van het groeten van de vlag, het zingen van het volkslied en bloedtransfusie werden eveneens bij hun geval te berde gebracht. Het werd voor Jehovah’s getuigen in het hele land erg moeilijk want de regering oefende druk uit om iedereen ertoe te dwingen een partijkaart te kopen. De wegen werden afgezet en alle auto’s van de inheemse bevolking werden aangehouden om te controleren of de inzittenden een partijkaart hadden. Zo niet, dan werden zij met geweld naar het kantoor van de politieke partij gebracht om hen ertoe te dwingen een kaart te kopen. Dit maakte het voor onze kringopzieners heel moeilijk om te reizen en de gemeenten te bezoeken. Maar toch slaagden zij erin zich aan hun schema te houden. Functionarissen van de partij gingen zelfs van huis tot huis om de mensen thuis te controleren.
Ten slotte werd het land door een golf van geweld overspoeld. Speciale pioniers werden uit steden verdreven, anderen werden niet in ziekenhuizen toegelaten. Zij konden op de marktplaatsen geen voedsel kopen noch hun voedsel verkopen. Speciale pioniers konden op het postkantoor hun toelagecheques niet verzilveren. Werknemers werd gevraagd of zij Jehovah’s getuigen waren. Het zag ernaar uit dat het werk van Jehovah’s getuigen verboden zou worden.
Ondanks al deze moeilijkheden bleven de broeders kalm. Zij kwamen geregeld in hun Koninkrijkszalen bijeen, gingen in de velddienst en bleven het goede nieuws van het Koninkrijk prediken.
De regering en partijfunctionarissen waren niet alleen hardvochtig jegens Jehovah’s getuigen, maar ook jegens degenen die geen Getuigen waren en die geen partijkaarten kochten. In een stad van 15.000 inwoners ging de regering zelfs zover dat ze achterstallige betaling van de mensen vroeg tot aan de tijd dat de partij was opgericht. Dat was te veel voor de mensen. De marktvrouwen gingen vier dagen staken. Aangezien de mensen niet gewend zijn voedsel op te slaan, maar zij elke dag vers voedsel op de markt halen, had iedereen er onder te lijden, inclusief de regeringsfunctionarissen, de partijfunctionarissen, de politie en de soldaten in het kamp. Hierdoor werd de zaak op de spits gedreven en kort daarna werd er via de radio en de krant aangekondigd dat niemand ertoe gedwongen mocht worden een partijlidmaatschapskaart te kopen. Men kon alleen lid van de partij worden wanneer men dit schriftelijk aanvroeg en de aanvraag door het partijbestuur werd goedgekeurd. Sindsdien is er op de wegen geen controle op lidmaatschapskaarten meer uitgeoefend en heeft er ook in ziekenhuizen, op markten of werkplaatsen geen controle meer plaatsgevonden. Sinds februari 1973 is er trouwens maar één geval geweest waarbij autoriteiten de broeders lastig hebben gevallen. Het Koninkrijkswerk vindt nu op vredige wijze voortgang.
Jehovah is het werk van zijn getuigen in Nigeria blijven zegenen. Het werk aan de bouw van de nieuwe drukkerij en de uitbreiding van het Bethelhuis heeft het grootste deel van het jaar in beslag genomen. Er werden tweeënvijftig werkers uit het pioniersveld gehaald en zendelingen-leden van de Bethelfamilie die ervaring op dit gebied hadden, werden eveneens bij de bouwwerkzaamheden ingeschakeld. Bovendien kwamen gewillige broeders en zusters, velen uit Lagos, op de weekeinden vrijwillig hun diensten aanbieden. De leden van de Bethelfamilie wonen nu in het nieuwe gebouw. Twee nieuwe Heidelberg-persen die in Duitsland waren besteld, alsmede andere uitrusting die uit Brooklyn is gekomen, zijn nu in de nieuwe drukkerij, die een oppervlakte van 930 m2 heeft, geïnstalleerd. Op 17 mei 1973 werd er met het werkelijke drukken begonnen en kwam als eerste de Koninkrijksdienst in de Yoroeba-taal van de pers. Thans is de nieuwe drukkerij ermee begonnen De Wachttoren in de landstalen te drukken.
Gedurende het jaar werden er door tegenstanders van Gods koninkrijk pogingen gedaan om op de scholen in de westelijke staten van Nigeria, en later in de zuidoostelijke staten, moeilijkheden te veroorzaken aangaande de kwestie van het zingen van het volkslied. Een aantal jeugdige getuigen van Jehovah werd in die gebieden van school gestuurd.
In Cameroun is ons werk nog steeds verboden, maar sinds mei 1970 is de ondergrondse organisatie gestadig opgebouwd en verstevigd, en Jehovah’s getuigen blijven prediken. Hoewel er nog steeds veel druk door de autoriteiten op de broeders wordt uitgeoefend, is het duidelijk dat de broeders op hun liefde voor Jehovah en hun loyaliteit jegens zijn organisatie zijn beproefd. De gemeenten zijn georganiseerd en ontvangen geestelijk voedsel.
OOST-AFRIKA
Kenya begon zijn dienstjaar met het geweldigste congres dat er ooit buiten Nairobi was gehouden, met 2161 aanwezigen op de openbare lezing. Maand na maand ging het werk vooruit. Er werden plannen gemaakt om van 26 tot 30 december 1973 de internationale „Goddelijke zegepraal”-vergadering in Nairobi te houden. Honderden getuigen van Jehovah uit Europa, Amerika en Afrika maakten plannen om dat congres bij te wonen. De eerste Koninkrijkszaal in Nairobi werd ingewijd en 605 personen bezochten de speciale weekeindactiviteit. Alles liet zich zeer gunstig aanzien voor verdere ongehinderde activiteit.
