„De overgebleven tijd is kort geworden”
1. Waarom denken sommigen dat de tijd voor de mensheid ten einde loopt?
DE TIJD voor dit samenstel van dingen loopt ten einde. Een van de redenen waarom velen tot die gevolgtrekking zijn gekomen, is dat niets minder dan het bestaan van de mensheid wordt bedreigd. Ja, een nucleaire holocaust schijnt thans zo nabij te zijn, dat het naar men zegt nog maar „drie minuten voor middernacht” is!
2. Wat heeft een journalist over de nucleaire dreiging gezegd?
2 In een artikel over het onderwerp „De schaduw van de bom” verklaarde de Australische journalist Nick Brash: „Een staaf gelatinedynamiet van een halve kilo is voldoende om een man aan stukken te rijten. Toch staat de huidige voorraad nucleaire wapens gelijk met vier ton gelatinedynamiet voor elk mens — man, vrouw en kind — op aarde. Er is reeds meer dan 500 miljard dollar in de nucleaire bewapening gestoken en dit jaar [1983] zal er wereldwijd meer dan 40 miljard dollar aan wapens worden besteed. Het is een ontzagwekkende ’overkill’. Het komt overeen met het verdelgen van één enkele muskiet met tien bussen [van het insekticide] Mortein.” — The Sun Weekend Magazine (Melbourne, Australië), 23 april 1983.
3. Wat valt er over de vermoedelijke gevolgen van een kernoorlog te zeggen?
3 Het is moeilijk zich een voorstelling te maken van de vermoedelijke gevolgen van een kernoorlog. Niet alleen zouden honderden miljoenen mensen gedood worden, zou de hele wereld gehuld zijn in een lijkkleed van radioactieve neerslag en zou de ecologie en alles wat daarmee verband houdt, verstoord zijn, maar ook zouden de maatschappelijke, politieke en economische aangelegenheden over de gehele wereld ongelofelijk ontwricht zijn. In feite geeft Dr. Brian Martin, fysicus en wetenschappelijk onderzoeker aan de Nationale Universiteit van Australië, toe: „Wij zijn eenvoudig niet voldoende op de hoogte om met enige zekerheid te kunnen voorspellen wat de wereldomvattende gevolgen van een kernoorlog zullen zijn.”
4. (a) Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat de mensheid zichzelf niet in een nucleaire holocaust zal wegvagen? (b) Hoe weten wij dat de tijd voor het huidige samenstel van dingen ten einde loopt?
4 De toekomst ziet er inderdaad onheilspellend uit. Maar allen die God liefhebben, kunnen moed scheppen! Hoewel de tijd voor het huidige samenstel van dingen ten einde loopt, zal de mensheid zichzelf niet in een chaotische nucleaire holocaust vernietigen. Daarvan kunnen wij zeker zijn, want Jehovah, de Schepper en Formeerder van de aarde, ’schiep haar niet om een woestenij te zijn, maar om bewoond te worden’ (Jes. 45:18, De Katholieke Bijbel, door L. Himmelreich en C. Smits). Maar wil de mensheid voor een algehele verdelging gespaard blijven, dan is er natuurlijk een prompt bovenmenselijk ingrijpen vereist om een eind te maken aan dit samenstel en zijn nucleaire waanzin. Gelukkig zal de Schepper van de planeet de Aarde en van de mensheid dit goddeloze, op zelfmoord aansturende samenstel spoedig vernietigen. De tijd die dit samenstel nog rest, is kort, want „de grote dag van Jehovah” is ophanden! (Zef. 1:14-18) Maar hoe vertroostend is het te weten dat in die snel naderbij komende dag van afrekening ’Jehovah allen zal behoeden die hem liefhebben, maar alle goddelozen zal verdelgen’! — Ps. 145:20.
Hoeveel tijd is er nog over?
