Een voldoening schenkende levenswijze volgen
1. Waarom vinden miljoenen mensen thans geen werkelijke voldoening in het leven?
GROTE aantallen mensen op aarde vinden geen werkelijke voldoening in het leven. Als gevolg van vals-religieuze leerstellingen over de dood en de doden verkeren velen in slavernij. Weer anderen geven toe aan gevoelens van hopeloosheid en wanhoop. Miljoenen en miljoenen mensen hebben wanhopig behoefte aan bevrijding zodat zij een levenswijze kunnen gaan volgen die werkelijk voldoening schenkt. Gaat u maar na:
BEHOED VOOR UITBUITING DOOR DE VALSE RELIGIE
2-4. Welke uitwerking hebben geloofsovertuigingen omtrent de doden op leden van niet-christelijke religies gehad?
2 Miljoenen mensen in het grootste deel van Azië en delen van Afrika geloven dat zij hun leven lang hulde moeten brengen aan dode voorouders. Vandaar dat zij voor de tafels van hun gestorven familieleden wierook branden, bidden, bloemen zetten en zelfs voedsel offeren. Waarom verrichten zij deze handelingen? Hun is geleerd dat deze verering de doden zal helpen zich in een prettig bestaan in het hiernamaals te verheugen en zal voorkomen dat zij vijandige geesten worden.
3 Vooral in verband met rouwplechtigheden en begrafenissen stellen de nabestaanden kostbare pogingen in het werk om de gestorvenen te helpen. In delen van de Oriënt worden papieren huizen en andere van papier vervaardigde voorwerpen die honderden en soms zelfs duizenden dollars kosten, verbrand om de geesten van de doden te helpen.
4 Aan dit gebruik ligt het geloof in een vagevuur ten grondslag. Men gelooft dat na de dood van een persoon de geest gedurende twee jaar in het vagevuur ronddoolt, en hulp nodig heeft om in de hemel te komen. De offers die in de vorm van papieren voorwerpen worden gebracht, hebben ten doel te tonen dat de gestorvene een goed leven heeft geleid en alles heeft wat nodig is om in het hiernamaals te kunnen leven. Vele oosterlingen geloven dat zijn geest daardoor vlugger uit het vagevuur bevrijd zal worden.
5. Wat hebben velen in de christenheid gedaan in de hoop de tijd die zijzelf of hun geliefden in het vagevuur moeten doorbrengen, te bekorten?
5 Is dit in de christenheid soms anders? Feitelijk niet. Eeuwenlang hebben arm en rijk grote sommen geld aan religieuze organisaties betaald in de hoop daardoor de tijd die zijzelf en hun geliefden in het vagevuur moeten doorbrengen, te bekorten. In verband met deze gebruiken merkt de schrijver C. Lamont in zijn boek The Illusion of Immortality (De illusie van de onsterfelijkheid) het volgende op:
„Sedert de vroege middeleeuwen heeft de katholieke Kerk alleen al door het verlenen van aflaten, van arm en rijk enorme sommen geld gekregen. Deze aflaten, die gegeven worden in ruil voor geld, aalmoezen of andere soorten van offergaven, bewerken dat de ziel van de persoon zelf of de ziel van een overleden familielid of vriend gedeeltelijk of geheel gevrijwaard wordt van de straf die ze in het vagevuur zou moeten ondergaan. . . . In Rusland heeft de orthodoxe Kerk enorme rijkdommen opgehoopt door middel van soortgelijke voorbeden ten behoeve van de doden. Behalve het geld dat geregeld binnenstroomde van de arbeiders en boeren, die maar al te graag de goddelijke vergelding wilden verzachten, deden vele leden van de adel en uit hogere kringen schenkingen aan kloosters en kerken op voorwaarde dat er na hun dood dagelijks gebeden voor hun zielen opgezonden zouden worden.” — Blz. 17, 18.
6. Hoe denken veel mensen over wat de doden voor de levenden kunnen doen?
6 Eveneens wijdverbreid is het geloof dat de levenden beschermd moeten worden tegen de doden. In veel delen van Afrika is het zo dat wanneer een gezin door ziekte wordt getroffen, een kind sterft, een zakelijke onderneming mislukt of er zich anderszins een tegenslag voordoet, er vlug een fetisjpriester wordt geraadpleegd. Gewoonlijk vertelt de priester dat een overleden familielid gekrenkt is. Het orakel wordt geraadpleegd en er worden offers voorgeschreven. Natuurlijk vraagt de priester veel geld hiervoor. Hij krijgt ook het vlees van het dier dat als slachtoffer wordt gebracht.