Toen kwam er een schokkende bekendmaking! In de kranten van 16 april 1973 stond dat de regering handelend tegen Jehovah’s getuigen zou gaan optreden. Twee dagen later publiceerde het officiële nieuwsorgaan van de regering een kennisgeving dat Jehovah’s getuigen verboden waren. Er werd geen reden voor deze maatregel vermeld. Daarom stelden vertegenwoordigers van het bijkantoor en van gemeenten in heel Kenya zich in verbinding met regeringsfunctionarissen en leden van het parlement om te trachten te weten te komen waarom er zo drastisch was opgetreden. Niemand scheen het te weten. Alles werd in het werk gesteld om het verbod opgeheven te krijgen. Vervolgens kwam er op 5 juli nog een beslissing: zesendertig zendelingen moesten het land verlaten. Op 11 juli te middernacht vertrokken de laatste zendelingen. Maar wat een ontroerend afscheid ontvingen zij! Honderden van hun broeders waren als uiting van hun warme, broederlijke liefde naar het vliegveld gekomen.
Plotseling, op 20 augustus 1973, bevatte het nieuwsorgaan van de regering de aankondiging dat het verbod was opgeheven. De reden hiervoor is nog niet bekend, maar wij zijn er zeker van dat Jehovah de overwinning heeft gegeven. De broeders waren weer vrij om in hun Koninkrijkszalen bijeen te komen en het predikingswerk vond onbelemmerd voortgang. Er werden regelingen getroffen om de internationale „Goddelijke zegepraal”-vergadering volgens de oorspronkelijke afspraak te houden en daarvoor het stadion in Nairobi te gebruiken.
Wij hopen dat velen van onze broeders in Ethiopië het congres in Nairobi zullen kunnen bezoeken, maar wij weten niet zeker wat er zal gebeuren. In de afgelopen drie jaar heeft de Ethiopische Orthodoxe Kerk haar krachtsinspanningen vergroot om elke christelijke activiteit van de zijde van Jehovah’s getuigen te verhinderen.
Kort vóór het begin van het dienstjaar werden verscheidene broeders in Ethiopië door de politie opgeroepen en ondervraagd. Zij werden gewaarschuwd dat hun activiteit bekend was en dat er spoedig iets tegen hen ondernomen zou worden. Plotseling, op 27 augustus 1972, toen de normale zondagsbijeenkomsten aan de gang waren, werden twee vergaderingen van Jehovah’s getuigen opgebroken doordat er grote vrachtwagens arriveerden en 207 personen werden gearresteerd. Hiertoe behoorden zowel broeders als belangstellende personen. Hoewel de wet van het land niet toestaat dat man en vrouw beiden worden gearresteerd, uit consideratie jegens de kinderen, werden op die dag beiden gearresteerd. Vijfennegentig van de gevangenen werden voor de arrondissementsrechtbank gebracht en zonder dat zij zich mochten verdedigen tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld. De overige 112 moesten nog veel meer verduren. Zij werden ervan beschuldigd dat zij een illegale religieuze gemeenschap trachtten op te richten. Broeders en zusters moesten de schande ondergaan kaalgeschoren te worden.
De broeders predikten de waarheid onbevreesd tot andere gevangenen en wekten bij sommigen belangstelling op. De eerste nacht in de gevangenis bleek vreedzaam te zijn. Er werden veel besprekingen gehouden. Deze broeders zaten slechts één maand van hun vonnis uit omdat er voor borgtocht werd gezorgd.
Kort nadat de 112 broeders tegen borgtocht waren vrijgelaten, werden zij weer naar de arrondissementsrechtbank geroepen, die geen enkel bewijs wilde aanhoren en zei dat het verhoor niet op religieuze gronden was. Na veel verdagingen werd het vonnis van zes maanden door het gerechtshof bevestigd. De hele procedure was zo vijandig geweest dat de broeders ervan overtuigd waren dat zij hun straf in de gevangenis zouden moeten uitzitten. Derhalve troffen zij regelingen om hun meubilair in de huizen van broeders op te slaan zodat zij gedurende die tijd geen huur zouden hoeven te betalen. Er werden regelingen getroffen om voor vele kinderen te zorgen en sommige broeders vroegen aan de firma waar zij werkten of andere Getuigen hun plaats mochten innemen zolang zij hun gevangenisstraf uitzaten. Wederom deden er zich vele gelegenheden voor om in de gevangenis te prediken voordat zij ten slotte na twaalf dagen tegen borgtocht werden vrijgelaten. De uiteindelijke beslissing was om de vonnissen van ongeveer de helft van de broeders op te schorten. Zij kregen echter de waarschuwing dat als zij zouden bijeenkomen, zij hun straftijd zouden moeten uitzitten.
Ondanks al deze moeilijkheden is de ijver van de broeders niet bekoeld. Zij zullen moeite blijven doen om officiële erkenning van het werk te krijgen. In de hoofdstad, Addis Abeba, is het verkondigersaantal gedurende het jaar van 475 tot 577 toegenomen. Eén broeder stelde het als volgt: „Wij zijn vervolgd, maar niet in de steek gelaten.”
In Uganda begon het jaar veelbelovend voor Jehovah’s volk. Er waren net vijf nieuwe zendelingen in het land toegelaten. Toen werden op 8 juni 1973, zonder vooraf gegeven waarschuwing, twaalf religieuze sekten, met inbegrip van Jehovah’s getuigen, verboden. Tegen 17 juli moesten de overige twaalf zendelingen het land verlaten. De broeders mogen niet prediken en niet in het openbaar bijeenkomen, maar Jehovah’s getuigen in Uganda zullen aan hun rechtschapenheid blijven vasthouden en zullen met belangstellende mensen de bijbel blijven bestuderen.