5. Wat wilden Jezus’ gezalfde volgelingen blijkens Openbaring 6:9, 10 graag weten?
5 Het lijdt geen twijfel dat God tegen zijn vijanden zal optreden. Maar hoe lang zal het nog duren voordat hij een eind maakt aan dit goddeloze samenstel van dingen en zijn Nieuwe Ordening van vrede en rechtvaardigheid haar intrede laat doen? Misschien bent u een getuige van Jehovah die graag het antwoord op die vraag zou weten. In dit opzicht bent u dezelfde gedachte toegedaan als de gezalfde christenen die in de Openbaring worden afgebeeld als personen die geslacht waren en die uitriepen: „Tot wanneer, Soevereine Heer, heilige en waarachtige, weerhoudt gij u ervan te oordelen en ons bloed te wreken aan hen die op de aarde wonen?” (Openb. 6:9, 10) Ja, figuurlijk gesproken wilden die gezalfden weten wanneer God hun bloed zou wreken. Geen wonder dat alle getuigen van Jehovah thans met gespannen verwachting uitzien naar „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon! — Openb. 16:14-16.
6, 7. (a) Wat zei Paulus in 1 Korinthiërs 7:29 met betrekking tot tijd? (b) Door welke woorden van Petrus wordt beklemtoond dat dit samenstel een rampzalig einde wacht?
6 Die gezalfde getuigen wier bloed was vergoten wegens hun getrouwheid aan Jehovah, kwamen in aanmerking voor een beloning, want het bijbelse verslag verklaart: „Aan een ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven; en hun werd gezegd nog een korte tijd te rusten, totdat ook van hun medeslaven en hun broeders, die op het punt stonden gedood te worden evenals zij, het getal vol zou zijn” (Openb. 6:11). Wij kunnen er zeker van zijn dat God op zijn bestemde tijd zal ingrijpen. De woorden van de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 7:29 zijn werkelijk zeer toepasselijk. Hij zei ronduit tot geloofsgenoten: „De overgebleven tijd is kort geworden.”
7 Paulus’ woorden behelzen niet alleen een aanmoediging voor Jehovah’s hedendaagse dienstknechten, maar geven ook te kennen dat in het leven van christenen het dringende werk dat God hun heeft toegewezen, centraal dient te staan. In dezelfde trant schreef de apostel Petrus: „Het einde van alle dingen is nabijgekomen” (1 Petr. 4:7). Petrus wist dat dit samenstel een rampzalig einde te wachten staat. Daar stuurt het op aan!
8. Welke uitwerking dient het feit dat het einde van dit samenstel nabij is, op Jehovah’s volk te hebben?
8 Zowel Paulus als Petrus beklemtoonden het feit dat dit samenstel van dingen ten ondergang is gedoemd. Dat is iets wat ware christenen nooit mogen vergeten. Het einde zal in onze tijd komen, en alles wijst erop dat het inderdaad zeer nabij is. Daarom moet ons levenspatroon die overtuiging dag aan dag weerspiegelen. Bovendien moet het feit dat wij zo ver gevorderd zijn in de laatste dagen van dit samenstel, ons vastbesloten doen zijn om als Jehovah’s gereinigde en ijverige getuigen ons uiterste best te doen met betrekking tot het voortreffelijke en zo dringende werk dat erin bestaat het goede nieuws bekend te maken. — Tit. 2:13, 14.
Ver gevorderd in „de tijd van het einde”
9. Waardoor laten de mensen zich thans over het algemeen volkomen in beslag nemen, en is dit ooit eerder gebeurd?
9 Jezus Christus voorzei dat de mensen zich tijdens zijn onzichtbare tegenwoordigheid volkomen in beslag zouden laten nemen door de aangelegenheden van het leven. Zij zouden worden afgeleid, net als de mensen in de dagen van Noach en van Lot. „Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden”, zei Jezus toen hij sprak over de tijd dat hij onzichtbaar tegenwoordig zou zijn en de vernietiging aan dit goddeloze samenstel voltrokken zou worden. — Luk. 17:26-30.
10, 11. Welke bewijzen worden hier aangevoerd waaruit blijkt dat het einde van dit samenstel nabij is?
10 Beschouw ook de in Matthéüs 24, Markus 13 en Lukas 21 opgetekende profetieën eens. Jezus voorzei dingen die volkomen buiten de macht van de mens liggen — dingen als pestilenties en grote aardbevingen. Bovendien is er sedert 1914 een ’toename in wetteloosheid’ geweest. Het nieuws van tegenwoordig, vooral in de grote steden, is vaak niets anders dan een kroniek van misdaad en corruptie. Er is meer bij betrokken dan louter een stijging van de misdaadcijfers, want er heerst thans een geest van minachting voor wettelijke beperkingen, en de liefde van de meesten is beslist aan het verkoelen. — Matth. 24:12.
