„Blijft beproeven wat gij zijt”
„Blijft onderzoeken of gij in het geloof zijt, blijft beproeven wat gij zijt.” — 2 Kor. 13:5, NW.
1, 2. (a) Welke gedachten en vragen gaan vaak door onze geest wanneer wij over onze ware persoonlijkheid nadenken? (b) Waarom is het voor de christen belangrijk zijn ware persoonlijkheid te kennen?
WANNEER hebt u zichzelf voor het laatst goed bekeken? Was u tevreden met wat u zag? Wat heeft uw persoonlijkheid anderen over uzelf te zeggen? Bent u gecompliceerd en gaan er zoveel verschillende gedachten en gevoelens in u om dat men moeilijk kan bepalen wat voor persoonlijkheid u eigenlijk bent? Bent u de ene dag een vertrouwende Abraham en de andere een twijfelende Thomas? Bent u op maandag een onderdanige Sara en op dinsdag een dominerende Izebel, of op woensdag een energieke Paulus en op donderdag een wereldsgezinde Demas? Hoe bent u eigenlijk?
2 Voor andere mensen is uw persoonlijkheid altijd zichtbaar. Zien zij u echter in uw werkelijke hoedanigheid, of doet u zich anders voor dan u bent en laat u sommige mensen alleen maar zien wat u hun wilt laten zien? Is datgene wat zij zien of wat u werkelijk bent een eer voor de grote God Jehovah?
3. Waarom is het belangrijk dat wij onszelf onderzoeken, en waarom kunnen wij zeggen dat wij door onszelf te onderzoeken onze liefde voor God en onze naaste tot uitdrukking brengen?
3 Het is belangrijk dat wij onszelf bekijken om te zien wat voor soort van personen wij zijn. Wij wensen niet dat anderen door onze verschijning of persoonlijkheid worden gekwetst. Wij verheugen ons in het genoegen van goed gezelschap en wij koesteren het verlangen dat anderen zich in onze omgang met hen verheugen. Met het oog hierop doen wij er moeite voor om onze vrienden of onze God — onze intiemste vriend — niet te mishagen. Een dergelijke bezorgdheid is juist, aangezien wij hierdoor liefde voor God en onze naaste tot uitdrukking brengen. — Matth. 22:37-39.
4. Haal voorbeelden aan waar de woorden „onderzoeken”, „vergewissen” en „beproeven” in de bijbel worden gebruikt, en verklaar waarom deze uitdrukkingen door bijbelschrijvers werden gebruikt.
4 Het is verbazingwekkend hoe vaak de bijbel uitdrukkingen als „op de proef stellen”, „onderzoeken”, „nauwkeurig nagaan”, „zich vergewissen” en „beproeven” gebruikt. Ze komen niet alleen verrassend veel voor, maar het doet ons ook verbaasd staan wanneer wij vernemen waar, tot wie en waarom ze werden gebruikt. Neem bijvoorbeeld de volgende passages uit zes verschillende brieven van Paulus: „Wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij voor uzelf de goede, aangename en volledige wil van God moogt beproeven” (Rom. 12:2, NW). „Men zij eerst in zijn eigen geest overtuigd nadat men zich nauwkeurig heeft onderzocht” (1 Kor. 11:28, NW). „Blijft onderzoeken of gij in het geloof zijt, blijft beproeven wat gij zijt” (2 Kor. 13:5, NW). „Wie denkt dat hij iets is hoewel hij niets is, misleidt zijn eigen geest. Laat hij echter beproeven wat zijn werk is” (Gal. 6:3, 4, NW). „Blijft u ervan vergewissen wat de Heer aangenaam is” (Ef. 5:10, NW). „Vergewist u van alles; houdt vast aan dat wat juist is” (1 Thess. 5:21, NW). Door op deze wijze een beroep op ons te doen, legt de apostel er de nadruk op dat wij ons voortdurend moeten onderzoeken, opdat wij „onberispelijk en onbesmet” mogen zijn, „onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht” van mensen. — Fil. 2:14-16.
