Zachtaardigheid getuigt van wijsheid
HOE aangenaam is een zachte bries, een zachte winter of een zacht voorjaar! Dit geldt nog meer voor een zacht antwoord, een zachtaardige geestesgesteldheid of een zachtaardige manier waarop men zich in een moeilijke situatie gedraagt. Ja, hoewel zachtaardigheid naar men zegt het beste gedefinieerd kan worden door te zeggen wat ze niet is — niet hardvochtig, niet scherp, niet irriterend, enzovoorts — is deze hoedanigheid ook „datgene wat een gevoel van rustige, gematigde schoonheid of serene kalmte verwekt”.
Zachtaardigheid getuigt van wijsheid. Waarom? In de eerste plaats omdat Jehovah God deze eigenschap zeer op prijs stelt; ze is zeer waardevol in zijn ogen, zoals in zijn Woord wordt aangetoond. Zachtaardigheid wordt evenals liefde, geloof en zelfbeheersing, een „vrucht van de geest” genoemd. Aan christenen wordt de opdracht gegeven om behalve rechtvaardigheid, godvruchtige toewijding, geloof en liefde, „zachtaardigheid” na te streven, en vooral aan vrouwen wordt de raad gegeven zich te sieren met de „onverderfelijke tooi van de stille en zachtaardige geest, welke in Gods ogen van grote waarde is”. — Gal. 5:22, 23; 1 Tim. 6:11; 1 Petr. 3:4, NW.
Zachtaardigheid getuigt ook van wijsheid omdat anderen er voordeel van trekken. Ze vormt een uitdrukking van empathie, van het vermogen zich in de positie van iemand anders te verplaatsen. Er wordt consideratie en liefde door getoond. Het is een hoedanigheid die door de patriarchen uit de oudheid, zoals Abraham, Isaäk en Jakob, door Mozes en in het bijzonder door Jezus Christus aan de dag werd gelegd. Jezus riep dan ook zeer terecht: „Komt allen tot mij, die zwoegt en zwaar belast zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en nederig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn last is licht.” De apostel Paulus schreef in dezelfde trant: „Ik . . . smeek u bij de zachtaardigheid en vriendelijkheid van de Christus.” — Matth. 11:28-30; 2 Kor. 10:1, NW.
Zachtaardigheid getuigt verder van wijsheid doordat deze hoedanigheid onszelf tot voordeel strekt. Wordt ons niet gezegd: „Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven”? (Matth. 5:5, NW) Zachtaardigheid wordt echter zelfs reeds beloond voordat God deze hoedanigheid beloont. Wij oogsten wat wij zaaien; anderen betalen ons met gelijke munt terug. Wanneer wij hen zachtaardig behandelen, zullen zij ons op gelijke wijze bejegenen. Het getuigt van wijsheid om zelfs de klank van onze stem zacht te doen zijn. Een zachte stem trekt aan, een harde stem stoot af. Mensen worden vaak naar hun stem beoordeeld, vooral wanneer zij via de telefoon spreken. De wijze man zegt ons: „Door lankmoedigheid wordt de machtige vermurwd, een zachte tong verbreekt beenderen.” — Spr. 25:15.
Ja, zachtaardigheid is zelfs goed voor onze fysieke gezondheid! Hierdoor wordt voorkomen dat wij last hebben van nerveuze aandoeningen en maagzweren, terwijl wij ook niet zo gauw in een pijnlijke situatie zullen geraken welke ons slapeloze nachten zal bezorgen.
Het beoefenen van zachtaardigheid is echter niet zo gemakkelijk. Men heeft er zelfbeheersing voor nodig, terwijl men ook attent moet zijn, consideratie moet tonen en onzelfzuchtig aan anderen moet denken in plaats van alleen maar aan zichzelf. Er is ook nederigheid voor nodig. Zachtaardigheid wordt in de Schrift vaak met nederigheid van geest in verband gebracht. Trotse mensen zullen niet gauw zachtaardig zijn.
Zachtaardigheid is vooral een bewijs van wijsheid wanneer men deze eigenschap in zijn contact met mensen die niet zachtaardig zijn, aan de dag legt. „Een zacht antwoord keert de grimmigheid af.” Wanneer anderen van de christen eisen dat hij een reden geeft voor zijn hoop, mag hij met gelijke munt terugbetalen, maar moet hij dit doen „met zachtaardigheid en diepe achting”. — Spr. 15:1; 1 Petr. 3:15, NW.