7, 8. Wat onthult de bijbel over de toestand van de doden?
7 De waarheid van Gods Woord schenkt bevrijding van zulke in slavernij brengende leugens. De bijbel toont duidelijk aan dat de ziel sterft en dat niets het lichaam overleeft en een bewust bestaan blijft hebben (Ezech. 18:4, 20). Er is geen reden bevreesd te zijn voor de doden. In Prediker 9:6 wordt over hen gezegd: „Hun liefde en hun haat en hun jaloezie zijn reeds vergaan, en zij hebben tot onbepaalde tijd geen deel meer aan iets wat onder de zon moet worden gedaan.”
8 Om soortgelijke redenen kunnen de doden geen hulp ontvangen van de levenden. Zij zijn tot het levenloze stof teruggekeerd (Gen. 3:19; Ps. 104:29). Aangezien zij levenloos zijn en geen bewustzijn bezitten, kunnen zij zich eenvoudig niet in een plaats van blijvende of tijdelijke kwelling bevinden. In Gods Woord, en wel in Romeinen 6:7, staat duidelijk: „Wie gestorven is, is van zijn zonde vrijgesproken.” Dat zou niet waar zijn indien hij na de dood voor zijn zonden gestraft bleef worden. In plaats van vrijgesproken te zijn, zou hij nog steeds voor zijn zonden boeten.
9, 10. Wat geven de theologen van de christenheid toe met betrekking tot de menselijke ziel, de hel en het vagevuur?
9 De geleerden van de christenheid weten wat de bijbel over de toestand van de doden leert. In hun theologische lectuur geven zij toe dat de Schrift de onsterfelijkheid van de menselijke ziel niet leert en dat zowel deze leerstelling als andere leerstellingen ontleend zijn aan de heidense Griekse filosofie. „De christelijke theologie”, aldus schrijft professor D. T. Holden, „is zozeer samengesmolten met de Griekse filosofie dat ze personen heeft voortgebracht die voor negen tiende deel Grieks en voor één tiende deel christelijk denken” (Death Shall Have No Dominion [De dood heerst niet meer], blz. 14). En de Franse theoloog O. Cullmann noemde de leerstelling omtrent de onsterfelijke ziel „een van de grootste misvattingen van de christenheid”. — Immortality of the Soul or Resurrection of the Dead? (Onsterfelijkheid van de ziel of opstanding van de doden?), blz. 15.
10 Over het denkbeeld van eeuwige pijniging in een vurige hel merkt het katholieke tijdschrift Commonweal (15 januari 1971, blz. 370) op: „Voor veel mensen, met inbegrip van enkele filosofen, beantwoordt de hel aan een behoefte van de menselijke verbeelding — een soort van Sinterklaas in tegengestelde zin. . . . Wie onder de rechtvaardigen ziet niet graag dat de onrechtvaardigen een enigszins rechtmatige straf ondergaan? En zo niet in dit leven, waarom dan niet in het hiernamaals? Een dergelijke zienswijze strookt echter niet met het Nieuwe Testament, dat de mens ertoe uitnodigt te leven en lief te hebben.” Over de leerstelling van het vagevuur wordt in de New Catholic Encyclopedia openlijk toegegeven: „De katholieke leer van het vagevuur steunt op de overlevering, niet op de Heilige Schrift.” — Deel 11, blz. 1034.
11, 12. (a) Waarom kan er terecht worden gezegd dat de religieuze leiders van de christenheid „leringen van demonen” hebben gepropageerd? (b) Aan welke uitbuiting hebben de religieuze leiders van de christenheid zich schuldig gemaakt?