5. Hoe moeten wij onszelf zien, en waarom?
5 Om ons te onderzoeken, zoals Paulus ons aanspoort, moeten wij onszelf zien zoals God ons ziet. „De HERE ziet het hart aan” (1 Sam. 16:7; Spr. 21:2). Hij ziet onze verborgen beweegredenen en verlangens. Om ons van Gods goedkeuring te verzekeren, dienen wij onze verborgen beweegredenen en verlangens derhalve te controleren en de gedachten en bedoelingen van het hart te onderscheiden. Wij moeten weten waarom wij veranderingen in onze persoonlijkheid moeten aanbrengen, welke veranderingen er gemaakt moeten worden en hoe wij dit moeten doen. Voor dit alles dienen wij een nauwkeurige kennis te hebben van onszelf, onze beweegredenen, de wereld om ons heen en Gods onfeilbare geschreven Woord, de bijbel.
WAAROM MOETEN WIJ BLIJVEN BEPROEVEN WAT WIJ ZIJN?
6, 7. Waarom is het noodzakelijk dat wij onszelf blijven beproeven?
6 Er bestaan vele redenen waarom wij moeten blijven beproeven wat wij zijn. Een van deze redenen is omdat wij in zonde zijn geboren en in ongerechtigheid zijn gevormd (Ps. 51:7 5). Onze geest is van nature tot verdorvenheid geneigd. Ten einde ons tegen de bedrieglijke kracht van de zonde — die een onafscheidelijk deel van onze gevallen natuur vormt — te beschermen, moeten wij onszelf derhalve blijven beproeven of onderzoeken.
7 Wij moeten onszelf eveneens beproeven omdat wij in een tijd leven waarin Satan de Duivel zich van elk denkbare duivelse plan dat tot zijn beschikking staat bedient om de gehele mensheid in een draaikolk van vernietiging met zich mee te zuigen. Hij heeft prestige, geld, bezittingen, macht en genoegens tot goden gemaakt en volgens dekaan M. C. Tenny, van de Wheaton College Graduate School, zijn dit de afgoden van de twintigste eeuw geworden. Wij moeten onszelf blijven beproeven om er niet toe verleid te worden deze afgoden, die geen leven kunnen geven, te aanbidden.
8, 9. (a) Waarom moeten wij onze morele neigingen onderzoeken? (b) Voor welke andere slechte omgang moeten wij op onze hoede zijn?
8 Verder dienen wij onszelf ook te onderzoeken omdat de morele barrières in deze wereld zijn verdwenen en het gevaar dat men zich aan immoraliteit schuldig zal maken, altijd aanwezig is. Dit betekent dat wij onze omgang aan een onderzoek moeten onderwerpen, omdat ’slechte omgang nuttige gewoonten bederft’ (1 Kor. 15:33, NW). Ze kunnen ertoe leiden dat wij in oude-wereldgewoonten vervallen en ons schuldig gaan maken aan roken, dronkenschap, hoererij en een losbandige levenswijze. Om deze reden is het dus nodig dat wij onszelf beproeven.
9 Wij moeten niet alleen voor de slechte omgang met mensen op onze hoede zijn. De geest en het hart moeten ook beschermd worden, aangezien ze zeer gevoelig zijn voor gezegden en indrukken van buitenaf. Ze moeten tegen de immorele uitwerking van het lezen en zien van en het denken over slechte dingen worden beschermd. Seksueel prikkelende films, gruwelijke stripverhalen en van ongeloof getuigende geschriften van hogere critici zullen bij ons geen geloof en deugd opbouwen. Weet dat alles waarmee wij de geest voeden, ons te zijner tijd zal beïnvloeden. Tenzij wij dus selectief zijn in de keuze van onze vrienden, tenzij wij goede boeken lezen en gezonde ontspanning kiezen, zullen wij ongetwijfeld bemerken dat wij naar de oude wereld afdrijven, waar ons heel goed de kuil van de vernietiging kan wachten. Wij doen er derhalve verstandig aan wanneer wij blijven beproeven wat wij zijn. — Hebr. 2:1; 1 Joh. 2:15-17.
10, 11. (a) Waarom moeten wij voor overmoed op onze hoede zijn? (b) Welke gevaren schuilen er achter een onverschillige of nalatige geestesgesteldheid?
