Persoonlijk voordeel trekken van de wetten en beginselen van de bijbel
„Ook is uw eigen knecht erdoor gewaarschuwd; in het houden ervan ligt een rijke beloning.” — Psalm 19:11.
1. Onder welke wet leven christenen in deze tijd, en waarom zijn er veel overeenkomsten met de Wet die aan Israël werd gegeven?
IN DEZE tijd leven de volgelingen van Jezus Christus onder de wet van het christelijke samenstel van dingen. Jezus Christus ziet erop toe dat de wet wordt gehandhaafd, niet onder Israëls oude wetsverbond, maar onder het nieuwe verbond dat door Christus’ vergoten bloed in werking is getreden. In de inzettingen onder het Mozaïsche wetsverbond komen veel overeenkomsten voor met die van het christelijke samenstel van dingen. Dit kan verwacht worden, aangezien ’de Wet heilig was, en het gebod heilig en rechtvaardig en goed’. Ze was „geestelijk” (Rom. 7:12, 14). En aangezien de Mozaïsche Wet een schaduw had van de toekomstige goede dingen, toont ze ons Gods denkwijze en de manier waarop hij met zijn volk handelt. — Hebr. 10:1.
2. Waarom hadden de joden onder de Wet hulp nodig, en welke hulp verschafte Jehovah?
2 De Wet veroordeelde de natie Israël evenwel wegens hun overtreding van Gods verbond. Er werd van hen gezegd dat zij erdoor onder een vloek waren komen te staan (Gal. 3:10). Dit was ook de reden waarom Jezus Christus aan een martelpaal stierf. Door zijn dood kon hij de joden loskopen van de zondigheid die zij van hun voorvader Adam hadden geërfd. Meer dan dat, door de wijze van zijn dood kon hij de extra vloek verwijderen die de Wet over de joden had gebracht wegens hun overtreding ervan. De apostel Paulus, zelf een jood, legt dit uit als hij zegt: „Christus heeft ons losgekocht van de vloek der Wet door voor ons in de plaats een vloek te worden, want er staat geschreven: ’Vervloekt is een ieder die aan een hout is gehangen’” (Gal. 3:13; Deut. 21:23). De slachtoffers die elk jaar op de verzoendag van de joden werden gebracht, zo zegt de apostel, heiligden zodanig dat het vlees rein werd, maar ze konden de joden geen reinheid van geweten schenken. — Hebr. 9:9, 13, 14.
DE WET VAN HET CHRISTELIJKE SAMENSTEL
3. Worden christenen door de wet van het christelijke samenstel veroordeeld, of is deze gemakkelijker te houden? Leg dit uit.
3 Worden christenen op overeenkomstige wijze door de wet van het christelijke samenstel van dingen veroordeeld? Of is de christelijke wet gemakkelijker, zodat zij eraan kunnen voldoen? Geen van beide is waar! Door de wet van het christelijke samenstel van dingen wordt de maatstaf zelfs nog hoger gesteld, want in Romeinen 3:31 schrijft de apostel Paulus betreffende christelijk geloof en zegt: „Doen wij dan door middel van ons geloof de wet teniet? Dat geschiede nooit! Integendeel, wij bevestigen de wet.” Door bemiddeling van Christus Jezus herstelt Jehovah alle dingen zoals hij zich in het begin, toen Hij het huwelijk tussen Adam en Eva voltrok, had voorgenomen. Onder de joodse wet werd bijvoorbeeld polygamie beoefend, terwijl echtscheiding op andere gronden dan overspel werd toegestaan. Gods tijd om het huwelijk tot zijn oorspronkelijke status te herstellen, was nog niet aangebroken. Jezus Christus legde uit dat de Wet de joden slechts een concessie deed wegens de hardheid van hun hart. — Matth. 19:7, 8.
4. Welke belofte deed Jehovah lang geleden betreffende zijn wetten?
4 God had beloofd dat hij zijn volk te zijner tijd in staat zou stellen zijn wetten volledig te houden: „Ik wil u een nieuw hart geven, en een nieuwe geest zal ik in uw binnenste leggen, en ik wil het stenen hart uit uw vlees wegnemen en u een hart van vlees geven. En mijn geest zal ik in uw binnenste leggen, en ik wil dusdanig handelen dat gij in míjn voorschriften zult wandelen en míjn rechterlijke beslissingen zult onderhouden en werkelijk zult uitvoeren.” — Ezech. 36:26, 27; Hebr. 9:10.