11 Worden deze dingen echter werkelijk in de kerken geleerd? Vertellen de religieuze leiders aan hun gemeenten dat de ziel sterft, dat de leerstelling van eeuwige pijniging in een vurige hel in strijd is met de geest van het christendom en dat het geloof in het vagevuur niet op de bijbel is gebaseerd? Of blijven de geestelijken van de christenheid als geheel „leringen van demonen” propageren? (1 Tim. 4:1) Is het te hard geoordeeld wanneer op de laatste vraag Ja wordt geantwoord? Welnu, geven de geleerden van de christenheid niet zelf toe dat dergelijke leerstellingen vals zijn? En als de geestelijken leerstellingen blijven onderwijzen waarvan zij weten dat ze vals zijn, bootsen zij dan niet degene na die door Jezus als de „vader van de leugen” werd geïdentificeerd? (Joh. 8:44) Vormt de leerstelling van de eeuwige pijniging bovendien niet een weerspiegeling van de ziekelijke, verdorven en wrede aard van de demonen?
12 De bijbel zegt: „God is liefde” (1 Joh. 4:8). Maar door de leerstelling van het hellevuur en die van het vagevuur wordt hij op schandelijke wijze verkeerd voorgesteld. Degenen die zulke leerstellingen onderwijzen, lasteren God derhalve. Aangezien dit het geval is, hebben religieuze organisaties onder valse voorwendsels grote sommen geld gekregen. In plaats van wezen en weduwen in hun tijd van hevige smart te troosten, hebben veel religieuze leiders hen hardvochtig uitgebuit door geld voor waardeloze ceremoniën te aanvaarden. Dit is vooral moeilijk geweest voor de armen, die dit geld voor hun levensbehoeften hadden kunnen gebruiken.
13. Waarom kunnen de geestelijken van de christenheid geen verontschuldiging aanvoeren voor het feit dat zij valse leerstellingen onderwijzen?
13 Hoewel sommige geestelijken misschien niet bekend zijn met de bewijzen, zou dit wel het geval moeten zijn. Zij beweren Gods boodschap te spreken en zijn daarom verplicht te weten wat de bijbel zegt. Zij weten beslist heel goed dat wat zij doen en zeggen, grote invloed kan uitoefenen op het leven van degenen die voor onderricht naar hen opzien. Daarom dienen zij er zorgvuldig op toe te zien wat zij onderwijzen. Elke verkeerde voorstelling van God kan mensen van de ware aanbidding afkeren, wat nadelig voor hen is.
14. Wat zouden wij onszelf kunnen afvragen gezien het feit dat de valse religie een verkeerde voorstelling van God geeft en de mensen uitbuit?
14 Hoe denkt u erover dat de valse religie de mensen uitbuit en een verkeerde voorstelling van onze Schepper geeft? Ziet u graag dat Gods naam gezuiverd wordt van de smaad die er door het onderwijzen van valse leerstellingen op is gebracht? Ziet u graag dat elke krachtsinspanning in het werk wordt gesteld om rechtgeaarde mensen van dienstbaarheid aan religieuze leugens te bevrijden? Bent u bereid om een aandeel te hebben aan het ontmaskeren van religieuze dwaling? Dat is stellig de wens van iedere toegewijde dienstknecht van Jehovah God.
VRIJ VAN WANHOOP
15. Waarom vinden velen die de uitbuiting door de valse religie inzien, nog altijd geen voldoening in het leven?
15 Natuurlijk zijn er veel mensen in deze tijd die de uitbuiting waaraan de valse religie zich schuldig maakt, hebben doorzien. Maar dat is niet voldoende geweest om hun ware vrijheid te schenken en hen een levenswijze te laten volgen die werkelijk voldoening schenkt. Waarom niet? Omdat zij geen waar geloof en geen ware hoop hebben. Daarom zijn zij niet gevrijwaard tegen de schadelijke invloed die de ontwikkelingen in de wereld op mentaal en emotioneel gebied op hen kunnen hebben.
16. Wat is er eigenlijk in de wereld gebeurd, en tot welke houding heeft dit onder veel mensen aanleiding gegeven?
16 Beschouw eens een ogenblik wat er is gebeurd. Miljoenen mensen zijn omgekomen doordat zij het slachtoffer zijn geworden van oorlog, misdaad, relletjes en hongersnood. De lucht en het water, die het leven onderhouden, worden met een alarmerende snelheid verontreinigd. Het leven van de mens schijnt vanuit elke hoek bedreigd te worden. En er is niets wat de werkelijke zekerheid geeft dat de mensheid in staat zal zijn haar problemen in de nabije toekomst op te lossen. Dit heeft zelfs velen van degenen die de valse religie de rug hebben toegekeerd, tot wanhoop gebracht. Voor zover zij het kunnen zien, is dit leven alles wat er is. De bijbel beschrijft de houding van zulke personen op passende wijze. Zij zeggen: „Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij.” — 1 Kor. 15:32.
