De bijbel en ons probleem hoe een wereldramp te overleven
„Op de berg Sion en in Jeruzalem zullen, precies zoals Jehovah heeft gezegd, de ontkomenen blijken te zijn, en onder de overlevenden, zij die door Jehovah worden geroepen.” — Joël 2:32, NW.
1. Wat bleek met betrekking tot de kunst van het drukken een passende bijdrage te zijn tot het beroemdste boek uit de gehele geschiedenis?
REEDS in de achtste eeuw van onze gewone jaartelling drukten de Chinezen in Azië lettertekens door middel van uitgesneden houten blokken. Tegen het midden van de vijftiende eeuw — niet lang voor de ontdekking van Amerika — werd in Europa het drukken van lectuur met losse letters uitgevonden. Het eerste boek dat van de pers van de uitvinder kwam, was de vertaling van het beroemdste boek uit de gehele geschiedenis, de bijbel, in de internationale taal van die tijd, het Latijn. Dit vormde een passende bijdrage tot de waarde en de belangrijkheid van dit grote Boek.
2. (a) In welke taal werd het grootste gedeelte van de bijbel geschreven, en aan wie werd dit gedeelte het eerst gegeven? (b) Wat werd na het uitvinden van de boekdrukkunst onmiddellijk gedrukt, en welke ongeëvenaarde oplage heeft men aldus bereikt?
2 De bijbel werd grotendeels in de taal van de vroegere patriarchen Abraham, Isaäk en Jakob geschreven, welke taal, omdat Abraham een Hebreeër was, Hebreeuws werd genoemd. Dit Hebreeuwse gedeelte van de bijbel werd het eerst aan de joden of Israëlieten gegeven, en nadat in Europa het drukken van lectuur was uitgevonden, begonnen zij onmiddellijk van dit pas uitgevonden middel gebruik te maken om afschriften van hun geïnspireerde Heilige Schrift te vervaardigen. Zo kwam er in 1477 een uitgave van 300 exemplaren van een gedeelte van de Hebreeuwse bijbel van een Hebreeuwse pers in Europa. Vervolgens werd in 1488 door een Europees-joodse drukkersmaatschappij de eerste volledige editie van de Hebreeuwse bijbel, voorzien van klinkers en accenttekens, vervaardigd. Sedertdien heeft de uit zesenzestig boeken bestaande bijbel een oplage bereikt welke in de gehele menselijke geschiedenis door geen enkel ander boek is geëvenaard, namelijk, van ruim twee miljard exemplaren in meer dan duizend talen. Door alle eeuwen van zijn bestaan heen, bleek de bijbel een boek te zijn dat de aandacht verdient en het waard is door de gehele mensheid bestudeerd en gehoorzaamd te worden.
3. Waarom wordt de bijbel hier ter sprake gebracht, en welke ontwikkeling bevordert de voorzegde prediking van de in de bijbel vervatte boodschap?
3 Waarom brengen wij in dit verband echter de bijbel ter sprake? Wat heeft de bijbel met ons probleem hoe het menselijke geslacht een wereldramp kan overleven, te maken? Het ligt zeer voor de hand dat mensen die niet met de inhoud van de bijbel op de hoogte zijn, een dergelijke vraag zullen stellen. Zij die een goede bijbelkennis bezitten, moeten hierop antwoorden dat de bijbel veel met ons probleem heeft te maken hoe in de dreigende toekomst vlak vóór ons — in dit geslacht — in leven te blijven. Met het oog hierop is het een zeer gunstige factor dat de bijbel van alle boeken die er in ’s mensen bestaan in zovele talen zijn vervaardigd, thans de grootste oplage heeft, waardoor hij voor meer dan negentig van elke honderd mensen beschikbaar is en door hen gelezen kan worden. In de bijbel zelf heeft de goddelijke Auteur ervan de nadrukkelijke verklaring laten optekenen dat de daarin vervatte boodschap voor onze tijd, in de gehele bewoonde aarde gepredikt zou worden, zodat mensen van alle natiën deze in overweging zouden kunnen nemen. Het kan niet aan het toeval worden toegeschreven dat de grote verspreiding van de vele vertalingen van de bijbel in gedrukte vorm de verwezenlijking van dat goddelijke voornemen bevordert. Het is in ons eeuwige belang om nu in alle oprechtheid te onderzoeken wat de bijbel ten aanzien van ons probleem hoe een wereldramp te overleven, heeft te zeggen.
