Uw geweten tegenover Jehovah
„Niet het wegdoen van de vuiligheid van het vlees, maar het verzoek aan God om een goed geweten.” — 1 Petr. 3:21.
1. (a) Van welke grondbeginselen zijn discipelen op de hoogte? (b) Welke beslissing hebben zij genomen? (c) Waarom is de doop een eerste stap van gehoorzaamheid?
DISCIPELEN zijn personen die hebben geleerd, Jezus’ geboden te onderhouden. Zij zijn dus van deze geboden op de hoogte en kennen hun verplichtingen met betrekking tot de morele maatstaven van Jehovah’s christelijke organisatie en de schriftuurlijke verantwoordelijkheden en vereisten in verband met de bediening van het goede nieuws, de boodschap van Jehovah’s koninkrijk, zoals deze in zijn bijbel wordt uiteengezet. Voordat de opdracht door middel van de onderdompeling in water wordt gesymboliseerd, is de beslissing reeds genomen en heeft de opdracht reeds plaatsgevonden. De doop is dus een eerste stap van gehoorzaamheid door degenen die ervoor in aanmerking komen. Door middel hiervan, dat wil zeggen, door middel van het symbool van de opdracht, doet de discipel een verzoek aan God om in een goede, intieme verhouding tot hem te mogen staan.
2, 3. Welk verzoek doet een discipel door middel van de doop aan God?
2 „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader” (Matth. 28:19). Dit gebod toont aan in welke intieme verhouding de op juiste wijze gedoopte discipel tot Jehovah komt te staan. Zoals wij hebben gezien, symboliseert de waterdoop niet „het wegdoen van de vuiligheid van het vlees”. Het beeldt niet af dat onze zonden worden afgewassen in het bloed van Jezus Christus, over welke afwassing in 1 Johannes 1:7 en Openbaring 1:5 wordt gesproken. In plaats daarvan is de waterdoop een uiting van een „verzoek aan God om een goed geweten”. „Het geduld van God wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark werd gebouwd, waarin weinigen, namelijk acht zielen, veilig door het water werden heengevoerd. Ook nu wordt gij gered door dat wat hiermee overeenkomt, namelijk de doop (niet het wegdoen van de vuiligheid van het vlees, maar het verzoek aan God om een goed geweten), krachtens de opstanding van Jezus Christus” (1 Petr. 3:20, 21). Door te verklaren dat de wereldomvattende vloed van Noachs dagen hem aan de waterdoop herinnerde, zei Petrus dat de waterdoop, die hem was opgedragen te verrichten, een tegenbeeld vormde van het binnengaan in de ark vóór de vloed. Hoe is dit echter een „verzoek aan God om een goed geweten”?
3 Het is een verzoek dat aan God wordt gedaan doordat wij ons in volledige opdracht aan hem door bemiddeling van Jezus Christus aan God aanbieden. Dr. A. T. Robertson zegt hierover in Word Pictures in the New Testament, Deel 6: „Dat kan hier de betekenis zijn, namelijk het belijden van wijding aan God na onderzoek, wanneer men berouw heeft getoond en zich tot God heeft gewend en nu dat feit in het openbaar bekendmaakt door middel van de doop (het symbool van de voorafgaande inwendige verandering van hart).”
4. Welke verandering in geweten brengt de discipel aan, vergeleken bij „de voorbijgegane tijd”?
4 Een discipel — u, indien u een discipel bent — had dus eens een slecht geweten tegenover God; aangezien u nu het goede nieuws van redding hebt aanvaard, wenst u echter een goed geweten tegenover hem te bezitten, en met het oog hierop doet u een verzoek aan God om een goed geweten door u in volledige opdracht aan hem aan te bieden. „Want het is voldoende dat gij in de voorbijgegane tijd de wil van de natiën hebt volbracht” (1 Petr. 3:21–4:6). Door ons op te dragen, doen wij een verzoek aan God om een goed geweten en na onze opdracht wordt ons verzoek volkomen gemaakt door de waterdoop. Wij symboliseren deze opdracht aldus door de waterdoop, en wij krijgen het gevraagde goede geweten. Door deze hele doopregeling van God worden wij van deze zondige, gewetenloze, ten ondergang gedoemde mensenwereld afgesneden en bevrijd. Wilt u graag een goed geweten tegenover God bezitten? Denkt u dat dit mogelijk is zonder u aan hem op te dragen en zonder de waterdoop?