De houding van de autoriteiten ten aanzien van het christelijke werk van Jehovah’s getuigen in Tanzania blijft hetzelfde. Er werden gedurende het jaar goede krachtsinspanningen gedaan om met regeringsfunctionarissen te spreken en om opheffing van het verbod van zeven jaar te vragen. Toen de broeders eind mei opnieuw stappen deden, werd hun gezegd dat de regering er niet over zou denken het werk van het Genootschap te registreren en dat alle activiteit van de zijde van Jehovah’s getuigen gestaakt moest worden. Vijf broeders werden gedurende het jaar tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld en tien anderen wachten momenteel op een rechterlijke uitspraak.
De grootste moeilijkheid waarmee Jehovah’s getuigen in Tanzania te kampen hebben, is werkloosheid. Velen zijn zelf kleine handeltjes begonnen om in hun levensonderhoud te voorzien. Nu weigert de regering vergunningen aan hen te geven indien zij geen politieke kaart kopen. De staat komt vóór iemands aanbidding van God, zo zeggen zij.
CENTRAAL-AFRIKA
In vele delen van Zaïre genieten onze broeders een betrekkelijke vrijheid. Zij mogen bijeenkomen en het goede nieuws prediken. Er zijn daarentegen ook heel wat gebieden waar veel tegenstand is. Deze is te wijten aan plaatselijke functionarissen en het feit dat zij plaatselijke wetten toepassen die het beoefenen van elke religie, behalve de wettelijk erkende religies, verbieden. De vervolging komt echter vaker doordat de broeders een neutraal standpunt ten aanzien van politieke aangelegenheden innemen. Ongeveer 240 broeders in Zaïre zitten in de gevangenis, de meesten zonder verhoord of berecht te zijn. Sommigen hebben straffen van twee of drie jaar en een boete van 600 dollar gekregen. Ook zendelingen die overal in het gebied werken, zijn op vele moeilijkheden met de plaatselijke functionarissen gestuit en enkelen werden gearresteerd. Ondanks de toenemende moeilijkheden in het gehele land is het bijkantoor blijven functioneren en kon er overal te lande in de behoeften van de broeders worden voorzien.
Omdat het getuigeniswerk in Zambia is verboden, kunnen de broeders daar niet op zoveel deuren kloppen als zij gewend waren. Daardoor bemerken zij dat meer personen hen gaan opsporen. In sommige gebieden komen de mensen, die vroeger gewend waren dat Jehovah’s getuigen bij hen aan de deur kwamen, uit hun huis wanneer zij bemerken dat een broeder een informeel privé-bezoek bij hun buurman brengt, om te vragen wanneer hij bij hen komt. Er zijn mensen die het bijkantoor hebben opgebeld om te vragen of er iemand bij hen kan komen om een bijbelstudie te leiden, omdat hun familieleden elders in het land bijbelstudie hadden. Ook al verbiedt de regering Jehovah’s getuigen en hun van-huis-tot-huisactiviteit, dan weten de mensen in het land toch dat Jehovah’s getuigen beschikbaar zijn en privé-bijbelstudies met belangstellende mensen houden. Velen in Zambia vinden dat Jehovah’s getuigen hen niet vaak genoeg bezoeken.
Op de een of andere manier komen onze broeders dus overal in het land in aanraking met mensen, want op de Gedachtenisviering in 1973 waren er 194.133 aanwezigen. Dit betekent dat één op elke drieëntwintig personen in het land aanwezig was. Hoe staat het er in jullie gebied voor?
Rhodesia, in het zuiden, bericht dat zij hun eigen bijkantoor hebben gebouwd. Het Genootschap had daar een bijkantoor, maar het was te klein. Het gebouw werd derhalve gesloopt en er is nu een nieuw gebouw met drie verdiepingen verrezen, waarin zich tien slaapkamers, een prachtige ontvangsthal en eetkamer en een ruim kantoor en grote verzendafdeling bevinden. Op weekeinden hielpen wel vijfenzeventig werkers, mannen en vrouwen, allen vrijwilligers, met de bouw. Het Genootschap heeft beslist waardering voor de schitterende samenwerking en bereidheid van de zijde van alle broeders die met de bouw van dit nieuwe Bethelhuis in Rhodesia hebben geholpen. De Koninkrijksbelangen in Rhodesia zullen door dit kantoor beter worden gediend.
Gedurende het afgelopen jaar zijn de terroristenactiviteiten langs de noordgrens van Rhodesia merkbaar toegenomen. De districtsopziener bericht dat de verkondigers altijd de publikaties van het Genootschap bij zich hebben, zelfs als zij op de boerderijen werken. Zij zijn vaak aangehouden met de vraag zich te legitimeren, en als de broeders dan de lectuur van het Genootschap lieten zien, werden zij met rust gelaten.
Malawi heeft nog steeds een sterke stank wegens de wrede vervolging van Jehovah’s getuigen. Jehovah’s getuigen zijn aan hun vervolgers ontsnapt door naar Zambia en Moçambique te vluchten. U hebt in de publikaties van het Genootschap kunnen lezen hoe degenen die naar Zambia waren gevlucht, werden bedrogen en naar Malawi werden gerepatrieerd. Toen zij in hun geboorteland terugkwamen, werd een aantal vooraanstaande vertegenwoordigers van Jehovah’s getuigen gevangen gezet. Daar Jehovah’s getuigen nadat zij uit Zambia waren gerepatrieerd opnieuw werden gemolesteerd, moesten zij weer het land uitvluchten. Ditmaal vluchtten de meesten naar Moçambique. Zij zijn door de autoriteiten aldaar heel welwillend ontvangen. Momenteel zijn daar meer dan 36.000 van onze broeders en zusters en hun kinderen, te zamen met geïnteresseerde personen, in meer dan tien verschillende vluchtelingenkampen ondergebracht.
