Kweek intense liefde voor elkaar aan
’Hebt elkaar intens lief vanuit het hart.’ — 1 Petr. 1:22.
1, 2. (a) Hoe belangrijk is liefde? (b) Waarom erkennen zelfs atheïstische geleerden dat liefde onontbeerlijk is?
LIEFDE is onontbeerlijk voor het genieten van vrede, geluk en tevredenheid. Ja, het leven is het niet waard geleefd te worden zonder liefde — een feit dat zelfs materialistische geleerden erkennen. „Ik wil de unieke belangrijkheid van liefde bevestigen . . . Liefde is onontbeerlijk”, schreef de bekende geleerde Sir Julian Huxley.
2 Waarom beklemtonen zelfs degenen die weigeren het bestaan van een Schepper te erkennen, de belangrijkheid van liefde? Eén reden is dat wetenschappelijke onderzoekingen onze behoefte aan liefde hebben bewezen. Deze onderzoekingen geven te kennen dat evenals honger gestild moet worden wil een persoon in leven blijven, mensen ook moeten liefhebben en geliefd moeten worden. De geleerde A. Montagu schreef: „Wij weten op grond van de waarnemingen van een aantal artsen en onderzoekers dat liefde een onontbeerlijk bestanddeel van de voeding van elke baby is en dat hij indien hij niet wordt geliefd, geen gezond organisme zal ontwikkelen . . . Ook al wordt hij lichamelijk goed gevoed, dan kan hij toch wegkwijnen en sterven.”
WAAROM MENSEN LIEFDE BEZITTEN
3. (a) Waarom ontvangen kinderen gewoonlijk de liefde die zij nodig hebben? (b) Waar hebben mensen dit vermogen om lief te hebben vandaan gekregen?
3 Gelukkig bestaat er echter weinig gevaar dat een kind niet de tedere, onzelfzuchtige zorg zal ontvangen die het nodig heeft. Dit komt doordat instinctief, zoals de bijbel zegt, „een zogende moeder haar eigen kinderen koestert” (1 Thess. 2:7). Waar hebben moeders deze liefde voor hun nakomelingen vandaan gekregen? Deze liefde heeft zich niet bij toeval ontwikkeld. Ligt het niet voor de hand dat dit door een liefdevolle Schepper in hen werd geplant? Wij allen bezitten het vermogen om lief te hebben, en wanneer deze hoedanigheid wordt aangekweekt, kan ze op de schitterendste en meest hartverwarmende manieren tot uitdrukking worden gebracht.
4. (a) Hoe weten wij dat Adam bij de schepping met de hoedanigheid liefde werd begiftigd? (b) Welk bewijs is er dat Adam liefde voor Eva had, en dat dit vermogen om iemand van het andere geslacht lief te hebben, aan zijn nakomelingen werd doorgegeven?
4 Jehovah God schonk deze gave van liefde bij de schepping van het eerste mensenpaar. Wij weten dit omdat Adam „naar Gods beeld” werd geschapen. En aangezien ’God liefde is’ — daar liefde zijn overheersende eigenschap is — zou het schepsel dat naar zijn beeld werd gemaakt, eveneens liefde bezitten (Gen. 1:26, 27; 1 Joh. 4:8). Dat de eerste man Adam met liefde voor zijn mooie nieuwe vrouw werd begiftigd, blijkt uit zijn vreugdevolle uitroep toen hij haar zag: „Dit is eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees” (Gen. 2:23). Zelfs hoewel Adam zondigde en volmaaktheid verloor, gaf hij het vermogen om lief te hebben aan zijn nakomelingen door, met inbegrip van het vermogen dat mensen bezitten om intense vreugde te hebben met iemand van het andere geslacht. Een wijs man uit de oudheid zei dan ook dat een van de vier dingen die voor hem te wonderlijk waren om ze te begrijpen, was „de weg van een fysiek sterke man bij een meisje”. — Spr. 30:19; Gen. 24:67; 26:8.
