Geloof en vastberadenheid noodzakelijk om Jehovah welgevallig te zijn
’Zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn.’ — Hebr. 11:6.
1. In welk opzicht worden alle normale baby’s gelijk geboren?
ALS het op geloof aankomt, worden alle baby’s gelijk geboren. Allen zijn zonder geloof. Ook zijn alle pasgeboren kinderen in hun toestand van volkomen ongelovigheid gelijk in het feit dat ze, als ze normaal zijn, hetzelfde mentale vermogen hebben om in hun latere leven geloof te ontwikkelen. Het zaad van geloof moet eerst geplant en vervolgens begoten, gevoed en opgekweekt worden, wil het groeien en gedijen. Dit verklaart waarom sommigen op jonge leeftijd geloof verkrijgen, anderen later in het leven, terwijl weer anderen als zij wegens ouderdom sterven, even ongelovig zijn als op de dag dat zij werden geboren.
2. Welke overeenkomst heeft geloof met andere schatten?
2 In bepaalde opzichten kan geloof met een schat worden vergeleken, want het is inderdaad van onschatbare waarde. Het is echter niet iets wat men kant en klaar van zijn ouders meekrijgt, doch een schat die ieder voor zich gedurende heel zijn leven vergaart en die in verhouding staat tot de krachtsinspanning welke men in het werk stelt om deze schat te vermeerderen. En evenals andere schatten, kan geloof licht verloren gaan of verwoest worden als het niet zorgvuldig wordt bewaakt en beschermd.
3, 4. (a) Hoe definiëren de woordenboeken geloof? (b) Op welke autoriteit dient uw geloof gebaseerd te zijn?
3 Hoe zou u geloof dan definiëren of beschrijven? Wat is deze mentale hoedanigheid die op gelijke wijze binnen het bereik van alle normale mensen ligt, dit vermogen dat aangekweekt moet worden, deze schat die zo kostbaar is dat hij met geen geld te vergelijken valt, dit heilige bezit dat verloren kan gaan of vernietigd kan worden, deze geestelijke toestand van het hart die vereist wordt van allen die eeuwig leven zullen ontvangen?
4 Woordenboeken definiëren geloof als het mentaal als waar aanvaarden van een bewering, veeleer op grond van de autoriteit van iemand anders, dan op grond van eigen kennis, redenering of ervaring. Zo kan van iemand worden gezegd dat hij geloof heeft in Jehovah God, in zijn Zoon Jezus Christus en in Gods Heilige Woord de bijbel. Het kind dat geloof heeft, grondt dit in het begin op wat het van zijn ouders en anderen leert. Later ontdekt het kind dat zijn ouders en onderwijzers het niet altijd bij het rechte eind hebben en zoekt daarom een hogere autoriteit om zijn geloof op te baseren. Ja, wil iemand een krachtig, onwankelbaar geloof hebben, dan moet het gefundeerd zijn op iets wat hoger is dan de autoriteit van mensen.
5. (a) Welke definitie geeft de apostel Paulus van geloof? (b) Leg uit hoe het Griekse woord hypóstasis geloof passend omschrijft.
5 De apostel Paulus heeft geloof gedefinieerd als „de verzekerde verwachting [Gr., hypóstasis] van dingen waarop wordt gehoopt, de duidelijke demonstratie [Gr., elèngchos] van werkelijkheden die echter niet worden gezien” (Hebr. 11:1). Jehovah heeft vele beloften gedaan omtrent dingen die nog moeten geschieden. Men mag dan al de hoop uitspreken dat zulke dingen zullen plaatsvinden, doch zulk een uitlating is misschien slechts een grillige wens, geen echt geloof. Geloof is meer dan alleen maar een verwachting. Het is een verwachting die zozeer verzekerd is dat ze in staat is te bevestigen, te verdedigen en te garanderen dat datgene waarop wordt gehoopt, werkelijkheid zal worden. Dit is de betekenis van hypóstasis, een woord dat in oude papyrus-handelsdocumenten algemeen is met betrekking tot garanties die op transacties worden gegeven.