4. Welke vraag is in deze eeuw van atoombommen van onmiddellijk belang, en hoe werd onlangs op een vergadering van de „National Conference on Social Work” naar deze zorgelijke situatie verwezen?
4 Wij leven in het tijdperk van de atoombom, en van raketten die deze bommen wegschieten naar doelpunten welke maar liefst een derde van de aardomtrek verder zijn gelegen. De vraag of de mensheid in een conflict waarbij van dergelijke wapens gebruik wordt gemaakt, in leven kan blijven, is van onmiddellijk belang geworden. Hebben wij hiertoe voorbereidende maatregelen getroffen? Die vraag werd op 8 juni 1960 op een vergadering van de „National Conference on Social Work” te Atlantic City in New Jersey, VS, opgeworpen. Een correspondent van de New York Times schreef er over, en de volgende dag werd het verslag onder de volgende kop gepubliceerd: „ZENUWSPECIALIST IS VAN MENING DAT DE MENSEN ER NIET OP VOORBEREID ZIJN OM EEN ATOOMRAMP TE OVERLEVEN.” Het gaf een overzicht van de lezing van een vroegere directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie, dr. B. Chisholm uit Victoria, Brits Columbia, Canada. Hij vertelde de aanwezigen op de conferentie dat ’in het verleden niemand zich ooit zorgen had behoeven te maken over het voortbestaan van het gehele menselijke geslacht. Daarom bevindt de mens zich thans in een even grote crisis als de vormen van leven [zoals de dinosauriërs] die in prehistorische tijden vernietigd werden. Tot op heden hebben de mensen zich alleen maar met het in leven blijven van kleine groepen, zoals de familie, de stam, de stad en de staat, beziggehouden’. — New York Times van 9 juni 1960.
5. (a) Hoe werd er toen een indirecte uitdaging aan het adres van de bijbel gericht? (b) In welke verhouding staat de bijbel tot overleveringen betreffende een wereldomvattende catastrofe, en over welke wereldomvattende catastrofe welke door de mensheid werd overleefd, bevat de bijbel een verslag?
5 Hoe waar dit ook mag zijn, toch liet deze specialist op het gebied der geestelijke gezondheid, ten aanzien van het in leven blijven een indirecte uitdaging aan het adres van de bijbel horen. Hoe dan wel? Volgens het verslag had hij gezegd dat ’het in leven blijven van de mens in deze eeuw van kernwapens, onzeker is, daar er geen overlevering voor is’. Desondanks bestaan er thans over de gehele aarde, zelfs in ver van elkaar verwijderde plaatsen, overleveringen van een wereldomvattende catastrofe welke volgens de meeste van deze legenden door middel van water plaatsvond en die door slechts enkele mensen werd overleefd, hetgeen het voortbestaan van het menselijke geslacht tot gevolg had. De bijbel verschaft ons buiten deze overleveringen echter het werkelijke verslag van een dergelijke wereldomvattende catastrofe die zich in vroeger tijden voltrok, en hij vertelt ons voorts hoe slechts enkele leden van het menselijke geslacht daar doorheen werden gebracht, waardoor de menselijke familie tot op heden is blijven bestaan. De bijbel is niet van de vele overleveringen welke onder de verschillende volken de ronde doen, afhankelijk; het bijbelse verslag wordt alleen maar door dergelijke overleveringen bevestigd. Het bijbelse bericht heeft niets aan die overleveringen die uit vroeger tijden afkomstig zijn, ontleend, en het is ook niet een gewijzigde vorm van dergelijke overleveringen, zoals het Babylonische Gilgamesj-epos of de Gilgamesj-mythe. De ramp naar aanleiding waarvan men zich toen zorgen maakte over het voortbestaan van het gehele menselijke geslacht, was de wereldomvattende vloed in de vierentwintigste eeuw voor onze gewone of christelijke jaartelling. Het menselijke geslacht kwam door bemiddeling van onze gemeenschappelijke voorvader, Noach, zijn drie zonen en de vrouwen van alle vier, door deze ramp heen. Acht zielen! Uit Noachs drie zonen ontsproten de drie grote takken der mensheid.