LIEFDE STREKT ZICH TOT ANDEREN UIT
5. Welk bewijs is er dat er behalve de romantische liefde tussen mannen en vrouwen, een liefde tussen vleselijke verwanten bestaat?
5 Maar behalve deze romantische liefde die tussen mannen en vrouwen kan bestaan, bezitten mensen gewoonlijk een natuurlijk, diep gevoel van genegenheid voor hun vleselijke verwanten. Zo lezen wij dat toen Jozef, na vele jaren van zijn familie gescheiden te zijn geweest, Benjamin zag, „zijn innerlijke emoties werden opgewekt jegens zijn broer”. Later „viel hij zijn broer Benjamin om de hals en weende, en Benjamin weende aan zijn hals” (Gen. 43:30; 45:14). Deze liefde voor familieleden bewoog ook Andréas ertoe om, toen hij de Messías had gevonden, zijn broer Petrus te zoeken ten einde hem dit grote nieuws te vertellen. — Joh. 1:40-42.
6. Door welke bijbelse voorbeelden wordt aangetoond dat iemands liefde zich ook kan uitstrekken tot personen die geen vleselijke verwanten zijn?
6 Niettemin kan deze hoedanigheid liefde zich uitbreiden en zich ook uitstrekken tot personen die niet iemands vleselijke verwanten zijn. De Benjaminiet Jonathan, de zoon van koning Saul van Israël, werd zo bewogen door de goede eigenschappen van David, een nakomeling van Juda, dat zijn ziel „nauw verbonden werd aan de ziel van David, en Jonathan kreeg hem lief als zijn eigen ziel”. Later, toen Jonathan werd gedood, werd David ertoe bewogen hem „broeder” te noemen en te zeggen: „Mijn broeder Jonathan, gij waart mij zeer aangenaam. Uw liefde was mij wonderbaarlijker dan de liefde van vrouwen.” De liefde van Ruth, de Moabitische, voor haar schoonmoeder Naomi is nog een voorbeeld waaruit blijkt hoe liefde zich kan uitstrekken tot personen die geen natuurlijke, vleselijke verwanten zijn. — 1 Sam. 18:1; 2 Sam. 1:26; Ruth 1:16,17.
7. Hoe veelomvattend moet de liefde van een christen zijn?
7 Degenen die ware christenen worden, moeten eveneens warme broederlijke liefde voor elkaar hebben, ongeacht tot welk ras of welke nationaliteit hun christelijke broeders en zusters behoren of welke maatschappelijke positie of economische status zij bezitten. Jezus toonde dit door te zeggen: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Joh. 13:35). En toch kan de liefde van een ware christen niet beperkt zijn tot slechts mededienstknechten van God. Ze moet zich verder uitstrekken om nog anderen te omvatten. Jezus gebood zelfs: „Blijft uw vijanden liefhebben en blijft bidden voor hen die u vervolgen, opdat gij er blijk van moogt geven zonen te zijn van uw Vader, die in de hemelen is.” — Matth. 5:44, 45.
DE LIEFDE DIE WIJ MOETEN AANKWEKEN
8. Leg uit hoe liefde in verscheidene graden en opzichten tot uitdrukking gebracht kan worden.
8 Het is duidelijk dat deze hoedanigheid liefde waarmee God mensen heeft begiftigd, in verscheidene graden en opzichten tot uitdrukking gebracht kan worden. Hoe dat zo? Omdat het voor de hand ligt dat de liefde die een christen heeft voor een vijand die hem vervolgt, niet dezelfde tedere genegenheid is die een zogende moeder heeft voor haar baby, die Jozef had voor Benjamin en die Jonathan koesterde voor David of die een christen koestert jegens een medegelovige. God verwacht niet van ons dat wij ten zeerste gesteld zijn op een vijand, of zelfs niet noodzakelijkerwijs dat wij hem graag mogen. Toch zijn wij verplicht hem lief te hebben. Is dit tegenstrijdig?