6. Toon aan op welke wijze geloof ook door het Griekse woord elèngchos gedefinieerd kan worden.
6 Met andere woorden: Geloof is „de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien”. Het menselijk oog ziet momenteel geen bewijs van wereldomvattende paradijstoestanden hier op aarde. Zij die geloven dat dit spoedig werkelijkheid zal zijn, kunnen ter ondersteuning van hun geloof in zulk een wereldomvattend paradijs dat weldra komt, echter bewijsmateriaal overleggen dat gedemonstreerd (elèngchos) of duidelijk gemaakt kan worden. Het is wat hen betreft dus niet slechts een kinderlijke wens, een hypothetische of filosofische droom. Het bewijs van degenen die geloof hebben, is zo krachtig dat datgene wat ermee in tegenspraak schijnt, erdoor weerlegd kan worden. Het brengt aan het licht en maakt duidelijk wat niet openlijk wordt onderscheiden. Het is in staat de druk van tegenstanders en de toets van een sceptisch kruisverhoor te doorstaan, want het kan niet met succes teniet worden gedaan en er kan evenmin worden bewezen dat het ondeugdelijk is.
7. Hoe beziet één commentator de door de apostel gegeven definitie van geloof?
7 Commentaar leverend op dit eerste vers 1 van het elfde hoofdstuk van Hebreeën, zegt M. Dods: „De woorden [hypóstasis en elèngchos] betekenen eigenlijk dat geloof aan toekomstige dingen, waarop tot op heden alleen nog gehoopt wordt, alle realiteit geeft van het thans werkelijk bestaande; het overtuigt ons onweerstaanbaar van de realiteit van dingen die niet worden gezien en brengt ons in de tegenwoordigheid ervan.” — The Expositor’s Greek Testament, Deel IV, blz. 352.
8, 9. (a) Om welke speciale reden ontbreekt het velen thans aan geloof? (b) Welke goddelijke leiding wordt de mensheid niettemin gegeven?
8 Maar „niet alle mensen bezitten geloof”, zoals de feiten die in het voorgaande artikel werden weergegeven, ruimschoots hebben aangetoond (2 Thess. 3:2). Dit is vooral het geval sedert het historische jaar 1914. De voornaamste reden, zo zegt het laatste boek van de bijbel, is dat Satan en zijn demonen uit de hemel naar de omgeving van de aarde zijn geworpen (Openb. 12:10-12). Jehovah geeft de mensheid in deze „tijd van het einde” echter niet aan deze Satanische krachten prijs zonder leiding te verschaffen voor de juiste gedragslijn die gevolgd moet worden. Twee hoofdstukken verder in deze reeks visioenen in Openbaring, zegt Johannes:
9 „En ik zag een andere engel in het midden van de hemel vliegen, en hij had eeuwig goed nieuws, om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk, zeggende met een luide stem: ’Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen, en aanbidt daarom Hem die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.’” — Openb. 14:6, 7.
10. Hoe geeft een grote schare, als een gunstige reactie op deze hemelse bekendmaking, blijk van geloof?
10 Het boek Openbaring verzekert ons ook dat er uit al deze nationale groepen een „grote schare” zou zijn die gunstig op deze bekendmaking van goed nieuws zou reageren. Deze personen zouden bewijzen dat zij geloof in God hadden door hem, zelfs te midden van een wereld zonder geloof, te vrezen en te aanbidden. Wij lezen: „En zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam . . . En zij blijven met een luide stem roepen, zeggende: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.’” — Openb. 7:9, 10.
11, 12. Wat wordt, in plaats dat dit koude statistische gegevens zijn, door de toename van degenen die de afgelopen vijftig jaar geloof aan de dag hebben gelegd, aangetoond?