5. In wiens naam wordt de discipel eerst gewetensvol gedoopt? Waarom?
5 Hieruit blijkt de intieme verhouding tot Jehovah, in wiens naam de discipel in de eerste plaats wordt gedoopt. De opgedragen persoon moet erkennen dat God een vader is, hoewel veel religies dat schriftuurlijke feit niet erkennen. De naam van de Vader moet hooggehouden worden. „Gij, wiens naam Jehovah is, gij alleen [zijt] de Allerhoogste . . . over heel de aarde” (Ps. 83:18). „Want bij u is de bron van het leven.” — Ps. 36:9.
WAAROM IN DE NAAM VAN DE ZOON?
6. (a) Van wie heeft de Zoon zijn officiële autoriteit ontvangen? (b) Waarom moet de doop in de naam van de Zoon worden verricht?
6 Deze Vader heeft een zeer geliefde Zoon. „Gaat daarom en maakt discipelen . . . hen dopende in de naam van de . . . Zoon” (Matth. 28:19). Wij moeten in zijn voetstappen treden. In Filippenzen 2:9-11 staat over hem geschreven: „God [heeft] hem ook tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, en elke tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader.” Wanneer men zich laat dopen, betekent dit dat men het voorbeeld volgt dat door deze Zoon van God werd gesteld, en hij is de juiste leider die gevolgd dient te worden, want zijn Hemelse Vader verklaart over hem: „Ziet! Als een getuige voor de nationale groepen heb ik hem gegeven, als een leider en gebieder voor de nationale groepen” (Jes. 55:4). „Hij [draagt] een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren” (Openb. 19:16). „Er is één God en één middelaar tussen God en de mensen, een mens, Christus Jezus.” — 1 Tim. 2:5.
7. (a) Waarvoor is de Zoon verantwoordelijk? (b) Wat erkent een discipel bij zijn doop?
7 De redding waarop wij hopen en vertrouwen en waarvoor hij uiteindelijk ten behoeve van ons in zijn priesterlijke ambt dienst verricht, is afhankelijk van hem als Jehovah’s grootse voorziening. Paulus maakte dit duidelijk toen hij schreef: „Hij [is] voor allen die hem gehoorzamen oorzaak geworden van eeuwige redding, omdat hij door God uitdrukkelijk een hogepriester naar de wijze van Melchizédek is genoemd” (Hebr. 5:9, 10). Doordat men in de naam van deze hoge persoon wordt ondergedompeld, wordt dus aangetoond dat de opdracht aan Jehovah inhoudt dat men zijn Zoon erkent en waardering heeft voor het feit dat zijn verhouding tot Jehovah God door bemiddeling van de Zoon, Christus Jezus, tot stand gekomen is, terwijl hij belijdt dat hij heer is, tot heerlijkheid van God de Vader. Wij kunnen heel goed inzien dat niet het nat worden met water maar het slachtoffer van Christus de basis vormt van onze redding en vergeving van zonden. Wij erkennen dus vreugdevol het gezaghebbende ambt, de hogepriesterlijke functie van de Zoon.
8. Wat wordt er, behalve het bezitten van kennis, nog meer van een discipel vereist?
8 Als volgelingen van de Zoon moeten discipelen niet alleen de bijbelse vereisten op het gebied van gedrag en moraal kennen, maar er ook in overeenstemming mee leven, hetgeen betekent dat zij hun leven in alle opzichten in overeenstemming gebracht moeten hebben met de hoge maatstaven die in Gods Woord staan opgetekend, terwijl zij zich vrijgemaakt moeten hebben van gedrag, religie of werkzaamheden die in strijd zijn met bijbelse beginselen. Iedereen die gedoopt wenst te worden, dient eerst een nauwkeurige kennis te verwerven van op zijn minst de fundamentele leerstellingen van de bijbel, hetgeen in overeenstemming is met Jezus’ instructies om eerst discipelen te maken en hen vervolgens te dopen.