11 Bovendien is de „radeloze angst der natiën” nu duidelijk waarneembaar, want men weet geen uitweg uit de zich ophopende moeilijkheden (Luk. 21:25, 26). Ook is het aantal leden van het sinds 1914 levende „geslacht” flink geslonken, en dit geslacht zal niet voorbijgaan voordat alles wat Jezus voor onze tijd heeft voorzegd, vervuld is (Matth. 24:34). Dit is nog een duidelijke aanwijzing dat het einde van dit samenstel nabij is.
12. Wat is ongetwijfeld het voornaamste bewijs dat wij ver gevorderd zijn in „de tijd van het einde”?
12 Er zouden nog veel meer bewijzen aangevoerd kunnen worden waaruit blijkt dat wij ver gevorderd zijn in „de tijd van het einde” (Dan. 12:4). Maar het voornaamste bewijs dat wij ons vlak voor het einde van dit samenstel bevinden, is ongetwijfeld de Koninkrijksprediking die Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld verrichten. Zo iets is nog nooit gebeurd. Ja, in 203 landen over de gehele wereld zijn meer dan 2.840.000 getuigen van Jehovah ijverig bezig met het voortreffelijke werk dat erin bestaat de bemoedigende boodschap bekend te maken dat Christus sinds 1914 reeds in Koninkrijksmacht regeert. En Jezus verklaarde dat wanneer dit goede nieuws van het Koninkrijk op de gehele bewoonde aarde gepredikt is, ’het einde zal komen’. — Matth. 24:14.
Overeenkomstig de raad uit de bijbel leven
13. Hoe dienen wij Paulus’ woorden te bezien dat ’zij die een vrouw hebben, moeten zijn als hadden zij er geen’?
13 Nu de resterende tijd duidelijk kort is geworden en het einde nabij is, moet Jehovah’s volk leven overeenkomstig bijbelse raad, bijvoorbeeld die welke in de woorden van de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 7:29-31 opgesloten ligt. Onmiddellijk na te hebben gezegd „De overgebleven tijd is kort geworden”, schreef hij: „Laten voortaan zij die een vrouw hebben, zijn als hadden zij er geen.” Daarmee wilde de apostel niet zeggen dat een christelijke echtgenoot zijn vrouw moet negeren. Natuurlijk niet, maar terwijl een man zich trouw van zijn huwelijksverantwoordelijkheden kwijt, moet in zijn hart en geest zijn verhouding met God op de eerste plaats komen, terwijl hij ervoor zorgt dat zijn huwelijk daartoe bijdraagt.
14. Hoe dienen, volgens 1 Korinthiërs 7:30, Koninkrijksverkondigers persoonlijke problemen en dergelijke te bezien?
14 In 7 vers 30 zei Paulus vervolgens: „Laten ook zij die wenen, zijn als zij die niet wenen, en zij die zich verheugen, als zij die zich niet verheugen, en zij die kopen, als zij die niet bezitten.” Wat wil dit zeggen? Door deze geïnspireerde woorden wordt het feit onderstreept dat persoonlijke zaken, of het nu gaat om bezittingen, verdriet of vreugde, voor bedienaren van het Koninkrijk niet de belangrijkste dingen zijn. „Tijd en onvoorziene gebeurtenissen” treffen ons allen en kunnen plotseling een verandering in onze omstandigheden teweegbrengen (Pred. 9:11; Jak. 4:14). Het zou dus onverstandig zijn ons zo door verdriet, ontberingen en allerlei persoonlijke problemen in beslag te laten nemen dat deze zorgen een ernstige belemmering vormen voor onze bediening, ons voorrecht een actief aandeel te hebben aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk.
15. Waarom zou het voor een christen het toppunt van dwaasheid zijn zich volkomen in beslag te laten nemen door persoonlijke zaken in het materiële vlak, of iets dergelijks?