11 De historische feiten van deze twintigste eeuw tonen aan dat vooral sedert de bekendmaking van het goede nieuws van Gods koninkrijk vanaf het jaar 1919, het aantal getrouwe lofprijzers van Jehovah vele malen is verdubbeld. Deze fenomenale toename wordt in de volgende tabel levendig geschilderd.
1918 3.868
1928 23.988
1938 47.143
1948 230.532
1958 717.088
1968 1.155.826
12 Dit zijn niet de koude statistische gegevens van een dode computer. Integendeel, deze groei van een paar duizend Koninkrijksverkondigers in 1918 tot een maandelijks gemiddelde van ruim een miljoen in 1968 is een historisch gebeuren waaruit grote emotie en acties spreekt. Denk alleen al eens aan het geloof en de vastberadenheid die door een ieder van deze grote schare ten toon werd gespreid toen zij zich van deze oude wereld afscheidden, hun leven aan Jehovah opdroegen en vervolgens, ondanks de gewelddadigheid en vervolging die daaruit voor hen voortvloeiden, deelnamen aan de bekendmaking van de Koninkrijksboodschap!
WAAR ZIJN DE 200.000?
13. Welke andere cijfers zijn echter van speciaal belang voor ons?
13 Niettegenstaande deze indrukwekkende getallen, zijn er andere ernstig stemmende feiten die niet over het hoofd gezien mogen worden. De toename in Koninkrijksverkondigers over de afgelopen twintig dienstjaren (1948 tot 1968) was meer dan 925.000, van 230.532 tot 1.155.826. In diezelfde periode werden echter 1.262.187 nieuwe verkondigers als symbool van hun opdracht aan Jehovah gedoopt. Dit verschil tussen het aantal gedoopten en het totaal van hen die als verkondigers regelmatig bericht inleveren, is 336.893. Als wij het aan de ruime kant nemen en 1 percent per jaar als remplaçanten rekenen, gebaseerd op het jaarlijkse aantal dat bericht inlevert, zouden in totaal meer dan 137.000 personen in de loop van die twintig jaar hun loopbaan getrouw tot in de dood hebben beëindigd (Openb. 2:10). Hierdoor blijft er dus een enorm aantal van meer dan 199.000 over waarvoor geen verklaring is, bijna 200.000 personen die voldoende geloof in God hebben beleden dat zij hun leven aan zijn dienst opdroegen, doch die op een zeker moment hun geloof hebben verloren en met de prediking zijn opgehouden.
14, 15. (a) Waarom zijn wij, hoewel het ons wel ter harte gaat, niet verbaasd dat velen van het geloof afvallen? (b) Waarom vallen zulke personen af?
14 Gebombardeerd als wij worden door een wereldomvattend spervuur van door demonen geïnspireerde propaganda, dient het ons echter niet te verwonderen als blijkt dat het geloof van sommigen is verwoest. De Schrift waarschuwt dat er in dit opzicht slachtoffers zouden vallen: „De geïnspireerde uitspraak zegt echter uitdrukkelijk dat in latere tijdsperioden sommigen zullen afvallen van het geloof, aandacht schenkend aan misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen.” — 1 Tim. 4:1.
15 „Afvallen van het geloof” wil zeggen dat zulke personen het geloof eens hebben gehad. Om welke reden zijn zij dan afgevallen? Omdat zij geluisterd hebben naar, acht geslagen hebben op of ’aandacht geschonken hebben’ aan de misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van de demonen. Deze slachtoffers kunnen in twee algemene categorieën worden verdeeld.