9, 10. (a) Hoe helpt het begrijpen van de betekenis van agapè, en Jehovah’s beoefening ervan, ons te beseffen dat wij personen kunnen liefhebben zonder dat wij hen noodzakelijkerwijs graag mogen? (b) Hoe kunnen wij liefde tonen voor slechte, immorele personen?
9 Neen, dat is het niet, wanneer wij eenmaal de betekenis begrijpen van het voornaamste Griekse woord dat in de christelijke Griekse Geschriften, of het zogenoemde Nieuwe Testament, met „liefhebben” is vertaald. Het zelfstandige naamwoord van dat woord is agapè. Over Gods agapè voor de mensheid staat in An Expository Dictionary of New Testament Words door W. E. Vine: „Dit is niet de liefde van voldoening, van genegenheid, dat wil zeggen, ze werd niet ontlokt door enige uitmuntendheid in de voorwerpen ervan.” En het is een feit: De mensheid in haar geheel is nu niet bepaald beminnelijk. Maar dit is in werkelijkheid niet aan de mensen zelf te wijten. — Ef. 4:17-19; Tit. 3:3.
10 Door overerving van Adam werden alle mensen in zonde ontvangen en met een neiging tot kwaaddoen voortgebracht (Ps. 51:5). God weet dit. Derhalve wordt hij ertoe bewogen de mensheid lief te hebben, niet wegens enige verdienste of uitmuntendheid van hun zijde, maar in het bijzonder omdat hij beseft dat mettertijd veel mensen gunstig op zijn liefde zullen reageren en hun leven in harmonie zullen brengen met zijn wil (Rom. 5:8-11). In agapè ligt derhalve de betekenis opgesloten van liefde die zich onderscheidt door respect voor beginselen. Indien wij derhalve het voorbeeld van onze hemelse Vader navolgen, zullen wij zelfs degenen liefhebben die er geen blijk van geven onze liefde te verdienen. Misschien zijn zij cynisch, zelfzuchtig en zelfs immoreel of misdadig. Wij zullen haten wat zij doen en zeggen, maar terzelfder tijd zullen wij ons om hun persoonlijke welzijn bekommeren. Wij zullen alles doen wat wij kunnen om hen ertoe aan te moedigen gunstig op Gods liefde te reageren. Kweekt u zulk een liefde voor de mensheid in het algemeen aan, een liefde die zich laat leiden door beginselen?
11, 12. (a) Dient de liefde van een christen voor zijn broeders uitsluitend door beginselen geleid te worden? (b) Hoe blijkt uit de liefde die er bestaat tussen huwelijkspartners en uit Jehovah’s liefde voor zijn Zoon dat agapè meer inhoudt dan slechts door beginselen geleide liefde?
11 Maar de apostel Petrus had geen liefde in gedachten die zich uitsluitend laat leiden door beginselen, en genegenheid en warmte mist, toen hij aan medechristenen schreef: ’Hebt elkaar intens lief vanuit het hart’ (1 Petr. 1:22). Hoewel respect voor beginselen een onderscheiden kenmerk van agapè is, kan deze liefde ook genegenheid en tederheid omvatten. Zo lezen wij: „Mannen [behoren] hun vrouw lief te hebben [werkwoordsvorm agapaoo]” (Ef. 5:28). Klaarblijkelijk betekent dit niet dat christelijke echtgenoten hun vrouw eenvoudig net zo moeten liefhebben als zij hun vijanden liefhebben! Neen, maar de vermaning „hun vrouw lief te hebben” betekent dat echtgenoten ook gevoelens van warmte, tederheid en genegenheid voor hun vrouw dienen te hebben, zoals de Schepper het heeft gewild.
