De ruiters uit de Apocalypse
ER ZIJN maar weinig bijbelboeken die de lezers van de bijbel zo hebben geïntrigeerd als het laatste boek, de Openbaring of Apocalypse. Het boek is niet een openbaring „van de heilige Johannes”, zoals zo vaak wordt gezegd, maar het is „een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft”, en die Jezus Christus op zijn beurt weer door bemiddeling van een engel in tekenen „aan zijn slaaf Johannes” heeft meegedeeld (Openb. 1:1, NW). Welke Johannes? Het getuigenis van de vroege christelijke opzieners, zoals Justinus Martyr, duidt erop dat dit de apostel Johannes is geweest. Dit stemt ook overeen met wat wij over Johannes over zijn andere geschriften en over de inhoud van de Openbaring zelf weten. In de christelijke Griekse Geschriften wordt de uitdrukking „Woord” bijvoorbeeld alleen in de geschriften van de apostel Johannes als een zelfstandig naamwoord gebruikt en op Jezus Christus, de Zoon van God, van toepassing gebracht. — Joh. 1:1, 14; Openb. 19:13, NW.
Het boek Openbaring zelf licht ons erover in dat het profetisch is; het zou derhalve op zekere tijd in de toekomst begrepen worden. De sleutel tot de vervulling ervan, treffen wij in de woorden van Johannes zelf aan, wanneer hij uitlegt hoe hij ertoe kwam dit boek te schrijven: „Door inspiratie geraakte ik in de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een krachtige stem als van een trompet, die zei: ’Schrijf wat gij ziet in een boekrol.’” Met andere woorden, Johannes zag dingen die in de dag des Heren zouden geschieden. Aangezien de „dag des Heren”, zoals herhaaldelijk op de bladzijden van dit tijdschrift is aangetoond, in 1914 is begonnen, is het redelijk de conclusie te trekken dat de dingen die Johannes zag, betrekking hebben op gebeurtenissen die sinds die tijd zijn geschied. — Openb. 1:10, 11, NW.
Tot de dingen die voor ons, die in de „dag des Heren” leven, van belang zijn, behoort de profetie over de ruiters, die in Openbaring 6:1-8 (NW) staat opgetekend:
„Ik zag, toen het Lam een van de zeven zegels opende, en ik hoorde een van de vier levende schepselen met een stem als van een donderslag zeggen: ’Kom!’ En ik zag, en zie! een wit paard; en die erop zat, had een boog; en hem werd een kroon gegeven, en hij trok er op uit, overwinnende en om zijn overwinning te voltooien.
En toen hij het tweede zegel opende, hoorde ik het tweede levende schepsel zeggen: ’Kom!’ En er kwam een ander te voorschijn, een vuriggekleurd paard; en hem die erop zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, zodat zij elkaar zouden afslachten; en hem werd een groot zwaard gegeven.
En toen hij het derde zegel opende, hoorde ik het derde levende schepsel zeggen: ’Kom!’ En ik zag, en zie! een zwart paard; en die erop zat, had een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde een stem die uit het midden van de vier levende schepselen scheen te komen, zeggen: ’Een liter tarwe voor een denarius en drie liter gerst voor een denarius; en breng geen schade toe aan de olijfolie en de wijn.’
En toen hij het vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde levende schepsel zeggen: ’Kom!’ En ik zag, en zie! een vaal paard; en die erop zat, droeg de naam Dood. En Hades volgde hem op de voet. En hun werd autoriteit gegeven over het vierde deel van de aarde, om te doden met een lang zwaard en met voedseltekorten en met dodelijke plagen en door de wilde beesten van de aarde.”
Eerst wordt onze aandacht gevestigd op het Lam, die in het verband duidelijk wordt geïdentificeerd als Jezus Christus, want er wordt van dit Lam gezegd dat het is geslacht en dat het met zijn „bloed uit elke stam en taal en elk volk en elke natie personen voor God [heeft] gekocht”. Dat hij de zegels opent, betekent dat hij dingen bekendmaakt die vroeger verborgen zijn geweest, zoals de gebeurtenissen die Johannes mocht zien en die wij thans in vervulling zien gaan. — Openb. 5:6, 9, NW; Jes. 29:11.