10 Wij moeten ons beschermen tegen een geestesgesteldheid die gevaarlijk en afbrekend voor onze wijze van aanbidding is, hetgeen nog een reden vormt waarom wij moeten beproeven wat wij zijn. Paulus waarschuwde ons met de volgende woorden om niet overmoedig te worden: „Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle” (1 Kor. 10:12). Overmoed kan ons tot de dwaasheid leiden op onze eigen kracht of de kracht van wapens te vertrouwen. Wij zouden er daardoor toe gebracht kunnen worden op ons eigen inzicht of het inzicht van andere mensen te bouwen in plaats van ons op de macht en wijsheid van God te verlaten. — Spr. 3:5-7.
11 Wees ook voor onverschilligheid en nalatigheid op uw hoede. Ze kunnen beide fataal zijn. Onverschilligheid kan ons in slaap wiegen met betrekking tot de urgentie van onze tijd en nalatigheid kan tot gevolg hebben dat wij de tafel van Jehovah met verachting behandelen. Daarom betaamt het ons voor onszelf te blijven beproeven wat wij zijn, opdat wij niet aan deze listige valstrikken van de Duivel ten offer vallen. — 1 Kor. 16:13; 1 Thess. 5:1-11; 1 Petr. 5:8; Mal. 1:7.
WAARSCHUWENDE VOORBEELDEN
12. Hoe vormt Kaïns voorbeeld een waarschuwing voor ons, en welke raad geeft Paulus christenen in dit verband?
12 Er zijn redenen voor bezorgdheid. De bijbel geeft ons een aantal voorbeelden van mensen die, voornamelijk omdat zij ermee waren opgehouden voor zichzelf te beproeven wat voor soort van mensen zij waren, het slachtoffer werden van Satans listige plannen. Neem Kaïn bijvoorbeeld, die klaarblijkelijk een slechte inborst had. God waarschuwde hem zich te beheersen, maar Kaïn weigerde te luisteren. Zijn onbeheerste toorn bracht hem tot moord, met het gevolg dat hij werd verbannen en buiten Gods gunst stierf. De apostel Paulus geeft christenen derhalve de verstandige raad om gramschap, toorn, schimpende woorden en ontuchtige taal weg te doen. Hij zegt dat wij, indien wij Gods goedkeuring en leven wensen te verkrijgen, ons van deze praktijken moeten ontdoen. Thans is het de tijd om onze geestesgesteldheid aan een onderzoek te onderwerpen en de noodzakelijke veranderingen aan te brengen door te beproeven wat wij zijn. — Gen. 4:6-16; Kol. 3:8, 9, NW.
13. Waarom is Esau een goed waarschuwend voorbeeld, en welke les ligt er in zijn voorbeeld voor christenen opgesloten?
13 Esau verachtte zijn geboorterecht. Hij had geen waardering voor heilige zaken. Voor ’één spijze verkocht hij zijn eerstgeboorterecht’. Toen hij zijn rechten probeerde te herwinnen, slaagde hij hier niet in, en dat terwijl hij zijn vader nog wel met tranen tot andere gedachten trachtte te brengen. Thans is het de tijd om onze waardering voor heilige zaken te controleren, opdat wij niet voor zonde bezwijken en evenals Esau datgene wat wij het liefste wensen, namelijk eeuwig leven, voor de prijs van slechts één maaltijd, één oneerlijke, zondige daad, verkopen, terwijl wij die weg zonder berouw te hebben, blijven bewandelen. Blijf beproeven wat u bent. — Hebr. 12:16, 17; 3:12-19.
14. In welk opzicht vormen koning Saul, koning Salomo en Judas Iskáriot waarschuwende voorbeelden voor ons die in deze tijd leven?
14 Koning Saul weigerde te geloven dat „gehoorzamen . . . beter [is] dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen”. Hoewel Saul de eer ten deel viel de eerste koning van Israël te zijn, heeft hij nooit onvoorwaardelijke gehoorzaamheid geleerd. Door impulsieve daden van ongehoorzaamheid verbeurde hij het koningschap voor zichzelf en zijn geslacht. Koning Salomo, wiens heerlijkheid die van alle koningen van het natuurlijke Israël overtrof, is het slachtoffer van slechte omgang geworden. Heidense vrouwen keerden hem van Jehovah af en maakten hem tot een aanbidder van demonengoden. Judas Iskáriot, een apostel van onze Here Jezus Christus, heeft zich er niet tegen verzet dat hij een liefhebber van geld, een materialist, werd. Zijn hebzucht bracht hem tot ongeloof, zonde en zelfmoord. Deze mannen, die allen eens getrouw waren, verloren hun getrouwheid toen zij niet langer beproefden of onderzochten wat zij waren. Zij vormen voor ons waarschuwende voorbeelden om te blijven beproeven wat wij zijn, opdat wij niet, evenals zij, ontrouw worden en van het pad des levens afdwalen. — 1 Sam. 15:22, 23; 1 Kon. 11:1-10; Matth. 27:3-6.
