’Heimelijk verderfelijke sekten invoeren’
„Er [zullen] ook onder u valse leraren . . . zijn. Deze zullen heimelijk verderfelijke sekten invoeren.” — 2 PETRUS 2:1.
1, 2. (a) Wat waren alle kerken van de christenheid oorspronkelijk? (b) Welke vragen verdienen derhalve onze aandacht?
ALLE kerken van de christenheid waren oorspronkelijk sekten. Sommige ervan — met name de Kerk van Rome en de nationale orthodoxe en protestantse kerken — maken er aanspraak op belangrijker te zijn dan de andere zogenaamde christelijke denominaties, die zij minachtend sekten noemen. Deze historische feiten zijn in de twee voorgaande artikelen behandeld.
2 Sommigen zouden echter de vraag kunnen stellen: ’Hebben Jezus Christus en zijn getrouwe apostelen werkelijk een afval van het ware christendom voorzegd? Hebben zij gewaarschuwd voor het volgen van mensen die sekten zouden vormen? Was het ongeveer negentien eeuwen geleden werkelijk nodig dat Jezus’ ware volgelingen op hun hoede waren voor zulke verdeeldheid veroorzakende neigingen? En is dezelfde waakzaamheid in deze tijd vereist?’
Vroege neiging tot het vormen van sekten
3, 4. (a) Welke waarschuwing gaf Jezus, en wat betekent dit met betrekking tot het ware christendom? (b) Welke overeenkomende waarschuwing gaf Petrus?
3 Jezus zei in zijn Bergrede: „Gaat in door de nauwe poort; want breed en wijd [gemakkelijk, vertaling door H. Ogilvie] is de weg die naar de vernietiging voert, en velen zijn er die daardoor ingaan; maar nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden. Wacht u voor de valse profeten, die in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zult gij hen herkennen” (Matth. 7:13-16). Nee, Jezus Christus zei niet dat het ware christendom een brede, gemakkelijke, universele of „katholieke” religie zou worden die bij „velen” in de smaak zou vallen. Het zou een moeilijke, smalle weg zijn die door slechts „weinigen” gevonden zou worden. Deze „weinigen” werden ervoor gewaarschuwd dat schijnbaar ongevaarlijke „valse profeten” zouden proberen hen ertoe te verlokken de ’gemakkelijke’ weg te bewandelen „die naar de vernietiging voert”.
4 Ruim dertig jaar later schreef de apostel Petrus: „Er stonden echter ook valse profeten onder het volk [Israël] op, zoals er ook onder u [christenen] valse leraren zullen zijn. Dezen zullen heimelijk verderfelijke sekten invoeren en zullen zelfs de eigenaar, die hen heeft gekocht, verloochenen, een spoedige vernietiging over zichzelf brengend. Bovendien zullen velen hun daden van losbandig gedrag navolgen, en door hun toedoen zal er schimpend over de weg der waarheid worden gesproken. En uit hebzucht zullen zij u met vervalste woorden uitbuiten.” — 2 Petr. 2:1-3.
5. Wanneer begonnen en afvallige „wolven” te verschijnen, en hoe voerden zij ’heimelijk verderfelijke sekten in’?
5 „De weg der waarheid”, de weg „die naar het leven voert”, is de weg van het ware christendom. De „valse profeten” of „valse leraren” zijn de afvallige ’wolven in schaapsklederen’, die zich zelfs al vóór de dood van Jezus’ apostelen onder de vroege christenen begonnen te ontpoppen (1 Joh. 2:18, 19; 4:1-3). Ook de apostel Paulus waarschuwde voor zulke „onderdrukkende wolven”. Hij identificeerde hen als mannen die zouden ’opstaan en verdraaide dingen zouden spreken om de discipelen achter zich aan te trekken’ (Hand. 20:29, 30). Vanaf de tweede helft van de eerste eeuw ’voerden deze valse leraren heimelijk verderfelijke sekten in’ en buitten zij de vroege christenen „met vervalste woorden” uit. Wegens deze afvalligen werd er „schimpend over de weg der waarheid [het ware christendom] gesproken”.