17. Wat doen veel mensen thans in een poging de harde werkelijkheden van het leven te ontvluchten?
17 In een poging de harde werkelijkheden van het leven te ontvluchten, nemen velen hun toevlucht tot alcohol of drugs. Anderen trachten een uitlaat voor hun frustraties te vinden door zich aan seksuele immoraliteit over te geven. Zij beoefenen hoererij, overspel, homoseksualiteit tot en met bestialiteit en lesbische liefde. Over de uitwerking die de onzekerheid van het leven op de mens heeft, zegt I. Lepp in zijn boek Death and Its Mysteries (De dood en zijn mysteries; uit het Frans vertaald door B. Murchland): „Het schijnt dat thans meer normale mensen gekweld worden door deze vrees voor een collectieve dood, althans onbewust. Dit is tenminste een gedeeltelijke verklaring voor de verwarring van onze tijd, die zich uit in ongerechtvaardigde misdaad, vandalisme, erotiek en het versnelde levenstempo. Zelfs de huidige muziek en dansen schijnen de wanhoop te vertolken van een mensheid die niet meer in haar eigen toekomst gelooft” (Blz. 49). Wat is het gevolg geweest van het toegeven aan gevoelens van wanhoop en vervolgens te trachten eraan te ontkomen?
18-20. Welke slechte vruchten zijn het resultaat geweest van overmatig drinken, verslaafdheid aan drugs en seksuele immoraliteit?
18 Zij die zich overgeven aan overmatig drinken vergeten misschien tijdelijk hun moeilijkheden. Maar zij offeren hun waardigheid op, en in een beschonken toestand berokkenen zij soms zichzelf of anderen schade. En de volgende dag bemerken zij dat zij behalve de moeilijkheden die zij reeds hadden, bovendien nog een hevige hoofdpijn hebben. Ernstige ziekten zijn ook een gevolg van overmatig drinken.
19 Degenen die verslaafd zijn aan drugs betalen ook een hoge prijs voor hun pogingen de werkelijkheid te ontvluchten. Zij ondervinden dikwijls blijvende fysieke en mentale schade. En om hun kostbare gewoonte vol te houden, verlagen velen zich tot diefstal of prostitutie.
20 En wat valt er te zeggen over de beoefening van vrij geslachtelijk verkeer? Wordt iemand hierdoor geholpen zijn lot in het leven te verbeteren? Integendeel, de vruchten hiervan zijn dikwijls weerzinwekkende venerische ziekten, ongewenste zwangerschappen, onwettige kinderen, abortussen, uiteengevallen huisgezinnen, bittere jaloezie, gevechten en zelfs moord.
21, 22. Welke goede resultaten spruiten voort uit het toepassen van bijbelse beginselen?
21 Het lot van velen is inderdaad droevig. Zij hebben hoop en een waar geloof nodig om bevrijd te worden van hun wanhoop en de daaruit voortspruitende problemen. Gods Woord kan hen helpen, als zij het maar bestuderen en toepassen. Jehovah’s christelijke getuigen hebben dit ervaren. Zij hebben bemerkt dat door bijbelse beginselen toe te passen, de verhouding thuis, op het werk en in het dagelijks contact met anderen verbetert (Rom. 12:17-21; 13:8-10; Ef. 5:22–6:4; 1 Petr. 3:1-7). Dit heeft er veel toe bijgedragen dat hun leven zelfs nu reeds gelukkiger wordt en meer voldoening schenkt.
22 Betekent dit dat de persoon die bijbelse beginselen in zijn dagelijkse leven toepast, immuun is voor de problemen en de druk van de wereld? Neen, hij leeft nog steeds te midden van mensen die geen liefde voor rechtvaardigheid hebben. Maar hij is veel beter tegen de problemen van het leven opgewassen dan degenen die zich slechts op menselijke redenering verlaten. Hij wordt niet verbitterd omdat hij misschien onrecht lijdt. Hij weet waarom hij dit ondergaat en heeft de krachtige overtuiging dat het door Christus geregeerde koninkrijk Gods binnenkort een eind zal maken aan alle dingen waardoor men niet ten volle van het leven kan genieten (2 Petr. 3:11-13). Hij wordt ervoor behoed aan wanhoop ten prooi te vallen en zichzelf schade te berokkenen in een vergeefse poging eraan te ontkomen.