16. Noem enkele redenen, zoals in Jezus’ gelijkenis wordt geïllustreerd, waarom sommigen hun geloof hebben verloren.
16 In de eerste plaats zijn er degenen die betrekkelijk jong in de waarheid waren. Het kan zijn dat deze personen een haastige beslissing hebben genomen, gebaseerd op een nogal beperkte hoeveelheid kennis, en toen om de een of andere reden al gauw zijn afgevallen. Zoals Jezus’ illustratie aantoont, werd het zaad van geloof door vogels opgeslokt omdat het hart te hard was om het zaad wortel te laten schieten. Of wellicht is het geloof van sommigen verschrompeld toen de eerste warme wind van tegenstand hen trof. Misschien ook zijn er doornen van bezorgdheid en bedrieglijk materialisme in hun leven opgekomen die het beetje geloof dat zij bezaten hebben verstikt. — Matth. 13:3-9, 18-23.
17. Om welke reden heeft een andere klasse hun geloof prijsgegeven?
17 Het bericht toont aan dat de tweede categorie van slachtoffers niet als het ware pasgeboren baby’s waren, doch personen betrof die volledig rijp in de waarheid waren en een bericht van vijf, tien, twintig of meer jaren actieve dienst hadden. Ook dezen zijn om verschillende redenen afgevallen. Sommigen werden wegens moreel wangedrag uitgesloten, terwijl anderen hoogmoedig werden en eigendunkelijk te werk gingen; doordat zij zich bij de „boze slaaf”-klasse of de „mens der wetteloosheid” aansloten, kwamen zij in opstand tegen de Heer en zijn organisatie en begonnen zij hun broeders te slaan. — 1 Kor. 5:1, 11-13; Matth. 24:45-51; 2 Thess. 2:3, 4.
18. Hoe beziet Jehovah hen die getrouw aan hun beloften zijn?
18 Jehovah heeft, wat ook de oorzaken zijn waardoor zij afvallen, geen welgevallen aan hen die beloften doen en deze dan verbreken. Het doet er niet toe of zij hun beloften nu in het eerste of het twintigste jaar verbreken. Jehovah zegt dat het beter is geen opdrachtsgeloften te doen dan zulke plechtige verbintenissen aan te gaan en er dan blijk van te geven ontrouw te zijn. „Dit is het woord dat de HERE geboden heeft. Wanneer een man den HERE een gelofte doet . . . dan zal hij zijn woord niet schenden.” „Als gij God een gelofte gedaan hebt, talm er dan niet mee die in te lossen, want Hij heeft geen welgevallen aan de dwazen; wat gij beloofd hebt, moet gij inlossen. . . . Geef uw mond geen gelegenheid om u te doen zondigen, en zeg niet in tegenwoordigheid van den Godsgezant, dat het een vergissing was; . . . vrees . . . God” (Num. 30:1, 2; Pred. 5:3-6 4-7). De apostel Paulus gaat in Romeinen 1:31, 32 zo ver met te zeggen dat zij die opzettelijk, weloverwogen ontrouw zijn aan de beloften die zij Jehovah hebben gedaan, de dood verdienen. Ja, niet degenen die het opgeven, doch zij die het geloof en de vastberadenheid hebben zich aan hun opdrachtsgelofte te houden, zijn Jehovah welgevallig!
HOE GELOOF EN VASTBERADENHEID OP TE BOUWEN
19. Waarop moet geloof gebouwd zijn?
19 U hebt in de eerste plaats kennis nodig. Naast de leerstellige kennis van redding, die natuurlijk zeer belangrijk is, moet u de strikken en valkuilen kennen die iemands geloof in Jehovah afbreken en maken dat hij zich van de waarheid afkeert.