6. Welk bijbelboek bevat de ooggetuigeverslagen van de Vloed, en door wie werd het optekenen van de bijbel begonnen en voltooid?
6 In het eerste boek van de bijbel, „Genesis” genaamd, treffen wij de ooggetuigeverslagen aan welke Noach en zijn drie zonen over de grote vloed hebben opgetekend. Hun verslagen werden door de Hebreeuwse profeet Mozes in Genesis opgenomen (Zie Genesis 5:32 tot en met 10:1). Genesis is het eerste van de zesenzestig boeken van de volledige bijbel; al deze boeken werden gedurende een periode van ongeveer 1610 jaar geschreven. In 1513 v. Chr. begon Mozes met het schrijven van die geïnspireerde zesenzestig boeken, en Jezus Christus’ getrouwe volgelingen voltooiden de bijbel tegen het jaar 98 van ons gewone of christelijke tijdperk.
7, 8. (a) Welke recente archeologische vondst bewijst dat andere bijbelschrijvers het ooggetuigeverslag van de Vloed aanvaardden? (b) Wat verklaart bladzijde-kolom 45 van de Dode-Zeerol betreffende de Vloed, en hoe ondersteunt Ezechiël de historische betrouwbaarheid van de Vloed?
7 Het ooggetuigeverslag van de Vloed werd nooit door de andere geïnspireerde schrijvers van de bijbel verworpen. Dit wordt door een recente archeologische vondst ondersteund, namelijk door de Dode-Zeerol van Jesaja’s profetie, welke in 1947 werd ontdekt en volgens schatting ruim 2000 jaar oud is. In de achtste eeuw vóór onze christelijke tijdrekening (ongeveer 775-732) schreef deze Hebreeuwse profeet zijn serie profetieën. Jesaja, die in de naam van zijn God Jehovah sprak en schreef, bevestigde de geschiedkundige betrouwbaarheid van de vloed van Noachs dagen.
8 Op bladzijde-kolom 45 van de Dode-Zeerol van Jesaja wordt ons de verzekering gegeven dat het voortbestaan van het gehele menselijke geslacht nooit meer door een wereldomvattende vloed bedreigd zal worden. Die bladzijde van de Dode-Zeerol verklaart tot vertroosting van ons in deze tijd: „Dit is Mij als in de dagen van Noach: zoals Ik gezworen heb, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden komen, zo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer toornig op u zal zijn noch u zal dreigen. Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de HERE” (Jes. 54:9, 10). Ook de profeet Ezechiël, die een eeuw later dan Jesaja schreef, spreekt drie keer over het overleven van de vloed door Noach, er daarmee blijk van gevend dat Noach een historische figuur was. — Ezech. 14:14, 18, 20.
9. Wiens wonderbaarlijke geboorte werd door Jesaja voorzegd, en hoe profeteerde deze persoon dat het voortbestaan van het menselijke geslacht, net als in Noachs dagen, in onze tijd een probleem zou vormen?
9 De profeet Jesaja voorzei de aardse geboorte van de Messias of de Gezalfde, die overeenkomstig de belofte van Jehovah God gezonden zou worden om de mensheid ervan te redden voor eeuwig uit te sterven, en hij voorzei tevens welke ervaringen hij zou opdoen. Deze profetieën van Jesaja vonden hun vervulling in Jezus Christus, die op aarde op wonderbaarlijke wijze uit een maagd werd geboren. Ook Jezus Christus bevestigde dat de Vloed werkelijk had plaatsgevonden. Hoe kon hij dit doen? Wel, als Gods Zoon had hij deze gebeurtenis tijdens zijn voormenselijke bestaan in de hemel kunnen volgen. Toen Jezus Christus profeteerde dat het voortbestaan van het gehele menselijke geslacht net als in Noachs dagen ook in onze tijd een probleem zou vormen, zei hij: „Van die dag en dat uur weet niemand iets af, noch de engelen der hemelen noch de Zoon, dan alleen de Vader. Want zoals de dagen van Noach waren, zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals de mensen in die dagen voor de vloed waren — etend en drinkend, huwend en ten huwelijk gevend, tot de dag waarop Noach de ark inging; en zij sloegen nergens acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde — zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn.” Deze woorden maakten deel uit van zijn profetie betreffende de zichtbare bewijzen van de tijd waarop het huidige samenstel van dingen ten einde zou lopen. — Matth. 24:36-39, NW; zie ook Luk. 17:26, 27.
