Vragen van lezers
● Volgens Exodus 12:37 zijn er, behalve de kleinen, 600.000 fysiek sterke Israëlitische mannen uit Egypte getrokken. Hoe is het, met het oog op het feit dat het aantal van 600.000 volwassen mannen op een totale bevolking van ongeveer twee miljoen personen duidt, dan mogelijk dat er slechts 22.273 mannelijke eerstgeborenen waren, zoals in Numeri 3:43 staat opgetekend? Zou dit de gezinnen niet onredelijk groot maken? — A.R., Panama.
Over de eerstgeborenen wordt ons gezegd: „Alle mannelijke eerstgeborenen, overeenkomstig het aantal namen, van één maand oud en daarboven, bleken bij telling te zijn twee en twintig duizend tweehonderd drie en zeventig” (Num. 3:43). Oppervlakkig lijkt dit misschien tegenstrijdig, aangezien elk gezin uit negentig personen zou bestaan als één mannelijke eerstgeborene per gezin werd gerekend. Er dient echter opgemerkt te worden dat het redelijk is de conclusie te trekken dat er evenveel vrouwelijke als mannelijke eerstgeborenen waren. Hierdoor zou de grootte van de gezinnen worden gehalveerd of tot ongeveer vijfenveertig personen per gezin worden teruggebracht.
Hoe staat het, in de tweede plaats, met de mannelijke eerstgeborenen die zelf vader waren? Het valt ons op dat het aantal van 600.000 fysiek sterke mannelijke Israëlieten (met uitzondering van de levieten) allen omvatte „van twintig jaar oud en daarboven” (Num. 1:18). Wij herinneren ons ook dat toen de tiende plaag Egypte sloeg, niet Farao werd gedood, terwijl hij naar alle waarschijnlijkheid een eerstgeborene was; zijn zoon, die nog niet volwassen was, werd echter wel door de plaag gedood. Er zullen dus veel meer mannelijke eerstgeborenen in Israël zijn geweest dan het aantal van 22.273, maar zij werden niet in het in Numeri 3:43 verschafte aantal opgenomen, aangezien dat aantal alleen op minderjarigen betrekking had. Het had geen betrekking op vaders of grootvaders of overgrootvaders die eerstgeborenen waren. Aangezien het redelijk is aan te nemen dat er ongeveer drie geslachten in dezelfde tijdsperiode leefden, wordt de grootte van de gezinnen hierdoor nog meer teruggebracht.
Zulke gezinnen lijken misschien nog steeds erg groot, maar wij herinneren ons dat Jakob dertien kinderen had bij twee vrouwen en twee bijvrouwen. Dit duidt op nog een factor: dat de mannen in Israël meerdere vrouwen en ook bijvrouwen hadden, en dat alleen de eerstgeborene van de vader, niet de eerstgeborene van de moeder, als de eerstgeborene werd beschouwd. In het geval van Jakob hadden zijn beide vrouwen en zijn bijvrouwen allen hun eerstgeborene, maar Jakob had slechts één eerstgeborene, Ruben. — Gen. 49:3.
Waar kwam de gewoonte er meerdere vrouwen en ook bijvrouwen op na te houden, vandaan? Het bijbelse bericht vermeldt onder andere dat toen Jakobs zonen Simeon en Levi eigenmachtig de eer van hun zuster Dina begonnen te wreken, zij alle mannen van de stad Sichem doodden, maar de vrouwen en kinderen als buit meenamen, zodat de vrouwen ongetwijfeld als dienstmaagden of slavinnen en als bijvrouwen dienden. Verder is het ook mogelijk dat er in Israël meer vrouwen waren dan mannen, net zoals in sommige landen in deze tijd het aantal vrouwen dat van de mannen overtreft. Onder de instelling van polygamie hadden zulke vrouwen hun echtgenoot en een gezin. — Gen. 34:29.
Er wordt speciaal licht geworpen op de kwestie hoe er zulke grote gezinnen konden zijn wanneer wij Jehovah Gods rechtstreekse zegen in aanmerking nemen: „De Israëlieten nu waren vruchtbaar en breidden zich snel uit; zij vermenigvuldigden zich en werden uitermate talrijk, zodat het land met hen vervuld werd.” „Met zeventig zielen trokken uw vaderen naar Egypte, en thans heeft de HERE, uw God, u talrijk gemaakt als de sterren des hemels” (Ex. 1:7; Deut. 10:22). Doordat Jehovah’s zegen op hen rustte, namen de Israëlieten zo snel in aantal toe, dat Egypte’s koning zich ongerust begon te maken. Wij zien dus dat er niets ongerijmds is aan het geschatte totaal van twee miljoen Israëlieten en het aantal van 22.273 mannelijke eerstgeborenen.
