De aanbidding van Jehovah is de waarheid
„Ware aanbidders [zullen] de Vader met geest en waarheid . . . aanbidden, ja, . . . wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden.” — Joh. 4:23, 24.
1. Wat doet de ware aanbidding van de valse verschillen?
WAT dient ware aanbidding ver boven alle andere aanbidding te verheffen? Is het niet WAARHEID? Ze dient gefundeerd te zijn op werkelijkheid en in overeenstemming te zijn met de werkelijke stand van zaken in plaats van gebaseerd te zijn op de gissingen of fantasieën van de aanbidders. Zou elke andere vorm van aanbidding niet slechts een vervalsing zijn en kleinerend zijn voor Degene die als de „God der waarheid” bekendstaat? — Ps. 31:5; Ex. 34:6.
2. Waarom kan iemand niet aanbidden zoals hij zelf wil?
2 Waarheid houdt evenzeer verband met kennis als leugen verband houdt met onwetendheid. Is het redelijk aan te nemen dat de Schepper van ’s mensen wonderbaarlijke geest zou toelaten dat ’waarheid en gezond verstand’ terzijde worden geschoven wanneer het op aanbidding aankomt? (Hand. 26:25) De beoefenaars van ware aanbidding dienen veeleer evenals Jezus tot andere aanbidders te kunnen zeggen: „Gijlieden aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen” (Joh. 4:22). Eindige mensen kunnen vanzelfsprekend niet alles weten over een oneindige God, maar wat zij wel weten, mag niet een dwaling of, nog erger, een leugen zijn. „Er [spruit] geen leugen uit de waarheid [voort]”, zegt de apostel Johannes (1 Joh. 2:21). Jezus vervolgde zelfs met te zeggen dat het „kennen” van de waarheid een moeten is in aanbidding die aanvaardbaar is voor God: „Ware aanbidders [„wie echt aanbidden”, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal] . . . moeten hem met geest en waarheid aanbidden.” Het eerste-eeuwse christendom werd zelfs de „weg der waarheid” genoemd. Verdient ware aanbidding in deze tijd het niet eveneens „de waarheid” genoemd te worden? Denkt u zo over uw aanbidding? — Joh. 4:23, 24; 2 Petr. 2:2; Joz. 24:14.
3. Hoe weten wij dat de waarheid inderdaad gevonden kan worden?
3 Toen Jezus die woorden over de belangrijkheid van waarheid in de aanbidding uitsprak, voegde hij eraan toe dat ’de Vader zulke mensen zoekt om hem te aanbidden’ (NW). „De Vader verlangt zulke aanbidders” (Joh. 4:23, Petrus-Canisiusvertaling). Indien de Vader degenen die ’met waarheid’ willen aanbidden, „verlangt” of „zoekt”, zal hij redelijkerwijs ook het middel verschaffen waardoor zij de waarheid kunnen leren kennen. De manier waarop hij dit doet, trekt alleen „zulke” oprechte personen tot de ware aanbidding aan. Hoe dat zo?
HOE DE VADER WARE AANBIDDERS „ZOEKT”
4. Wat is één manier om de waarheid te leren kennen?
4 Allereerst getuigen de wonderen van de schepping van bepaalde waarheden, waardoor redelijke mensen zich tot hun Schepper aangetrokken voelen (Ps. 111:7; Dan. 4:37). „Immers wat zij van God kunnen kennen, is onder hen kenbaar, . . . want wat van zijn wezen onzichtbaar is, zijn eeuwige kracht en ook zijn goddelijke majesteit, kan door zijne werken met het innerlijk oog worden aanschouwd, van de schepping der wereld af.” Het „innerlijk oog” of het „oog des verstands” (New English Bible), dat innerlijke gevoel van wat waar is, kan alleen al in de duidelijke wijsheid die achter de schepping schuilgaat, het bewijs van Gods bestaan en hoedanigheden zien. Toch hebben, zoals de bijbel zegt, sommigen „de waarheid van God . . . verruild voor de leugen” en hebben zij vormen van aanbidding ontworpen waarin de waarheid over „wat van zijn wezen onzichtbaar is” niet wordt erkend. — Rom. 1:19, 20, Vertaling van prof. Brouwer; 1:25, NW.