VOORBEELDEN OM NA TE STREVEN
15. Waarom vormen Noach, Mozes, Paulus en Jezus Christus goede voorbeelden die wij kunnen nastreven?
15 De bijbel maakt ook melding van mannen wier voorbeeld wij kunnen navolgen, getrouwe mannen die bleven beproeven wat zij waren. Neem Noach, een man met inzicht die met God wandelde en „een erfgenaam [is] geworden van de rechtvaardigheid overeenkomstig geloof” (Hebr. 11:7, NW). Dan was er Mozes, een leider van Israël die desondanks „zeer zachtmoedig” was, „meer dan enig mens op den aardbodem” (Num. 12:3). Ook de apostel Paulus was zo’n voorbeeld, want hij was een voortreffelijke christelijke bedienaar van het evangelie, een man vol ijver, geloof en goede werken (2 Kor. 11:23-27; Fil. 4:12, 13). En in het leven van Jezus Christus hebben wij natuurlijk ons volmaakte voorbeeld. Hij was iemand „die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen”. Al deze mannen bewezen zowel ten opzichte van zichzelf als anderen wat zij waren door het soort van leven dat zij leidden, een leven van rechtschapenheid en exclusieve toewijding aan God. Door hun getrouwheid verwierven zij voor zichzelf een eervolle vermelding in Gods Woord en een plaats in zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid. — Hebr. 2:17, 18; 4:15, 16; 7:26.
MANIEREN OM TE BEPROEVEN WAT WIJ ZIJN
16. Welke instrumenten gebruiken christenen in deze tijd met behulp waarvan zij zich beproeven?
16 Hoe is de situatie in deze tijd? Hoe gaan christenen te werk om te beproeven wat zij zijn? Welke voorzieningen heeft Jehovah hun met het oog hierop gegeven? In de allereerste plaats heeft Jehovah zijn Woord, de bijbel, verschaft, het boek dat zijn geboden en beginselen met betrekking tot het leven bevat. Verder heeft hij zijn heilige geest of werkzame kracht op zijn volk uitgestort, welke kracht de bijbel verklaart. Bovendien heeft God de mensen gezegend met een organisatie die hen van bijbelse hulpmiddelen voorziet en regelingen treft voor gemeentevergaderingen en congressen door middel waarvan zij zichzelf kunnen onderzoeken. Te zamen vormen deze voorzieningen spiegels waarin een christen zich van alle kanten kan bekijken.
17. (a) Wat is er behalve de bijbel nog meer nodig voordat dit Woord een licht op ons pad kan worden? (b) Uit wie spruit het licht voort, en hoe toont de profeet Jesaja aan dat het verschaft zou worden?
17 Neem de bijbel bijvoorbeeld eens. Wanneer wij hem niet bestuderen, vormt hij geen kracht. Miljoenen mensen hebben een exemplaar van de bijbel in huis, en toch hebben zij in hun leven geen vooruitgang gemaakt. Hoe komt dat? Wil een spiegel dienst kunnen doen, dan moet er licht zijn. Evenmin als er in het stikdonker een beeld in een spiegel wordt weerkaatst, kan men zich zonder licht in de bijbel spiegelen. Om onze geestelijke persoonlijkheid in Gods Woord te kunnen zien, hebben wij licht van de Auteur van dat Woord, namelijk Jehovah, nodig. Door bemiddeling van zijn profeet Jesaja heeft hij verklaard dat hij zijn volk met zijn licht zou begunstigen, want wij lezen in Jesaja’s profetie: „Zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de HERE opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. Volken zullen opgaan naar uw licht en koningen naar uw stralenden opgang.” — Jes. 60:2, 3; Jak. 1:17.