Enkele vroege sekten
6. Hoe toont het boek Openbaring aan dat er tegen het einde van de eerste eeuw reeds afvallige sekten waren verschenen, en waarom werden ze door Christus gehaat?
6 In de Openbaring die de apostel Johannes omstreeks 96 G.T. ontving, tekende hij een aantal door God geïnspireerde boodschappen op waarin de geestelijke toestanden werden weerspiegeld die toen in de christelijke gemeenten heersten en die zich in de loop der geschiedenis opnieuw zouden kunnen voordoen. Twee van deze boodschappen onthullen het bestaan van afvallige sekten, die door Christus, het hoofd van de ware christelijke gemeente, werden gehaat. Klaarblijkelijk werd in op z’n minst een van deze sekten afgoderij en hoererij getolereerd. — Openb. 2:6, 14, 15.
7. Hoe blijkt uit Paulus’ brieven dat de strijd tegen het sektarisme in zijn tijd reeds aan de gang was?
7 Verscheidene van de brieven van de apostel Paulus, die veel eerder werden geschreven, geven te kennen dat hij reeds een harde strijd moest voeren tegen de neiging tot sektevorming. In zijn eerste brief aan de christenen in Korinthe betreurde Paulus hun neiging mensen te volgen, omdat dit „onenigheden” en „verdeeldheid” tot gevolg had (1 Kor. 1:10-13; 3:1-4). Hij bracht een overeenkomstige bezorgdheid tot uitdrukking in zijn brief aan de Galáten (1:6-9; 5:19-21), aan Titus (3:9, 10) en aan Timótheüs. — 1 Tim. 1:3-7; 4:1-3; 6:20, 21; 2 Tim. 4:3, 4.
8. Wat geloofden de gnostici, en waarom waren zij er verantwoordelijk voor dat er ’schimpend over de weg der waarheid werd gesproken’?
8 Sommige bijbelgeleerden zijn van mening dat Paulus in zijn eerste brief aan de Korinthiërs, en meer in het bijzonder in zijn brief aan de Efeziërs en aan de Kolossenzen, met opzet bepaalde Griekse woorden (zoals gnoosis, kennis, en plèrooma, volheid) gebruikte om het gnosticisme te weerleggen. Hoe het ook zij, Paulus bestreed beslist afvallige ideeën die later door de gnostische sekten werden ontwikkeld. De gnostici, die tijdens de tweede eeuw G.T. een bloeitijd beleefden, waren dualisten, die geloofden dat alle materie boos of slecht is en dat de geest goed is. Zij waren van mening dat redding tot stand komt als gevolg van mystieke „kennis” (gnoosis). Hun geloof dat het vleselijke lichaam boos of slecht is, leidde hen tot een van twee uitersten: ascetisme of zich overgeven aan de bevrediging van het vlees. Het zogenaamde christelijke gnosticisme heeft er veel toe bijgedragen dat er ’schimpend over de weg der waarheid werd gesproken’.
9. Noem en beschrijf andere vroege sekten van het afvallige christendom.
9 Tot de andere vroege sekten behoorden de Marcionieten, de volgelingen van Marcion, de zoon van een afvallige christelijke „bisschop” in Klein-Azië. Marcion geloofde in twee goden, een onvolmaakte „oud-testamentische” god en een god van liefde die werd geopenbaard in het „Nieuwe Testament”, of veeleer in de gedeelten ervan die hij aanvaardde (enkele van de geschriften van Paulus en Lukas). Het Montanisme was nòg een tweede-eeuwse sekte. Montanus was een „profeet” uit Klein-Azië die de ophanden zijnde tweede komst van Christus predikte en verkondigde dat het Nieuwe Jeruzalem zou worden opgericht in Pepuza, in de buurt van de huidige stad Ankara (Turkije). Hij oefende ook kritiek uit op de toenemende macht en morele laksheid van de klasse der geestelijken van het afvallige christendom. Tertullianus werd een Montanist. Twee andere protestbewegingen tegen morele laksheid onder zogenaamde christenen en tegen een toegeeflijke houding jegens afvalligen waren de derde-eeuwse Novatianen en de vierde-eeuwse Donatisten. Beide schismatieke groepen aanvaardden echter de belangrijkste leerstellige dwalingen van de oudere gevestigde kerken.
