De huwelijksceremonie
Zoals die door Jehovah’s getuigen wordt voltrokken
DE TERM „huwelijk” wordt toegepast op het verenigen van man en vrouw in de huwelijke staat. Jehovah, de Schepper van het universum en alles wat daarin leeft, is de auteur van het huwelijk. Het huwelijk werd niet alleen maar ingesteld voor de vreugde en het gerief van menselijke schepselen. In de voornemens van Jehovah neemt het huwelijk een edele en verheven plaats in. Alleen indien schepselen dit feit beseffen en erkennen dat het huwelijk een „drievoudig snoer” is tussen de man, de vrouw en hun Schepper, kunnen zij er de grootste vreugde en voldoening in vinden.
Enige hierop betrekking nemende schriftuurplaatsen die dit belangrijke feit illustreren, verdienen een beschouwing. Genesis 1:27, 28 geeft te kennen: „En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze. En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar.” Wat hier staat opgetekend, is een opdracht de hoge en verheven voornemens van Jehovah te dienen, welke opdracht zeer beslist verband houdt met hun schepping en hun huwelijk.
Voorbeelden van het op juiste wijze in aanmerking nemen van de auteur er van
In Genesis, hoofdstuk 24, staat een zeer gedetailleerde beschrijving van het uitkiezen van een vrouw voor Izak, de erfgenaam der Abrahamietische belofte. In dit hoofdstuk wordt geïllustreerd hoe Jehovah door degenen die redding hopen te beërven, op de juiste wijze in aanmerking dient te worden genomen bij het uitkiezen van een huwelijkspartner en dit geldt zowel voor het Christelijke overblijfsel als voor hun metgezellen van goede wil. Merk het eerste punt op dat gij bij het lezen van Genesis 24 vaststelt: De vrouw moet godvruchtig en van godvrezende afkomst zijn. Een Kanaänietische of een heidense vrouw zou niet geschikt zijn. Vervolgens merkt gij op, dat Abraham, de vader van de bruidegom, de aanwijzing die God hem en de zijnen gaf, zijn land en verwantschap en vaders huis te verlaten, in aanmerking nam (Gen. 12:1). Daarom moest Izak, het zaad, daar niet worden teruggebracht. Het gaat hierom dat er geen inbreuk mocht worden geduld op datgene wat duidelijk de aanwijzing van Jehovah was. De dienstknecht van Abraham die werd uitgezonden om de bruid te vinden, gaf eveneens acht op de Here God en hij keek ook naar hem op voor leiding en zegening van iedere stap van zijn zending. De vrouw moest aan Jehovah’s maatstaven voldoen en moest gewillig de regeling aanvaarden. Toen werd gezien dat de zegen des Heren op het uitkiezen van de bruid rustte, werd door de dienstknecht die Abraham en Izak vertegenwoordigde, aan de jonge vrouw en haar gevolg een passende gift van geschenken gedaan bestaande uit ringen en andere juwelen, waardoor het contract tussen allen die er bij waren betrokken, werd gesloten. Ten slotte werd de leiding des Heren zonder vragen door Izak aanvaard en het huwelijk werd voltrokken toen de dienstknecht Rebekka bij hem bracht.
De Here God kiest in onze tijd weliswaar niet voor elkeen van zijn volk afzonderlijk partners uit, maar hij openbaart in zijn Woord, de Bijbel, de juiste handelwijze die zijn volk moet volgen bij het doen van een keus. Indien een ieder bij het zich er van vergewissen dat de geest des Heren in het uitkiezen van een huwelijkspartner met hem is, dezelfde ijver aan de dag legt zoals die door Abraham en zijn dienstknecht aan de dag werd gelegd, dan zal stellig zijn zegen er op rusten en het huwelijk zal succesvoller zijn dan het anders zou zijn. Rijkdom, algemeen aanzien en lichamelijke schoonheid, welke dingen in de wereld als het belangrijkste worden geacht, zijn niet de werkelijk belangrijke factoren in een succesvol huwelijk. Het bij elkaar passen op een godvruchtige wijze, daarnaar dient te worden gestreefd.
Het gezin van Jehovah, waartoe ook Christus Jezus en zijn bruid en zelfs de metgezellen van goede wil die de bruid vergezellen behoren, vormt het middelpunt van Jehovah’s voornemen dat in betrekking staat tot de rechtvaardiging van zijn naam en Woord, de oprichting van zijn koninkrijk en het zegenen van alle gezinnen op aarde. De grote zorg die Abraham aan de dag legde bij het uitkiezen van een huwelijkspartner voor Izak, dient te worden nagestreefd in elk afzonderlijk geval van degenen die leden van het lichaam van Christus zijn of hun metgezellen. Indien dat wordt gedaan, dan kan er waarlijk van hen worden gezegd: „Wat God . . . onder één juk heeft samengebracht.” — Matth. 19:6, NW.