De autoriteiten in Moçambique hebben onze broeders land gegeven om te bewerken, alsook voedsel en medicamenten. De regering heeft ook soldaten verschaft om de kampen te bewaken tegen terroristen en jeugdige bandieten van de jongerenvleugel van de Malawi-Congrespartij van wie men weet dat zij de grens over zijn gekomen in een poging de kampen te infiltreren om onze broeders te molesteren.
In het Mlangenikamp in Moçambique zijn een aantal soortgelijke afdelingen als op onze congressen ten einde de kampzaken te behartigen. De comptabiliteit zorgt voor de verdeling van reliefgeld en de betaling van rekeningen. Er is een afdeling transport, die over een aantal vrachtwagens, personenauto’s en motorfietsen beschikt die de broeders hebben kunnen meenemen toen zij uit Malawi naar Moçambique vluchtten. Deze voertuigen worden gebruikt voor het transporteren van bomen en gras voor het bouwen van huizen, het vervoeren van mealiemeel (maïsmeel) voor voedsel, enzovoort. Het magazijn zorgt voor de distributie van de levensmiddelen die men van de Portugese autoriteiten krijgt.
De autoriteiten hebben de broeders toegestaan geregelde wekelijkse vergaderingen en congressen in het vluchtelingenkamp te blijven houden en er is een afdeling in Mlangeni die de programma’s voor deze vergaderingen verzorgt. Voor dit doel is een grote vergaderruimte gereserveerd en de broeders komen daar ook bijeen om de dagtekst te bespreken. Dit wordt elke dag om vier uur ’s middags gedaan. Vóór de bespreking zingen de broeders en zusters eerst een uur lang onder leiding Koninkrijksliederen. Zij zijn er enkele vergeten doordat zij sinds de tijd dat het werk in 1967 in Malawi werd verboden, niet meer openlijk hebben kunnen zingen, maar onze Malawische broeders vinden het werkelijk heerlijk de Koninkrijksliederen te zingen. Vóór de verbodsbepaling in Malawi liepen tijdens een congres alle aanwezigen altijd onder het zingen van liederen in dichte drom naar de doopgelegenheid, en ook zongen zij als zij in de velddienst uittrokken en terugkeerden. U kunt zich dus indenken wat een teleurstelling het voor hen was na 1967 niet meer te kunnen zingen. Nu genieten zij pas werkelijk weer.
Behalve het grote hoofdpodium, dat onze broeders in het vluchtelingenkamp hebben gebouwd heeft de regering van Moçambique de broeders ook toegestaan talloze Koninkrijkszalen te bouwen. Zij hebben nu meer dan dertig gemeentevergaderplaatsen en dit zullen er ten slotte meer dan honderd worden.
Onze broeders en zusters hebben ook voordeel getrokken van de tijd die zij samen hebben door zich erop toe te leggen beter te leren lezen en schrijven. In de Koninkrijkszalen worden zowel voor kinderen als voor volwassenen cursussen in lezen en schrijven gegeven. In Mlangeni worden nu 110 van zulke cursussen geleid. Er zijn onder de vluchtelingen bevoegde leerkrachten.
Het Mlangenikamp heeft ook een medische afdeling met broeders die bevoegd zijn medische hulp te verlenen. Er is een uitstekende kliniek van steen en beton door de broeders gebouwd. In de eerste dagen kwamen de meeste vluchtelingen in het kamp aan met wonden, sneden en kneuzingen ten gevolge van de wrede behandeling die zij in Malawi hadden ondergaan. Zelfs nu nog loopt het aantal gevallen dat elke maand wordt behandeld in de duizenden. Men denke ook aan de zesenveertig baby’s die gemiddeld elke maand worden geboren.
Het leven in de kampen komt overeen met dat in de dorpen in Malawi. Onze broeders staan vroeg op en gaan naar hun werk in de verschillende afdelingen van het kamp, terwijl de zusters voor het bereiden van de maaltijden en de behoeften van hun gezin zorgen. Aan het einde van de dag keren de broeders naar het kamp terug voor de zangoefening en het bespreken van de dagtekst.
De broeders uit Malawi blijven hun rechtschapenheid handhaven en zijn, evenals de eerste christenen, verheugd dat zij waardig gerekend zijn ten behoeve van Jezus’ naam oneer te lijden. — Hand. 5:41.
In het zuiden van Moçambique, nabij de hoofdstad Lourenço Marques, maakt het Koninkrijkswerk ook snelle vorderingen. Er zijn ten naaste bij 1200 verkondigers in het gebied. Hoewel het werk van Jehovah’s getuigen in Moçambique niet wordt erkend, blijft het groeien. De autoriteiten zijn volledig op de hoogte van het neutrale standpunt dat Jehovah’s volk inneemt en zij beseffen welk een goede invloed er in de gebieden waar zij wonen, van hen kan uitgaan. Er valt niet aan te twijfelen dat de autoriteiten van Moçambique de duizenden van onze broeders die uit lijfsbehoud als vluchtelingen hun land zijn binnengekomen, humaan hebben bejegend.
ZUID-AFRIKA
In november 1972 is het Zuidafrikaanse bijkantoor ermee begonnen De Wachttoren en Ontwaakt! in het Engels te drukken. Dit was een voortreffelijke stap van de zijde van het Genootschap. Niet alleen ontvingen de verkondigers in Zuid-Afrika de tijdschriften minstens twee weken eerder dan voordien, maar de gemiddelde tijdschriftenverspreiding is bovendien met 30.000 exemplaren per maand toegenomen.