5, 6. Wat tonen de normen of maatstaven van de schepping aan met betrekking tot de waarheid?
5 Bovendien verschaft de schepping zelf bewijzen dat waarheid onafscheidelijk verbonden is aan de wijze waarop God handelt en er zelfs noodzakelijk voor is, zodat ze ook noodzakelijk is in de aanbidding. Hoe dat zo? Wegens de wijze waarop de schepping Zijn onveranderlijke normen of maatstaven weerspiegelt. Gods scheppingen onthullen in hun ontwerp maatstaven waardoor een wezenlijke uniformiteit in hun samenstelling en functie ten toon wordt gespreid, terwijl toch een wonderbaarlijke variëteit in kleur en vorm mogelijk is. In de Encyclopædia Britannica wordt over deze wonderbaarlijke normen gezegd:
„’s Mensen prestaties [op het gebied van de normalisatie] . . . verbleken in betekenis wanneer ze worden vergeleken met de normen in de natuur. De constellaties, de banen van de planeten, de onveranderlijke standaardeigenschappen . . . in de grondstoffen van de natuur, de banen van elektronen in het atoom of de celstructuur zijn enkele voorbeelden van de verbazingwekkende normalisatie in de natuur.” — Uitg. van 1959, Deel 21, blz. 306, 307.
6 Zulk een normalisatie vertegenwoordigt derhalve de werkelijke stand van zaken, de waarheid als het ware, in verband met de dingen die door God zijn gemaakt. Er is hier geen sprake van gissingen of fantasie. Alle scheppingen volgen het voor hen vastgestelde patroon — de waarheid. Deze zekere en betrouwbare maatstaven die in de schepping worden onthuld, leiden het „innerlijk oog” of het „oog des verstands” er beslist toe de conclusie te trekken dat er ook maatstaven van waarheid moeten zijn die het gedrag van met verstand begiftigde schepselen en de verhouding waarin zij tot hun Schepper staan, besturen. Zulke maatstaven zijn echter niet bij de mens „ingebouwd” ten einde hem op de enigszins automatische manier te leiden waarop natuurlijke wetten en het instinct Gods andere scheppingen besturen. Wij kunnen het verkiezen Gods maatstaven van waarheid te aanvaarden of ze te verwerpen.
7. Wat is nog een manier om de waarheid te vinden?
7 Dit brengt ons ertoe nog een manier te beschouwen waarop God ware aanbidders „zoekt”. Hij heeft zijn maatstaven van waarheid op het gebied van gedrag en aanbidding in geschreven vorm in de bijbel vastgelegd. De psalmist zegt: „De gehele inhoud van uw woord is waarheid” (Ps. 119:160, 142, 151). Wat in dit woord wordt gezegd, trekt de soort van personen aan die ’met waarheid’ willen aanbidden. De bijbel werd geïnspireerd „voor het onderrichten van de waarheid, het weerleggen van dwalingen”. — Joh. 4:24; 2 Tim. 3:16, NTO; Joh. 17:17.
8, 9. (a) Wil de bewering dat men de bijbel gebruikt, zeggen dat men de waarheid heeft? (b) Waaruit blijkt dat Jehovah ware aanbidders „zoekt”?
8 Alleen de bijbel biedt de aanbidding van de God Jehovah als de waarheid aan. Degenen die beweren de bijbel te gebruiken maar in gebreke blijven de aanbidding van Jehovah te bevorderen, missen derhalve het doel van de bijbel — en de waarheid (Jer. 10:10, 23-25). Hoewel velen op deze wijze de waarheid missen, blijft het veelbetekenend dat het boek waarin de aanbidding van Jehovah wordt bevorderd alle andere religieuze geschriften verre overtreft wat beschikbaarheid voor de mensen betreft. (Vergelijk Filippenzen 1:15, 18.) Het is verreweg in een grotere oplage gedrukt, in meer talen vertaald en in meer landen verkrijgbaar dan welke andere publikatie in de geschiedenis maar ook! Alleen Jehovah heeft zoiets tot stand kunnen brengen! Hij is Degene die het initiatief neemt door naar de soort van aanbidders te ’zoeken’ die waardering hebben voor waarheid.