10. Hoe bracht de schrijver van de brief aan de Hebreeën de belangrijkheid van geloof ten aanzien van het voortbestaan van ons menselijke geslacht onder woorden?
10 Geloof in de Almachtige God is ten aanzien van het voortbestaan van het menselijke geslacht van groot belang. Hiervan getuigend, zegt de schrijver van de brief aan de Hebreeën: „Door geloof heeft Noach, nadat hem een goddelijke waarschuwing was gegeven van wat nog niet werd gezien, godvruchtige vrees aan de dag gelegd en een ark gebouwd tot redding van zijn huisgezin, en door dit geloof heeft hij de wereld veroordeeld, en hij is een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid overeenkomstig geloof.” — Hebr. 11:7, NW.
11. Op welke wijze beschreef Petrus hoe de menselijke familie er ternauwernood aan ontsnapte in de Vloed vernietigd te worden?
11 Toen Simon Petrus, een persoonlijke metgezel van Jezus Christus, zijn twee brieven schreef die in de bijbel zijn opgenomen, toonde hij hoe de gehele menselijke familie in de wereldomvattende vloed ternauwernood aan de vernietiging ontkwam. In zijn eerste brief zei hij: „De lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden” (1 Petr. 3:20). In zijn tweede brief verklaart Petrus betreffende deze verbazingwekkende daad van God: Hij heeft „de wereld van den voortijd niet gespaard . . ., maar Noach, den prediker der gerechtigheid; met zeven anderen bewaard . . ., toen Hij den zondvloed over de wereld der goddelozen bracht”. „Door het woord van God [zijn] de hemelen er sedert lang geweest . . . en de aarde, die uit en door het water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water.” — 2 Petr. 2:5; 3:5, 6.
12. Wat maakt het, gezien het vrijkomen van zo’n enorme hoeveelheid natuurlijke energie, zo opmerkelijk dat de mensheid door de Vloed werd heengebracht?
12 Denk eens aan dat kleine gedeelte der mensheid dat een dergelijke verschrikkelijke vrijmaking van natuurlijke energie welke door God werd beheerst, levend heeft doorstaan! Zelfs tot op de huidige dag zijn orkanen als werkingen van energie nog steeds een mysterie te noemen. „De energie welke bij een orkaan is betrokken, stelt die van de grootste waterstofbom verre in de schaduw. Vandaar dat het beteugelen van dergelijke stormen moeilijk zal zijn”, zo stond er in een artikel over orkanen, in de New York Times van 4 oktober 1959. Wat een dergelijke storm doet ontstaan en gaande houdt, is nog niet wetenschappelijk bekend. Jehovah veroorzaakte echter de Vloed en was voor de wereldomvattende uitbreiding ervan verantwoordelijk. Alle atoom- en waterstofbommen welke de vier atoommogendheden thans in voorraad hebben, maken slechts een heel klein gedeelte uit van alle dynamische energie die tijdens de vloed in Noachs tijd vrijkwam. De wateren die veertig dagen en veertig nachten lang uit de hemelen naar beneden kwamen, overstroomden de aarde en kwamen vijftien el boven de hoogste bergen te staan (Gen. 7:19, 20). Toch hield God ons menselijke geslacht en alle soorten van viervoetige en kruipende dieren en vogels door dit alles heen in leven, zodat wij ons hier op dit ogenblik op aarde bevinden!
13. Waarom behoeven wij, met het oog hierop, in de atoomeeuw niet aan ’s mensen voortbestaan te twijfelen?
13 Het bijbelse bericht licht ons hierover in, en dit is niet op overleveringen, maar op ooggetuigeverslagen gebaseerd waarvan een aantal bijbelschrijvers, ja, zelfs Gods Zoon zelf, de betrouwbaarheid bevestigen. Wij behoeven dus niet aan, ’s mensen voortbestaan in de atoomeeuw te twijfelen, want het wordt door iets wat hoger staat dan overlevering, ondersteund.