EEN NIMMER FALENDE ONDERSTEUNING VAN DE DISCIPEL
9. Leg uit in de naam waarvan een discipel in de derde plaats wordt gedoopt.
9 Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de . . . heilige geest” (Matth. 28:19). De heilige geest is geen persoon, maar de werkzame kracht van Jehovah God welke zijn wil ten uitvoer brengt en voor de discipel onontbeerlijk is om zijn opdracht aan Jehovah getrouw te vervullen. Jezus verklaarde betreffende de heilige geest: „Ik zal de Vader een verzoek doen en hij zal u een andere helper geven om voor altijd bij u te zijn, de geest der waarheid” (Joh. 14:16, 17). Het Woord van God, dat een christen tot leiding dient, wordt het „zwaard van de geest” genoemd (Ef. 6:17), en ook Petrus brengt de bijbel met Gods geest in verband: „Nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken, zoals zij door heilige geest werden meegevoerd.” — 2 Petr. 1:21.
10. (a) Noem enkele dingen die door de heilige geest zijn verricht. (b) Wat houdt de doop in zijn naam in? (c) Wat staat een nieuwe discipel ter beschikking, en in welk verband staat dit tot de doop?
10 De geest van God verschaft zijn Woord, bewaart zijn Woord der waarheid, openbaart het — waardoor zijn dienstknechten het kunnen begrijpen — en machtigt de volgelingen van Christus Jezus voor de bediening van het Woord van God (1 Kor. 2:10). Iemand die op juiste wijze in de naam van de heilige geest is gedoopt, moet erkennen dat op christenen de verplichting rust bedienaren van het goede nieuws te zijn, en als zodanig moet een bedienaar een aandeel hebben aan het grote, wereldomvattende werk dat erin bestaat anderen tot discipelen te maken, die hij op zijn beurt onderwijst. Dit betekent dat hij met de gemeente van Gods volk moet samenwerken en ermee moet omgaan, terwijl hij voordeel trekt van alle schitterende voorzieningen welke door de gemeente worden getroffen waarop Gods geest rust voor het geestelijke welzijn van allen die zich erin bevinden. Wanneer iemand overweegt een discipel te worden en het punt bereikt dat hij zich aan Jehovah opdraagt, zal hij zelfs in samenwerking met de dienaren in de bediening die zich in de gemeenteorganisatie bevinden, de publikatie „Uw Woord is een lamp voor mijn voet” kunnen doornemen. In deze leerzame Wachttorenpublikatie worden onder andere tachtig fundamentele bijbelse leerstellingen behandeld. Deze dienen stuk voor stuk besproken te worden, zodat het aan allen bekend zal worden — de toekomstige doopkandidaat en zijn metgezellen in de christelijke gemeente — dat degene die zijn opdracht wenst te symboliseren, deze fundamentele leerstellingen van Gods Woord werkelijk begrijpt en waardeert.
11. Hoe belangrijk is de heiligheid van de geest?
11 Het is van het allergrootste belang te beseffen dat de doop in de naam van de heilige geest geschiedt, dat Gods Woord door zijn heilige geest is verschaft en bewaard en ook dat zijn geest heilig is en niet van de demonen afkomstig, opdat men zich naar de leiding ervan zal schikken en deze niet zal weerstaan.
12. Welke fundamentele waarheden moet een discipel kennen, in tegenstelling tot leerstellingen van demonische oorsprong?
12 Dit juiste christelijke gedrag dient in alle fases van het leven kenbaar te zijn, zowel in het privé-leven als daarbuiten; vandaar dat het noodzakelijk is de fundamentele schriftuurlijke leer door te nemen over het Koninkrijk, het gebed, de christelijke bediening van thans, de gemeenten, Satan de Duivel, de vijand van God en van christenen, de demonen, Armageddon, de ziel, zonde, de opstanding, juist gedrag, morele reinheid, de heiligheid van bloed, theocratisch gedrag in de gezinskring en de verhouding van de individuele christen tot zijn mededienstknechten van God en tot de mensen in het algemeen. Ook moet hij weten waarom iemand die zich aan God heeft opgedragen, als symbool daarvan gedoopt dient te worden.