12 Dat het Griekse woord agapè zeer diepe gevoelens van genegenheid en tederheid kan omvatten, wordt ook door andere bijbelse voorbeelden te kennen gegeven. Ons wordt bijvoorbeeld gezegd: „De Vader heeft de Zoon lief” (Joh. 3:35). De liefde van God voor zijn Zoon, Jezus Christus, wordt niet eenvoudig geregeerd door respect voor beginselen. Jehovah heeft tedere genegenheid en mededogen ten aanzien van Jezus, zoals de bijbel zegt: „De Vader heeft genegenheid voor de Zoon en laat hem alle dingen zien die hijzelf doet.” Jehovah God zei: „Dit is mijn zoon, mijn geliefde, die ik heb goedgekeurd.” — Joh. 5:20; 2 Petr. 1:17.
13. (a) In welke mate dienen christenen liefde voor elkaar te hebben? (b) Hoe blijkt uit de grondbetekenis van het Griekse woord voor „intens” wat de juiste mate van onze liefde dient te zijn?
13 Dit is derhalve de mate van liefde die christenen voor elkaar moeten aankweken. Het is geen halfslachtige liefde, of liefde die louter wordt betoond uit plichtsbesef jegens personen die zij misschien niet eens graag mogen. Maar het is een warme, tedere genegenheid voor anderen, te vergelijken met de tedere liefde die men heeft voor een dierbaar familielid, en die Jehovah heeft voor zijn innig geliefde Zoon. De apostel Petrus beklemtoonde dat onze liefde voor elkaar van deze soort of van dit gehalte dient te zijn toen hij de aanmoediging gaf: ’Hebt elkaar intens lief’, of, zoals andere vertalingen het uitdrukken, met „vurigheid”, „met al uw kracht” (1 Petr. 1:22; Sint-Willibrordvertaling, The New English Bible). Het oorspronkelijke Griekse woord dat met „intens” is vertaald, betekent letterlijk „uitgestrekt” (Kingdom Interlinear Translation). Onze liefde moet zich derhalve tot het uiterste inspannen wat intensiteit betreft. Kweekt u dit soort van liefde aan?
14. (a) Waarom moeten wij eraan werken liefde aan te kweken? (b) Hoe kunnen wij leren elkaar lief te hebben?
14 Wij moeten er allen aan werken dit te doen. Dit komt doordat Adams ongehoorzaamheid ongeveer 6000 jaar geleden de menselijke familie diep in zonde en onvolmaaktheid heeft doen verzinken, hetgeen een nadelige invloed heeft op ons vermogen Jehovah’s overheersende eigenschap liefde te weerspiegelen. Zelfs de instinctieve gevoelens van liefde die nauwe bloedverwanten van nature voor elkaar hebben, zijn soms verwrongen en verdraaid, zoals oudtijds bleek in het geval van Kaïn, Esau en Jozefs halfbroers. De bijbel voorzei dat dit ook aan het licht zou treden „in de laatste dagen”, wanneer de mensen „geen natuurlijke genegenheid” zouden hebben (2 Tim. 3:1-3). Hoe uitermate belangrijk is het derhalve dat wij liefde aankweken ten einde deze hoedanigheid in ons hart levend te houden! Maar hoe kunnen wij die in deze kritieke periode van de „laatste dagen” leven, leren elkaar lief te hebben? De apostel Paulus verklaart: „Met betrekking tot broederlijke liefde behoeven wij u echter niet te schrijven, want gij zijt zelf door God onderwezen elkaar lief te hebben” (1 Thess. 4:9). Hoe onderwijst God ons dit?
HOE DOOR GOD ONDERWEZEN OM LIEF TE HEBBEN
15. (a) In welk opzicht kan er worden gezegd dat Jehovah ons onderwijst elkaar lief te hebben? (b) In hoeverre zijn christenen verplicht elkaar lief te hebben?