In Psalm 45:2-16 wordt aangetoond dat de bruid bij de voorbereiding op het huwelijk, niet alleen voor de bruidegom juiste achting moest betonen, maar eveneens voor de vader van de bruidegom. Openbaring 21:1-5 stelt voor hoe Christus, de bruidegom, en zijn geestelijke bruid, van God uit de hemel naar beneden komen om de zegeningen van Jehovah aan alle schepselen die het leven waardig zijn, over te brengen.
Het is waar dat alle boven aangehaalde gevallen, in hoge mate profetisch en symbolisch zijn. Dit doet echter niets af aan het feit dat allen die zich aan Jehovah’s dienst hebben opgedragen, zijn vereisten bij het uit kiezen van hun huwelijkspartner in aanmerking moeten nemen. Een huwelijk waarin Jehovah God en zijn voornemens betreffende zijn schepselen worden genegeerd, is niet volledig, noch kan het een werkelijk gelukkig huwelijk zijn.
De voorgaande punten worden hier aangehaald met een tweeledig doel. Ten eerste opdat alle Christenen die de huwelijke staat ingaan, hun juiste verplichtingen tegenover hun Schepper en Weldoener mogen beseffen wanneer zij als een gezinseenheid beginnen samen door het leven te gaan en hun krachten er voor inspannen aan die verplichtingen te voldoen. Ten tweede, omdat in deze tijd waarin wij leven de wil en het voornemen van Jehovah God in alle landen bijna geheel door de mensen wordt genegeerd. Millioenen zijn er die zijn verblind door de zogenaamde heidense of niet-Christelijke religiën, die God of zijn voornemens niet kennen en die Hem niet op de juiste wijze in aanmerking kunnen nemen in hun leven. In totalitaire landen zijn andere millioenen mensen die God opzettelijk en boosaardig verwerpen en hem uit hun leven en handelingen bannen; terwijl religieuze afvalligen in de zogenaamde Christelijke landen de geest van de mensen dusdanig hebben verdorven en gelijkerwijs hun denkvermogen hebben verduisterd, dat zij hoofdzakelijk voor zelfbevrediging en lage hartstocht leven en hun verplichtingen tegenover hun God niet ernstig nemen. Er kan waarlijk worden gezegd: „De wereld heeft door haar wijsheid God niet leren kennen.” „Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God.” — 1 Kor. 1:21; 3:19, NW.
Thans „[wordt] Gods gramschap . . . van de hemel uit geopenbaard tegen alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid op een onrechtvaardige wijze onderdrukken. Want, hoewel zij God kenden, hebben zij hem niet als God verheerlijkt noch hebben zij hem gedankt, maar zij zijn leeghoofdig geworden in hun redeneringen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden” (Rom. 1:18, 21, NW). Op deze wijze beschrijft de Bijbel, voor zover het de vereisten van Jehovah betreft, de duisternis die er in de wereld heerst zowel met betrekking tot het huwelijk als met betrekking tot vrijwel ieder ander onderwerp.
De apostel Petrus schreef het volgende aan zijn mede-Christenen: „Gij daarentegen zijt ’een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk dat tot een speciaal bezit zal zijn, opdat gij alom de voortreffelijkheden zoudt bekendmaken’ van hem die u uit de duisternis in zijn wonderbaarlijke licht heeft geroepen” (1 Petrus 2:9, NW). Van een Christen wordt daarom vereist dat hij de voortreffelijkheden van Jehovah in alles verkondigt, hetgeen inhoudt dat hij het goddelijke voorbeeld voor het huwelijk in al zijn bijzonderheden naleeft. Dit doet hij om de goedkeuring van God te verkrijgen en zelf vrede des geestes te verwerven. Verder dient het om de verblinde wereld, en in het bijzonder de mensen van goede wil in de wereld die God willen leren kennen en dienen, een goed voorbeeld te stellen en een gids te verschaffen. — 1 Tim. 4:16, NW.
De werkelijke getuige
In het begin toen Adam en Eva in het huwelijk werden verbonden, was Jehovah alleen er getuige van. Welke woorden zij ook over getrouwheid en toewijding met elkaar hebben gewisseld, zij deden dit alles in tegenwoordigheid van hun God. Zij zouden zich er altijd van bewust zijn, hun hele toekomstige leven door. Zij zouden weten dat elke inbreuk op hun verbond of ontrouw jegens elkander bij Jehovah bekend zou zijn. Dat zou de grootst mogelijke belemmerende invloed zijn tegen het kwaaddoen. Zolang zij hun God eerden, lief hadden en respecteerden, zouden zij niet ontrouw aan hun heilige verplichtingen kunnen zijn, welke zij in Zijn aanwezigheid op zich hadden genomen.