9 Dit blijkt zelfs nog duidelijker wanneer wij in aanmerking nemen dat, in verband met de aanbidding van Jehovah, zijn beloofde Koninkrijksregering thans op een weergaloze wijze ’op de gehele bewoonde aarde tot een getuigenis wordt gepredikt’ (Matth. 24:14). Welke andere vorm van aanbidding heeft twee miljoen getuigen die haar in meer dan 200 landen en eilanden in de wereldzeeën persoonlijk en rechtstreeks aan de mensen bekendmaken? De enorme draagwijdte van al deze krachtsinspanningen wordt door geen enkele andere vorm van aanbidding geëvenaard. Op zichzelf genomen dient dit degenen die God oprecht ’in waarheid’ wensen te aanbidden, er reeds toe te brengen hierin Jehovah’s hand te zien. De waarheid van de aanbidding van Jehovah wordt echter nog door veel meer dingen gedemonstreerd.
„DE WAARHEID” IS HISTORISCH, NIET FICTIEF
10. Wat is een identificerend kenmerk van de waarheid?
10 De apostel Petrus illustreerde de opvallende tegenstelling tussen Jehovah’s aanbidding en andere vormen van aanbidding toen hij verhaalde hoe hij anderen van de waarheid over Jezus had kunnen overtuigen: „Neen, niet door kunstig verzonnen onware verhalen te volgen”, of, zoals de katholieke Willibrordvertaling het zegt, door ons op „vernuftig bedachte mythen” te beroepen, maar veeleer „doordat wij ooggetuigen van zijn luister waren geworden”. Dat is één identificerend kenmerk van de ware aanbidding. Ze wordt voortdurend ondersteund door historische feiten en gebeurtenissen die door getuigen zijn waargenomen. Andere vormen van aanbidding vertonen het kenmerk dat ze talrijke knappe verhalen of louter mythen bevatten die door mensen zijn verzonnen. — 2 Petr. 1:16.
11, 12. (a)Welk verband bestaat er tussen de bijbel en de geschiedenis? (b) Wat maakt de geschiedenis van de bijbel zo zeker?
11 Onder de religieuze geschriften is de bijbel op unieke wijze nauwkeurig en openhartig in het weergeven van geschiedkundige feiten. Dat vormt er ook de reden voor waarom de erin vermelde feiten en gebeurtenissen in veel gevallen door de wereldlijke geschiedenis worden bevestigd, hoewel ze niet van die ondersteuning afhankelijk zijn. De bijbel is in werkelijkheid nauw met feiten en geschiedenis verbonden, en deze vormen de draden waarmee het weefsel van zijn boodschap is vervaardigd, de boodschap van een God die in de loop van de geschiedenis handelend optreedt. Steeds wanneer in het bijbelse verhaal sprake is van cultuur, gewoonten, titels van functionarissen, wettelijke en zelfs wetenschappelijke zaken, is de bijbel in elk detail historisch nauwkeurig en kan hij niet met succes worden tegengesproken.
12 De zorg die bijbelschrijvers hebben betracht om gedetailleerde geslachtsregisters, exacte namen van mensen en plaatsen en specifieke leeftijden, datums en bedragen te verschaffen, doet niet denken aan een ’vernuftig bedachte mythe’. Indien dergelijke specifieke inlichtingen niet nauwkeurig waren, zouden ze door tijdgenoten betwist kunnen worden. Schrijvers van verzonnen mythen zouden specifieke bijzonderheden vermeden hebben; in de mythologie en in andere religieuze geschriften is dit consequent het geval. De redelijke conclusie is dat de bijbelschrijvers datgene opgetekend moeten hebben wat zij zelf gezien hebben of waarvan zij wisten dat het waar was. De archeoloog G. Ernst Wright werd er door zijn bevindingen toe gebracht te berichten: „Het is opwindend en lonend te bemerken dat de bijbel niet louter een testament van het geloof is, maar een testament dat in verband met werkelijke mensen en werkelijke gebeurtenissen is ontstaan.”