23, 24. Hoe dienen de voordelen die wij hebben verkregen door de ware aanbidding te beoefenen, invloed uit te oefenen op wat wij voor onze medemensen doen?
23 Wanneer opgedragen christenen dit beseffen, dienen zij er stellig in hun hart toe bewogen te worden hun medemensen te helpen een levenswijze te gaan volgen die werkelijk voldoening schenkt. Dit betekent dat men er blijk van moet geven tot de soort van personen te behoren over wie Jezus Christus in Matthéüs 13:23 sprak: „[Dit] is hij die het woord [van het koninkrijk] hoort en de betekenis ervan begrijpt, die werkelijk vrucht draagt en voortbrengt, deze honderd-, die zestig-, de ander dertigvoud.”
24 Behoort u tot dat soort van personen? Blijft uw hart vol waardering op het ’woord van het koninkrijk’ reageren? Beweegt dit u ertoe gelegenheden te scheppen om de Koninkrijksboodschap met anderen te delen, zodat zij zich thans in de beste levenswijze kunnen gaan verheugen? Indien dit zo is, kunt u verzekerd zijn van Jehovah’s goedkeuring en zegen.
IJVERIGE KRACHTSINSPANNINGEN NOODZAKELIJK
25. Waarom is er een ijverige krachtsinspanning voor nodig om een voldoening schenkende levenswijze te volgen?
25 Een voldoening schenkende levenswijze volgen, vereist krachtige inspanning van onze zijde. Wij mensen zijn zondaars en dienen ons derhalve krachtig in te spannen om zondige neigingen in bedwang te houden. Wij kunnen niet toelaten dat zulke neigingen ons de baas worden en ons aldus in slavernij aan de heerser van deze wereld, Satan, brengen (Joh. 14:30; 2 Kor. 4:4). Over zichzelf schreef de getrouwe apostel Paulus aan de Korinthiërs: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden” (1 Kor. 9:27). Hij gebruikte ieder middel dat hem ter beschikking stond om zondige neigingen te onderdrukken en te overwinnen.
26. Waaruit blijkt dat de geestelijken van de christenheid ten onrechte beweren dat het geloof in het hellevuur als een aansporing dient voor juist gedrag?
26 Wat bewoog Paulus en andere getrouwe discipelen van Jezus ertoe dit te doen? Velen van de geestelijken der christenheid hebben beweerd dat vrees voor de pijnigingen van het hellevuur als een aansporing dient voor een juist gedrag. Maar de feiten der geschiedenis bewijzen het tegendeel. De afschuwelijke inquisities en bloedige kruistochten van de christenheid vormen het bewijs dat enkele van de grootste wreedheden zijn begaan door personen die in de onschriftuurlijke leerstelling van het hellevuur geloofden.
27. Wat is het juiste motief om Jehovah God te dienen?
27 Vrees voor straf is niet het juiste motief om God te dienen. Jehovah God wil dat onze aanbidding door liefde wordt gedreven. Dat is altijd zijn wens geweest met betrekking tot zijn met verstand begaafde schepselen. Merk op welk beroep Mozes op de Israëlieten deed: „Ik [heb] u het leven en de dood . . . voorgelegd, de zegen en de vervloeking; en gij moet het leven kiezen, opdat gij moogt blijven leven, gij en uw nageslacht, door Jehovah, uw God, lief te hebben, door naar zijn stem te luisteren en door hem aan te hangen; want hij is uw leven en de lengte uwer dagen.” — Deut. 30:19, 20.
28, 29. (a) Waarom hebben wij goede reden Jehovah lief te hebben? (b) Hoe beklemtoont de apostel Petrus dit punt in zijn eerste brief?