20. Wie is onze grootste tegenstander, doch hoe kunnen wij ons tegen hem beschermen?
20 Weet dit, uw tegenstander is de Duivel en hij heeft een machtige organisatie die eropuit is alle geloof in God te verwoesten. De hele wereld ligt in de macht van de Duivel. Hij is de god van dit samenstel van dingen (1 Joh. 5:19; 2 Kor. 4:4; Joh. 14:30; Ef. 2:2). „Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden”, zegt Petrus. Die „iemand” is iemand zoals u, iemand die Jehovah is toegewijd, iemand die in een verhouding tot Jehovah staat. Luister dus oplettend naar wat Petrus in het volgende vers zegt: „Maar neemt uw standpunt tegen hem [de Duivel] in, vast in het geloof, wetend dat dezelfde dingen in de vorm van lijden, in de gehele gemeenschap van uw broeders in de wereld worden volbracht” (1 Petr. 5:8, 9). U bent dus niet de enige die een standpunt tegen de Duivel en zijn demonen heeft ingenomen. Bedenk dat er voor iedere 200.000 die misschien afvallen een miljoen getrouwe broeders van u zijn die vast in het geloof staan, vastbesloten er voor niets wat de Duivel en zijn wereldorganisatie ook mogen doen, vandoor te gaan en weg te lopen! „Dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen, ons geloof.” — 1 Joh. 5:4.
21. Wat heeft velen, evenals in het verleden, ertoe verlokt geen geloof meer in Jehovah te stellen?
21 Ken ook de tactiek van uw tegenstander. Een van de aanlokkelijkste methoden die de Duivel en zijn demonen hebben gebruikt en nog gebruiken om het opgedragen volk van de Heer van het geloof af te trekken, is een beroep te doen op hun seximpulsen door hen ertoe te verleiden onwettige betrekkingen te hebben. Bedenk hoe er eens op één dag 24.000 Israëlieten vielen doordat zij zich op seksueel gebied misdroegen (Num. 25:9). Zo zijn ook in de huidige tijd vele duizenden door een losbandig gedrag, hoererij en overspel van het geloof afgevallen. Hoe waar is Petrus’ levendige beschrijving van deze personen: „Hun is overkomen wat het ware spreekwoord [Sp 26:11] zegt: ’De hond is tot zijn eigen uitbraaksel teruggekeerd, en de gebade zeug tot het rollen in de modder.’” — 2 Petr. 2:22.
22. Door welke schriftuurlijke raad ter harte te nemen, hadden velen het kunnen vermijden van het geloof af te vallen?
22 Een andere door demonen geïnspireerde tactiek is het materialisme. Dit heeft velen van de 200.000 ertoe gebracht van het geloof af te vallen. Hadden zij de goddelijke waarschuwing in de Schrift maar ter harte genomen: „Wanneer wij daarom voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn. Zij echter die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten. Want de liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen, en door hun streven op die liefde te richten, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich overal met vele pijnen doorboord.” — 1 Tim. 6:8-10.
23. Hoe kunnen wij onszelf in deze strijd voor het geloof beschermen?
23 Ja, werkelijk, u bent in een ware strijd verwikkeld en u moet, zoals Judas zegt, „onvermoeid . . . strijden voor het geloof” (Jud. 3). Denk niet dat u in eigen kracht kunt zegevieren, want uw tegenstanders zijn hoofdzakelijk bovenmenselijke krachten. „Blijft [daarom] kracht verwerven in de Heer en in de macht van zijn sterkte. Doet de volledige wapenrusting van God aan, opdat gij pal kunt staan tegen de kuiperijen van de Duivel; . . . Neemt bovenal het grote schild des geloofs op, waarmee gij alle brandende projectielen van de goddeloze zult kunnen blussen.” — Ef. 6:10-16.
24. Welke omgang dient vermeden te worden, en waarom?
24 Bedenk ook dit: Slechte omgang zal uw geloof verwoesten. Het was in de eerste plaats aan slechte omgang van de zijde van de 24.000 Israëlieten te wijten dat zij de weg naar immoraliteit en de dood opgingen. Zo kan een overeenkomstige omgang ook uw dood betekenen. En als u met de „God is dood”-massa omgaat, zal uw geloof niet alleen spoedig even dood als dat van hen zijn, doch is het heel wel mogelijk dat u weldra ook een eeuwige lichamelijke afsnijding met hen deelt.