13. Doet het feit dat mensen de bijbel hebben geschreven, er afbreuk aan? Waarom?
13 Dat het werkelijke schrijven van de bijbel werd verricht door louter mensen die getuigen waren van de opgetekende gebeurtenissen en er een aandeel aan hadden, doet in geen enkel opzicht afbreuk aan het feit dat het Jehovah’s woord der waarheid is. In werkelijkheid verheft dit de waarheid van de bijbel juist als Gods Woord. Wij lezen daarin over personen zoals David, Jeremia, Paulus en Job. Wij zien hoe zij fouten maakten en beproevingen en moeilijkheden ondervonden en hoe het leven met een persoonlijke toets wordt afgeschilderd zoals het in werkelijkheid is — met zijn vrees, teleurstellingen, verdriet en vreugde. Aldus raken wij er meer dan ooit van overtuigd dat het hier om mensen gaat die werkelijk hebben geleefd en die de ervaringen waarover zij vertellen, hebben meegemaakt. Zij zijn niet de soort van mensen die de historische verslagen waarover zij vertellen, zouden verzinnen, en ook zouden zij het werkelijke contact dat zij met God hadden, niet verzinnen. Wij worden er veeleer op onweerstaanbare wijze toe gebracht om evenals de Thessalonicenzen te concluderen dat de boodschap van de bijbel „niet als het woord van mensen” beschouwd moet worden, „maar, wat het ook inderdaad is, als het woord van God”. — 1 Thess. 2:13.
14. Wie is de belangrijkste voorvechter van de ware aanbidding? Hoe weten wij dit?
14 Een van de indrukwekkendste getuigenissen ten behoeve van de aanbidding van Jehovah is dat van Jezus Christus. Aan het feit dat hij heeft geleefd en dat zijn onderwijzingen een diepgaande uitwerking ten goede op zijn eerste discipelen hebben gehad, wordt niet getwijfeld. Deze historische werkelijkheid heeft haar stempel op de meeste hedendaagse kalenders gedrukt: Jezus’ verschijning op aarde kenmerkt een keerpunt in de geschiedenis. Gedurende zijn voormenselijke bestaan had hij vanuit de hemel de vroege gebeurtenissen die in het historische verslag van de bijbel worden vermeld, persoonlijk gadegeslagen. Hij wist dat het geen mythen waren. Bij veel gelegenheden heeft hij die gebeurtenissen dan ook gebruikt om zijn eigen leer toe te lichten, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de kwestie van echtscheiding en het naderende einde van het samenstel van dingen (Matth. 19:4; Gen. 1:27; Matth. 24:3, 37-39; Gen. 6 en 7). Jezus was de grootste voorvechter van de aanbidding van Jehovah, terwijl de bekendmaking van die naam en de betekenis ervan het belangrijkste onderdeel vormde van het ’getuigenis dat hij van de waarheid aflegde’. — Joh. 17:4, 6, 26; 18:37.
VALSE AANBIDDING EN MYTHOLOGIE
15. Waaraan kan men mythologie herkennen?
15 Zelfs aanbidding die belijdt de bijbel te gebruiken, wordt vaak door haar „vernuftig bedachte mythen” in plaats van door haar historische nauwkeurigheid gekenmerkt. Over belijdende christenen was geprofeteerd: „Zij zullen hun oren voor de waarheid sluiten en zich tot de mythologie wenden” (2 Tim. 4:4, New English Bible). Een woordenboek definieert het woord „mythisch” als „1: gebaseerd op of beschreven in een mythe, voorn[amelijk] zoals deze in strijd is met de feitelijke geschiedenis: DENKBEELDIG 2a: op een willekeurige wijze of in strijd met de feiten verzonnen, verdicht of voorgesteld”. (Wij cursiveren.)
16, 17. Geef voorbeelden van mythologie in het katholicisme en het protestantisme.
