Gelooft u werkelijk dat God bestaat?
DE MEESTE mensen beweren in God te geloven. U ook? Zo ja, dan zult u misschien van mening zijn dat bovenstaande vraag („Gelooft u werkelijk dat God bestaat?”) tot anderen is gericht. Misschien denkt u aan de woorden in Psalm 14:1: „De dwaas heeft in zijn hart gezegd: ’Er is geen Jehovah’”, en past u deze op atheïsten en agnostici toe. Maar zou dit vers meer mensen kunnen omvatten dan zulke personen?
Dit is beslist het geval. Het Hebreeuwse woord voor „dwaas”, ofte wel „verstandeloze”, duidt op een moreel, en niet op een intellectueel gebrek. Deze psalm spreekt derhalve niet in de eerste plaats over degenen die openlijk zeggen: „Er is geen God”, maar veeleer over degenen die God ’in hun hart’ loochenen. Zij onderwerpen zich met andere woorden niet aan zijn heerschappij over hun leven. Hierdoor geven zij te kennen dat hij naar hun mening machteloos is of zich niet om hen bekommert.
Zij lijken veel op mensen die weigeren de autoriteit van een rechtbank te erkennen. De rechtbank bestaat. Maar zij negeren de jurisdictie die deze over hen uitoefent. Te zeggen: „Ik geloof dat God bestaat”, heeft derhalve alleen werkelijke betekenis als men Gods Woord en de autoriteit ervan in zijn leven aanvaardt. Doet u dit?
Is God bijvoorbeeld zo werkelijk voor u dat zijn wet invloed uitoefent op uw moraal ook wanneer andere mensen u niet zien? Veel mensen zullen gaan stelen of zullen seksuele immoraliteit bedrijven als hun hiertoe de gelegenheid wordt geboden. Ter bevestiging hiervan hebben onderzoekers enige tijd geleden in een middenstandswijk in de stad New York een auto achtergelaten die ogenschijnlijk niet langer werd gebruikt. Wat gebeurde er? Het tijdschrift Time bericht:
„Binnen tien minuten kreeg hun wagen zijn eerste bezoekers. Het verslag van de onderzoekers luidt, in huiveringwekkende telegramstijl: ’Familie van drie rijdt langs, stopt. Allen gaan auto uit. Goed geklede moeder met Saks Fifth Avenue [warenhuis] boodschappentas staat op trottoir bij auto en houdt de wacht. Jongen, ongeveer acht jaar oud, blijft steeds bij vader, kijkt en helpt. Vader, gekleed in keurig sporthemd, sportpantalon en windjak, inspecteert auto, opent kofferruimte, doorzoekt inhoud. Opent kofferruimte van eigen auto, die vol gereedschap ligt, pakt metaalzaag, zaagt één minuut. Haalt accu uit de wagen en zet die in eigen kofferruimte. Verwijdert hele radiator en plaatst die achterin zijn auto op bodem. Familie rijdt weg.’ . . . De hele operatie nam slechts zeven minuten in beslag.” — 28 februari 1969, bladzijde 65.
Geloven zulke mensen werkelijk dat God bestaat? Het is best mogelijk dat zij in een natie wonen die christelijk beweert te zijn. Maar geloven zij werkelijk dat God achter zijn Woord staat, waarin wordt gezegd: „Gij moogt niet stelen”? Klaarblijkelijk niet. — Rom. 13:9.
Ware christenen zijn echter anders. Ook al worden zij niet door anderen gadegeslagen, toch zal hun geloof dat God werkelijk bestaat hen ervan weerhouden iets verkeerds te doen. Zij hebben een gezonde vrees voor God. En de verzekering wordt gegeven dat God ’altijd toeziet’ (Hebr. 4:13). Maar bovenal zet hun liefde voor God als Persoon en een waardering voor alles wat hij heeft gedaan en nog doet, hen ertoe aan hem te willen behagen. Een christen weet dat „de liefde tot God [dit betekent], dat wij zijn geboden onderhouden”. — 1 Joh. 5:3; 4:19.