13. Welke vervulling heeft Joël 2:28, 29, en wat wordt hierdoor te kennen gegeven met betrekking tot 2 de verzen 30-32?
13 Dat men in de naam van de heilige geest wordt gedoopt, houdt ook in dat men zich bewust is van de vervulling van de profetie van Joël 2:28, 29: „Ik [zal] mijn geest . . . uitstorten op alle soorten van vlees, en uw zonen en uw dochters zullen stellig profeteren. Wat uw oude mannen betreft, dromen zullen zij dromen. Wat uw jonge mannen betreft, visioenen zullen zij zien. En zelfs op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal ik in die dagen mijn geest uitstorten.” Na een eerste en gedeeltelijke vervulling ten aanzien van de christelijke gemeente, en wel met Pinksteren, toen Gods geest op zijn bijeengekomen volk werd uitgestort (Hand. 2:1-4), gaat Joëls profetie in onze tijd volledig in vervulling. De definitieve uitstorting van Gods geest op zijn opgedragen dienstknechten in deze „tijd van het einde” geeft te kennen dat de rest van Joëls profetie, waarin over de vernietiging wordt gesproken van de grote wereldorganisatie die de vijand van Jehovah en van zijn koninkrijk is, stellig in vervulling zal gaan (Joël 2:30-32; Dan. 12:4). Degenen die zijn gedoopt, moeten dit beseffen en daarom moeten zij in harmonie met de heilige geest dienst verrichten, afgescheiden van de wereldorganisatie der mensheid die niet aan Jehovah is opgedragen.
DE VERDIENSTE VAN DE SCHARE DISCIPELEN
14. Pas het beginsel van 1 Petrus 4:12-14 toe op de „grote schare” van Openbaring 7:9, 10.
14 „Geliefden, staat niet vreemd te kijken over de brand onder u, die over u komt als een beproeving, alsof u iets vreemds overkwam. Integendeel, blijft u verheugen, aangezien gij deel hebt aan het lijden van de Christus, opdat gij u ook gedurende de openbaring van zijn heerlijkheid moogt verheugen en verrukt moogt zijn. Indien gij om de naam van Christus wordt gesmaad, zijt gij gelukkig, want de geest der heerlijkheid, ja, de geest van God, rust op u’ (1 Petr. 4:12-14). Het beginsel van deze woorden, die tot de eerste christelijke gemeente waren gericht, is van toepassing op degenen die in onze tijd tot discipelen worden gemaakt. Zulke personen behoeven nergens vreemd van op te kijken. Zij begrijpen de situatie en zien in dat Jehovah tegen zijn vijanden optrekt. Zij trekken volledig voordeel van het voorrecht van gebed, opdat Jehovah hen in het handhaven van rechtschapenheid zal ondersteunen, waardoor zij datgene ten toon spreiden wat voor de grote schare van Openbaring 7:9, 10 verdienste brengt. „Na deze dingen, zag ik en zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen. En zij blijven met een luide stem roepen: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.’”
15. Hoe wordt door het feit dat de „grote schare” van Openbaring 7:9, 10 uit alle volken komt, Jezus’ gebod om te dopen bevestigd?
15 Dat de „grote schare” uit ’alle volken’ komt, vormt een bevestiging van het feit dat, in gehoorzaamheid aan Jezus’ gebod, mensen uit alle natiën tot discipelen worden gemaakt. De „grote schare” van Openbaring hoofdstuk 7 bestaat uit opgedragen, gedoopte personen, discipelen van Christus met de hoop op een aards paradijs. Indien u dus tot deze begunstigde klasse wilt behoren, zult u deze stappen van aanbidding moeten doen.
16. Op grond waarvan heeft de „grote schare” van Openbaring 7:9, 10 verdienste?
16 Opgedragen discipelen worden een doelwit van vervolging, waarbij Satan de Duivel gebruik maakt van zijn organisatie. Vandaar dat degenen die deel uitmaken van de „grote schare” door hun rechtschapenheid te handhaven en deze verdrukking te verduren, door er getrouw mee voort te gaan Jehovah God als de Opperste Soeverein te loven en hun redding aan hem en aan zijn Lam toe te schrijven, uiteindelijk redding ontvangen, helemaal door de naderende strijd van Armageddon heen, die zij zullen overleven. Wat nemen deze personen een begunstigde positie in, zowel thans als in de toekomst! Wat vormen hun geloof en getrouwheid een opmerkelijke en verdienstelijke handelwijze van hun zijde, waardoor zij redding ontvangen!