16 De christenheid heeft zich tot ’de mythologie gewend’ om bijvoorbeeld de verering van Maria en van heiligen te ondersteunen. Typerend is de door een jezuïet geschreven brochure getiteld „Toen Maria op aarde rondwandelde”, welke ook voorzien is van het imprimatur van een aartsbisschop. In het voorwoord wordt toegegeven: „De op de volgende bladzijden beschreven episoden pretenderen niet historisch te zijn. Misschien zijn ze nooit gebeurd.” Over de katholieke „heilige” Patricius zegt Dr. J. F. Kelly, van de John Carrol-universiteit: „Alle verhalen over Patricius mogen dan niet historisch zijn, maar dat wil niet zeggen dat ze geen waarde hebben.” De meeste naar waarheid hongerende mensen die deze „bedachte mythen” voorgeschoteld krijgen, hebben nog niet eens alle ware, in de bijbel opgetekende verslagen gehoord. Hoe zou de mythologie hun een basis kunnen geven om ’in waarheid’ te aanbidden?
17 Het protestantisme heeft zich niet minder schuldig gemaakt aan de fout zich ’tot de mythologie te wenden’. Elke uitgebreide encyclopedie zal voldoende bewijzen verschaffen dat veel van wat zij leren over de Drieëenheid, het hellevuur, de ziel, Kerstmis, het kruis, Pasen en andere geloofspunten doorspekt is van mythologie. In het belang van de waarheid zegt de bijbel dat wij ons ’moeten afscheiden’ en ’het onreine niet langer moeten aanraken’. — 2 Kor. 6:14-17.
18. Is het judaïsme vrij van mythologie? Waarom antwoordt u aldus?
18 Zelfs de joden, met hun bijbelse erfenis, zijn erin geslaagd ’zich van de waarheid af te wenden’ en hun eigen „joodse fabels” te bedenken. Zij hebben deze in de „Talmoed” bijeengebracht (Tit. 1:14). De joodse autoriteit Nathan Ausubel schrijft in The Book of Jewish Knowledge dat de Talmoed „een grote collectie flauwe naïviteiten, taboes, bijgelovigheden, demonische traditionele kennis, mythen”, enzovoort bevat. Ten einde zulk een mythologie te rechtvaardigen, betoogt Ausubel dat de dingen „die de Talmoed ontsieren, ook in de religieuze en filosofische geschriften van de Grieken en de Romeinen, van de kerkvaders en van de middeleeuwse christelijke scholastici aangetroffen kunnen worden”. Maar veroordeelt zijn argument, in plaats dat het de mythologie van het judaïsme rechtvaardigt, niet veeleer ook alle anderen omdat zij „de goddelijke waarheid [hebben] verruild voor de leugen”? — Rom. 1:25, WV.
19, 20. (a) Welke mythe is van invloed op de meerderheid van valse aanbidders? (b) Geef bewijzen van mythologie in andere grote religies.
19 Nog een mythe die op honderden miljoenen mensen, zowel in de christenheid als daarbuiten, van invloed is, is de bewering dat beelden een hulpmiddel bij de ware aanbidding vormen. Katholieken, boeddhisten, hindoes en anderen gebruiken, allen bij elkaar, honderden miljoenen van deze vaak bijzonder kostbare gesneden beelden en afbeeldingen in hun aanbidding. Toch zegt de bijbel over deze beelden: „Zijn gietsels zijn leugens, ze bezitten geen levenskracht.” Hoe nuttig zijn ze in Gods ogen? „Ze betekenen niets, ze zijn bespottelijk maakwerk” (Jer. 10:14, 15, katholieke Willibrordvertaling). Houd in gedachten dat het woordenboek een mythe definieert als iets denkbeeldigs, niets als het ware. En aangezien de bijbel beelden als „niets” definieert, vallen ze in dezelfde categorie als „bedachte mythen”. God beschouwt ze dus als een „bespottelijk maakwerk”.