Wanneer het noodzakelijk is iemand een terechtwijzing te geven, maakt men gemakkelijk de fout zachtaardigheid over het hoofd te zien. Maar zelfs in dit geval getuigt zachtaardigheid van wijsheid. Daarom wordt ook de raad gegeven: „Ook al doet iemand, voordat hij zich er bewust van is, een misstap, tracht gij die geestelijke bekwaamheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid te herstellen, terwijl ook ieder uwer zichzelf in het oog houdt, opdat ook gij niet verzocht moogt worden.” Ja, „een slaaf des Heren behoeft . . . niet te strijden, maar moet tactvol zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, zich onder het kwade in bedwang houdend, met zachtaardigheid onderrichtend degenen die niet gunstig gezind zijn”. Hoe gemakkelijk maakt men niet de fout om hardvochtig tegen dwalenden, degenen die niet gunstig gezind zijn, op te treden! Welk een inzicht in de menselijke natuur, welk een goddelijke wijsheid wordt door een dergelijke raad aan de dag gelegd! — Gal. 6:1, 2 Tim. 2:24, 25, NW.
Dit wil niet zeggen dat wij altijd zachtaardig dienen te zijn. Voor alles is nu eenmaal een tijd, en zo is er ook een tijd om streng te zijn en overtreders scherp te berispen, zoals Jezus deed toen hij de religieuze leiders van zijn tijd herhaaldelijk „huichelaars” noemde. Dat men niet bij alle gelegenheden zachtaardigheid aan de dag kan leggen, werd ook door de apostel Paulus aangetoond toen hij tot de materialistische christenen te Korinthe zei: „Wat wilt gij? Zal ik met een stok tot u komen, of met liefde en zachtaardigheid van geest?” De tijden dat men niet zachtaardig is, dienen echter tot de uitzonderingen te behoren; men dient hierbij weloverwogen te werk te gaan en zich door beginselen te laten leiden. Jezus legde zelfs zachtaardigheid aan de dag in de wijze waarop hij met Petrus omging nadat deze zijn Meester driemaal had verloochend. — Matth. 23:13, 29; 1 Kor. 4:21, NW; Joh. 21:15-19.
Wanneer wij hardvochtig zijn geweest en achteraf blijkt dat wij ons hebben vergist, hoeveel moeilijker zal het dan voor ons zijn onze woorden terug te nemen dan wanneer wij zachtaardig waren opgetreden! Hardvochtigheid kan bovendien tot gevolg hebben dat de dwalende wordt verbitterd en zich verhardt, waardoor de zaak er niet beter op wordt. Dat was toch niet de bedoeling van onze berisping, niet waar? Door de berisping met zachtaardigheid toe te dienen en de overtreding in gematigde termen onder woorden te brengen, bestaat er meer kans dat de dwalende er voordeel uit zal ontvangen dan wanneer wij hem „het volle pond” geven. Een dergelijke hardvochtigheid gaat bovendien vaak gepaard met de neiging het niet zo nauw te nemen met de waarheid, doordat men gaat overdrijven. Zachtaardigheid helpt ons kalm te blijven, helder na te denken en altijd de waarheid in het oog te houden.
Er bestaan waarlijk goede redenen voor waarom Gods Woord ons er zo herhaaldelijk en dringend toe aanspoort zachtaardigheid aan de dag te leggen. „[Wandelt] . . . met volledige ootmoedigheid des geestes en zachtaardigheid, met lankmoedigheid, elkaar in liefde verdragend.” „Bekleedt u dan . . . met de tedere genegenheden van mededogen, goedgunstigheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid.” — Ef. 4:1, 2; Kol. 3:12, NW.
Wij kunnen er niet aan ontkomen. Zachtaardigheid getuigt van wijsheid. Gods Woord moedigt ons er zowel door onderwijzingen als door voorbeelden toe aan zachtaardigheid aan de dag te leggen. Jehovah God eist van ons dat wij deze eigenschap bezitten. Dit zal alles voor anderen gemakkelijker en prettiger doen zijn, terwijl het ook op ons een dergelijke goede uitwerking zal hebben. „Wie is [derhalve] wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn voortreffelijke gedrag zijn werken met een aan wijsheid eigen zijnde zachtmoedigheid [of zachtaardigheid].” — Jak. 3:13, NW.