15 In 1 Korinthiërs 7:31 zei de apostel Paulus: „[Laten] zij die van de wereld gebruik maken, [zijn] als zij die er niet ten volle gebruik van maken.” Daar mensen van de wereld geen op de bijbel gebaseerde hoop bezitten, wordt hun denkwijze geheel in beslag genomen door de dingen die zij van dag tot dag nodig hebben en door hun ambities. Vaak proberen zij met materiële bezittingen indruk op anderen te maken. Maar zoals de apostel Johannes duidelijk maakte, is „het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft”, één van de dingen in de wereld die ’niet voortspruiten uit de Vader, maar uit de wereld’. En Johannes verzekert ons dat „de wereld . . . [voorbijgaat] en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid” (1 Joh. 2:16, 17). Daarom zou het het toppunt van dwaasheid zijn als een christen, die het vooruitzicht op een eeuwige toekomst heeft, zich zo in beslag zou laten nemen door persoonlijke zaken dat hij geen tijd meer over heeft voor de Koninkrijksbelangen (Matth. 6:25-32; vergelijk Filippenzen 2:19-22; 2 Timótheüs 4:10). Hoewel het niet onjuist is om van nuttige stoffelijke bezittingen en zelfs van wat gezonde ontspanning te genieten, mogen wij nooit toelaten dat deze dingen het belangrijkste in ons leven worden. — Luk. 12:15.
16. Wat is vaak de houding en het streven van wereldse mensen, maar wat dient voor Jehovah’s dienstknechten van het grootste belang te zijn?
16 Het komt nogal eens voor dat wereldse mensen, of personen die niet echt geestelijk gezind zijn, klagen over hun levenslot. (Vergelijk Judas 16.) Als zij ziekelijk zijn, klagen zij misschien altijd dat zij zich niet goed voelen. Evenzo klagen de armen misschien omdat zij niet rijk zijn. Ja, dingen als een goede gezondheid en rijkdom kunnen alles verterende doeleinden in hun leven worden! Zij doen al het mogelijke om die doeleinden te bereiken en slagen zij daar niet in, dan zinken zij misschien weg in diepe neerslachtigheid. Maar voor Jehovah’s opgedragen volk is „heilige dienst” van het grootste belang (Rom. 12:1, 2). Het is waar dat wij als dienstknechten van Jehovah eveneens met problemen te kampen hebben. Toch maakt dit ons niet tot murmureerders, klagers over ons levenslot. Wij hebben een door God opgedragen werk te doen, en aan die gezegende activiteit besteden wij onze voornaamste aandacht. Wij zijn beslist vreugdevol gestemd omdat wij de Koninkrijksbelangen de eerste plaats in ons leven toekennen. — Matth. 6:33.
17. Wat mag Jehovah’s volk niet toelaten met betrekking tot eventuele afleidende factoren?
17 Wat is voor Jehovah’s dienstknechten dan de verstandige handelwijze? Nu, wij kunnen gebruik maken van sommige dingen en diensten waarin de wereld voorziet, maar laten wij ons toch nooit door afleidende factoren van Gods dienst laten afbrengen (Luk. 21:34-36). Bedenk dat niets in het huidige samenstel blijvend is. De veranderlijkheid ervan alleen al kan afleidend werken. Het is zoals Paulus zei: „Het toneel van deze wereld is bezig te veranderen” (1 Kor. 7:31). Maar wij mogen niet toelaten dat dit ons afleidt van Jehovah’s dienst.
Wees ijverig in het werk van de Heer
18. (a) Met welk werk moeten wij ons leven vullen, daar wij ons sedert 1914 in „de tijd van het einde” bevinden? (b) Wat zal er, als wij druk bezig blijven in het werk van de Heer, vermoedelijk met de problemen van het leven gebeuren?
18 Doordat wij geestelijk onderscheidingsvermogen bezitten, onderkennen wij de overweldigende bewijzen dat wij ons sedert 1914 in „de tijd van het einde” bevinden. Wij willen daarom beslist niet ten volle gebruik maken van de wereld, alsof wij bang zijn iets te zullen missen als wij dat niet deden. Laten wij ons leven veeleer vullen met „het werk van de Heer”. Wij moeten ’volop te doen hebben in het werk van de Heer, wetend dat onze arbeid niet tevergeefs is in verband met de Heer’ (1 Kor. 15:58). Ga dus geheel en al op in het prediken en onderwijzen van Koninkrijkswaarheden. Wat zal er dan vermoedelijk met de problemen van het leven gebeuren? Nu, die zullen gewoonlijk op de achtergrond raken en minder belangrijk worden, minder zorgelijk!