20 Dat legenden en mythen in de meeste andere „grote” religies van de wereld krachtig verschanst zijn, is geen geheim. In de Encyclopædia Britannica (uitgave 1974) komt zelfs onder elk van deze religies de onderkop „mythologie” of „mythen en legenden” voor. Onder „Hindoeïsme” wordt onder deze onderkop bijvoorbeeld opgemerkt dat „er geen aspect van het hindoeleven is dat niet met mythologie verweven is”. Over de verwante filosofie van het boeddhisme wordt onder deze onderkop opgemerkt: „Mythen hebben in de geschiedenis van het boeddhisme een essentiële en alles doordringende rol gespeeld.” En in verband met de Islam merkt deze autoriteit over de vroege legenden betreffende Mohammed en zijn familie op dat ze „in strijd zijn met de historische werkelijkheid” en dat hoewel deze mythologie officieel door de islam wordt verworpen, „onder de massa nog altijd populaire legenden omtrent de Profeet en de heiligen worden aangetroffen”.
21. (a) Hoe is de waarheid van de bijbel superieur aan verhalen van mensen? (b) Waarom vermijden mensen de waarheid?
21 Wanneer de mythische verdichtsels van mensen worden vergeleken met de historische, door ooggetuigen bevestigde bijbelse kijk op de mensheid en op het werk van Gods handen, zijn ze alle zwak en hol, niet waar? Ze onthullen wat ze in werkelijkheid zijn — krachtsinspanningen om de werkelijke waarheid over God en ’s mensen verantwoordelijkheid jegens hem te vermijden (Joh. 8:46, 47). Het ongekunstelde bijbelse verslag, waarin wordt aangetoond dat God de Allerhoogste Ontwerper van een ordelijke schepping is, maakt daarentegen onze verantwoordelijkheid jegens Hem duidelijk (Gen. 1:1-28; 2:15-17). De ware aanbidders voelen terecht een diepe voldoening doordat zij weten dat hun aanbidding krachtig op deze waarheid is gebaseerd. Het is zoals de psalmist uitriep: „Want alle goden van de volken zijn goden die niets waard zijn; maar wat Jehovah betreft, hij heeft zelfs de hemel gemaakt. . . . Schrijft aan Jehovah de heerlijkheid van zijn naam toe.” — Ps. 96:5, 8.
VALSE GODEN VERLAGEN DE MENSHEID
22. (a) Beschrijf het belangrijkste kenmerk van verzonnen goden. (b) Welke uitwerking hebben ze op hun aanbidders?
22 Een onthullend aspect van de door mensen verzonnen goden is, dat ze opmerkelijk veel lijken op de mensen door wie ze zijn uitgedacht. De psycholoog William Sargent, die dit opmerkte, schrijft in zijn boek The Mind Possessed dat de mens goden naar zijn eigen beeld heeft geschapen, goden „die zijn wisselende voorstellingen, aspiraties en angsten weerspiegelen”. De apostel Paulus gaat verder. Hij zegt dat zij „de heerlijkheid van de onvergankelijke God [hebben] veranderd in iets wat gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens” en andere schepselen (Rom. 1:23). Vandaar dat mythische goden vaak menselijke zwakheden en ontaarde eigenschappen weerspiegelen, een stellig bewijs dat ze een voortbrengsel van „menselijk vernuft” zijn (Hand. 17:29). Men meende bijvoorbeeld in het geval van verscheidene Egyptische goden en godinnen dat ze inwendige pijnen leden en hoofdpijn hadden; ze waren bloeddorstig en er bevonden zich dronkaards en masturbators onder hen. En in het boek Jews, Gods and History wordt opgemerkt dat „de Griekse goden zelf het voorbeeld hebben gegeven voor de ongebreidelde wellust en perversie die ten slotte de morele aard van dat volk verzwakten”. Degenen die zulke goden aanbidden, nemen hun ontaarde kenmerken over. — Rom. 1:18, 25-32.
23. (a) Vergelijk Jehovah en zijn aanbidders met verzonnen goden en hun aanbidders. (b) Illustreer de uitwerking van waarheid op Jehovah’s aanbidders.