Onder het Zuidafrikaanse bijkantoor valt het land Botswana. Ruim een jaar geleden werd van alle organisaties, met inbegrip van religieuze lichamen, verlangd dat zij onder een nieuwe wet, de Genootschapswet genoemd, een aanvraag voor registratie zouden indienen. Jehovah’s getuigen hebben dit gedaan en het leek erop dat zij voor registratie in aanmerking zouden komen. Maar plotseling, begin juli 1973, werd de plaatselijke broeders meegedeeld dat de regering Jehovah’s getuigen niet zou registreren en de organisatie kreeg tot de twintigste juli de tijd om haar werkzaamheden af te wikkelen. Na die datum zouden Jehovah’s getuigen als onwettig worden beschouwd. Door Jehovah’s onverdiende goedheid werden er vóór die datum twee kringvergaderingen gehouden zodat er een goede gelegenheid was om tot de broeders te spreken en hen voor te bereiden op de beproevingen die hun te wachten stonden. Terzelfder tijd werd er rechtskundige hulp ingeroepen om te trachten het verbod te voorkomen, maar de verbodsbepaling kwam desondanks. De broeders zijn momenteel bezig met de regeringsfunctionarissen te onderhandelen in een poging de verbodsbepaling opgeheven te krijgen opdat het goede nieuws zonder verdere hinder gepredikt kan worden.
Het goede nieuws wordt nog altijd op het eiland St. Helena gepredikt. Er is één verkondiger op elke zesenzestig bewoners van het eiland. Iedereen is dus in de gelegenheid de waarheid te horen en er werden in de loop van het jaar negen nieuwe discipelen gedoopt. Er waren voor het eerst schoolkinderen onder de doopkandidaten.
In Swaziland had de kringopziener geen plaats om de dia’s te vertonen. Op het laatste ogenblik kreeg men een zaal. De vraag was hoe men de mensen in de omgeving omtrent de vergadering moest inlichten. De kringopziener ging naar de plaatselijke schoolonderwijzer met het verzoek of hij alle kinderen wilde vragen hun ouders uit te nodigen die vrijdagavond naar de vergadering te komen. De onderwijzer stemde hierin toe en binnen enkele uren was iedereen op de hoogte van de vergadering, zodat 120 personen naar de diavertoning kwamen kijken.
AZIË
Christus Jezus werd in Azië geboren, maar in dit grote werelddeel stellen minder mensen geloof in zijn leringen dan in enig ander werelddeel. Jehovah’s getuigen hebben er echter ernstig naar gestreefd het goede nieuws in dit uitgestrekte werelddeel te prediken. Beginnend aan de tegenovergestelde kant vanwaar Jezus begon te prediken, kijken wij naar het eiland Japan.
In de laatste jaren heeft het Japanse volk een horend oor voor de waarheid gehad. Om aan de behoeften te voldoen, werd er in Noemazoe een nieuwe drukkerij geopend die het drukken van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! heeft overgenomen.
Het internationale „Goddelijke zegepraal”-congres was de belangrijkste gebeurtenis van het afgelopen jaar. Er waren 31.263 personen aanwezig, waaruit blijkt hoeveel belangstelling het Japanse volk voor de waarheid heeft.
Jehovah’s getuigen in Korea hebben het afgelopen jaar een schitterende gelegenheid gehad voor een uitwisseling van aanmoediging. Evenals in Japan, hadden ook zij een internationaal „Goddelijke zegepraal”-congres. Vele bezoekers kwamen uit andere landen naar Korea en genoten de gastvrijheid van de broeders in Korea.
Ook andere mensen genieten de gastvrijheid van Jehovah’s getuigen. Een man uit een vrome katholieke familie pakte bijvoorbeeld toevallig het Waarheid-boek op dat zijn moeder had genomen. Niemand in huis had zich de moeite genomen het boek in te kijken. Hij las het gedeelte waarin de ziel werd verklaard. Het schokte hem, maar interesseerde hem tevens. Een maand lang ging hij niet naar de katholieke Kerk, maar dacht na over wat hij had gelezen. Toen zocht hij de Koninkrijkszaal op en vroeg om meer inlichtingen. Hij was onder de indruk, maar vond dat hij nog eens de andere kant van de zaak moest horen. Hij ging naar zijn katholieke priester en stelde hem een rechtstreekse vraag, namelijk: Gaat de menselijke ziel na de dood naar de hemel of de hel? Tot zijn verbazing kreeg hij ten antwoord: „Als je sterft, vertrouw je je ziel eenvoudig aan God toe, meer niet. Maak je maar geen zorgen over de hemel of de hel.” De priester deed geen poging het katholieke standpunt te verdedigen. De geïnteresseerde man stelde nog een rechtstreekse vraag: Is de mens geschapen of geëvolueerd? De priester vertelde hem dat het een wetenschappelijk vastgesteld feit was dat de mens is geëvolueerd en dat het Genesisverslag slechts een mythe was. Toen vroeg de priester of hij soms in contact was geweest met Jehovah’s getuigen en waarschuwde hem zich geen hersenspoeling door hen te laten geven. Dat was voldoende voor deze oprechte katholieke man. Hij ging weer naar de Koninkrijkszaal, maar vroeg ditmaal om een huisbijbelstudie. Sindsdien zijn hij, zijn vrouw, zijn moeder en elf van zijn familieleden Jehovah’s getuigen geworden, en nu studeert ook het gezin van zijn broer.
Een van de zusters die op het congres in Korea werd gedoopt, zei: „Ik dacht altijd dat ik alles wat ik in zes dagen verkeerd had gedaan, kon goedmaken door één dag naar de kerk te gaan. Ik stond erom bekend dat ik driftig was en altijd ruzie met mijn buren en mijn man zocht. Toen ik het Waarheid-boek begon te studeren, besefte ik al gauw dat ik enkele veranderingen in mijn persoonlijkheid moest aanbrengen. Ik ging niet meer naar de kerk en begon de vergaderingen in de Koninkrijkszaal te bezoeken. Ik kon werkelijk het verschil tussen ware en valse christenen zien en ik wilde net zo zijn als de broeders en zusters in de Koninkrijkszaal. Ik heb daarna nooit meer een vergadering overgeslagen en ik probeerde de zachtaardige persoonlijkheid van de broeders na te bootsen. Mijn buren en mijn man merkten de verandering in mij onmiddellijk op. Mijn man werkte nu mee door op de avonden dat er een vergadering was vroeger thuis te komen om op het huis te passen zodat mijn kinderen en ik naar de vergaderingen konden gaan. Nu, na mijn doop op de ’Goddelijke zegepraal’-vergadering, voel ik mij zeven dagen van de week een christin, en niet alleen ’s zondags. Mijn wens is mijn beide kinderen in de weg van Jehovah op te voeden en ik ben ervan overtuigd dat mijn man mettertijd ook de waarheid zal zien.”