„De mens der wetteloosheid” raakt georganiseerd
10. Wie hoorden ook bij de „valse leraren” die ’heimelijk verderfelijke sekten invoerden’?
10 Al deze en nog andere niet-genoemde sekten waren variëteiten van het afvallige christendom. Maar de mannen die deze sekten in het leven riepen, waren niet de enige „valse leraren” die ’heimelijk verderfelijke sekten invoerden’ (2 Petr. 2:1-3). Petrus voorzei ook dat ’velen hun daden van losbandig gedrag zouden navolgen’. Wij hebben zojuist gezien dat enkele van deze vroege sekten werden opgericht uit protest tegen het losbandige gedrag van de overheersende klasse der geestelijken. Daarom moeten ook deze geestelijken geteld worden onder de „valse leraren” en moeten hun kerken als „verderfelijke sekten” worden beschouwd.
11. Welke nieuwe klasse begon zich te verheffen, en hoe had Paulus dit voorzegd?
11 Zoals reeds is opgemerkt, streden al deze afvallige sekten om de toppositie. Elke sekte stelde zich ten doel als de ene en enige „orthodoxe”, „apostolische” en „katholieke (universele)” Kerk beschouwd te worden en behandelde op haar beurt de andere als louter ketterse sekten. Terzelfder tijd trachtte een klasse van geestelijken in de grotere, machtiger kerken zich boven de rest van de kudde te verheffen. De apostel Paulus schreef in verband met deze afval en het verschijnen van een dominerende klasse van geestelijken: „Laat niemand u op enigerlei wijze verleiden, want [de dag van Jehovah] komt niet tenzij eerst de afval komt en de mens der wetteloosheid wordt geopenbaard, de zoon der vernietiging. Hij verzet zich en verheft zich boven een ieder die ’god’ of een voorwerp van verering wordt genoemd, zodat hij in de tempel van De God gaat zitten en zich in het openbaar vertoont als zijnde een god.” — 2 Thess. 2:2-4.a
12. (a) Wat is „de mens der wetteloosheid”, en wanneer was deze „mens” volledig geopenbaard? (b) Welke stappen leiden tot de volledige ontwikkeling van de klasse der geestelijken? (c) Beschrijf het hiërarchieke systeem.
12 Deze afval was in Paulus’ tijd „reeds aan het werk”. Maar pas na de dood van Jezus’ ware apostelen, toen de „belemmering” die door hun aanwezigheid was gevormd, werd verwijderd, openbaarde de afval zich volledig (2 Thess. 2:6, 7). Geleidelijk aan begon er een klasse van geestelijken te verschijnen. In het begin van de tweede eeuw G.T. schreef Ignatius, „bisschop” van Antiochië, over een uit drie graden of rangen bestaande hiërarchie van bisschoppen, presbyters (priesters) en diakenen. „De mens der wetteloosheid” begon vorm aan te nemen. Maar de „kerkvader” die de klasse der geestelijken werkelijk in een hiërarchiek systeem organiseerde, was Cyprianus, „bisschop” van Carthago (Noord-Afrika), die in 258 G. T. stierf. In de gezaghebbende Dictionnaire de Théologie Catholique wordt uiteengezet dat Cyprianus een monarchale, uit zeven graden bestaande hiërarchie heeft uitgestippeld waarvan de hoogste positie door de bisschop werd bekleed. Onder hem bevonden zich priesters, diakenen, subdiakenen, acolieten (altaardienaren), lectoren (lezers) en exorcisten. In de Westerse, Latijnse of Roomse Kerk werd later een achtste graad — deurbewaarder of deurwachter — toegevoegd, terwijl de Oosterse of Griekse Kerk zich aan een uit vijf graden bestaande hiërarchie hield. Omstreeks de derde eeuw G.T. was de samengestelde „mens der wetteloosheid”, de afvallige klasse van christelijke geestelijken, derhalve volledig „geopenbaard”. Deze „mens der wetteloosheid” is in de loop der eeuwen blijven bestaan in alle kerken en sekten van de christenheid die een speciale geestelijkheid of klasse van geestelijken hebben.