23 De aanbidding van Jehovah biedt een scherpe tegenstelling. Jehovah wordt in geen enkel opzicht als zwak of immoreel afgebeeld. Hij is volmaakt en eeuwig, terwijl hij in al zijn handelingen de hoedanigheden van op beginselen gebaseerde liefde, wijsheid, macht en gerechtigheid aanwendt. Aldus worden zijn getrouwe aanbidders verhoogd — nooit verlaagd. De ware aanbidders zijn zelfs niet gezwicht toen zij werden omringd door de ontaardende invloed van andere goden, die door al hun tijdgenoten werden aanbeden. De Israëlieten zijn gedurende een groot gedeelte van hun geschiedenis waarin zij tot een natie uitgroeiden, bijvoorbeeld door ontaarde heidense mythologie omringd geweest. Toch heeft dit nooit invloed uitgeoefend op de hoge maatstaven van hun heilige geschriften en van de aanbidding van Jehovah God. Eén autoriteit zegt: „Het is onmogelijk het feit te verklaren dat de geschiedenis van Israël, met min of meer hetzelfde begin als . . . de Moabieten, zulk een totaal ander resultaat heeft gehad!” Maar was het „begin” hetzelfde? Neen! De aanbidding in Israël had een ander begin. Ze was niet door mensen verzonnen, maar was een door God geopenbaarde religie. Ze was de waarheid! — Neh. 9:13.
24. Hoe heeft de christenheid haar eigen god gevormd?
24 Aan de andere kant doen velen zich thans als aanbidders van de God van de bijbel voor maar zijn zij als de afvallige joden van latere tijden, aangezien hun aanbidding „niet in waarheid” is (Jes. 48:1). De geestelijken hebben een eigen god, naar hun eigen beeld, geschapen. Hun heidense drieëenheidsleerstelling stelt God als een „mysterie” voor. Wegens hun „kunstig verzonnen onware verhalen” komt Hij in de praktijk aan aanbidders over als zwak en weifelend, als iemand die geen werkelijke normen of maatstaven heeft en die toelaat dat zij zich aan allerlei soorten van immoreel gedrag overgeven (Jud. 4). Zij stellen hem voor als een oorlogsgod die zowel politici als geestelijken op hun wenken gehoorzaamt. Gedurende oorlogen strijdt hun god voor welke politieke leider maar ook die de geestelijken toevallig dienen. Wekt het nog verbazing dat zijn aanbidders als hun god zijn geworden? — 2 Thess. 2:10-12; 1 Joh. 4:5, 6.
25, 26. (a) Wat motiveert ware aanbidders? (b) In welke betekenis schept God degenen die zij naam dragen?
25 Maar ware aanbidders kennen de waarheid over hun God Jehovah en leven overeenkomstig zijn onveranderlijke maatstaven. Zij kennen Hem omdat zij door hun studie van zijn Woord de bijbel de waarheid over hem hebben leren kennen (Ps. 86:11). Deze verheffende invloed brengt hen ertoe er moeite voor te doen hun volmaakte Maker, in plaats van de een of andere zwakke en corrupte door mensen gemaakte god, te imiteren. Op hun beperkte wijze leren zij hun leven overeenkomstig zijn hartelijke, liefdevolle en eerbare hoedanigheden van waarheid in te richten. — Matth. 5:44-48; Ef. 5:1.
26 Op deze wijze kan er gezegd worden dat God degenen die hem aanbidden geformeerd of geschapen heeft. Zij zijn door Jehovah’s voorbeeld en geest gevormd. Jehovah zegt derhalve in Jesaja 43:7 en 10: „Ieder die naar mijn naam genoemd is en die ik tot mijn eigen heerlijkheid geschapen heb, die ik geformeerd heb, ja, die ik gemaakt heb . . . Gij zijt mijn getuigen.” (Vergelijk Jakobus 1:18.) Alleen reeds het bestaan en de levenswijze van ware aanbidders ’die naar zijn naam genoemd zijn’ vormt een getuigenis ten behoeve van de waarheid over de ware God. Aldus kan er terecht gezegd worden dat de aanbidding van Jehovah de waarheid is!