Een waar geloof in God helpt een christen ook zijn christelijke neutraliteit te bewaren. Op school of op de plaats waar hij werkt, uit het oog van andere christenen vandaan, zou hij zich ertoe gedwongen kunnen voelen aan een ceremonie deel te nemen waardoor hij als een „deel van de wereld” geïdentificeerd zou worden. Toch zei Jezus dat zijn discipelen „geen deel van de wereld” zouden zijn (Joh. 17:16). In zulke situaties heeft een christen een schitterend voorbeeld in Mozes.
Mozes verscheen herhaaldelijk voor Farao en vroeg of Gods volk uit Egypte vrijgelaten mocht worden. Farao was een hooghartig man die een god beweerde te zijn. Hij werd omringd door een indrukwekkende hofhouding van raadgevers, bewakers, slaven en priesters. Was Mozes bevreesd, zodat hij zijn opdracht niet nakwam? De bijbel zegt dat hij zich van zijn taak kweet „zonder de toorn van de koning te vrezen”. Waarom was hij onbevreesd?
Omdat Mozes „standvastig [bleef] als zag hij de Onzichtbare”. Door de wijze waarop Jehovah met Mozes en andere godvruchtige mensen had gehandeld, was er een „duidelijke demonstratie” gegeven van het feit dat God werkelijk bestond. In geloof vestigde Mozes zijn aandacht dus van ganser harte op Jehovah. Mozes was zelfs niet bevreesd voor de machtigste man van de wereld! Is God zo reëel voor u? — Hebr. 11:1, 27; Neh. 4:14; 2 Tim. 4:17.
Indien iemands geloof in Gods bestaan echt is, zal dit bovendien een gunstige uitwerking hebben op zijn levensopvatting. Hoe dan wel?
Hij aanvaardt wat God in zijn Woord zegt over de reden waarom de toestanden in het huidige goddeloze samenstel van dingen zo slecht zijn. Als hij in zijn leven met maatschappelijk onrecht, ziekte of armoede te maken krijgt, verloochent hij God niet. Als een geliefd familielid sterft, wordt hij niet geheel en al door verdriet overmand. Hij weet waarom deze dingen gebeuren.
Hij gelooft wat God zegt over de nabijheid van ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin rechtvaardigheid zal wonen’. Een christen vindt dus redenen voor vreugde en hij biedt het hoofd aan zijn persoonlijke beproevingen. Dit heeft zelfs een „goede uitwerking op het gelaat”. — Spr. 15:13; 1 Thess. 4:13; 2 Petr. 3:13.
Wat een tegenstelling vormt zo iemand met degenen die geen godvruchtige hoop bezitten! Om dit verschil te illustreren, willen wij uw aandacht vestigen op wat V. M. Martin heeft te zeggen over de gevolgen die de filosofie van het „existentialisme” op de aanhangers ervan heeft:
„Er wordt door deze existentialisten weinig of geen moeite gedaan om de traditionele bewijzen voor het bestaan van God te weerleggen; het atheïsme wordt eenvoudig als een vanzelfsprekende zaak aangenomen. . . . Zulk een atheïsme zou een verklaring kunnen vormen voor de ziekelijke droefgeestigheid, de toenemende bezorgdheid en de pure absurditeit van het leven die men vaak in het existentialisme aantreft . . . De afwezigheid van God maakt de dood tot een absoluutheid, een absoluutheid die door sommigen als een absurde dwaasheid en door anderen als een belachelijke monstruositeit wordt beschouwd. . . . [Er wordt] een extreme nadruk op de donkere kant van het menselijke bestaan gelegd. Frustratie, ergernis en verdrietelijkheden maken deel uit van het leven van alle mensen, maar het existentialisme schijnt hieromheen te zijn opgebouwd. Er is erg weinig vreugde en blijheid in de existentialistische literatuur.”
Blijkt uit uw kijk op het leven, uw geesteshouding, dat u werkelijk gelooft dat God bestaat?
De tijd komt naderbij dat Jehovah in wat de bijbel de „grote verdrukking” noemt, alle mensen met geweld zal laten weten dat hij werkelijk bestaat (Matth. 24:21). Hoe zal het u in de „grote verdrukking” vergaan? Dat hangt af van wat u nu doet. Jehovah’s getuigen nodigen u uit gratis de bijbel met hen te bestuderen. Leer de hoop kennen die zij bezitten. Verwerf een beter besef van wat het werkelijk betekent te zeggen: ’Ik geloof dat God bestaat.’