19. Wat wil het zeggen ’tot het einde te volharden’?
19 Toen Jezus zijn belangrijke profetie met betrekking tot de laatste dagen van dit samenstel uitsprak, zei hij dat zijn volgelingen „voorwerpen van haat . . . voor alle mensen” zouden zijn vanwege zijn naam. „Maar”, zo voegde hij eraan toe, „wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden” (Mark. 13:10-13). Voor ons als aan Jehovah opgedragen personen kan „het einde” òf „het besluit van het samenstel van dingen” òf onze eigen dood zijn, misschien na door toedoen van vervolgers lijden te hebben ondergaan (Matth. 24:3). In beide gevallen hebben wij slechts een beperkte tijd om het werk van de Heer te doen. Moeten wij daarom niet bijzonder ijverig zijn in het verkondigen van de boodschap van het Koninkrijk? Ongetwijfeld!
De hoogste tijd om tot handelen over te gaan!
20. Hoe konden de uit Babylonische gevangenschap bevrijde Israëlieten hun bezorgdheid voor de aanbidding van Jehovah tonen?
20 Toen de joodse ballingen in de zesde eeuw v.G.T. uit hun gevangenschap in Babylon werden bevrijd, moesten zij een beslissing nemen. Zouden zij naar hun thuisland terugkeren en Jehovah’s aanbidding daar herstellen, of zouden zij in Babylon blijven? De Israëlieten die in Babylon bleven, waren niet noodzakelijkerwijs goddeloos, want de bejaarde Daniël was een van hen. Zij konden het terugkerende overblijfsel materiële en morele steun verlenen en konden ook een „vrijwillige gave” voor Jehovah’s huis in Jeruzalem meegeven (Ezra 1:2-4). Zo konden zij eraan meehelpen de ware aanbidding te bevorderen. Wat konden al Jehovah’s aanbidders gelukkig zijn nu het overblijfsel op weg ging naar hun thuisland en de heilige gereedschappen meevoerde om die in Jehovah’s tempel te gebruiken! En de dragers van de voorwerpen van het heiligdom moesten ervoor zorgen dat zij zich gereinigd hadden van elke denkbare bezoedeling met de religieuze en morele onreinheid van Babylon. — Jes. 52:11.
21. (a) Welke vragen worden ons ter overdenking voorgelegd? (b) Wat valt er te zeggen over de gelegenheden die wij nog hebben om het goede nieuws te verbreiden, nu ’de overgebleven tijd kort is geworden’?
21 Bent u net zo bezorgd voor de ware aanbidding als die bevrijde Israëlieten zo’n 25 eeuwen geleden? Vindt u het een vreugdevol voorrecht om als een deel van een gereinigde en ijverige organisatie die zijn heilige naam eert, heilige dienst voor Jehovah te verrichten? Kunt u de vele bewijzen onderscheiden dat wij ver gevorderd zijn in „de tijd van het einde”? Indien uw antwoord op deze vragen ja luidt, zorg er dan voor dat u onmiddellijk tot handelen overgaat. Zie er nauwlettend op toe dat u de Koninkrijksbelangen de eerste plaats in uw leven toekent. Daar ’de overgebleven tijd kort is geworden’, worden onze huidige gelegenheden om het goede nieuws te verbreiden, steeds belangrijker. Gezegend zijn allen die het Koninkrijk centraal stellen in hun leven en als loyale getuigen van Jehovah volop te doen hebben in het prediken van het goede nieuws nu er nog tijd voor is!
Hoe zou u deze vragen beantwoorden?
◻ Waarom loopt de tijd voor dit samenstel van dingen ten einde?
◻ Hoe weten wij dat wij ver gevorderd zijn in „de tijd van het einde”?
◻ Wat zal er vermoedelijk met onze problemen gebeuren als wij druk bezig blijven in het werk van de Heer?
◻ Wat dient centraal te staan in ons leven, nu het einde nabij is?
[Illustratie op blz. 29]
Mogen de problemen van het leven nooit factoren worden die ons van de Koninkrijksprediking afleiden