WAAR DEZE GENERATIE MEE WORDT GECONFRONTEERD
14, 15. (a) Welke goede hoop bieden de gebeurtenissen in verband met de Vloed de mensheid thans? (b) Hoe weten wij zeker of wij weer voor een wereldomvattende vloed staan of niet?
14 Voor de mensheid die zich weer zorgen maakt over het voortbestaan van het menselijke geslacht, bieden de gebeurtenissen ten tijde van de vloed in Noachs dagen goede hoop dat het menselijke leven op aarde in stand zal worden gehouden. Die vloed is niet enkel en alleen maar een feit uit langvervlogen, vroegere tijden. De omstandigheden ten tijde van de vloed vormden volgens de profetische woorden van Jezus Christus, de Zoon van God, een afbeelding van onze huidige situatie. Nu is het een feit dat onze wereld — of ons samenstel van dingen — haar geschiedenis rekent vanaf de vloed, waarin God de oude goddeloze wereld die van ’s mensen zondeval dateerde, vernietigde. Het is niet zo dat wij voor weer een zondvloed uit de lucht staan, een vloed die zelfs de Himalaja zal overspoelen. Dit wordt ons door Jehovah God, de Veroorzaker van de vloed in Noachs dagen, verzekerd. De laatste regenboog die wij in de wolken hebben gezien, vormt hiervan een garantie. Nadat Noach en zijn huisgezin hoog op een berg van de Araratketen uit de ark waren gekomen en zich bij hun altaar van aanbidding bevonden, zei God tot hen:
15 „Mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde. Wanneer Ik dan wolken over de aarde breng en de boog in de wolken verschijnt, zal Ik mijn verbond gedenken, dat tussen Mij en u en alle levende wezens van alle vlees bestaat, zodat de wateren niet weer tot een vloed zullen worden om al wat leeft, te verderven.” — Gen. 9:13-15.
16. (a) Hoe spreekt Gods Woord de geleerden en astronomen ten aanzien van het bestaan der aarde tegen? (b) Hoe staan wij er, volgens de verklaringen van de woordvoerders van deze wereld, thans voor?
16 Waarmee worden wij dan geconfronteerd, hetgeen ons voortbestaan in deze tijd tot een probleem maakt? Natuurlijk behoeft onze generatie geen vrees te koesteren voor datgene wat geleerden en astronomen voorzeggen, namelijk, dat onze planeet tot een levenloze, uitgebrande sintel zal worden gemaakt, want volgens hen zal deze door hen uitgedachte wereldomvattende catastrofe pas over enige miljarden jaren plaatsvinden. Dergelijke geleerden en astronomen in zijn bijbel tegensprekend, zegt Jehovah God, de Schepper der aarde: „Hij heeft de aarde gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk wankelen” (Ps. 104:5, SV). „De aarde staat in der eeuwigheid” (Pred. 1:4, SV). De staatslieden, militaire kopstukken en goed ingelichte woordvoerders van deze wereld blijven ons echter vertellen waarmee ons gehele menselijke geslacht volgens hen thans wordt geconfronteerd. Naar hen te oordelen, bevinden wij ons in een wereld die te gevaarlijk is om in te leven.
17. Wat had het U.S. Congressional Record betreffende de mogelijkheid van wereldvernietiging te zeggen?
17 Het U.S. Congressional Record van 13 juni 1960 zegt dienaangaande op bladzijde A 5022: „Senator Kennedy . . . haalde onlangs cijfers aan, welke zouden inhouden dat ons arsenaal thans het equivalent van 1.250.000 bommen bevat van het type waarmee Hirosjima met de grond werd gelijkgemaakt. Dit werd in wezen bevestigd door T.E. Murray, een vroeger lid van de commissie voor atoomenergie, die zei dat wij nu meer dan genoeg wapens hebben om de wereld te kunnen vernietigen.” Hierbij zijn de atoomwapens van andere natiën nog niet inbegrepen.
18. Wat had een bekende Amerikaanse professor over de twijfel van Amerikanen inzake het voortbestaan van het menselijke geslacht en het spenderen van waardevolle dingen aan de ontwikkeling van wapens, te zeggen?
