-
’Houd de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten’De Wachttoren 1974 | 1 mei
-
-
„begeerlijk vat”, plotseling tot ontzetting van de toeschouwers van zijn voetstuk valt, zo zullen de geestelijken en hun valse religie een plotselinge, verrassende vernietiging ondergaan.
25. (a) Hoe wordt de snelheid van de val van Babylon de Grote eveneens in Openbaring 18:10, 21 aangetoond? (b) Waarvoor kan het besef van deze schriftuurlijke feiten ons behoeden?
25 Wat zegt Openbaring hoofdstuk 18, vers 10, met betrekking tot de snelheid van de val van Babylon de Grote? „Zij [de rouwdragenden, onder wie veel handelslieden] . . . staan [op een afstand] uit vrees voor haar pijniging en zeggen: ’Wat jammer, wat jammer, gij grote stad, Babylon, gij sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen!’” En dan gaat 18 vers 21 verder: „En een sterke engel hief een steen op gelijk een grote molensteen en slingerde hem in de zee, zeggende: ’Zo zal Babylon, de grote stad, met een snelle worp worden neergeslingerd, en ze zal nooit meer gevonden worden.’” Als wij dit feit beseffen, kan het ons behoeden voor elke neiging Jehovah’s dag ’uit te stellen’ louter omdat Babylonische religie in sommige streken nog altijd een grote invloed uitoefent.
-
-
De juiste geesteshouding is een beschermingDe Wachttoren 1974 | 1 mei
-
-
De juiste geesteshouding is een bescherming
1. (a) Wanneer spoorde Petrus christenen in een brief aan ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten te houden’? (b) Hoe lang zou het daarna duren voordat Jehovah’s „dag” zou komen?
OMSTREEKS het jaar 64 G.T. spoorde de apostel Petrus de christelijke gemeente in een brief aan, ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten te houden’. Toen de christenen deze woorden voor het eerst lazen, zou het nog ongeveer zes jaar duren voordat Jeruzalem door de Romeinen werd vernietigd, voordat Gods „dag” van oordeel over die stad zou aanbreken (Hand. 2:14-21). Het was bovendien meer dan 1900 jaar vóór de tegenwoordigheid van de „dag” van Jehovah’s oordeel over de christenheid en het huidige samenstel van dingen. Nochtans waren Petrus’ woorden van toepassing op de christenen die destijds leefden.
2, 3. Waarom is het voor gezalfde christenen gedurende alle afgelopen negentien eeuwen van levensbelang geweest ’Jehovah’s dag goed in gedachten te houden’?
2 Waarom zouden christenen die zo ver van Gods „dag” van het laatste oordeel af leefden, hier toch zo over moeten denken? Omdat elke andere houding hen ertoe zou verstrikken bij deze wereld betrokken te raken en hun hoop en vertrouwen in wereldse dingen te stellen. Zij moesten in gedachten houden dat de dingen om hen heen vernietigd zouden worden. Behalve dat, zouden zij hun rechtschapenheid jegens God moeten bewijzen door ’niet de wereld noch de dingen in de wereld lief te hebben’, want zij zouden na verloop van tijd sterven, en hoe zou het dan staan met het bericht dat zij als door de geest verwekte, gezalfde christenen, broeders van Jezus Christus, hadden opgebouwd? — 1 Joh. 2:15.
3 De vraag waarvoor gezalfde christenen zich in alle afgelopen negentien eeuwen gesteld hebben gezien, is: Hoe is mijn bericht bij Jehovah God nu? Maak ik Gods roeping en verkiezing van mij vast, zodat ik ervoor in aanmerking kom een lid van zijn „koninklijke priesterschap” te zijn, met de hoop te zamen met Christus te regeren? (1 Petr. 2:9; 2 Petr. 1:10; Openb.
-