18. (a) Welk kanaal werd gebruikt om de mensen licht te verschaffen, en hoe werd het licht doorgegeven? (b) Wat wordt hierdoor bewezen? Haal een voorbeeld aan.
18 Jehovah’s licht werd onder de mensen voornamelijk weerspiegeld in de persoon van zijn eniggeboren Zoon Jezus Christus. Jezus heeft gezegd: „Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben.” De apostel Johannes stelt Jezus aan ons voor als „het waarachtige licht, dat iederen mens verlicht” (Joh. 8:12; 1:1-11). Jezus droeg dit licht over op zijn volgelingen met de woorden: „Gij zijt het licht der wereld. . . . Laat . . . uw licht schijnen voor de mensen” (Matth. 5:14-16). Dit betekent dat geestelijke aangelegenheden alleen maar begrepen kunnen worden wanneer men hecht met de ware volgelingen van Jezus Christus, die het licht des levens bezitten, is verbonden, aangezien alle anderen in duisternis blijven. Dit feit wordt duidelijk voor ons geïllustreerd in het voorbeeld van de Ethiopische eunuch, die de Schrift pas kon begrijpen toen de christen Filippus hem verlichtte. De Ethiopische eunuch stapte toen uit zijn duistere verleden en werd een christen. — Hand. 8:26-38.
19. (a) Welke stappen moeten er in deze tijd worden gedaan wanneer men een begrip van Gods Woord wenst te verkrijgen? (b) Hoe toont de discipel Jakobus aan dat kennis toegepast dient te worden?
19 De procedure die wij moeten volgen om te kunnen beproeven wat voor soort van personen wij zijn, komt in deze tijd in hoofdzaak overeen met de destijds gevolgde methode. In de eerste plaats moeten wij Gods Woord samen met Jehovah’s volk, zijn christelijke getuigen, bestuderen. Vervolgens moeten wij toelaten dat de kracht van Jehovah’s Woord onze geest zodanig aanspoort, dat onze wil, verlangens, belangstelling, geestesgesteldheid, zienswijze en hartetoestand erdoor worden veranderd. Om op de juiste weg te kunnen blijven voortgaan, moeten wij onze geest met de goede dingen van Gods Woord blijven vullen, want de geest bestuurt het lichaam (Fil. 4:8, 9). Wil datgene wat wij leren aan zijn doel beantwoorden, dan moeten wij het toepassen, zoals de discipel Jakobus duidelijk maakt: „Want is iemand wel een hoorder van het woord, maar niet een dader, zoo is hij aan een man gelijk, die in den spiegel zijn natuurlijk gelaat aanschouwt; nauwelijks toch heeft hij zichzelf aanschouwd en is hij weder heengegaan, of hij is terstond vergeten, hoe hij is. Doch wie in de volmaakte wet der vrijheid schouwt en daarbij blijft, wie niet slechts hoort om te vergeten, maar ook de daad volbrengt, die zal gelukkig zijn in dit zijn doen.” Geluk spruit voort uit het aanbrengen van verbeteringen en het zien van deze verbeteringen in ons leven, en niet slechts uit de kennis dat er veranderingen aangebracht moeten worden. — Jak. 1:23-25, OB.
20. (a) Welke veranderingen konden vroege christenen in hun persoonlijkheid en leven aanbrengen, en hoe? (b) Welke veranderingen brengen Jehovah’s getuigen thans aan, en wat wordt hierdoor bewezen?
20 Het dagelijks toepassen van bijbelse beginselen is niet zo moeilijk als men in het begin wel zou denken. Aangezien christenen een speciale krachtsinspanning in het werk stellen om zich aan deze beginselen te houden, kunnen zij in een grotere mate vorderingen maken. Zoals Paulus in 1 Korinthiërs 6:9-11 te kennen geeft, werden er in de dagen van de apostelen wonderbaarlijke veranderingen teweeggebracht. Vele Korinthische christenen werden schoongewassen van zulke dingen als hoererij, afgodenaanbidding, diefstal, hebzucht, dronkenschap, smaad en afpersing. In deze tijd brengen de ware christelijke getuigen van Jehovah met de hulp van Gods Woord, zijn geest en zijn organisatie deze zelfde veranderingen aan, en wanneer duizend of achthonderdduizend personen hun oude persoonlijkheid kunnen uitdoen en zich met een nieuwe persoonlijkheid — die in ware rechtvaardigheid en loyaliteit met Gods wil in overeenstemming is — kunnen bekleden, kunnen anderen dit stellig ook wanneer zij er oprecht moeite voor doen. Echte wereldlingen, die geen liefde voor rechtvaardigheid hebben, zullen dit echter niet eens proberen. Zij geven er de voorkeur aan om op hun lievelingsexcuus terug te vallen dat de bijbel te idealistisch is voor deze tijd. In de mate dat wij bijbelse beginselen toepassen, beproeven wij echter wat wij zijn.