GEEN VEROORDELING, MAAR LEVEN
5. Hoe verschilt de situatie van christenen van die van het Israël uit de oudheid met betrekking tot Gods wet?
5 Hoe verschilt de situatie van christenen nu van die van de Israëlieten die onder de Mozaïsche Wet stonden en erdoor werden veroordeeld? Als volgt: wij zouden er absoluut niet toe in staat zijn de wet van Christus (die Gods wet voor christenen is) te houden wanneer hij niet voor ons een beter slachtoffer had verschaft dan dat waartoe onder de Mozaïsche Wet regelingen waren getroffen (Hebr. 9:23; 10:8-10). Terwijl de gehele mensheid tot de tijd van Pinksteren in het jaar 33 G.T. onder de heerschappij van de ’koningen’ zonde en dood stond, regeert nu Gods onverdiende goedheid als koning (Rom. 5:14, 21). Het slachtoffer van Christus verschaft vergeving van zonden voor allen die geloof in hem stellen, want wij lezen in 1 Johannes 2:2: „Hij is een zoenoffer voor onze zonden, echter niet alleen voor de onze maar ook voor die van de gehele wereld.”
6. Waarom kon niemand de Wet houden, maar hoe kunnen christenen de wet van Christus houden?
6 Welnu, er was onder de volmaakte wat die door bemiddeling van Mozes was gegeven, geen enkel onvolmaakt mens die deze kon houden. Zo zou iemand bijvoorbeeld geen persoon behoeven te zijn die een moord beging of overspel bedreef wellicht was hij geen dief; maar het tiende gebod zou hem veroordelen, aangezien het een verkeerd verlangen verbiedt. Men kan door zijn eigen krachtsinspanningen nooit het zondige vlees overwinnen. Onder het Wetsverbond was Gods geest werkzaam om getrouwe mensen te helpen hem te behagen en het werk te doen dat hij hun opdroeg. Maar onder de wet van Christus doet Gods onverdiende goedheid door bemiddeling van het slachtoffer van Christus zijn intrede. Door bemiddeling van Christus kan een christen God werkelijk leren kennen en tot hem naderen (1 Joh. 2:3, 4, 14; 4:8). Vergeving van zonden schenkt hem een rein geweten (Hebr. 9:14; 1 Petr. 3:21). Hij bevindt zich werkelijk op de weg ten leven (Joh. 17:3; 2 Tim. 1:10). Gods geest is zodanig werkzaam dat hij erdoor wordt geholpen zijn persoonlijkheid op progressieve wijze te veranderen ten einde meer op het beeld van God te lijken. — Ef. 4:22-24; Kol. 3:10.
7. Welke hulp verschaft Jehovah in deze tijd zodat wij zijn wetten kunnen houden?
7 Hoewel er geen regel bestaat voor elke handeling die een christen verricht, staat Gods wet op zijn hart geschreven, terwijl Gods geest te allen tijde in hem woont en hem helpt in te zien wat de juiste handelwijze is die hij moet volgen. De heilige geest schenkt de persoon de kracht de verlangens van het vlees te overwinnen. Wanneer hij, als gevolg van zijn overgeërfde zondigheid, de wet van God overtreedt, doen onverdiende goedheid en barmhartigheid zich gelden om hem op grond van Christus’ slachtoffer te vergeven. Op deze wijze behoudt hij te allen tijde een reine positie voor het aangezicht van God. Een christen wordt alleen veroordeeld wanneer hij een opzettelijke, opstandige overtreder van Gods wet wordt (Rom. 8:1-4). In Hebreeën 10:26-29 lezen wij derhalve: „Indien wij moedwillig zonde beoefenen na de nauwkeurige kennis van de waarheid te hebben ontvangen, blijft er geen slachtoffer voor zonden meer over, maar is er een stellige vreselijke verwachting van oordeel en een vurige jaloezie die de tegenstanders zal verteren. Een ieder die de wet van Mozes heeft geminacht, sterft zonder mededogen op het getuigenis van twee of drie personen. Hoeveel zwaarder straf, dunkt u zal dan niet hij waardig gerekend worden die de Zoon van God met voeten heeft getreden en die het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd werd, als van gewone waarde heeft geacht en die de geest der onverdiende goedheid met verachting heeft gekrenkt?”
WETTEN EN BEGINSELEN
8. Waarom kunnen wij, wanneer het op gehoorzaamheid aan Gods instructies aankomt, geen onderscheid maken tussen „beginsel” en „wet”?