18 Onder de titel „Nationale doelstelling: De opvatting van Rossiter — een oproep om zich boven eigenbelang te verheffen ten einde ’het gehele menselijke geslacht’ te helpen”, verscheen er in de New York Times van 13 juni 1960 een artikel van prof. C. Rossiter, waarin hij verklaarde dat het Amerikaanse volk met allerlei twijfel over zijn „capaciteit om te floreren en wellicht zelfs om voort te bestaan” wordt belegerd; en dat het Amerikaanse volk — ook al zullen wij er zelfs in slagen om een oorlogscrisis die erger zal zijn dan oorlog zelf, te vermijden — „diep in de crisis zal blijven verkeren van een vrede die geen vrede is. Wij besteden ontzettend veel geld, rijkdommen, bekwaamheden en energie aan de ontwikkeling en produktie van wapens waarvan wij God bidden of wij ze nooit zullen behoeven te gebruiken”.
19. Wat verklaarde een beroemde Amerikaanse natuurkundige betreffende het begraven van onze doden na een volgende grote oorlog, en wat zei hij over een nieuwe oorzaak van een rampzalige oorlog?
19 De beroemde Amerikaanse natuurkundige dr. J.R. Oppenheimer, verklaarde op 16 juni 1960 op een internationale, in Berlijn gehouden bijeenkomst onder auspiciën van het Congres voor Culturele Vrijheid, dat alle mensen thans dienen te weten dat, indien er nog eens een grote oorlog uitbreekt, „niemand van ons erop behoeft te rekenen dat er nog voldoende levenden zullen zijn om de doden te begraven”. Hij zei vervolgens: „In dit decennium is de dodelijke uitwerking en de vernietigingskracht van de voorraden atoomwapens veel meer dan honderdvoudig toegenomen te zeggen hoe veel meer is noch gepast, noch ter zake dienend. Thans . . . hebben deze factoren het toeval, als nog een oorzaak van rampspoed, aan toorn toegevoegd.” — New York Times van 17 juni 1960.
20. Wat was volgens een socialistische courant uit New York tijdens de Amerikaanse campagne voor de presidentsverkiezingen het dominerende facet?
20 Met vette, schreeuwende letters stond er in de uitgave van 21 mei 1960 van de socialistische courant Weekly People van New York, in een kop het volgende over de Amerikaanse campagne voor de presidentsverkiezing „HET VOORTBESTAAN DER MENSHEID HET DOMINERENDE FACET VAN DE VERKIEZINGSCAMPAGNE VAN 1960.”
21. Wat zijn volgens de winnaar van de Nobelprijs voor de vrede van 1959 de vooruitzichten van de wereld voor de komende tien jaar?
21 In 1960 verklaarde een lid van de Engelse regering, lord Noel-Baker, die in 1959 de Nobelprijs voor de vrede ontving: „Ik vind het zeer voor de hand liggend . . . dat de verschillende regeringen niet binnen tien jaar tot ontwapening zullen zijn overgegaan, dat er dan reeds een kernoorlog zal zijn geweest; wij en onze kinderen en kleinkinderen, zullen allen dood zijn, en de wereld zal een levenloze, radioactieve, verkoolde aardbol door de eeuwigheid heen sturen.” — New York Times Magazine van 14 augustus 1960.
22. Wat is een CBR-oorlogvoering, en hoe wordt deze beschouwd?
22 Er wordt thans ook over een CBR-oorlogvoering gesproken, ofte wel een oorlog met chemische, bacteriologische en radiologische wapens, waarover een Amerikaanse kolonel, een leider van de „CBR Weapons Orientation Course” van het Amerikaanse leger, het volgende zei: „Ik ben enthousiast over een biologische en chemische oorlogvoering. Ik vind het werkelijk fantastisch. Niets wat wij hebben, is zó humaan” (New York Herald Tribune van 29 augustus 1960). De CBR-oorlogvoering werpt bepaalde voordelen af, omdat het wel de vijand doodt, maar zijn materiële eigendommen intact laat.
23. Wat zei de vorige Amerikaanse president toen hij op de vijftiende zitting van de Algemene Vergadering der VN het woord voerde, over de noodzaak van ontwapening?
23 Toen de vorige Amerikaanse president, generaal Eisenhower, op donderdagmorgen, 22 september 1960, in New York op de historische vijftiende zitting van de Algemene Vergadering der Verenigde Naties het woord voerde, zei hij tot het grootste aantal staatslieden dat ooit een vergadering van de VN had bijgewoond: „Wil het voortbestaan der beschaving echter verzekerd zijn, dan moet ook de bewapening hier op aarde onder controle staan.”