Heden ten dage beweren mensen, in de gedaante van priesters, rabbijnen, dominé’s, enz., dat zij de belangrijke en verantwoordelijke getuige zijn voor wie degenen die in het huwelijk treden hun geloften moeten afleggen; en enkelen gaan zelfs zo ver dat zij beweren dat tenzij de verbintenis door hen is ingezegend, het huwelijk niet op de juiste wijze is voltrokken. Dit is ronduit gezegd, een volkomen onschriftuurlijke en daarom valse bewering van hun zijde. Zij zijn hoogstens de officiële getuigen die er op toezien dat de nodige gegevens die door de staat worden verlangd, juist worden ingevuld en opgeborgen. Elke vrederechter, stadsschrijver, rechter of andere ambtenaar die van staatswege als bevoegd wordt beschouwd, zou dat ook kunnen verrichten. Het enige verschil tussen een geestelijke en genoemde ambtenaren in openbare dienst is, dat van de geestelijke wordt verondersteld dat hij weet hoe de Heer over de zaak denkt en dat hij zodoende bevoegd is de huwelijkscandidaten te onderrichten over hun Schriftuurlijke verplichtingen tegenover elkaar en tegenover hun God.
De ware getuige voor wiens aangezicht de Christen zijn verplichtingen op zich neemt, is zijn God. De Christen die zijn leven aan de dienst van zijn God heeft opgedragen, staat evenals in het geval van Adam en Eva, in de tegenwoordigheid van zijn God en hij aanvaardt zijn verplichtingen voor Zijn aangezicht. Wanneer hij juist is onderwezen, is hij zich van zijn verantwoordelijkheid voor de Heer bewust; en zolang hij zijn God eert, liefheeft en respecteert, zal hij zijn huwelijksverplichtingen die hij voor het aangezicht van zijn God op zich heeft genomen, respecteren en er trouw aan zijn. Door alle eeuwen heen hebben godvrezende mensen dit beginsel erkend. — Gen. 31:49, 50.
De juistheid van burgerlijke huwelijken
Wij hebben tot nu toe bij het beschouwen van de voltrekking van het huwelijk, alleen de dienst van de bedienaar van het evangelie behandeld. Hierdoor wordt niet te kennen gegeven dat Jehovah’s getuigen de zuiver burgerlijke ceremonie, welke wordt voltrokken door een burgerlijke ambtenaar die daarvoor van staatswege is aangesteld, niet als juist en volledig erkennen. Wij erkennen dit wel. Zelfs wanneer Christenen om de een of andere persoonlijke reden toch aan enkel een burgerlijke huwelijksvoltrekking de voorkeur geven — er wordt dan verondersteld dat in zulke gevallen de huwelijkscandidaten, door hun studie uit de Bijbel, hun verplichtingen tegenover elkander en tegenover hun God goed in hun geest hebben. Dat recht hebben zij en zij kunnen het recht op een zuiver burgerlijke huwelijksvoltrekking doen gelden. De huwelijkseisen variëren in de verschillende staten en landen. Jehovah’s getuigen richten zich gaarne naar zulke regelingen in de respectieve staten en landen, omdat geen enkele van zulke regelingen in strijd is met de wet van God over het enkelvoudige huwelijk (monogamie).
De vreugde en de verplichtingen van het huwelijk
Het huwelijk is vervuld van hoop en verwachting voor degenen die deze staat ingaan. De toekomst ziet er voor hen zeer aanlokkelijk en vreugdevol uit; en dit zal inderdaad het geval zijn, indien zij de vereisten van de Heer in aanmerking hebben genomen en vastbesloten zijn hun leven in overeenstemming hiermede te regelen. Wanneer de wet van Jehovah aldus in acht wordt genomen, kunnen de woorden van Jezus, die staan opgetekend in Mattheüs 19:4-6 (NW), worden aanvaard als op hen van toepassing zijnde: „Hebt gij niet gelezen dat hij die hen in het begin heeft geschapen, hen man en vrouw maakte en zeide: ’Om deze reden zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en de twee zullen één vlees zijn’? . . . Wat God daarom onder één juk heeft samengebracht, brenge geen enkel mens vaneen.”