ANDERE HULPMIDDELEN OM ONSZELF TE BEPROEVEN
21, 22. (a) Hoe kunnen wij door de bijbelse studiehulpmiddelen van het Wachttorengenootschap worden geholpen onszelf te beproeven? Illustreer dit. (b) Hoe zijn de uitgaven van het tijdschrift De Wachttoren ons van nut geweest?
21 Behalve de bijbel zijn er echter nog andere hulpmiddelen waardoor wij kunnen worden geholpen om te beproeven wat wij zijn. De bijbelse studiehulpmiddelen van het Wachttorengenootschap voorzien bijvoorbeeld in wonderbaarlijke manieren om ons geloof te toetsen. Als krachtige vergrootglazen kunnen ze onze fouten die gecorrigeerd moeten worden, scherp doen uitkomen. Neem bijvoorbeeld het Yearbook van het Genootschap. Elke dag stelt zijn tekst en commentaar ons in staat ons te zien zoals wij zijn. De ene dag wordt ons gezegd ’onze bediening grondig te volbrengen’, de volgende dag worden wij ertoe aangemoedigd ’medegevoel te tonen’ en ’broederlijke liefde te oefenen’, terwijl wij er op de derde dag toe worden aangespoord „een openbare bekendmaking tot redding” te doen. Er wordt ons elke dag van het jaar een goede gedachte gegeven om te overwegen. Elke dag worden wij er derhalve toe bewogen onszelf af te vragen: Volbrengen wij onze bediening? Tonen wij broederlijke liefde enzovoorts. Door middel van deze diepgaande gedachten kan een ieder van ons zichzelf beproeven. — 2 Tim. 4:5; 1 Petr. 3:8; Rom. 10:10, NW.
22 Er zijn nog talrijke andere bijbelse studiehulpmiddelen, zoals de boeken „Let Your Name Be Sanctified” en „Uw wil geschiede op aarde”. Wordt de diepte van uw kennis niet door deze publikaties op de proef gesteld? Vormt de degelijke inhoud van de bladzijden van deze boeken niet een maatstaf aan de hand waarvan uw rijpheid wordt afgemeten? Gedurende de laatste paar jaren zijn ook de uitgaven van het tijdschrift De Wachttoren buitengewoon nuttig geweest door actuele waarheden over de moraal, het huwelijk en de heiligheid van het bloed onder onze aandacht te brengen, waardoor wij werden geholpen om voor onszelf te beproeven wat voor soort van personen wij in werkelijkheid zijn.
23, 24. (a) Hoe vormt de gemeente een middel aan de hand waarvan elke prediker afzonderlijk zich kan toetsen? (b) Welke voorziening bestaat er aan de hand waarvan de gemeente zich collectief kan beproeven? (c) In welk opzicht vormen congressen een middel tot zelfonderzoek, en met welke resultaten?
23 Elke christelijke gemeente vormt ook een spiegel aan de hand waarvan wij onszelf afzonderlijk of collectief kunnen onderzoeken. Een ieder van ons afzonderlijk kan onderzoeken wat hij is door aandachtig naar toespraken te luisteren, commentaar te geven, anderen aan te moedigen en troost en hoop te geven. De „Gegevens over verkondiger”-kaart, waarop de activiteit die de prediker in samenwerking met de gemeente heeft ontplooid, wordt genoteerd, vormt eveneens een middel aan de hand waarvan wij onszelf persoonlijk kunnen onderzoeken. Door het hierop aangegeven bericht van onze activiteit wordt geopenbaard in hoeverre wij ons geestelijk voor anderen, die de waarheid niet kennen, interesseren. Wij doen er derhalve goed aan wanneer wij onze velddienst-„spiegel” vaak aan een onderzoek onderwerpen. — Matth. 6:21.