24. Wat zijn volgens dergelijke prominente woordvoerders de vooruitzichten voor deze wereld, en hoe ondersteunt de wijze waarop men op het Pentagon over wapens spreekt, dit gezichtspunt?
24 Dit is slechts een proeve uit alle uitspraken van bevoegde, prominente mannen van deze wereld, die niet licht kunnen worden opgenomen. Volgens hun eigen verklaringen is hun wereldse samenstel van dingen door hun eigen middelen tot de vernietiging gedoemd. De vooruitzichten van deze overbewapende wereld worden wel bijzonder veelzeggend onder woorden gebracht door de mensen van het Pentagon, dat in Arlington, Virginia, tegenover Washington, D.C., is gelegen en waarin zich de meeste bureaus van het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger bevinden; zij spreken namelijk van „Oordeelsdagwapens”.
25. Wat vragen wij vol verontwaardiging, en hoe hebben de natiën zichzelf daarom rechtstreeks met ’s mensen Schepper in conflict gebracht?
25 Vol verontwaardiging stellen wij de vraag: Welke groep van oorlogsophitsers, geleerden of politieke heersers heeft het recht om ten aanzien van het gehele menselijke geslacht vernietiging teweeg te brengen, of zelfs om het bestaan ervan te bedreigen en het voortbestaan van het menselijke geslacht tot een zorgelijk probleem te maken? Dit is een bedreiging van rassenmoord op wereldomvattende schaal, de vernietiging van het gehele genus homo, het genus Mens, de moord op de menselijke familie.a Het feit dat de wereldomvattende familie van met bloedschuld beladen natiën zich met de middelen heeft bewapend om deze lafhartige daad te voltrekken, heeft de natiën rechtstreeks met ’s mensen Schepper, Jehovah God, in conflict gebracht. Het is zijn voornemen dat de menselijke familie deze aarde voor altijd in vrede en geluk zal bewonen. „Gij zult niet doodslaan”, luidt het zesde van de door bemiddeling van zijn profeet Mozes verschafte Tien Geboden. „Een ieder, die zijn broeder haat, is een mensenmoorder en gij weet, dat geen mensenmoorder eeuwig leven blijvend in zich heeft”, zegt de christelijke apostel Johannes, een aanbidder van Jehovah God. — Ex. 20:13; 1 Joh. 3:15.
26. Wie dreigen de van haat vervulde natiën te vernietigen, welke dag zijn ze daarom ingegaan en wat kunnen ze verwachten?
26 Wanneer de van haat vervulde wereldlijke natiën de menselijke familie zouden vernietigen, zouden ze niet alleen hun eigen patriottische, nationalistische volkeren vernietigen, maar ook de getrouwe dienstknechten van Jehovah, die niet van deze wereld zijn, maar hun standpunt vóór Gods rechtvaardige nieuwe wereld hebben ingenomen. Jehovah God zal echter nooit toestaan dat zijn dienaren door tegen zijn voornemen gekante natiën worden uitgeroeid (Ps. 145:20). De natiën moeten zich voor het veroorzaken van deze dreigende wereldsituatie niet voor de Verenigde Naties of het Internationale Gerechtshof dat hiervan deel uitmaakt, verantwoorden, maar voor de Schepper, God, de „Rechter der ganse aarde” (Gen. 18:25). De natiën zijn hun oordeelsdag voor God ingegaan en moeten verwachten dat het oordeel door hem ten uitvoer zal worden gebracht.
27. Welke plechtige illustratie is er van een dergelijke naderende oordeelsvoltrekking, en wat kan men volgens Petrus verwachten?
27 Alle natiën van deze onrechtvaardige wereld worden dus met de voltrekking van het goddelijke oordeel geconfronteerd. De voltrekking van Jehovah Gods vonnis aan de vroegere wereld van goddeloze mensen uit Noachs dagen vormt een plechtige illustratie van hetgeen de gewelddadige, goddeloze wereld van thans heeft te verwachten. De huidige wereld vond haar begin na de Vloed die de aarde op Gods bevel of woord overspoelde. De apostel Petrus verklaart: „Door hetzelfde woord worden echter de huidige hemelen en aarde ten vure weggelegd en bewaard tot de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen.” — 2 Petr. 3:7, NW.