Thailand is een land waar een christen vooral geduld en volharding moet hebben. Na vele jaren hard werken begon het dienstjaar met 436 verkondigers en eindigde met een hoogtepunt van 468. Vijfenveertig personen werden in de loop van het jaar gedoopt. Het blijkt dus dat enkelen de leer van Christus Jezus hebben aanvaard.
Als men in Vietnam op het jaar 1957 terugziet, toen er slechts vijf Getuigen waren die Jehovah’s koninkrijk bekendmaakten, is er reden tot vreugde, want nu zijn er negentig Getuigen die het goede nieuws van Gods koninkrijk in dat land prediken. De vooruitgang is niet zonder hinderpalen bereikt, want dit land heeft sinds 1939 geen vrede gekend. Veel mensen in Vietnam zijn geboren en gestorven zonder één enkele dag van vrede in hun korte leven te hebben gekend. Enkelen van onze opgedragen broeders en zusters zijn door hun boeddhistische en katholieke ouders het huis uitgezet omdat zij de waarheid van de bijbel hebben aanvaard. Anderen leven nog altijd in verdeelde huisgezinnen, doch zij handhaven hun rechtschapenheid jegens Jehovah. Jehovah’s getuigen hier zijn zich, evenals in andere delen van Azië, bewust van het feit dat het werk niet zo hard is vooruitgegaan als in andere landen. Maar met alle middelen waarover men beschikt, wordt elke poging in het werk gesteld om Jehovah’s naam groot te maken en het goede nieuws van het Koninkrijk bekend te maken.
Hoewel Jehovah’s getuigen in Singapore een verbodsbepaling is opgelegd, blijven de mensen daar naar het goede nieuws van het Koninkrijk luisteren. De broeders voelen zich vrij omdat de waarheid hen vrijmaakt. Jehovah’s dienstknechten gebruiken de lectuur voorzichtigheidshalve alleen voor nabezoeken en huisbijbelstudies. Bij hun van-huis-tot-huisprediking gebruiken zij alleen de bijbel en er worden heel wat bijbelstudies opgericht.
Een verkondiger vertelt dat zij, toen het werk aan banden was gelegd, de leiding van de opzieners volgden door bij het van-deur-tot-deurwerk alleen de bijbel te gebruiken Na een toespraakje te hebben gehouden, zo bericht een verkondiger, „ging ik altijd eens per week terug om de persoon in kwestie verder te helpen. Op deze wijze heb ik meer studies opgericht dan ik kan behartigen. In de afgelopen maand had ik het voorrecht twintig studies per week te leiden. Drie personen hebben de wens tot uitdrukking gebracht een christelijke getuige van Jehovah te willen worden”.
In Maleisië was het hoogtepunt van het jaar de „Goddelijke heerschappij”-districtsvergadering. Er waren 600 aanwezigen, onder wie 150 uit Singapore. Het congres werd echter onder vrij moeilijke omstandigheden gehouden, doordat de autoriteiten de broeders slechts één dag voordat het congres zou beginnen de vereiste politievergunning weigerden te verlenen. Eenendertig personen werden op dit ’trotseren van vervolging’-congres gedoopt.
Als wij verder naar het westen gaan, komen wij in India en hier hebben de broeders het werk uitgebreid tot in tot dusverre onaangeroerd gebied. Er zijn nu vier gemeenten op de Andamanen georganiseerd en in Nepal en Sikkim werken pioniers. Met een bevolking van 550 miljoen mensen in heel India en slechts 4000 verkondigers, zou het misschien onmogelijk lijken alle verstrooide „schapen” die zich nog in dit uitgestrekte subcontinent bevinden op te sporen, maar de bijkantooropziener bracht het als volgt onder woorden: „Wij weten dat de engelen toezicht op het inzamelingswerk uitoefenen en zij weten waar degenen die het waard zijn, te vinden zijn en bijeengebracht moeten worden.” Hij vertelt: „Op zekere dag liepen twee vreemdelingen het bijkantoor binnen en zeiden dat zij zich op De Wachttoren in het Hindi wilden abonneren. Zij kwamen uit een stad waar geen Getuigen waren en waar niet was gewerkt. Een van deze mannen was voor de een of andere gespecialiseerde opleiding in Calcutta geweest en een van de leraren was een getuige van Jehovah die terloops getuigenis aan zijn leerlingen gaf. Deze man begon bij terugkomst in zijn woonplaats met zijn collega’s op het werk te praten over wat hij leerde.” Hij vertelde de broeders op het bijkantoor dat er nu een groep van twaalf personen is die elke week bijeenkomen om met behulp van het Waarheid-boek de bijbel te bestuderen. Het bijkantoor wist hier niets van af, maar nu zal de kringopziener hen geregeld bezoeken.
De nu autonome staat Bangla Desh valt onder supervisie van het Indiase bijkantoor, en het bijkantoor probeert Bengali-sprekende pioniers in dat deel van de wereld te krijgen. Er moeten enkele technische moeilijkheden overwonnen worden, maar twee Indiase pioniers hebben nu een paspoort gekregen.