24 Collectief kan de gemeente zichzelf en de door haar gemaakte vooruitgang, haar sterke en haar zwakke punten, controleren door over de gemeentetabel, waarop de maandelijkse activiteit van de gemeente staat aangegeven, na te denken. En op een veel grotere schaal voorzien christelijke congressen in een middel waardoor vele gemeenten zich als één enkele eenheid kunnen zien. Deze congressen lijken eveneens op spiegels doordat ze christenen zeggen of zij met raciale en nationale vooroordelen zijn besmet, of zij in vrede en eenheid kunnen samenwerken en of zij elkaar werkelijk als volk liefhebben. Het in de staat New York verschijnende blad de Binghamton Sun merkte over het bijzondere congres dat Jehovah’s getuigen in 1958 in de stad New York hielden, op: De „ordelijkheid van de grote mensenmenigte en het feit dat deze was samengesteld uit mensen van nagenoeg alle nationaliteiten, waarbij negers en Aziaten op gelijke voet met blanken omgingen en zich zichtbaar verheugden, vormde nog een ongewoon en waarlijk opmerkenswaardig kenmerk”. De congressen van Jehovah’s getuigen tonen op ondubbelzinnige wijze aan dat christenen in vrede met elkaar kunnen omgaan en dat zij beproeven wat zij zijn.
2 KORINTHIËRS 13:5 VAN DICHTERBIJ BEKEKEN
25. (a) Waarom zei Paulus de Korinthiërs dat zij zich moesten onderzoeken en beproeven, en welke les kunnen wij hieruit leren? (b) Welk gevaar dreigt er altijd, en hoe kan deze bedreiging worden overwonnen?
25 Let nu nog eens op Paulus’ woorden in 2 Korinthiërs 13:5 (NW) waar hij zegt: „Blijft onderzoeken of gij in het geloof zijt, blijft beproeven wat gij zijt.” De Korinthiërs trachtten aanmerkingen op Paulus te maken; zij waren achterdochtig ten aanzien van zijn beweegredenen en kleineerden zijn werk. Paulus zei hun dat zij liever zichzelf moesten onderzoeken en toetsen, en dat de positie die zij voor Gods aangezicht innamen, in gevaar verkeerde. Misschien kan dit een les voor ons vormen. Laten wij ons niet bezighouden met het maken van aanmerkingen en laten wij anderen niet van verkeerde daden verdenken. „Doe eerst den balk uit uw oog weg”, zei Jezus, „dan zult gij scherp kunnen zien om den splinter uit het oog van uw broeder weg te doen” (Matth. 7:3-5). Het is nutteloos voor zichzelf maatstaven aan te leggen en zich er niet aan te houden. Wij dienen de christelijke beginselen eerst op onszelf toe te passen voordat wij om ons heen kijken. Christenen moeten ervoor zorgen dat zij onder het oordeel van Christus blijven. Wij kunnen o zo gemakkelijk de fatale fout maken dat wij het christendom alleen maar belijden in plaats dat wij er in overeenstemming mee leven. Jezus waarschuwde: „Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg?” (Luk. 6:46) Een christen moet zichzelf onderzoeken om zich ervan te vergewissen of hij Christus volgt. Anderen kunnen nu wel zeggen dat hij dit wel of niet doet, maar tenzij hij van zichzelf weet dat hij Christus navolgt en tenzij hij zijn eigen fouten inziet en stappen doet om zijn fouten te herstellen, is alles verloren. Wij kunnen onszelf alleen maar kennen en alleen maar beproeven en bewijzen wat wij zijn wanneer wij bereid en in staat zijn om onze innerlijkste gedachten en gevoelens en ons dagelijkse gedrag aan de hand van Jehovah’s beginselen voor het leven kritisch te onderzoeken. Indien wij onszelf achter onze eigen goedkeuring en deugden verbergen ten einde de zelfkritiek die uit oprechtheid en waarheid voortspruit te ontvluchten, indien wij onszelf van de macht der waarheid isoleren, indien wij weigeren onszelf af te vragen wat wij geloven en wat voor soort van mensen wij worden, zullen wij er gemakkelijk toe worden gebracht in de wereld der fantasie te verdwalen. Wij zullen namelijk alleen door ons aan het licht der waarheid bloot te stellen, in staat worden gesteld om alle illusies over onszelf weg te doen en de weg tot gezondmaking en leven te bewandelen. — 1 Joh. 1:5-7; 2:9-11.