„Verderfelijke sekten” in de tijd van het einde
13. Op welke twee manieren blijken de sekten van de christenheid ’verderfelijk’ te zijn?
13 In het oorspronkelijke Grieks betekent Petrus’ uitdrukking „verderfelijke sekten” letterlijk „sekten van vernietiging”. Deze uitdrukking is in twee opzichten veelbetekenend. De sekten en kerken van de christenheid zijn vernietigend gebleken voor het zuivere christendom, „de weg der waarheid”. Ze zijn ook „sekten van vernietiging” doordat de valse leraren ervan ’een spoedige vernietiging brengen over zichzelf’ en over degenen die „hun daden van losbandig gedrag navolgen”. Petrus zegt verder nog: „Maar wat hen [de valse leraren] betreft, het oordeel uit oude tijden beweegt zich niet traag en de vernietiging van hen sluimert niet” (2 Petr. 2:1-3). Deze „spoedige vernietiging” zal in de snel naderende „grote verdrukking” over hen komen. — Matth. 24:21.
14. Wanneer zal „de mens der wetteloosheid” worden vernietigd, en wat zal door deze vernietiging worden aangetoond?
14 De apostel Paulus toonde aan dat de samengestelde „mens der wetteloosheid” pas ten tijde van Christus’ „tegenwoordigheid” vernietigd zou worden door te schrijven: „Dan zal de wetteloze worden geopenbaard, die door de Heer Jezus weggedaan zal worden door de geest van zijn mond en tenietgedaan zal worden door de manifestatie van zijn tegenwoordigheid [parousias]” (2 Thess. 2:8). Ja, de vernietiging van de klerikale „mens der wetteloosheid”-klasse, te zamen met de rest van Satans Babylonische religieuze rijk, zal als een opmerkelijke „manifestatie” komen van Christus’ „tegenwoordigheid”, of parousie, waardoor het zowel vriend als vijand duidelijk zal zijn dat de Heer Jezus onzichtbaar tegenwoordig is en dat de voorzegde „grote verdrukking” is begonnen.
Een waarschuwing voor ware christenen
15. Welke waarschuwing voor christenen ligt opgesloten in Jezus’ illustratie van de tarwe en het onkruid?
15 Jezus’ illustratie van de tarwe en het onkruid toonde aan dat het de kerken en sekten van afvallige christenen — het „onkruid” — zou worden toegestaan in de loop der eeuwen te blijven bestaan. Pas aan „het besluit van het samenstel van dingen” zou er een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen deze imitatiechristenen en de ware „zonen van het koninkrijk”, de „tarwe” (Matth. 13:24-30, 37-40). Jezus’ gelijkenis bevat echter ook een waarschuwing voor ware christenen, of zij nu gezalfde „zonen van het koninkrijk” zijn of tot hun metgezellen behoren. Jezus verklaarde: „De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk verzamelen, en zij zullen hen in de vurige oven werpen. Daar zullen zij wenen en knarsetanden.” — Matth. 13:41, 42.
16. (a) Welk scheidingswerk vindt sinds 1919 voortgang? (b) Welke verdere waarschuwing gaven de apostelen, en welk commentaar voegde Judas hieraan toe?
16 Sinds 1919 vindt er in het religieuze veld een scheiding plaats tussen de „tarwe” en het „onkruid”. Dit wil echter niet zeggen dat de engelen van de Zoon des mensen er sindsdien niet mee zijn voortgegaan „alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk [te] verzamelen”. Judas herinnert ons eraan dat „de apostelen van onze Heer Jezus Christus” de volgende waarschuwing hebben gegeven: „In de laatste tijd zullen er spotters zijn, die overeenkomstig hun eigen begeerten naar goddeloze dingen te werk zullen gaan.” En Judas voegde hieraan toe: „Dezen zijn het die afscheidingen veroorzaken [verdeeldheid zaaien, Groot Nieuws Bijbel].” — Jud. 17-19.