Wij zien in dit visioen ook vier levende schepselen, die alle op hun beurt aan Johannes het bevel geven te komen ten einde te zien wat er zal gebeuren. Ook in de in het verband voorkomende teksten wordt onze aandacht op deze schepselen gevestigd: „En in het midden van de troon en rondom de troon bevinden zich vier levende schepselen, die van voren en van achteren vol ogen zijn. En het eerste levende schepsel gelijkt op een leeuw, en het tweede levende schepsel gelijkt op een jonge stier, en het derde levende schepsel heeft een gezicht als van een mens, en het vierde levende schepsel gelijkt op een vliegende arend.” Deze vier levende schepselen beelden passend Gods organisatie van levende schepselen af die de vier voornaamste eigenschappen van Jehovah God, namelijk gerechtigheid (de leeuw), macht (de jonge stier), liefde (de mens) en wijsheid (de arend), aan de dag leggen.a Deze vier levende schepselen zien wij in dit drama stuk voor stuk een rol spelen, daar zij Johannes om de beurt uitnodigen om getuige te zijn van wat er vervolgens geschiedt. — Openb. 4:6, 7, NW.
HET PAARD IN DE SCHRIFTUURLIJKE SYMBOLIEK
Nu wij het Lam, de zegels en de vier levende schepselen hebben geïdentificeerd, komen wij bij de vijf paarden en hun berijders. „Vijf?” zal iemand misschien vragen. „Horen wij niet altijd over de ’vier ruiters van de Apocalypse’?” Ja, dat is de algemene opvatting, maar in werkelijkheid zijn er vijf ruiters. Waarom? Omdat er, na de beschrijving van het vierde paard en zijn berijder de Dood, in het verslag wordt gezegd dat ’Hades hem op de voet volgde’. Maar zouden de Dood en Hades niet hetzelfde kunnen voorstellen? Neen, Hades is het gemeenschappelijke graf, de woonplaats van de doden, terwijl met de Dood een dood-veroorzakende macht wordt bedoeld, zoals een wijdverbreide epidemische ziekte of iets van dien aard. Ze zijn niet aan elkaar gelijk. Dus dat betekent dat er vijf ruiters waren? Zelfs al zouden de Dood en Hades hetzelfde paard berijden, dan zouden er toch vijf ruiters zijn, in dat geval alleen op vier paarden. Indien de Dood en Hades hetzelfde paard zouden berijden, zouden wij echter verwachten dat dit uitdrukkelijk zou zijn vermeld, aangezien de overige paarden slechts één berijder hadden. Dat er wordt gezegd dat Hades de Dood ’op de voet volgde’, vormt er echter een duidelijke aanwijzing voor dat hij op een afzonderlijk strijdros was gezeten, ook al wordt dit niet beschreven. (Vergelijk dit met Openbaring 19:11, 14, NW.) Er is in het Apocalyptische visioen dus inderdaad sprake van vijf ruiters die vijf paarden berijden.
Wat wordt er door deze paarden voorgesteld of afgebeeld? Overal in de Schrift worden paarden met oorlog in verband gebracht, zodat ze een passend symbool vormen van oorlog. „Het paard wordt opgetuigd tegen den dag van den strijd, maar de zege is van den HERE.” In overeenstemming hiermee waarschuwde Jehovah de Israëlieten dat de koning die zij over zich zouden aanstellen, „niet veel paarden [mocht] houden”. Zij moesten hun vertrouwen niet in oorlogstuig stellen, maar in hun God. — Spr. 21:31; Deut. 17:15, 16.
Hetzelfde punt wordt in de volgende schriftplaatsen duidelijk onder woorden gebracht: „Dezen beroemen zich op wagens en genen op paarden, maar wij roemen in den naam van den HERE, onzen God.” „Het paard faalt ter overwinning, en doet niet ontkomen door zijn geweldige sterkte.” „Wee hun die naar Egypte trekken om hulp, die steunen op paarden en vertrouwen op wagens, omdat zij talrijk zijn, en op ruiters, omdat zij machtig in aantal zijn, maar den blik niet richten op den Heilige Israëls en naar den HERE niet vragen. De Egyptenaren daarentegen zijn mensen en geen God, en hun paarden zijn vlees en geen geest.” — Ps. 20:8 7; 33:17; Jes. 31:1, 3.