28 Wij hebben stellig goede reden Jehovah innig lief te hebben en onze liefde te tonen door zijn geboden te gehoorzamen. Het was Jehovah die het initiatief nam om in een overtreffende mate liefde jegens ons te betonen. Als zondige mensen zouden wij nooit op grond van onze eigen verdienste een gunstige positie voor zijn aangezicht kunnen verwerven. Het enige loon dat wij zondaars verdienen, is de dood (Rom. 6:23). Toch heeft Jehovah God in zijn grenzeloze liefde zijn Zoon ten behoeve van ons gegeven opdat onze zonden verzoend konden worden en wij een rechtvaardige positie konden verwerven. Dat was geen geringe zaak van de zijde van Jehovah. Hij had zijn Zoon innig lief en toch liet hij toe dat deze de grootste vernederingen onderging, ja, zelfs een schandelijke dood aan een terechtstellingspaal. Wat Jezus Christus betreft, hij was bereid dit te ondergaan als een uiting van zijn liefde voor de mensheid. — Joh. 10:17, 18.
29 Ja, wat Jehovah God en Jezus Christus ten behoeve van ons hebben gedaan, dient in ons hart een brandend verlangen op te wekken ons in overeenstemming met de goddelijke wil te gedragen. Dit is hetgeen de apostel Petrus beklemtoonde toen hij medegelovigen aanmoedigde: „Gedraagt u dan met vrees [dat wil zeggen, met een gezonde of eerbiedige vrees Jehovah God niet te willen mishagen] gedurende de tijd dat gij in den vreemde woonachtig zijt. Want gij weet dat gij niet met vergankelijke dingen, met zilver of goud, werdt bevrijd van uw vruchteloze vorm van gedrag, die gij door overlevering van uw voorvaders hebt ontvangen. Maar het was met kostbaar bloed, gelijk dat van een onbesmet en onbevlekt lam, ja, van Christus. Zeker, hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, maar hij werd openbaar gemaakt op het einde der tijden ter wille van u, die door hem gelovigen zijt in God, die hem uit de doden heeft opgewekt en hem heerlijkheid heeft gegeven, zodat uw geloof en hoop op God gericht zouden zijn.” — 1 Petr. 1:17-21.
30, 31. Vergelijk het gedrag van ware christenen met de wijze waarop zij leefden voordat zij de waarheid leerden kennen.
30 Hebt u werkelijk waardering voor het kostbare offer van Jezus Christus? Toont u dit door de wijze waarop u zich gedraagt? Doet u wat juist is voor iemand jegens wie liefde is betoond en voor wie dat offer van onschatbare waarde werd gebracht? Dit dienen wij allen te doen. Om die reden worden door de geest verwekte christenen in 1 Petrus 1:14, 15 als volgt aangespoord: „Wordt als gehoorzame kinderen niet langer gevormd naar de begeerten die gij vroeger in uw onwetendheid hadt, maar wordt ook gij, in overeenstemming met de heilige die u geroepen heeft, zelf heilig in uw gehele gedrag.”
31 Indien wij opgedragen christenen zijn, hebben wij zeer beslist voordeel getrokken van Jezus’ zoenoffer. Wij dienen daarom de wijze waarop wij ons leven hebben geleid voordat wij een waar geloof en een ware hoop hadden, toen wij geen waardering hadden voor wat Jehovah God en Jezus Christus ten behoeve van ons hebben gedaan, te haten. In onze onwetendheid leefden wij alleen voor eigenbelang. Wij gaven toe aan onze verlangens, tenzij wij misschien beteugeld werden door vrees voor autoriteit of omdat wij bang waren dat onze gezondheid, eigendommen of reputatie geschaad zouden worden. Maar hoevelen van ons voelden zich werkelijk verantwoordelijk tegenover onze Schepper en Levengever?
32. Wat wil het zeggen dat Jehovah „heilig” is?
32 Nu hebben wij echter een krachtige aansporing te trachten ons te richten naar de maatstaf van heiligheid waarvan wij een voorbeeld hebben in onze liefdevolle, hemelse Vader. Jehovah God is „heilig”, zuiver of rein in de absolute zin. Hij is door en door goed, zonder dat er zelfs maar het geringste spoortje van slechtheid of de kleinste smet van corruptie aan hem kleeft. Hij is de Bron van alle rechtvaardige beginselen en wetten. — Spr. 19:7-10; Ps. 119:137, 138, 160.
33, 34. Wat vereist het opvolgen van de raad uit 1 Petrus 2:1 van ons?