8 Een beginsel wordt gedefinieerd als een algemene of fundamentele waarheid; een bondige of fundamentele wet, leerstelling of onderstelling waarop andere zijn gebaseerd of waaraan andere zijn ontleend; een gedragsregel waardoor men zich moet laten leiden. Wanneer het op gehoorzaamheid aan instructies van God aankomt, kunnen wij geen onderscheid maken tussen beginselen en wetten. Elke verklaring van God waardoor zijn volk wordt geleid en elke rechterlijke beslissing van God is een wet voor hen.
9. Kunnen de twee grootste geboden van de Wet, hoewel ze niet door menselijke tussenpersonen ten uitvoer gelegd kunnen worden, niettemin „wetten” genoemd worden?
9 Jezus zei dat het grootste gebod in de Mozaïsche Wet was, God lief te hebben met geheel ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht, terwijl wij volgens het tweede gebod onze naaste moeten liefhebben als onszelf (Mark. 12:29-33). Welnu, noch de Wet die aan Israël werd gegeven noch de wet van Christus noemt een specifieke straf die menselijke tussenpersonen moesten toedienen aan een Israëliet die in gebreke bleef liefde ten toon te spreiden, tenzij dat gebrek zich manifesteerde in de een of andere openlijke verkeerde handelwijze, zoals stelen, moord, enzovoort. Hoewel er geen straf was verordend wanneer iemand in gebreke bleef God en zijn naaste lief te hebben, noemt de christelijke schrijver Jakobus het gebod om de naaste lief te hebben, niettemin een WET, de „koninklijke wet”. — Jak. 2:8.
VERSCHEIDENE AUTORITEITEN
10, 11. (a) Noem verscheidene autoriteiten die ten aanzien van christenen wetten ten uitvoer kunnen leggen. (b) Is het mogelijk de gevolgen te vermijden van het overtreden van een wet van God die niet door menselijke tussenpersonen ten uitvoer gelegd kan worden?
10 Bij het bespreken van deze aangelegenheid is het goed in gedachten te houden dat er onder de hoogste autoriteit van Jehovah God verschillende graden van autoriteit bestaan. Indien wij bijvoorbeeld de wet overtreden waardoor natuurlijke dingen worden beheerst, bemerken wij dat deze eenvoudig ten uitvoer wordt gelegd door middel van processen die Jehovah in deze dingen zelf heeft gelegd en in de manier waarop ze met elkaar in verband staan. Er is ook de wet van de echtgenoot ten opzichte van zijn vrouw, welke relatieve autoriteit verleent, aangezien ze haar beperkende grenzen heeft (Ef. 5:22-24). Ook is er de wet van de „superieure autoriteiten”, aan wie God geen autoriteit heeft gegeven, maar aan wie hij toestaat dat zij op regeringsgebied autoriteit uitoefenen. Hij gebiedt een christen deze autoriteit te gehoorzamen, maar ook deze autoriteit is relatief, inferieur aan die van God. Wij lezen in dit verband in Romeinen 13:1-4: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten, want er is geen autoriteit dan door God; de bestaande autoriteiten zijn door God in hun relatieve posities geplaatst. Wie zich daarom tegen de autoriteit verzet, heeft zich tegen de regeling van God gesteld; zij die zich ertegen hebben gesteld, zullen een oordeel voor zichzelf ontvangen. Want zij die regeren, zijn niet voor de goede, maar voor de slechte daad een voorwerp van vrees. Wilt gij dan geen vrees hebben voor de autoriteit? Blijf het goede doen, en gij zult lof van haar hebben; want ze is Gods dienares voor u, tot uw welzijn. Maar indien gij het slechte doet, vrees dan; want niet voor niets draagt ze het zwaard; want ze is Gods dienares, een wreekster voor het tot uitdrukking brengen van gramschap jegens degene die het slechte beoefent.”
11 Nog een autoriteit die wordt uitgeoefend is die van de gemeente over haar leden. Ze is relatief, aangezien de gemeente verantwoording verschuldigd is aan God en Christus. Er bestaan in de christelijke regeling wetten die alleen God ten uitvoer kan leggen, zoals dat men zijn christelijke broeders moet liefhebben, dat men anderen en hun rechten moet eren en respecteren en dat men verkeerde verlangens en begerigheid moet vermijden. En hij zàl ze ten uitvoer leggen. Wij kunnen niet de gevolgen vermijden van een verkeerd gedrag. God vertelt ons duidelijk: „Wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten.” — Gal. 6:7.