25. Waarom is omgang met Jehovah’s getuigen goed?
25 Goede omgang daarentegen, zal uw geloof opbouwen. Het is geloofversterkend samen met Jehovah’s getrouwe getuigen bij u thuis de bijbel te bestuderen. Het is geloofversterkend geregeld naar hun Koninkrijkszalen te gaan, want in deze vergaderplaatsen hoort u geloofopbouwende lezingen, gebaseerd op de absolute waarheid van de bijbel. Dit is goede omgang. Het is, vooral in deze „tijd van het einde”, ook schriftuurlijk om dit te doen, zoals Paulus met de volgende woorden vermaande: ’Laten wij het onderling vergaderen niet nalaten, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen’ (Hebr. 10:25). Het is, zoals Judas aanbeveelt, een uitstekende manier om uzelf op te bouwen „op uw allerheiligst geloof”. — Jud. 20.
26, 27. (a) Is geloof meer dan een geloven? (b) Hoe toont men dat men geloof in God en Zijn beloofde koninkrijk heeft?
26 Geloof is meer dan slechts een geloven. „De demonen [geloven] ook en zij sidderen”, doch zij hebben stellig geen geloof (Jak. 2:19). Activiteiten in overeenstemming met geloof zijn noodzakelijk om iemands geloof te bewijzen. Wandelen is een vorm van activiteit, doch men moet „wandelen door geloof, niet door aanschouwen” (2 Kor. 5:7). Louter door aanschouwen wandelen, zou betekenen dat men met de rest van deze wereld in dikke duisternis voortstrompelt.
27 De bijbelschrijver Jakobus beklemtoont dat wij door onze activiteiten — door onze „werken” zegt hij — ons geloof kunnen bewijzen, want zonder werken is geloof even waardeloos als het levenloos is (Jak. 2:18-26). Indien wij geloof in Jehovah’s beloofde koninkrijk hebben, dan moeten wij het bewijzen door er grondig getuigenis van af te leggen, door het goede nieuws van dat koninkrijk aan anderen te prediken en te onderwijzen. Als wij blijven zwijgen, zal Jehovah het de stenen doen uitroepen (Luk. 19:40). Als wij met de stenen ruilen en hun plaats innemen, betekent dit dat de stenen hun zwijgen zullen verbreken en lofprijzende, predikende bedienaren van het evangelie worden, terwijl wij, omdat ons hart en hoofd zo hard als een steen zijn, ten slotte ook zo dood als een steen zullen worden!
HEB NAAST GELOOF, VASTBERADENHEID!
28. Leg uit wat vastberadenheid is, en waarom ze een noodzakelijke hoedanigheid is.
28 Het vaste besluit een bepaalde handelwijze te volgen, is één definitie van vastberadenheid. Het betekent ook beslistheid, volharden in weerwil van tegenstand of pogingen iemand van datgene wat hij nastreeft af te brengen of hem daarbij te ontmoedigen. (Zie Webster’s Third International Dictionary.) Degenen die Jehovah welgevallig zijn, moeten deze noodzakelijke hoedanigheid beslist bezitten. Mensen wie het aan vastberadenheid ontbreekt, die besluiteloos en slap zijn en zich als drijvende wolken door elk opgeblazen denkbeeld dat hun kant opwaait laten meevoeren, worden herhaaldelijk in de Schrift veroordeeld (Ef. 4:14; Jak. 1:8; 4:8). Wanneer het iemand aan overtuiging en vastberadenheid ontbreekt, maakt dit hem terughoudend in plaats dat hij ondanks tegenstand zal doorgaan. „Welnu, wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt, maar tot het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt.” — Hebr. 10:39.
29, 30. Waarom hebben allen in de wedloop voor het Koninkrijk vastberadenheid nodig?