15 Hij doet dit op een aantal manieren. Wij zouden kunnen zeggen dat God, door de mens naar zijn beeld te scheppen en de mensheid aldus toe te rusten met het vermogen om lief te hebben, ons in feite ertoe geneigd heeft lief te hebben, ook al zijn wij thans zondig. Vervolgens heeft God ons ook onderwezen elkaar lief te hebben door het beoefenen van liefde herhaaldelijk tot een gebod te maken. Volgens Jezus Christus luidde een van de twee voornaamste geboden van Gods wet aan Israël: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.” De discipel Jakobus noemde dit „de koninklijke wet” (Matth. 22:39; Lev. 19:18; Jak. 2:8). Sprekend als Gods vertegenwoordiger, onthulde Jezus echter dat christenen zelfs een superieure liefde moeten hebben, door elkaar net zo lief te hebben als hij zijn discipelen had liefgehad (Joh. 13:34; 1 Joh. 3:16). Maar Jehovah God heeft de mensheid op nog een bijzonder aantrekkelijke wijze onderwezen elkaar lief te hebben.
16. (a) Op wat voor bijzonder voortreffelijke wijze onderwijst Jehovah ons elkaar lief te hebben? (b) Wat is de grootste manifestatie van Gods liefde?
16 Namelijk door voorbeeld. De apostel Paulus sprak tot een schare mensen in de vroegere Romeinse provincie Galátië, in Klein-Azië, en zei over God: „[Hij heeft goedgedaan], door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen” (Hand. 14:17). God gebiedt ons dus niet alleen elkaar lief te hebben, maar toont ook door voorbeeld hoe wij dit dienen te doen (Matth. 5:44, 45). Zijn voortreffelijkste voorbeeld van het betonen van liefde is de voorziening van zijn kostbaarste bezit tot zegen van ons. De bijbel verklaart: „God [heeft] zijn eniggeboren Zoon naar de wereld . . . uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven. . . . Geliefden, als God ons zó heeft liefgehad, zijn ook wij verplicht elkaar lief te hebben.” — 1 Joh. 4:9-11.
17. Wat dient het resultaat te zijn wanneer wij de waarheid omtrent Jehovah en zijn grandioze voorzieningen voor ons leren kennen?
17 Wanneer wij dus de schitterende dingen beschouwen die Jehovah heeft gedaan — door ons in overvloedige mate stoffelijke zegeningen te verschaffen, maar bovenal door zijn Zoon te schenken, waardoor eeuwig leven in een nieuw samenstel van rechtvaardigheid mogelijk wordt gemaakt — leren wij de waarheid over Jehovah kennen, namelijk dat hij een voortreffelijke God en Schepper is. Wat dient het resultaat te zijn wanneer wij deze grootse waarheid betreffende Jehovah’s voorzieningen aanvaarden en er vervolgens in overeenstemming mee leven? De apostel Petrus sprak over „ongehuichelde broederlijke liefde als resultaat”, ja, een schitterende familieverhouding van broederschap en liefde! En wat is derhalve het uitermate belangrijke dat wij uit waardering dienen te doen? Petrus voegde eraan toe: ’Hebt elkaar intens lief vanuit het hart.’ — 1 Petr. 1:22.
WAAROM INTENSE LIEFDE TOEN UITERMATE BELANGRIJK WAS
18. Wanneer schreef Petrus zijn eerste brief, en wat was toen nabij?
18 Ten einde te beseffen waarom intense liefde in Petrus’ tijd uitermate belangrijk was, moeten wij de omstandigheden van die tijd onderzoeken. Petrus verklaart: „Het einde van alle dingen is nabijgekomen. Weest daarom gezond van verstand en weest waakzaam met het oog op gebeden. Hebt bovenal intense liefde voor elkaar” (1 Petr. 4:7, 8). Het is waar dat het einde toen nabij was. Petrus schreef ergens tussen 62 en 64 G.T. en het was kort daarna, in het jaar 70, dat het einde ten slotte voor het joodse samenstel van dingen kwam. De Romeinse legers verwoestten het gehele gebied van Judéa, en vooral Jeruzalem. Een profetie van Jezus helpt ons te beseffen waarom christenen toentertijd „intense” liefde voor elkaar nodig hadden.