Op Sri Lanka, het eiland ten zuiden van India, is gedurende het jaar vooruitgang geboekt. Er werden zesenvijftig personen gedoopt en in april waren er 907 aanwezigen op het Avondmaal des Heren. De beste resultaten bij het helpen van mensen om een kennis van de waarheid te verkrijgen, zijn behaald in het gebied waar de meeste mensen naamchristenen zijn, vooral onder rooms-katholieken. Heel weinig mensen hebben zelfs maar een exemplaar van het Nieuwe Testament, doch zij lezen ontzettend graag. Nu Jehovah’s getuigen bij hen aan de deur komen en aanbieden hen aan de hand van de bijbel te onderwijzen, zijn er enkele zeer interessante ervaringen opgedaan. De waarheid is ook tot het dorp Bopitiya doorgedrongen. Er werd met een groepsstudie begonnen en het duurde niet lang of dertig personen bezochten de vergaderingen. Het vergaderingbezoek in het huis in Jaela dat als Koninkrijkszaal wordt gebruikt, is ook tot negentig personen toegenomen. Het is duidelijk dat Jehovah’s zegen op het werk in dit gebied rust en onze broeders daar geloven dat er in de loop van het komende jaar een hele fijne toename zal zijn.
In Pakistan, ten noordwesten van India, blijft de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk voortgang vinden en een speciale pionierster bericht dat zij bij het van-huis-tot-huiswerk in contact is gekomen met een uit zeven leden bestaand rooms-katholiek gezin. Bij de studie werd het Engelse Waarheid-boek gebruikt te zamen met dezelfde hoofdstukken die in De Wachttoren in het Oerdoe stonden afgedrukt. Week na week werden er fundamentele leerstellingen behandeld en zij waren heel verbaasd over wat zij leerden en hadden er grote waardering voor. In twee weken tijds begonnen twee van de dochters de vergaderingen te bezoeken. Kort daarna kwam de vader met de derde dochter en in slechts zes maanden namen deze vier leden uit het voorheen rooms-katholieke gezin deel aan het bekendmaken van het goede nieuws en lieten zij zich inschrijven op de theocratische bedieningsschool.
Als wij nog verder naar het westen gaan, komen wij in de Arabisch-sprekende landen, en hier vinden wij zeer kleine groepjes getuigen van Jehovah, zoals 22 personen in Iran, 11 in Iraq, 14 in Koeweit en 35 in Jordanië. Er zijn ook grotere aantallen, zoals 161 in Syrië en 1483 in Libanon. Zij allen prediken het goede nieuws van het Koninkrijk, maar onder zeer grote moeilijkheden. Te trachten moslims de boodschap van Gods koninkrijk te vertellen, is uiterst moeilijk. Bovendien blijft de toestand in het Midden-Oosten zeer gespannen. De landen die aan Israël grenzen, hebben bemerkt dat er in verschillende delen van het land heel wat guerrillagevechten worden geleverd en invallen door stoottroepen worden gedaan. Het lijdt geen twijfel dat de mensen in die landen een zeer sterke behoefte aan vrede en zekerheid voelen, en daarom zijn Jehovah’s getuigen dus druk bezig te trachten hun te vertellen op welke wijze zij deze toestanden kunnen verkrijgen.
Israël is natuurlijk het land waar Jezus Christus meer dan negentienhonderd jaar geleden heeft rondgewandeld en het goede nieuws van Gods koninkrijk heeft gepredikt. In dit land zijn thans slechts 181 personen die belijden getuigen van Jehovah te zijn en dezen prediken van huis tot huis Gods koninkrijk. Hoe vreemd in vergelijking met de dag van Pinksteren, toen er alleen al in Jeruzalem 3000 werden gedoopt! Het is echter heel interessant dat er in de zomer van 1973 wel zo’n 3500 getuigen van Jehovah voordeel hebben getrokken van de door het Wachttorengenootschap georganiseerde reizen en dit deel van de wereld hebben bezocht. De reizigers hebben niet alleen veel over de oude geschiedenis van het land Israël vernomen maar zij hebben, door met de Israëlische broeders bijeen te komen, ook iets over de huidige activiteiten van Gods dienstknechten daar vernomen.
EUROPA
De ruimte laat niet toe alle details te vermelden van het schitterende werk dat in Europa wordt verricht. Maar wij zullen slechts enkele gebeurtenissen van het afgelopen jaar noemen. Er werd een prachtige nieuwe ruimte aan het bijkantoor in Finland toegevoegd. Het aantal Koninkrijksverkondigers in Spanje is op een in het oog springende wijze toegenomen en de broeders brengen hun predikingsopdracht daar op een rustige en vredige wijze ten uitvoer. Zij genieten de bescherming en medewerking van alle autoriteiten. Er is veel voortreffelijk werk verricht achter het IJzeren Gordijn. In de Scandinavische landen en in Europa in het algemeen is in de loop van het jaar goede vooruitgang geboekt. Wat de Middellandse-Zeegebieden betreft, moet gezegd worden dat het werk in Griekenland, Italië en Portugal succesvol is geweest en schitterend is vooruitgegaan.
De internationale „Goddelijke zegepraal”-congressen in Duitsland, Frankrijk, Engeland, België, Nederland en Italië waren zegeningen van Jehovah en inlichtingen daaromtrent zijn in het tijdschrift De Wachttoren opgenomen. Alle waren in het oog springende gebeurtenissen van de zomer van 1973 en brachten het werk voor het jaar tot een passende climax.
Gedurende het afgelopen jaar kan dezelfde beschrijving worden gegeven van het werk in Noord- en Zuid-Amerika en op de eilanden in de wereldzeeën. In al deze plaatsen heeft Jehovah’s rijke zegen op zijn getuigen gerust en is er voortreffelijke vooruitgang geboekt. Om een idee te krijgen van het uitstekende werk dat is verricht, behoeft men alleen maar te kijken naar de tabel die op bladzijde 24 begint. Door de daar vermelde cijfers voor ieder land met betrekking tot het hoogtepunt in het aantal verkondigers en het aantal dat werd gedoopt, de uren die in de velddienst werden besteed en het aantal huisbijbelstudies dat werd geleid, te analyseren, zal men zien wat er in de hele wereld op het gebied van de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk werd verricht.