TENUITVOERLEGGING DOOR ENGELEN
12. Wie kunnen Gods wet ten uitvoer leggen in kwesties waarin de gemeente geen macht heeft?
12 Het is goed in gedachten te houden dat de engelen actief bezig zijn om al „degenen die wetteloosheid bedrijven, uit [Gods] koninkrijk [te] verzamelen” (Matth. 13:41). Misschien bedrijven zulke personen niet iets slechts op grond waarvan de gemeente hen uit de gemeenschap kan sluiten. Niettemin gehoorzamen zij niet Gods wet die door bemiddeling van Christus is gegeven, om welke reden de engelen de wet ten uitvoer leggen door hen te verwijderen.
13. (a) In welk opzicht is de christen door zijn opdracht verplicht elk woord van Jehovah te gehoorzamen? (b) Welke tegenstelling bestaat er in dit opzicht tussen de geest van de wereld en de houding van een christen?
13 Christenen moeten deze zelfde feiten beseffen. Zij hebben zich niet aan een organisatie en ook niet aan een werk opgedragen. Evenmin hebben zij dit aan een mens of een regering gedaan; door bemiddeling van Jezus Christus hebben zij zich alleen aan de Schepper zelf, aan Jehovah God, opgedragen. Vandaar dat elk gebod uit zijn mond wat is voor hen, en zij weten dat zij ernaar moeten leven, zoals Jezus tot de Duivel zei: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt” (Matth. 4:4). Als zij er niet naar leven, zal deze ten opzichte van allen ten uitvoer worden gelegd. De geest van God zet hen ertoe aan hem lief te hebben en niet te denken dat zij kunnen kiezen welke van zijn wetten zij zullen gehoorzamen en welke zij ongehoorzaam zullen zijn of zullen negeren. Het is de geest van de wereld te trachten zich ongestraft aan kwaaddoen over te geven. De geest van de wereld is dat als een persoon niet wordt betrapt, hij in werkelijkheid aan de straffen van de wet is ontglipt. Een commentator merkte hierover op dat veel mensen overeenkomstig een elfde gebod leven: „Gij zult niet betrapt worden.”
AL GODS WETTEN TEN UITVOER GELEGD
14. (a) Zullen degenen die zondigen en wiens overtreding niet wordt ontdekt, ongestraft blijven? (b) Welke regel vermeldde de apostel Paulus in dit verband?
14 Het is waar dat het vaak voorkomt dat iemand de een of andere wet van het land overtreedt terwijl de misdaad nooit wordt ontdekt. Die persoon ondergaat derhalve niet de straf die door de wet van het land is vastgesteld. Zo is het mogelijk dat sommigen overspel bedrijven zonder dat dit ooit wordt ontdekt. Zij denken daarom dat zij aan de straffen van de wet van het gezin en de wet van het land zijn ontglipt. In sommige gevallen slagen zij er zelfs in hun overtreding voor de christelijke gemeente verborgen te houden, op zijn minst een tijd lang. Als gevolg hiervan denken zij dat zij ongestraft kunnen doorgaan met zondigen. In Prediker 8:11 lezen wij hierover: „Omdat het vonnis over een slecht werk niet spoedig is voltrokken, daarom is het hart der mensenzonen in hen er volkomen op gericht kwaad te doen.” Ontkomen deze mensen echter werkelijk aan de gevolgen van hun daden? Neen! En wel omdat alle wetten en beginselen van God stellig ten uitvoer gelegd zullen worden, hetzij door middel van natuurlijke processen, door een werktuig van God of door God zelf. De apostel Paulus vermeldt de regel die in deze kwesties van toepassing is: „De zonden van sommige mensen zijn duidelijk openbaar en leiden direct tot een oordeel, doch wat andere mensen betreft, hun zonden worden ook openbaar, maar later.” — 1 Tim. 5:24.
DOEL VAN OPTREDEN DOOR DE GEMEENTE
15. (a) Wat is het voornaamste doel van het optreden van de gemeente tegen een overtreder van Gods wet? (b) Wanneer en jegens wie moet er disciplinair worden opgetreden?