28, 29. Waarom kunnen wij een dergelijke gelijkenis tussen oordeelsvoltrekkingen zonder aarzeling bekendmaken?
28 Wat de door mensen geregeerde, soevereine natiën van deze wereld zal overkomen, kan daarom met die Vloed der vloeden uit Noachs tijd vergeleken worden. Volgens Jezus Christus’ eigen profetische woorden kunnen wij dit zonder aarzeling bekendmaken. Christus’ discipel Lukas schrijft over de wijze waarop Jezus naar oordeelsvoltrekkingen verwees:
29 „Gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zó zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen tot op den dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en allen verdelgde. . . . Op dezelfde wijze zal het gaan op den dag, waarop de Zoon des mensen geopenbaard wordt.” — Luk. 17:26-30.
30. Waarom hebben wij er alle reden voor om Jezus’ woorden dienaangaande te geloven, en hoe legde hij er de nadruk op dat het ’s mensen ergste verdrukking zou zijn?
30 Wij hebben er alle reden voor om deze woorden te geloven, want Jezus Christus zal, wanneer hij als Gods uitvoerende rechter die de levenden en de doden moet oordelen, wordt geopenbaard, niet vergeten dat hij ze heeft gesproken. Bovendien is Jezus Christus een betrouwbare profeet, want in zijn profetie over het einde van dit wereldse samenstel van dingen heeft hij de wereldgebeurtenissen en toestanden die sedert 1914 n. Chr. plaatsvinden, voorzegd. Had hij dit niet gedaan, dan zou hij ons ook niet hebben verteld hoe wij erop kunnen hopen uit de warboel van deze wereld te raken. Dat het ’s mensen ergste verdrukking zou zijn, waarbij zelfs het voortbestaan van de mens van vlees en bloed op het spel zou staan, zei hij in dezelfde profetie: „Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de [door God] uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.” En hij voegde eraan toe: „Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt.” — Matth. 24:21, 22, 34.
31. Waarom is dit het geslacht waarnaar Jezus verwees?
31 Daar de voorzegde gebeurtenissen in 1914 n. Chr. zijn begonnen, is het geslacht der mensheid dat vanaf dat jaar nog steeds in leven is, het geslacht dat door Jezus Christus werd bedoeld. Tot op heden hebben wij de wereldschokkende kenmerken van het „teken van [Christus’ onzichtbare] tegenwoordigheid en van de voleinding van het samenstel van dingen” in vervulling zien gaan (Matth. 24:3, NW). Welke kenmerken? De eerste Wereldoorlog, die niet de „oorlog welke een eind aan alle oorlogen maakt” bleek te zijn, hongersnoden en voedseltekorten, aardbevingen, de vervolging van Christus’ getrouwe, gehoorzame volgelingen, de opkomst van vals-religieuze profeten in de christenheid, de verontrustende toename van wetteloosheid en de vlucht van ware christenen naar de werkelijke plaats van veiligheid en leven omdat zij het voorzegde teken van de komende verwoesting zien en begrijpen; een kenmerk is ook dat ondanks alle vervolging, al de boze tijden en het slechte nieuws, de prediking van het goede nieuws van Góds koninkrijk „op de gehele bewoonde aarde” voortgang vindt „om alle natiën een getuigenis te geven” (Matth. 24:7-28, NW). Miljoenen mensen van dit geslacht zijn ervan op de hoogte dat deze dingen sedert 1914 hebben plaatsgevonden. Het is dan ook een kwestie van opgetekende verslagen die door iedere vragensteller geraadpleegd kunnen worden.
32. Waarom is het voortbestaan van de mens het probleem van dit geslacht?
32 Wíj vormen dus het geslacht dat niet zal voorbijgaan totdat de „grote verdrukking . . ., zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal”, is voltooid. Het voortbestaan van de mens is dus het probleem van ons, de mensen van dit geslacht.
[Voetnoten]
a Genocide is gedefinieerd als de „bedoeling om een nationale, etnische, of religieuze groep of een ras geheel of gedeeltelijk te vernietigen”.