33 Gedreven door liefde voor hem dienen wij als hij te willen zijn. Daarom dienen wij ons te willen bevrijden van elke neiging die in strijd is met zijn heiligheid. Dat is de vermaning die in 1 Petrus 2:1 wordt gegeven, waar wij lezen: „Doet . . . alle zedelijke verdorvenheid en alle bedrog en huichelarij en afgunst en alle soorten van achterklap weg.” Wat vereist dit van ons?
34 De overheersende neiging van ons hart dient niet in de richting van enige soort van slechtheid te gaan. Zelfs de gedachte anderen te bedriegen voor het verkrijgen van zelfzuchtig gewin, of het nu om veel of weinig gaat, dient ons tegen de borst te stuiten. De neiging tot afgunst dient in bedwang gehouden te worden opdat wij onze toevlucht niet nemen tot bedrog of andere oneerlijke praktijken om te krijgen wat anderen hebben. Ook willen wij niet in de strik vallen van achterklap, doordat wij medechristenen omlaag trachten te halen door ongepaste kritiek uit te oefenen of door hun bekwaamheden en beweegredenen in twijfel te trekken. Wat wij zeggen, dient van een goede smaak te getuigen, zodat anderen opgebouwd en niet afgebroken worden. Wij willen niet de rol van huichelaars spelen door ons anders voor te doen dan wij zijn en goddeloze bedoelingen onder het mom van een vorm van godvruchtige toewijding te verbergen.
35. Wat dienen alle aspecten van het leven van een christen te onthullen, en welke heilzame uitwerking kan dit op anderen hebben?
35 Ja, onze dagelijkse ervaringen — thuis, op ons wereldse werk, op school, in onze dagelijkse omgang met anderen — dienen er blijk van te geven dat ons leven ons meer voldoening schenkt dan voordat wij Gods Woord der waarheid begonnen te gehoorzamen. Dit dient vooral onze wens te zijn met het oog op de heilzame uitwerking die een voortreffelijk gedrag op oprechte waarnemers kan hebben. Hierover zei de apostel Petrus: „Bewaart een voortreffelijk gedrag onder de natiën, opdat zij, in hetgeen waarin zij ten nadele van u spreken als boosdoeners, ten gevolge van uw voortreffelijke werken, waarvan zij ooggetuigen zijn, God mogen verheerlijken op zijn inspectiedag.” — 1 Petr. 2:12.
36, 37. Wat zijn enkele voordelen die Jehovah’s dienstknechten genieten, en waartoe dient dit hen aan te sporen?
36 Indien wij toegewijde christenen zijn, verheugen wij ons inderdaad in vele zegeningen en vreugden. Door weerstand te bieden aan de druk die op ons wordt uitgeoefend om toe te geven aan zelfzucht, smaken wij de voldoening te kunnen bewijzen dat liefde de drijfveer is van onze dienst voor God. Wij ondervinden Jehovah’s leiding, zorg en hulp wanneer wij met de problemen van het leven geconfronteerd worden. Wij verheugen ons in geestelijke gezondheid en tevredenheid. Wij bewaren de vrede van geest en hart die alleen een rein geweten ons kan geven. Ons leven heeft doel en richting doordat het is opgebouwd rond een duurzame verhouding tot Jehovah God.
37 Opgedragen christenen hebben werkelijk reden zich te blijven inspannen om de vrijheid die zij hebben verkregen door hun leven in overeenstemming te brengen met Gods waarheid, te bewaren. Doet u dit? Voldoen uw houding, woorden en daden steeds meer aan Gods maatstaf van heiligheid? Behoeden uw geloof en hoop u ervoor ook maar iets te doen waardoor u een goede verhouding tot Jehovah God zou kunnen ruïneren en „het toekomende leven” zou kunnen verliezen? (1 Tim. 4:8) Indien dit zo is, zet uw goede krachtsinspanningen dan voort. Sla acht op de geïnspireerde vermaning: „Schep ook heerlijke verrukking in Jehovah, en hij zal u de beden van uw hart geven” (Ps. 37:4). Mag u uw werkelijke verrukking blijven vinden in het behouden van de liefde en goedkeuring van Jehovah God, in de overtuiging dat dit thans tot voldoening leidt en de belofte inhoudt van eeuwig leven in Gods nieuwe ordening, die nabij is. — Openb. 21:3, 4.