15 Er bestaan in de christelijke gemeente definitieve wetten tegen overspel, bloedschande, homoseksualiteit, bestialiteit, moord, diefstal en andere dingen, welke alle, wanneer een christen zich er schuldig aan maakt, smaad van de zijde van de wereld op de gemeente brengen. Deze dingen heeft de bijbel onder de autoriteit van de gemeente gesteld, dat wil zeggen, er wordt van haar verlangd dat ze op de een of andere wijze handelend optreedt (1 Kor. 5:1-5, 13). Dit optreden is niet de straf die door de wet wordt geëist, in ieder geval beslist niet de volle straf voor de daad. De gemeente handelt niet in de eerste plaats om de persoon te straffen, maar om zichzelf van smaad, onreinheid en verontreiniging te zuiveren door zo iemand als lid van de gemeente af te snijden (uit te sluiten). Ze kan, als hij berouwvol is, disciplinaire maatregelen treffen en hem aan bepaalde beperkingen onderwerpen. Als hij uit de gemeenschap wordt gesloten (uitgesloten), geschiedt dit niet om hem streng te onderrichten, maar om hem uit Gods reine organisatie te verwijderen. Het optreden geschiedt ook als een voorbeeld dat ten doel heeft de gemeente streng te onderrichten. Zo moeten wij 1 Timótheüs 1:20 en 5:20 begrijpen, waar wij lezen: „Tot hen behoren Hymenéüs en Alexander en ik heb hen aan Satan overgegeven, opdat hun door streng onderricht geleerd moge worden niet te lasteren.” „Wijs personen die zonde beoefenen, voor alle aanwezigen terecht, opdat ook de overigen vrees mogen hebben.”
16. Waarom kunnen wij zeggen dat het een uiting van Gods wil is wanneer de gemeente op passende wijze tegen een kwaaddoener optreedt?
16 De gemeente handelt overeenkomstig de autoriteit die God haar heeft gegeven om de goede positie die ze voor het aangezicht van God inneemt te handhaven en ten opzichte van de wereld Gods rechtvaardigheid te verdedigen. God heeft zelf in 1 Korinthiërs 6:9, 10 verklaard dat het beoefenen van zulke dingen iemand buiten het Koninkrijk zullen houden. In dit geval zijn Jezus’ woorden van toepassing: „Welke dingen gij [Gods aardse vertegenwoordigers] ook op aarde moogt binden, zullen dingen zijn die in de hemel gebonden zijn” (Matth. 18:18). God heeft zijn wil in de kwestie reeds duidelijk gemaakt. De christelijke gemeente brengt deze ten uitvoer door de overtreder uit de gemeenschap te sluiten.
LIEFDE VOOR DE NAASTE
17. Hoe is de wet onze naaste lief te hebben thans veelomvattender dan in de aan Israël gegeven Wet?
17 Aan de andere kant zijn er in het christelijke samenstel van dingen ook wetten met betrekking tot het liefhebben van God en onze naaste; de christelijke wet is in dit opzicht zelfs veelomvattender dan de wet van Mozes. Hoe dan wel? In de wet van Mozes staat: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf” (Lev. 19:18). Jezus zei evenwel tot zijn apostelen: „Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt net zoals ik u heb liefgehad.” Vervolgens definieerde hij die liefde door te zeggen: „Iemand kan geen grotere liefde hebben dan dat hij afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden” (Joh. 15:12, 13). Dit is een WET. In landen zoals Rusland doen Jehovah’s getuigen niets minder dan dit. Zij houden van degenen die God en zijn wet liefhebben, en met groot gevaar voor hun vrijheid en zelfs voor hun leven gaan zij op stap om aan deze mensen het goede nieuws van het Koninkrijk te brengen. Een wet die hieruit voortvloeit is dat wij niet de wereld moeten liefhebben of vrienden van de wereld moeten zijn. In 1 Johannes 2:15 staat: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem.” Bovendien staat er in Jakobus 4:4: „Overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God.”
VERGADERINGEN BEZOEKEN
18, 19. Waarom dient de christen de Wet om christelijke vergaderingen te bezoeken even ernstig op te nemen als andere wetten van de christelijke regeling?