19. (a) Welk teken gaf Jezus zodat christenen zouden weten dat het einde nabij was, en hoe werd dit teken vervuld? (b) Hoe waren christenen in staat Jezus’ gebod om te vluchten op te volgen, en was het verstandig voor hen om te gehoorzamen?
19 Jezus voorzei: „Wanneer gij voorts Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat zijn verwoesting nabij gekomen is” (Luk. 21:20; Matth. 24:15). In november 66 G.T. werd Jeruzalem inderdaad door de Romeinse legers onder Cestius Gallus ingesloten. Zij drongen zelfs tot in de stad door, een plaats die door de joden als „heilig” werd beschouwd, en deden een aanval op de tempelmuur, die zij ondermijnden. De Romeinen hadden met gemak de gehele stad kunnen veroveren, maar plotseling, zonder dat er enige duidelijke reden toe bestond, trok generaal Gallus zich terug en blies de aftocht. Dit stelde christenen in de gelegenheid gehoor te geven aan Jezus’ volgende vermaning: „Laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten” (Luk. 21:21-24). Later keerden de Romeinse legers onder generaal Titus terug en verwoestten het land, met het gevolg dat er naar verluidt alleen al in Jeruzalem 1.100.000 mensen omkwamen — waarlijk een „grote verdrukking”!
20. Welk bewijs is er dat christenen Jezus’ gebod opvolgden?
20 Maar hoe stond het met de christenen? De derde-eeuwse geschiedschrijver Eusebius Pamphili merkt op: „Het volk der gemeente te Jerusalem [had] bij monde van zekere godspraak, die aan de bevoegden aldaar door openbaring gegeven was, bevel ontvangen . . . vóór den oorlog zich van de stad te verwijderen en een zekere stad van Peraea — zij noemen haar Pella — te gaan bewonen.”a Ja, de christenen volgden klaarblijkelijk Christus’ instructies op en vluchtten, nadat Cestius Gallus en zijn legers zich hadden teruggetrokken, naar het bergachtige gebied rond Pella, waardoor zij hun leven redden. Maar zij hadden het niet gemakkelijk.
21. (a) Waarom beklemtoonde Jezus de dringendheid om op staande voet te vluchten? (b) Welke omstandigheden hebben de vluchtende christenen wellicht ondervonden?
21 Wetend dat de ontwikkelingen in verband met de terugkeer van de Romeinse soldaten — onder generaal Titus — het spoedig bijna onmogelijk zouden maken de ten ondergang gedoemde stad te verlaten, had Jezus er lang voordien reeds toe aangespoord: „Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen om de goederen uit zijn huis te halen; en laat de man die op het veld is, niet naar het huis terugkeren om zijn bovenkleed op te halen” (Matth. 24:17, 18). Als gevolg hiervan verlieten honderden en misschien wel duizenden gehoorzame christenen zodra Gallus en zijn legers zich terugtrokken, in aller ijl de stad, terwijl zij slechts enkele bezittingen met zich meenamen. Het was goed dat zij niet bepakt en bezakt waren, want de tocht was lang, het gebied woest en de weerstoestanden waren in die tijd van het jaar ongetwijfeld drukkend. Onder die omstandigheden konden er gemakkelijk woordentwisten en andere moeilijkheden tussen de vluchtelingen zijn ontstaan. Dan was er ook nog de vraag waar zij allen zouden moeten wonen.
22. (a) Welke toestanden bestonden toen in het gehele gebied? (b) Waarom was het uitermate belangrijk dat christenen toentertijd Petrus’ vermaning in praktijk brachten?