● Van tijd tot tijd worden er in de publikaties van het Genootschap veranderingen in het standpunt ten aanzien van bijbelse onderwerpen besproken. Wij spreken over wat wij geloven als „de waarheid”. Maar verandert „waarheid”? — W.P., V.S.
In werkelijkheid is het de bijbel die over geloofspunten die in overeenstemming met de Schrift zijn, als „de waarheid” spreekt. In 2 Petrus 2:2 wordt de aanbidding die op zulke geloofspunten is gebaseerd, „de weg der waarheid” genoemd. Toch lezen wij betreffende die weg der waarheid in Spreuken 4:18: „Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot den vollen dag.” Wij weten dus niet alles wat er te weten valt. In feite zullen wij zelfs wanneer het samenstel van dingen na Armageddon zijn intrede heeft gedaan, niet alles weten. Door alle eeuwigheid heen zal er altijd meer te leren zijn. Dit wordt te kennen gegeven door wat Paulus in Romeinen 11:33 schreef: „O de diepte van Gods rijkdom en wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!”
Het is daarom te verwachten dat er van tijd tot tijd veranderingen in een zienswijze komen. Ons basis-geloof kan gezonde schriftuurlijke waarheid zijn, doch er kunnen enkele details zijn die wij in het verleden niet geheel en al begrepen hebben. Naarmate de tijd verstrijkt, worden deze aangelegenheden met de hulp van Jehovah’s geest opgehelderd.
Een paar jaar geleden hadden wij bij voorbeeld een voortreffelijke serie artikelen in De Wachttoren over de „superieure autoriteiten” (De uitgaven van 15 januari-15 februari 1963). Voordat deze artikelen werden gepubliceerd, wisten en onderwezen wij dat Jehovah de Allerhoogste is en dat Jezus Christus in macht en autoriteit de tweede ná Hem is. Wij wisten dat wij ordelievende mensen moesten zijn, maar dat wij God als regeerder meer zouden gehoorzamen dan mensen ingeval de wet van mensen in strijd zou zijn met die van God. Deze basis-waarheden zijn heden ten dage hetzelfde als vroeger; ze zijn niet veranderd. Door een nauwgezet onderzoek van de Schrift zijn wij echter gaan beseffen dat bepaalde bijbelteksten anders toegepast moesten worden. Wij beseften bij voorbeeld dat de „superieure autoriteiten” die in Romeinen 13:1 worden genoemd, niet Jehovah God en Jezus Christus zijn, maar de politieke regeerders. Dat is ook het geval in Titus 3:1 en 1 Petrus 2:13, 14. Toch is de basis-waarheid onveranderd. Ons standpunt ten aanzien van God en de Staat is hetzelfde als voorheen.
Zo is het ook met onze studie van de opstanding. Vóór de recente serie Wachttoren-artikelen (uitgaven van 1 april-15 juni 1965) over dat onderwerp geloofden wij in de opstanding en wij geloven er nu in. Wij geloofden ook dat 144.000 personen een opstanding zouden ontvangen tot hemels leven met Christus. Wij geloofden dat velen meer als mensen opgewekt zouden worden; dat sommigen van hen personen zouden zijn die God in het verleden getrouw hadden gediend en dat anderen degenen zouden zijn die ’onrechtvaardig’ hadden geleefd. Wij geloofden ook dat er een groot onderwijzingswerk zou plaatsvinden wanneer zij opgewekt zouden zijn. Deze waarheden zijn niet veranderd. Maar nu zien wij dat er volgens de Schrift meer zullen terugkomen dan wij hadden verwacht. In plaats dat de waarheid van de opstanding ter zijde is geschoven, is ze dus vergroot, en onze waardering voor Jehovah’s liefde en barmhartigheid wegens de voorziening van de opstanding is toegenomen.
Dit is rechtstreeks in tegenstelling tot wat er onder bepaalde mannen gebeurde over wie Paulus aan Timótheüs schreef, zoals opgetekend staat in 2 Timótheüs 2:18: „Dezen zijn van de waarheid afgeweken, zeggende dat de opstanding reeds is geschied, en zij ondermijnen het geloof van sommigen.” Deze mensen bezaten niet langer enige hoop in de opstanding; zij geloofden dat wat er in het verleden was gebeurd, alles was. Doch zij zetten de waarheid die Jezus had onderwezen opzij. Zo zijn er ook in de christenheid veranderingen van mening gekomen; maar zij verwerpen de bijbel als mythe en zetten de bijbelse morele gedragslijn opzij als iets ouderwets.
Wat een geweldig verschil tussen wat er onder hen plaatsvindt en wat Jehovah voor zijn volk doet ten einde onze denkwijze nóg nauwkeuriger in overeenstemming te brengen met zijn geïnspireerde Woord der waarheid!