18 Dan is er een wet dat wij de bijbelse studievergaderingen van Gods volk dienen bij te wonen, zoals in Hebreeën 10:24, 25 wordt uiteengezet, waar staat: „Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is maar elkaar aanmoedigend, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” Ons wordt geboden zelfs niet de verlangens en begeerten van deze wereld naar materiële dingen en haar hunkering naar sensuele bevrediging te bezitten (1 Joh. 2:15, 16). Aan al deze dingen is stellig een sanctie of de eis van een straf verbonden, ook al heeft de gemeente niet de autoriteit de sanctie toe te passen; ze zal door God zelf toegepast worden. Iemand die een van deze wetten gehoorzaamt of er ongehoorzaam aan is, zal stellig dienovereenkomstig vergolden worden. Kan er wat dat aangaat gezegd worden dat de persoon die de wet betreffende overspel overtreedt en uit de gemeenschap wordt gesloten, volledig door de gemeente wordt gestraft? Neen, want als hij geen berouw heeft, zal hij uiteindelijk de volledige straf ontvangen, namelijk de dood, niet door middel van de gemeente, maar uit handen van God. — Hebr. 10:26-31.
19 Laten wij, om deze kwestie te illustreren, eens aannemen dat iemand hardnekkig verzuimt de vergaderingen bij te wonen. Hij bereikt het punt dat hij volledig los komt te staan van de gemeente en zich helemaal niet meer bekommert om de regelingen die Jehovah voor het bijeenkomen van Zijn volk heeft getroffen. De gemeente treedt niet handelend tegen hem op; zij hebben zijn verkeerde handelwijze opgemerkt en hebben geprobeerd hem te helpen, maar hij is uit zichzelf afgedreven en heeft zich afgescheiden. Welnu, als hij in deze toestand blijft, verkeert hij in groot gevaar, want in de naderende „grote verdrukking” zal hij even zeker worden vernietigd als de persoon die een in het oog springende slechte handelwijze heeft gevolgd. — Matth. 24:21, 22.
OMGANG
20. Hoe zal de wet op slechte omgang ten aanzien van de overtreder ten uitvoer worden gelegd?
20 Nog een voorbeeld is de wet op slechte omgang. Jehovah gebood de Israëlieten dat zij geen intergeloof dienden te beoefenen of huwelijksverbintenissen dienden aan te gaan met de heidense natiën, aangezien dit hun kinderen van het volgen van hun God zou afkeren (Deut. 7:2-4). Hij gebiedt zijn volk in deze tijd geen deel van de wereld te zijn en bovendien geen intieme omgang te hebben met de mensen van de wereld. De apostel Paulus wijst op de reden hiervoor: „Slechte omgang bederft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33). De gemeente zal niet handelend tegen een persoon optreden louter omdat hij deze wet negeert. Maar hij bevindt zich in een ongunstige positie voor het aangezicht van God. Bovendien zal slechte omgang hem te zijner tijd stellig tot openlijke daden leiden zoals dronkenschap, diefstal of misschien nog erger, de een of andere vorm van bloedschuld als gevolg van roekeloos rijden, en misschien wel doodslag of moord met voorbedachten rade.
JUISTE GEWOONTEN
21. Hoe dienen wij raad te beschouwen betreffende eigenschappen, verschijning en dergelijke, en wat kunnen wij winnen of verliezen door zulk een raad op te volgen of te verwerpen?
21 Verder worden wij af en toe vermaand of gewaarschuwd, misschien door de bijbel, door middel van De Wachttoren of door een met verantwoordelijkheid beklede persoon in de gemeente, betreffende bepaalde slechte eigenschappen of onjuiste kleding; ook kan het zijn dat wij gewoonten volgen die niet verenigbaar zijn met christelijk gedrag. Misschien verwekken onze daden wel ergernis of brengen ze anderen tot struikelen. Ze kunnen buitenstaanders een verkeerde indruk geven van onze bediening. Wij dienen een dergelijke raad niet eenvoudig naast ons neer te leggen omdat de gemeente geen straf kan toedienen. In plaats hiervan dienen wij er acht op te slaan en onze persoonlijkheid te veranderen; wij dienen niet door de bedrieglijke begeerten van de oude persoonlijkheid te worden beheerst maar nieuw te worden gemaakt in de kracht die ons denken aandrijft (Ef. 4:22-24). Wij dienen ons niet tegen zulke raad te verzetten door de houding aan te nemen dat wij ons niet door iemand anders zullen laten voorschrijven wat het beste voor ons is. In werkelijkheid is Jehovah degene die ons dit vertelt, opdat wij leven kunnen verwerven. In Gods nieuwe ordening zullen wij eerst geestelijke vooruitgang moeten maken ten einde fysieke gezondheid en volmaaktheid te verwerven. Indien wij hier thans geen moeite voor doen, zullen wij dan de soort van personen zijn die Jehovah op zijn nieuwe aarde zal willen hebben?