22 Misschien hebben zij ten slotte rondom Pella noodvoorzieningen voor onderdak getroffen door daar mogelijk een soort van bergvluchtelingenkamp op te richten. Wij weten het niet. Maar wat ook het geval mag zijn geweest, het was moeilijk voor hen. Het was een tijd van schaarste en ontberingen in het gehele gebied. Het einde van dat gehele joodse samenstel was nabij! Hoe passend was derhalve Petrus’ geïnspireerde aanmoediging aan lezers van zijn brief, die „tijdelijke inwoners” waren: „Het einde van alle dingen is nabijgekomen. . . . Hebt bovenal intense liefde voor elkaar” (1 Petr. 1:1; 4:7, 8). Met zulk een liefde zouden christenen niet zelfzuchtig zijn en elkaar niet ergeren, maar zouden zij mededeelzaam zijn en elkaar opbouwen en sterken om de beproevingsvolle omstandigheden waaraan zij het hoofd moesten bieden, te verduren.
WAAROM INTENSE LIEFDE THANS UITERMATE BELANGRIJK IS
23. Hebben de bijbelse waarschuwingen omtrent de nabijheid van het einde betekenis voor ons in deze tijd?
23 Wij willen echter niet slechts naar die tijd terugblikken. Want Jezus’ profetie betreffende „het besluit van het samenstel van dingen” vindt haar vervulling in deze tijd; ja, de profetie heeft thans zelfs haar voornaamste vervulling. En hetzelfde geldt ook met betrekking tot Petrus’ soortgelijke waarschuwing dat „het einde van alle dingen is nabijgekomen”. Het is Gods voornemen om in de nabije toekomst dit gehele goddeloze samenstel weg te vagen en zijn ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde’ in te voeren! (Matth. 24:3-22; 2 Petr. 3:13) Wij leven dus in een tijd waarin de verschrikkelijke verwoesting van Jeruzalem en zijn omgeving tot iets onbeduidends zal worden in vergelijking met de „grote verdrukking” die thans zo nabij is! De beproevingen waaraan de meeste christenen gedurende de „grote verdrukking” het hoofd zullen moeten bieden, komen wellicht overeen met de beproevingen die zich bij twee recente gelegenheden hebben voorgedaan.
24, 25. (a) Welke ervaring moesten de Getuigen in Malawi ondergaan, en waarom was het gehoorzamen van Petrus’ vermaning belangrijk voor hen? (b) Aan welk zelfonderzoek zouden wij ons wijselijk kunnen onderwerpen?
24 Het eerste geval betrof Jehovah’s getuigen in Malawi. Onder de kop „Jehovah’s Getuigen — Vluchten voor hun leven” berichtte de New York Times van 22 oktober 1972: „Verleden week kwamen er uit het kleine Oostafrikaanse land Malawi berichten van zware molestering binnen . . . vrouwelijke leden van de groep werden verkracht, huizen van de Getuigen werden verbrand en de meesten van de 23.000 aanhangers in het land werden met geweld uit het land verdreven.” Wegens hun getrouwheid aan Gods wet werden de Getuigen in Malawi de grens over gezet en waren zij genoodzaakt in een groot vluchtelingenkamp te wonen, waar zij in het begin de noodzakelijke levensbehoeften moesten ontberen. Velen zijn ten gevolge van de ontberingen gestorven. Hoe belangrijk was het onder die benarde omstandigheden de geïnspireerde raad op te volgen: „Hebt bovenal intense liefde voor elkaar.”
25 De meesten van de Getuigen in Malawi zijn getrouw aan God en geestelijk sterk door hun verschrikkelijke ervaring heen gekomen, en wat beslist geholpen heeft, was hun gehoorzaamheid aan de bovengenoemde bijbelse raad. Maar hoe staat het met ons? Bereiden wij ons op de komende beproevingen voor? Kweken wij een intens gevoel van tedere genegenheid voor elkaar aan, evenals Jozef tedere genegenheid had voor zijn broer, Jonathan voor David en Jehovah God voor zijn geliefde Zoon Jezus Christus? Het beoefenen van zulk een liefde is in deze „laatste dagen” werkelijk uitermate belangrijk.
26, 27. (a) Wat gebeurde er in december 1972 in Managua (Nicaragua), en waarvan zou het een voorproefje op kleine schaal kunnen zijn? (b) Hoe toonde Jehovah’s getuigen liefde voor elkaar tijdens die ramp in Managua?