Wat de persoonlijke ervaringen van velen van de verkondigers in tal van deze landen betreft, hebben sommigen aan heel wat problemen en moeilijkheden het hoofd moeten bieden. Onze broeders in Afrika hebben in vele gevallen echter werkelijk tot het uiterste lijden ondergaan. In de meeste landen ter wereld rijzen voortdurend problemen ten gevolge van het nationalisme. Overal waar Jehovah’s getuigen zich bevinden, nemen zij een neutraal standpunt in en zijn zij vóór Gods koninkrijk. Zij prediken dit wereldomvattend en zien uit naar goddelijke zegepraal. Zij hebben gedurende het afgelopen jaar op hun „Goddelijke zegepraal”-congressen overal ter wereld stellig een kostelijk feestmaal van vette spijzen genoten en op het zuidelijk halfrond duurt deze internationale serie nog tot eind 1973 en begin 1974 voort.
Laten wij nu eens een korte blik werpen op het totaalbeeld van wat Jehovah’s getuigen wereldomvattend tot stand hebben gebracht.
HET WERELDBERICHT VAN 1973
Het kan waarschijnlijk het best worden samengevat door te zeggen dat over de hele wereld 193.990 personen hun leven aan de dienst van Jehovah hebben opgedragen en werden gedoopt. Dit spreekt op zichzelf boekdelen. Vergeleken bij het jaar daarvoor, toen er 163.123 personen werden gedoopt, blijkt dat het werk in een zeer versneld tempo voortgang heeft gevonden, alles tot eer van Jehovah’s naam. Om een totaalbeeld te krijgen van wat Jehovah’s getuigen gedurende het dienstjaar 1973 hebben gedaan, stellen wij u voor de tabel op te slaan die op bladzijde 24 begint. Als u wilt, kunt u elk land analyseren om te zien welke toename of achteruitgang er gedurende het jaar in het aantal verkondigers is geweest, hoevelen er werden gedoopt, hoeveel tijd er aan het predikingswerk werd besteed en hoeveel huisbijbelstudies er werden geleid, hetgeen u enig idee zal geven van de enorme hoeveelheid werk die er werd verzet.
Een korte samenvatting van wat er wereldomvattend heeft plaatsgevonden, toont aan dat er 300.468.676 uren aan de prediking van het goede nieuws werden besteed. De gemiddeld 1.656.673 verkondigers die elke maand in de velddienst uittrokken, hebben elke week 1.209.544 huisbijbelstudies geleid. Zij zijn ook naar vele andere mensen teruggegaan om hen te helpen, want zij hebben gedurende het jaar 131.657.832 nabezoeken gebracht. Dit alles vereiste heel wat werk en u kunt zien dat Jehovah’s getuigen de geest van de mensen graag op het Woord van God hebben willen richten.
Ten einde hen hierbij te helpen, lieten zij ook lectuur in de huizen van de mensen achter. Zij verspreidden 21.761.877 gebonden boeken en 9.965.259 brochures waarin bijbelse onderwerpen werden besproken. De tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! speelden een belangrijke rol in het verschaffen van leesmateriaal aan belangstellende personen, want er werden 235.468.427 tijdschriften verspreid. Bovendien werden er nog 1.894.457 nieuwe abonnementen op De Wachttoren en Ontwaakt! afgesloten. Jehovah’s getuigen sporen iedereen ertoe aan zich op deze tijdschriften te abonneren zodat zij de voortreffelijke inlichtingen in de tijdschriften onmiddellijk en geregeld thuisbezorgd krijgen.
Dinsdagavond, 17 april 1973, was dé dag van het jaar voor Jehovah’s getuigen. Dat was de dag voor de viering van het Avondmaal des Heren. Er waren die avond in hun Koninkrijkszalen overal ter wereld 3.994.924 personen aanwezig en 10.523 personen die belijden met de geest gezalfde christenen te zijn, gebruikten van de symbolen, het brood en de wijn. Gedurende het afgelopen jaar hebben 1.758.429 van deze aanwezigen aan de velddienst deelgenomen. Dit is het hoogtepunt in het aantal personen die op de een of andere manier — van huis tot huis, op straat of door met vrienden of buren te spreken — een aandeel aan het Koninkrijkswerk hebben gehad en die bij de gemeenten van Jehovah’s getuigen een bericht van hun activiteit hebben ingeleverd. Van dit aantal stonden er gemiddeld 94.604 in de pioniersdienst.
Onder leiding van 95 bijkantoren die zorg dragen voor het werk in 208 verschillende landen, inclusief eilanden in de wereldzeeën, zijn er 31.850 gemeenten werkzaam, vergeleken met 28.407 slechts één jaar geleden. Dank zij de grote toevloed van mensen die uit Babylon de Grote zijn gevlucht en nu het verlangen koesteren het goede nieuws van het Koninkrijk bekend te maken, werden er dus vele nieuwe gemeenten opgericht en andere gemeenten uitgebreid.
Jehovah’s getuigen hebben overal op aarde goede reden blij te zijn. „Al bloeit de vijgeboom niet”, en ook al ’overkomen hen in dit kortstondig heden allerlei beproevingen’, zij hebben allen reden tot grote „vreugde” en elkeen zal zeggen: ’Ik wil mij uitbundig verheugen in Jehovah zelf.’ — Hab. 3:17, 18; 1 Petr. 1:6, NTO.
[Tabel op blz. 24-31]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1973 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie publicatie)