DE EERSTE RUITER
De eerste ruiter wordt afgebeeld als iemand die een kroon draagt, een boog in zijn hand heeft en een wit paard berijdt. Wie is hij? Jezus Christus. Hij is degene die van zijn Vader een kroon heeft ontvangen en het bevel heeft gekregen een rechtvaardige oorlog te voeren, zoals door het witte paard wordt afgebeeld. Dit beeld doet ons denken aan de woorden van de psalmist: „Gord uw zwaard aan de heup, gij held, uw majesteit en uw luister; ja uw luister! Rijd voorspoedig uit, voor de zaak van waarheid, ootmoed en recht, uw rechterhand lere u geduchte daden: Uw pijlen zijn gescherpt — volken zijn onder u — zij dringen in het hart van des konings vijanden.” — Ps. 45:4-6 3-5.
De eerste ruiter wordt nog duidelijker geïdentificeerd door de woorden die Johannes zelf in Openbaring 19:11, 13, 14 (NW) heeft opgetekend: „Zie! een wit paard. En degene die erop zat, wordt Getrouw en Waarachtig genoemd, en hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid. . . . en zijn naam wordt genoemd: Het Woord van God. En de legers die in de hemel waren, volgden hem op witte paarden, en zij waren gekleed in wit, rein, fijn linnen.”
Wanneer trok deze ruiter er op uit om te overwinnen? Volgens de vervulde bijbelprofetieën gebeurde dit in het jaar 1914. Toen was het moment aangebroken dat Jehovah tot zijn Zoon zei: „Heers temidden van uw vijanden” (Ps. 110:2). Hierdoor werd de tijd gekenmerkt dat de draak en zijn demonen tegen Michael en zijn engelen streden, hetgeen onmiddellijk na de geboorte van Gods koninkrijk — afgebeeld door de geboorte van een manlijk kind — plaatsvond; al deze gebeurtenissen begonnen zich in 1914 in de hemel af te spelen, toen ’de natiën [op aarde] in gramschap’ ontstaken. — Openb. 11:18; 12:1-9, NW.
DE ANDERE RUITERS
De tweede ruiter bereed een vuriggekleurd of rood paard. De ruiter droeg een groot zwaard, en het werd hem toegestaan de vrede van de aarde weg te nemen, hetgeen een grote slachting onder de mensen tot gevolg had. Rood staat in verband met oorlog, omdat oorlog bloedvergieten veroorzaakt en bloed heeft nu eenmaal een rode kleur. Zo maakten de klassieken de planeet Mars tot een symbool van oorlog omdat deze zo’n roodachtige gloed had. Het werk van deze ruiter wordt in Jezus’ grote profetie vermeld: „Natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk.” De Eerste Wereldoorlog, die in 1914 begon, heeft inderdaad de vrede van de aarde weggenomen en een grote slachting tot gevolg gehad. — Mark. 13:8, NW.
Het derde paard was zwart en degene die het bereed, droeg een weegschaal. Zijn verschijning ging vergezeld met een bekendmaking van hoge prijzen: een liter tarwe en drie liter gerst, elk voor een denarius, een dagloon. (Gerst werd als zoiets inferieurs ten opzichte van tarwe beschouwd, dat Romeinse soldaten soms werden gestraft doordat hun een rantsoen gerst in plaats van tarwe werd gegeven.) Deze ruiter beeldt hongersnood als gevolg van oorlog af. Het paard dat door hem wordt bereden, is heel terecht zwart van kleur, aangezien zwart een symbool van hongersnood is: „Nu werd hun gestalte zwarter dan roet, zij werden niet herkend op de straten, hun huid was verschrompeld om hun gebeente.” In zijn grote profetie bracht Jezus eveneens wereldoorlog met hongersnood in verband: „Natie zal tegen natie opstaan en . . . er zullen voedseltekorten zijn.” — Klaagl. 4:8; Mark. 13:8, NW.