Het huwelijk wordt zodoende een zware verantwoordelijkheid die men tegenover de Here God heeft. Met dit voor ogen regelde en voltrok Jehovah het huwelijk tussen onze eerste ouders. Hij gaf hun volledige en voldoende onderwijzingen om hen op de juiste wijze te leiden. Hij voorzag hun van een volmaakt en prachtig Edens tehuis, hetwelk in staat was aan de verlangens van het godvrezende hart te voldoen. Jehovah zegende de verbintenis.
Het is het gelukkige lot van hen die nu gaan trouwen, in de dag Jehovah’s te trouwen, nu Hij, vertegenwoordigd door zijn Zoon, aanwezig is en Zijn koninkrijk opricht, welk koninkrijk de vreugde der ganse aarde wordt genoemd (Ps. 48:2, 3). Zij die thans in de Here trouwen en daarin getrouw blijven, kunnen de zegeningen en de vreugde van dit koninkrijk hun gehele gehuwde leven door, genieten.
Het is echter juist hen die de huwelijke staat ingaan, in herinnering te brengen dat deze vreugdevolle staat alleen kan worden verkregen en gehandhaafd door God de eerste plaats in hun leven te geven en door een zuivere, reine liefde jegens elkander te handhaven. De verantwoordelijkheden die zij hebben, staan duidelijk voor hen in de Bijbel uiteengezet. Het zal zeer noodzakelijk zijn de verantwoordelijkheden die daarin staan vermeld, ijverig te bestuderen en zich er dagelijks van te kwijten. De apostel geeft in Efeze 5:21-33 in de volgende bewoordingen (NW) een samenvatting van hun verhouding tegenover elkaar:
„Weest in onderworpenheid aan elkander in de vreze van Christus. Laten vrouwen in onderworpenheid zijn aan hun echtgenoot als aan de Heer, omdat een echtgenoot het hoofd van zijn vrouw is zoals ook de Christus het hoofd van de gemeente is, hij zijnde een redder van dit lichaam. Ja, zoals de gemeente in onderworpenheid is aan de Christus, laten vrouwen ook aan hun echtgenoot onderworpen zijn in alles. Echtgenoten, blijft uw vrouw liefhebben, zoals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgegeven, opdat hij haar zou kunnen heiligen, haar reinigend met het bad van water door middel van het woord, opdat hij de gemeente in haar luister aan zich zou kunnen voorstellen, zonder een vlek of een rimpel of iets dergelijks, maar opdat ze heilig en smetteloos zou zijn. Aldus behoren echtgenoten hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Hij die zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief, want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij spijzigt en verzorgt het, zoals de Christus ook de gemeente spijzigt en verzorgt. ’Om deze reden zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en de twee zullen één vlees zijn’. Dit heilige geheim is groot. Nu spreek ik met betrekking tot Christus en de gemeente. Niettemin, laat ook een ieder van u persoonlijk zijn vrouw zo liefhebben als zichzelf; aan de andere kant dient de vrouw diepe achting voor haar echtgenoot te hebben.”
Alleen een Christen kan in deze tijd nu mensen alle juiste beginselen van gerechtigheid, liefde en waarheid negeren, deze graad van liefde en vertrouwen aan de dag leggen. De Christelijke vrouw erkent dat haar echtgenoot zijn huwelijksverplichtingen als een heilig toevertrouwd pand voor het aangezicht van Jehovah aanvaardt en de man erkent dat zijn vrouw dit eveneens doet. Zij hebben dientengevolge geloof, vertrouwen en vrede des geestes.
Onze eerste ouders verbeurden de vreugde die zij hadden, hun prachtige tehuis en hun leven omdat zij het geloof in God hadden verloren. Zij kwamen in opstand tegen het Woord van God en versmaadden de raad van de Allerhoogste (Ps. 107:11). Het geluk van een gehuwde Christen, zijn tehuis in of onder Jehovah’s koninkrijk en zijn leven zullen alleen van blijvende duur zijn wanneer hij God de eerste plaats in zijn leven geeft. Jezus zegt: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij kennis tot zich nemen van u, de enige waarachtige God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Joh. 17:3, NW). Wanneer zij elkander helpen dit te doen, zullen zij de heiligste plicht van een man of een vrouw vervullen. Hun wederzijdse samenwerking kan en dient beiden te helpen een godvruchtig Christelijk leven te leiden.
Dit verbond dat zij sluiten, komt slechts op de tweede plaats na hun opdracht om hun God te dienen. In Gods ogen is een verbond een zeer heilige zaak. Zij dienen daarom getrouw te zijn aan hun opdracht aan hun God en aan hun verbond dat zij met elkander hebben gesloten.