26. Welke houding dienen wij ten opzichte van zelfonderzoek in te nemen, en hoe zouden wij bij een onderzoek van onszelf te werk kunnen gaan?
26 Het is derhalve van levensbelang dat wij onszelf zowel afzonderlijk als collectief onderzoeken, en dit niet door over onze fouten te zitten broeden, maar veeleer door stappen te doen om ons huis (ons leven) in orde te brengen. Dit kunnen wij doen door onszelf rechtstreekse vragen te stellen, zoals: Geloof ik in God? Vertrouw ik op zijn Woord? Komen zijn gedachten in mijn geest wanneer er problemen rijzen? Oordeel ik altijd anderen en nooit mijzelf? Ben ik werkelijk nederig, onderdanig, vergevensgezind en liefdevol? Zie ik de noodzaak van het gebed in? Koester ik het verlangen om te bidden, God te aanbidden en zijn wil te doen? Naar de hoedanigheid van onze bewuste behoeften kunnen wij onze vooruitgang afmeten. Hoe meer wij God liefhebben, des te meer voelen wij ons gedwongen om zijn tegenwoordigheid te zoeken en ons met hem in verbinding te stellen. Onderzoek zowel de kwantiteit als de kwaliteit van uw dienst voor God. Vraag uzelf af: Breng ik de vruchten van de geest voort? Bereid ik mijn toespraakjes goed voor, breng ik nabezoeken bij degenen die belangstelling tonen en leid ik bijbelstudiën bij hen? Zeg ik anderen dat zij de bijbel dienen te bestuderen terwijl ik dit zelf niet doe? Onderwijs ik anderen en niet mijzelf? Onderzoek uzelf, want wij oogsten wat wij zaaien. Ja, door onze gedachten en door onze handelwijze, door onze spraak en onze gebeden, beproeven en bewijzen wij wat wij zijn. — 1 Petr. 3:1-4; Joh. 15:8-10; Gal. 5:22-25; Romeinen, hoofdst. 2; Gal. 6:7.
27. (a) Wat zult u ontdekken wanneer u zichzelf onderzoekt, en wat dient u te doen wanneer u bemerkt dat sommige dingen aan u verbeterd dienen te worden? (b) Wat zal het tot resultaat hebben wanneer u zichzelf in overeenstemming met Jehovah’s voorgeschreven weg voortdurend en oprecht onderzoekt en de nodige veranderingen aanbrengt?
27 De eerstvolgende keer dat u in een spiegel kijkt, moet u zich eens afvragen: Hoe zie ik er in Gods ogen uit? Wend u dan tot zijn spiegels, zijn Woord de bijbel, de door zijn organisatie verschafte bijbelse studiehulpmiddelen en de gemeentevergaderingen en congressen en onderzoek uzelf aan de hand hiervan ten einde het antwoord te vernemen. U zult bemerken dat het goede dat zich in u bevindt, aan de onverdiende goedgunstigheid van God te danken is en niet uit uzelf voortspruit, dat u zelf veel barmhartigheid nodig hebt en dat u jegens anderen barmhartig gezind moet zijn. Door uzelf te onderzoeken, zult u ontdekken wat u feitelijk gelooft en of u dergelijke geloofsovertuigingen in uw houding ten opzichte van het leven tot uitdrukking brengt. U zult ook te weten komen dat sommige dingen aan u verbeterd moeten worden. Ga, zodra u dit hebt bemerkt, aan uzelf werken, terwijl u Gods Woord, zijn geest en zijn organisatie gebruikt om u erbij te helpen uw fouten te herstellen. Door uzelf niet op een ziekelijke maar op een opgewekte wijze aan een onderzoek te onderwerpen en de nodige veranderingen aan te brengen, zult u bij uzelf een schitterende persoonlijkheid als die van Christus ontwikkelen. Deze verandering zal u thans van geluk en in Gods nieuwe wereld van de zegen van eeuwig leven verzekeren. ’Blijf derhalve beproeven wat gij zijt.’ — 2 Kor. 13:5, NW; Gal. 6:3-5.