26 Een voorproefje van de moeilijkheden die nog in het verschiet liggen, vormt misschien ook een ramp waarover een verslag verscheen in de Ontwaakt! van 22 juni 1973. Daarin stond: „Het bordje staat er nog steeds. Als een stille getuige van betere tijden, verklaart het: MANAGUA, 404.700 INWONERS. Ook de klok in het centrum van de stad, boven de hoofdingang van het Nationaal Paleis lijkt krampachtig de tijd te willen vasthouden; onwrikbaar staan haar wijzers op 12.35 uur. Op dat middernachtelijke tijdstip, op zaterdag, 23 december 1972, stierf de hoofdstad van Nicaragua in de duisternis van de nacht een verschrikkelijke dood tijdens een hevige aardbeving.” Ja, de stad hield eenvoudig op te functioneren — het sanitair werkte niet, de elektriciteit viel uit en vrijwel alles stopte. Spoedig zal dit niet met slechts één stad gebeuren, maar stad na stad na stad zal instorten — het gehele samenstel van dingen zal sterven! Wat is het uitermate belangrijke dat wij onder die omstandigheden moeten beoefenen?
27 Vele honderden getuigen van Jehovah in Nicaragua en omliggende landen toonden hun intense liefde, zoals in Ontwaakt! wordt bericht: „Direct werden er pogingen in het werk gesteld om voor deze Getuigen [die door de aardbeving waren getroffen] en hun gezinnen te zorgen. Het werd beslist duidelijk welk een oprechte liefde er onder Gods volk bestaat. Zaterdagsmiddags kwam er een Getuige aan met een vrachtwagen beladen met 1100 liter water van een ruim vijfentwintig kilometer verderop gelegen gemeente. . . . Toen, om 10 uur ’s avonds, kwamen de eerste twee vrachtwagenladingen met goederen van Jehovah’s getuigen uit Liberia (Costa Rica) aan. Kort daarna arriveerden er nog twee vrachtwagens van Getuigen in Tegucigalpa, in Honduras. Binnen vierentwintig uur na de ramp had men dus de beschikking over voedsel, kleding, medicamenten, water en benzine!”
28. (a) Wat kunnen wij uit die ervaring van Managua leren? (b) In welke andere opzichten zijn Jehovah’s getuigen getraind in het betonen van liefde voor elkaar?
28 Wij kunnen lering uit die ervaring trekken. Wanneer er zich overal grote moeilijkheden en rampen voordoen, is datgene wat wij bovenal het meeste nodig hebben, intense liefde voor elkaar. En wanneer wij er eens bij stilstaan, zijn wij als Jehovah’s getuigen dan niet getraind om aan zulke omstandigheden het hoofd te bieden? Wij komen geregeld op grotere en kleinere vergaderingen bijeen, waar wij voortreffelijk onderricht en aanmoediging ontvangen elkaar lief te hebben. Ook hebben wij cafetaria’s gehad om elkaar van voedsel te voorzien, en wij hebben op gastvrije wijze onderdak voor medechristenen verschaft in onze huizen. Ja werkelijk, wat een voortreffelijke training in liefde en zorg voor elkaar! Maar wij moeten deze schitterende hoedanigheid liefde, waarmee God mensen heeft begiftigd maar die door ongeveer 6000 jaar van zonde en onvolmaaktheid zo verwrongen en verdraaid is, tot uitdrukking blijven brengen. Het is uitermate belangrijk dat wij thans intense liefde voor elkaar aankweken, omdat het einde van alle dingen nabijgekomen is.
[Voetnoten]
a Kerkgeschiedenis van Eusebius Pamphyli, Deel II, bewerkt door Dr. H. U. Meyboom (1908), blz. 94.
[Illustratie op blz. 489]
Oprechte liefde voor David bewoog Jonathan ertoe hem als blijk van zijn genegenheid enkele geschenken te geven