PREDIKEN EN ONDERWIJZEN
22. Hoe is gehoorzaamheid aan de wet om te prediken een zaak van leven en dood voor ons?
22 Dan is er de wet die door Jezus werd vermeld: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14; 2 Tim. 4:2). Aangezien wij ons aan Jehovah God hebben opgedragen en aangezien Christus Jezus Gods Voornaamste Gevolmachtigde is door wiens bloed God ons heeft gekocht, vormen zijn woorden een gebod, een wet, voor ons (Hand. 3:23; 20:28; 1 Kor. 6:20). In Matthéüs 28:19, 20 zegt Jezus wederom: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” Wordt er een onmiddellijke straf ten uitvoer gelegd wanneer u niet predikt? Neen. Niettemin kan weigering om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken, iemand buiten Gods koninkrijk houden, evenals dit het geval is met overspel, homoseksualiteit en moord. In Romeinen 10:10 lezen wij: „Met het hart oefent men geloof tot rechtvaardigheid, maar met de mond doet men een openbare bekendmaking, tot redding.” Jezus gaf Gods gedachten ten aanzien van zulke dingen te kennen toen hij met betrekking tot de Mozaïsche Wet zei: „Wie daarom een van deze geringste geboden overtreedt en de mensen in die zin leert, zal de ’geringste’ worden genoemd met betrekking tot het koninkrijk der hemelen”, hetgeen betekent dat hij daar helemaal niet zal zijn. — Matth. 5:19.
BEHOED UW HART
23. Wat mankeert er aan de persoon die ervoor zorgt dat hij alleen die wetten gehoorzaamt waarvan hij weet dat mensen ze ten uitvoer kunnen leggen?
23 Het kan dus gebeuren dat iemand sommige wetten van God gehoorzaamt omdat ze aangelegenheden betreffen waarin de gemeente disciplinair kan optreden of tot uitsluiting kan overgaan. Hij kan echter andere wetten van God, die niet door menselijke autoriteit ten uitvoer zullen worden gelegd, negeren. Deze persoon heeft niet de juiste geesteshouding. Hij denkt als de goddeloze, die zegt: „Jah ziet het niet” (Ps. 94:7). Zijn geest is slecht en zijn houding vleselijk, niet geestelijk. Hij moet zijn geest hervormen en er moeite voor doen de geest of „zin van Christus” te verkrijgen (1 Kor. 2:14-16). Zo iemand heeft in zijn hart geen liefde voor God of voor zijn naaste. Hij denkt alleen aan zichzelf en hij ziet niet in dat Jehovah God in de allerkleinste dingen getrouwheid vereist en dat hij van zijn dienstknechten verlangt dat zij met betrekking tot alle dingen rekenschap afleggen. — Luk. 16:10; Rom. 14:12; Hebr. 4:13.
24. Welk voorbeeld hebben wij waaruit blijkt hoe belangrijk het is het hart te behoeden?
24 Een christen moet er zeker van zijn dat zijn hart goed is, dat het hem aanspoort om in de juiste richting te gaan. Indien dit niet het geval is, dient hij aandacht aan zijn hart te schenken en er een begin mee te maken God te dienen omdat hij hem en zijn wet liefheeft. Indien iemand Jehovah niet met geheel zijn hart liefheeft, zal hij als degenen blijken te zijn van wie de apostel Johannes vermeldt dat zij de christelijke gemeente verlieten en afvallig werden. Johannes zei: „Jonge kinderen, het is het laatste uur [voordat de grote afval zich volledig manifesteert (nadat de apostelen van het toneel waren verdwenen)], en zoals gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zo zijn er ook nu vele antichristen opgestaan; uit welk feit wij te weten komen dat het laatste uur is aangebroken. Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren niet van ons slag; want indien zij van ons slag waren geweest, zouden zij bij ons zijn gebleven. Doch zij zijn uitgegaan opdat duidelijk aan het licht zou treden dat niet allen van ons slag zijn” (1 Joh. 2:18, 19). Deze personen waren niet van het slag dat juist denkt en loyaal is. Zij waren in gebreke gebleven hun hart en geest te gebruiken door God aan te roepen, de wet van de Christus te bestuderen en deze beginselen vervolgens in hun leven toe te passen.