29 Wil uw geloof sterk en onwankelbaar blijven, dan moet u er volledig van overtuigd zijn dat u de waarheid bezit en u moet vastbesloten zijn dat u, wat er ook mag gebeuren, Jehovah getrouw zult dienen. Zonder zulk een vastberadenheid kan het niet anders of u zult de wedloop vroeg of laat opgeven. „Weet gij niet dat de hardlopers in een wedloop allen hardlopen, maar dat slechts één de prijs ontvangt?” Daar het voor de hand liggende antwoord bevestigend is, luidt de slotsom van de apostel: „Loopt zo dat gij hem moogt behalen.” — 1 Kor. 9:24-26.
30 Er is vastberadenheid en volharding voor nodig om een wedloop te winnen. De overwinnaar is niet degene die met een enorme vaart start en dan aan de kant gaat staan en het opgeeft voordat de eindstreep is bereikt. De overwinnaar is veeleer hij die de vastberadenheid bezit om tot het einde in de wedloop te blijven. De snelsten winnen niet altijd de wedloop, merkte koning Salomo op (Pred. 9:11). Ook Jezus verklaarde: „Wie tot het einde heeft volhard [niet wie het opgeeft], die zal gered worden.” — Matth. 24:13.
31. Waarom kunnen wij beslist verwachten dat ons geloof tot het uiterste zal worden beproefd?
31 Wij kunnen de huidige wereldtoestanden niet negeren. Wij moeten realistisch zijn en ze onder de ogen zien. Hoe groot de huidige gevaren en de druk ook zijn, wij kunnen beslist verwachten dat ze in de toekomst nog groter zullen worden. Ons geloof zal tot het uiterste worden beproefd voordat dit stervende duivelse samenstel ten slotte zijn laatste adem uitblaast. Evenals de eerste-eeuwse christenen, kan het zijn dat ook u veel lijden ondergaat en „door verscheidene beproevingen wordt bedroefd, opdat de beproefde hoedanigheid van uw geloof — welke van veel grotere waarde is dan goud, dat vergaat ook al wordt het door vuur beproefd — een reden tot lof en heerlijkheid en eer bevonden moge worden bij de openbaring van Jezus Christus”. — 1 Petr. 1:6, 7.
32. Waarom dienen wij ons tempo echter nooit te verminderen of het op te geven?
32 Het kan zelfs zijn dat sommigen door de Duivel en zijn demonen worden gedood. Laat dit u echter niet verschrikken of u ertoe brengen het op te geven. Dat zou laf, zelfs zelfmoord, zijn, want lafaards zullen nooit in Gods koninkrijk leven (Openb. 21:8). De verstandige handelwijze is, met volledig geloof en vastberadenheid en met volkomen vertrouwen op Jehovah voorwaarts te gaan, zelfs al betekent dit een gewelddadige dood. Tot aanmoediging van u staat er geschreven: „Wees niet bevreesd voor de dingen die gij gaat lijden. Zie! De Duivel zal voortgaan sommigen van ulieden in de gevangenis te werpen, opdat gijlieden volledig op de proef wordt gesteld . . . Bewijs [daarom] dat gij getrouw zijt, zelf tot de dood, en ik zal u de kroon des levens geven.” — Openb. 2:10.
33. Welke beloningen ontvangen degenen die Jehovah trouw zijn thans en in de toekomst?
33 Geloof, een sterk, onbuigzaam geloof dat door werken wordt bewezen, benevens het vaste besluit Jehovah’s geboden te gehoorzamen, zijn de dingen die zijn hart verheugen (Spr. 27:11). Deze Grote Beloner zegent zulke getrouwen in deze „tijd van het einde” op zijn beurt rijkelijk met grootse voorrechten. Hun beker van vreugde loopt over. En welk een glorierijke prijs wacht hun wanneer de hoogste, de alles overtreffende beloning van eindeloos leven hun eeuwige bezit wordt! Zoals er staat geschreven: „De rechtvaardige zal wegens geloof leven.” — Gal. 3:11; Rom. 1:17.
[Illustratie op blz. 724]
Net als een hardloper heeft ook een christen vastberadenheid en volharding nodig om te winnen. Anders zal hij de wedloop vroeg of laat opgeven