Dat de ruiter een weegschaal in zijn hand heeft, vormt er ook een aanwijzing voor hoe het met de voedselvoorziening is gesteld. Zo werd er tot Ezechiël gezegd: „Mensenkind, . . . zij zullen brood eten, in afgewogen hoeveelheid, met kommer; water zullen zij drinken, in afgemeten hoeveelheid, in stomme smart — opdat zij aan brood en water gebrek hebben.” — Ezech. 4:16, 17.
Ten aanzien van de speciale instructie die aan deze derde ruiter werd gegeven, namelijk „Breng geen schade toe aan de olijfolie en de wijn”, geeft Gods Woord zelf een aanwijzing, want in Spreuken 21:17 wordt ons gezegd dat ’wie olie en wijn liefheeft, niet rijk wordt’. Wijn en olie zijn symbolen van luxe artikelen en door het feit dat aan deze geen schade zou worden toegebracht, wordt te kennen gegeven dat de rijken, ondanks de hongersnood waarmee het gewone volk te kampen had, toch geen gebrek aan luxe zouden hebben, hetgeen inderdaad het geval is geweest.
De vierde ruiter die door Johannes werd gezien, die op een vaal of bleek getint paard was gezeten, is een passend symbool van pestilentie, en zo blijkt de profetie van Openbaring wederom overeenstemming te vertonen met Jezus’ grote profetie: ’En er zullen in de ene plaats na de andere pestilentiën zijn’ (Luk. 21:11, NW). Deze vierde ruiter op zijn strijdros beeldde inderdaad pestilentiën of epidemische ziekten en andere uitermate krachtige middelen voor de vernietiging van leven af, vooral in de na-oorlogse periode. „En hun [de Dood en Hades] werd autoriteit gegeven over het vierde deel van de aarde, om te doden met een lang zwaard en met voedseltekorten en met dodelijke plagen en door de wilde beesten van de aarde.”
Wat wordt er met de „wilde beesten” bedoeld die in dit vers (6:8) worden genoemd? In de dagen van Israël vormden de wilde beesten nog een bedreiging voor het leven. In de huidige tijd is dit echter voornamelijk in afgelegen plaatsen het geval. In deze tijd hebben de wilde beesten derhalve betrekking op de beestachtige manieren waarop regeringen of organisaties ten gevolge van de door de Eerste Wereldoorlog teweeggebrachte toestanden mensen van het leven hebben beroofd. Wat de uitdrukking „het vierde deel van de aarde” betreft, dit zou heel goed een symbolische omschrijving kunnen vormen van het feit dat de gevolgen zich tot de vier hoeken van de aarde zouden uitstrekken maar niet noodzakelijkerwijs de gehele aarde zouden bestrijken.
De vijfde ruiter blijkt Hades te zijn, en hij is heel terecht de laatste van de groep. De drie die onmiddellijk aan hem voorafgingen, stelden de verschillende middelen voor waardoor de dood werd veroorzaakt — oorlog, hongersnood en pestilentiën en wilde beesten. Deze laatste ruiter, Hades, beeldt op passende wijze af welke bestemming de slachtoffers van de voorgaande drie ruiters wacht, namelijk Hades of het gemeenschappelijke graf.
Jezus Christus heeft zelf zowel de grote profetie over zijn tweede tegenwoordigheid, zoals Matthéüs, Markus en Lukas deze in hun Evangelie hebben opgetekend, als de profetie over de ruiters, zoals Johannes die in hoofdstuk zes van de Openbaring heeft opgetekend, gegeven. En net zoals Jezus’ terugkeer in de Evangelieverslagen met oorlog, hongersnood en pestilentie in verband wordt gebracht, wordt zijn tegenwoordigheid in de profetie van de Openbaring — en wel voorgesteld door de eerste ruiter die er op uit trok — verbonden met de daarna volgende ruiters, die oorlog, hongersnood en pestilentie voorstelden ten einde het gemeenschappelijke graf van de mensheid met dode lichamen te vullen. Wanneer wij opmerken hoe schitterend deze profetieën met elkaar in overeenstemming zijn en in vervulling zijn gegaan, wordt ons geloof versterkt en zeggen wij met des te meer reden: „God worde waarachtig bevonden”! — Rom. 3:4, NW.
[Voetnoot]
a Zie voor details het boek „Uw wil geschiede op aarde”, de bladzijden 20 tot en met 23.