17. Wat zei Jezus over de „boze slaaf”?
17 Wat Jezus zei over hetgeen er zou gebeuren met de wettelozen, die „aanleiding tot struikelen geven”, herinnert ons aan wat hij later zei over degenen die zouden weigeren de aanstelling te erkennen van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, de „tarwe”-klasse van gezalfde christenen die door Christus aangesteld zou worden „over al zijn bezittingen”. Jezus gaf de volgende waarschuwing: „Maar indien die boze slaaf in zijn hart zou zeggen: ’Mijn meester blijft uit’, en zijn medeslaven zou beginnen te slaan en met de verstokte dronkaards zou eten en drinken, dan zal de meester van die slaaf komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een uur dat hij niet weet, en hij zal hem met de grootste strengheid straffen en hem zijn deel met de huichelaars toewijzen. Daar zal hij wenen en knarsetanden.” — Matth. 24:45-51.
18. (a) Hoe leggen sommigen in deze tijd de kenmerken van de „boze slaaf” aan de dag? (b) Hoe zal het met hen aflopen als zij ermee doorgaan ’verdeeldheid te zaaien’?
18 In deze tijd leggen sommige deloyale personen de kenmerken van „die boze slaaf” aan de dag door in hun hart te zeggen: „Mijn meester blijft uit.” Zij vereenzelvigen zich met de „spotters”, die zeggen: „Waar is nu de beloofde tegenwoordigheid van hem?” (2 Petr. 3:1-7) Zoals Judas waarschuwde, proberen zij ’verdeeldheid te zaaien’ (Jud. 19, GNB). Door kritiek uit te oefenen op „de getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse, van wie zij in eerste instantie hun kennis omtrent „de weg der waarheid” hebben verworven, ’beginnen zij hun medeslaven te slaan’. Maar als zij in hun verdeeldheid zaaiende houding volharden, worden zij te bestemder tijd door de engelen ’verzameld’ en krijgen zij ’hun deel toegewezen met de huichelaars’ van de christenheid. ’Daar wenen en knarsetanden zij’, soms door veronderstelde grieven door middel van de publiciteitsmedia kenbaar te maken.
19. (a) Wat zei Paulus over „sekten” onder Gods volk? (b) Hoe kunnen wij er blijk van geven dat wij ’goedgekeurde’ personen zijn?
19 Dit herinnert ons aan wat Paulus aan de Korinthiërs schreef: „Want er moeten ook sekten onder u zijn, opdat de goedgekeurden onder u ook openbaar mogen worden” (1 Kor. 11:19). Ja, indien enkelen in deze tijd heimelijk trachten „verderfelijke sekten” onder Jehovah’s Getuigen ’in te voeren’, verschaft dit voor loyale christenen een schitterende gelegenheid er blijk van te geven dat zij personen zijn die door God en Christus zijn ’goedgekeurd’. Zij kunnen en moeten tonen dat zij waardering hebben voor ware christelijke eenheid. Deze eenheid zal in het volgende artikel worden besproken.
[Voetnoten]
a Zie voor een volledige bespreking van „de mens der wetteloosheid” hoofdstuk 18 van het boek Gods duizendjarige koninkrijk is nabijgekomen, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
Kunt u zich dit herinneren?
□ Wanneer en hoe is de afval die zich in de vorm van de christenheid openbaarde, begonnen?
□ Wie of wat is „de mens der wetteloosheid”?
□ Op welke manieren zijn de kerken van de christenheid ’verderfelijk’?
□ Welke waarschuwing geeft Jezus met betrekking tot de „boze slaaf”?
[Illustratie op blz. 11]
Jezus waarschuwde dat valse profeten als wolven in schaapsklederen zijn
[Illustratie op blz. 13]
Valse christenen zijn als „onkruid”, dat slechts voor de vernietiging geschikt is