EEN CHRISTEN KAN SUCCESVOL ZIJN
25. Kunnen christenen succesvol zijn in het gehoorzamen van de wet van Christus, en wat stelt ons hiertoe in staat?
25 Gelukkig kunnen christenen de wet van Christus gehoorzamen en Gods goedkeuring genieten. Dit is mogelijk door de onverdiende goedheid van God die ons op grond van Christus’ slachtoffer wordt geschonken. Niet de letter van de wet, maar de geest van God leidt ons naar succes (2 Kor. 3:6). Indien wij door de geest worden geleid, zullen wij geen verkeerde dingen beoefenen. Indien wij overeenkomstig de geest wandelen, zullen wij de werken van de geest doen en niet die van het vlees. Het is zelfs zo dat wij, ook al staan wij niet onder de Mozaïsche Wet, toch het rechtvaardige vereiste van die wet kunnen houden door in overeenstemming met de geest te wandelen! (Rom. 8:4, 5) Indien wij, wegens onze vleselijke zwakheden, onopzettelijk Gods wet, die ons door bemiddeling van Christus is gegeven, overtreden, zullen wij dit erkennen. Wij zullen er spijt van hebben, berouwvol zijn, ons omkeren en onze handelwijze veranderen en God door bemiddeling van Christus Jezus smeken ons te vergeven. Bovendien zullen wij ons voor hulp tot zijn organisatie wenden, en wij zullen succesvol zijn. Dit is mogelijk voor ons omdat Christus onze grote Hogepriester is die zijn leven als een losprijs heeft geofferd. Jehovah zal in tijd van nood onverdiende goedheid en hulp schenken. Dienovereenkomstig lezen wij in Hebreeën 4:16: „Laten wij daarom met vrijmoedigheid van spreken de troon van onverdiende goedheid naderen, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en onverdiende goedheid mogen vinden tot hulp op de juiste tijd.”
26. Hoe kunnen wij er in onze christelijke loopbaan voordeel van hebben wanneer wij, de getrouwe mannen uit de oudheid beschouwen?
26 Wanneer wij terugkijken naar de voorbeelden uit het verleden die God ons heeft gegeven, bemerken wij dat allen die geloof hadden, ’met God wandelden’. Zij deden dit van harte. Zij volgden de weg der waarheid. Zij hadden geen op schrift gestelde regel nodig die hen in al hun gedragingen leidde, maar hun liefde voor God werd met zijn gunst beloond en hij leidde hen op de weg die zij gingen, zodat zij niet dermate struikelden dat zij volledig vielen. Als wij tot Jehovah naderen, zal hij tot ons naderen (Jak. 4:8). Wij moeten zijn Woord bestuderen om dit te doen. Het is een schatkamer van wijsheid. Door de schrijver van Spreuken wordt wijsheid zelfs gepersonifieerd en voorgesteld als zeggend: „Hen die mij liefhebben, heb ikzelf lief, en wie mij zoeken, díe vinden mij. Rijkdom en heerlijkheid zijn bij mij, erfelijke waarden en rechtvaardigheid. Mijn vrucht is beter dan goud, ja, dan gelouterd goud, en mijn opbrengst dan uitgelezen zilver. Op het pad der rechtvaardigheid wandel ik, midden op de wegen van het recht, om hen die mij liefhebben, bezit te doen erven; en hun schatkamers houd ik gevuld.” — Spr. 8:17-21.
27. Hoe toont Psalm 19:9 ons aan dat de wetten van Jehovah vanuit geestelijk, moreel en fysiek standpunt bezien juist zijn?
27 Ja, de wetten van Jehovah kunnen ons tot leven leiden en zijn vanuit elk gezichtspunt bezien, vanuit geestelijk, moreel en fysiek gezichtspunt, juist. Hij zegt: „De vrees voor Jehovah is zuiver, standhoudend voor eeuwig. De rechterlijke beslissingen van Jehovah zijn waarachtig; ze zijn alle te zamen rechtvaardig gebleken.” — Ps. 19:9.
[Illustratie op blz. 596]
Elk gebod van God is een wet voor christenen, of deze nu door menselijke tussenkomst ten uitvoer wordt gelegd of niet
[Illustratie op blz. 598]
Gods wet brengt ons ertoe voor aanbidding bijeen te komen. Indien wij deze hardnekkig negeren, zal hij ons dan door de „grote verdrukking” heen beschermen?
[Illustratie op blz. 599]
Reageren wij gunstig op raad uit Gods Woord over de noodzaak ons bescheiden te kleden?
[Illustratie op blz. 600]
Wordt u er werkelijk door liefde voor Jehovah en zijn wet toe aangezet over zijn koninkrijk te prediken? Dat is aangenaam in Gods ogen