17. Wat wordt voortdurend van een discipel vereist, en hoe draagt gebed hiertoe bij?
17 Een discipel van Jezus is werkelijk iemand die het woord niet alleen leert, maar die ook in dit woord blijft. „Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8:31, 32). Gebed is onontbeerlijk om rechtschapenheid te handhaven, en wij dienen te bidden of Gods naam geheiligd mag worden (Luk. 11:2), om Gods koninkrijk (Luk. 11:2), of Gods wil gedaan mag worden (Matth. 6:10; 26:42), om de materiële behoeften van de dag (Luk. 11:3), om vergeving (Luk. 11:4; Dan. 9:19), om bevrijding van verzoekingen door de goddeloze (Matth. 6:13), om kennis van Gods wil, wijsheid en verstand (Fil. 1:9; Jak. 1:5; Ps. 119:34) en om Gods geest (Hand. 8:14, 15; Luk. 11:13). Zelfs ten tijde van de doop dient degene die wordt gedoopt in een gebedsvolle stemming te verkeren, evenals Jezus dit was toen hij werd gedoopt (Luk. 3:21). Dit zal een hulp zijn om de vruchten van Gods geest voort te brengen. — Gal. 5:22, 23.
SOMMIGEN OVERGEDOOPT
18. Leg uit welke omstandigheden een herdoop noodzakelijk maken.
18 Nu het onderwijzingswerk in alle landen en onder alle soorten van mensen wordt verricht en nu liefhebbers van rechtvaardigheid gunstig op de prediking van Jehovah’s opgerichte koninkrijk reageren, komen nieuwe discipelen in aanmerking voor de doop die in de bijbel wordt beschreven. Misschien zijn sommige van zulke personen in een religieuze ceremonie besprenkeld of ondergedompeld of met water begoten of misschien hebben zij zichzelf in de rivier de Ganges ondergedompeld of hebben zij anderszins water in een religieuze ceremonie gebruikt. Sommigen zijn misschien gedoopt nadat zij zich met de theocratische christelijke gemeente hadden verbonden maar zonder het boek „Uw woord is een lamp voor mijn voet” bestudeerd te hebben en zonder te begrijpen en te waarderen wat de opdracht inhoudt. Zulke personen hebben zich misschien afgevraagd of zij nu gedoopt dienen te worden of misschien overgedoopt moeten worden. Ja, dit is noodzakelijk indien zij zich niet werkelijk hadden opgedragen voordat zij werden gedoopt maar nu discipelen zijn, die tot een kennis van de waarheid van Gods Woord zijn gekomen en zich aan het doen van Jehovah’s wil hebben opgedragen. Ja, dit dient te gebeuren indien de voorgaande doop niet de schriftuurlijk ingestelde ceremonie was van volledige onderdompeling door een opgedragen christelijke getuige van Jehovah. Indien iemand dus van mening is dat hij in dit opzicht niet aan het schriftuurlijke vereiste heeft voldaan en geen geldige doop als discipel heeft ondergaan, moet hij zich nu ten aanschouwen van getuigen, als bewijs dat hij zich thans heeft opgedragen, aan het symbool van de christelijke doop onderwerpen.
DE VREUGDEVOLLE CEREMONIE
19. Omschrijf de ceremonie van de christelijke waterdoop.
19 Op de tijd die voor de doop is terzijde gesteld, zal de nieuwe discipel met anderen van de gemeente bijeenkomen. Het is goed wanneer een opgedragen, gedoopte, bekwame bedienaar de vergadering toespreekt en gedurende enkele minuten misschien een minuut of twintig, de hoofdpunten bespreekt die met de opdracht en de doop verband houden. Hierdoor worden degenen die zich voordien hebben opgedragen, voordat zij naar de doopgelegenheid kwamen, in de gelegenheid gesteld hoorbaar antwoord te geven op onderzoekende vragen waarbij door een bevestigend antwoord te kennen wordt gegeven dat de kandidaten discipelen zijn die voor de onderdompeling in aanmerking komen en gedoopt dienen te worden. Het overzicht dat ten tijde van de doop door middel van de toespraak wordt gehouden, is geestelijk heilzaam. De geest van allen wordt hierdoor in de juiste gesteldheid gebracht, terwijl de aandacht van het hart op het belangrijke symbolisme waaraan men zich onderwerpt, wordt gevestigd. De kandidaten dienen na afloop van de toespraak te gaan staan en hoorbaar antwoord te geven op elk van de twee vragen welke door degene die de dienst leidt, worden gesteld.
20. Analyseer de onderzoekende vragen die aan de doopkandidaten worden gesteld.
20 Twee vragen die het hart en de geest van elke kandidaat werkelijk doorzoeken, zijn: 1. Hebt u erkend dat u een zondaar bent die redding van Jehovah God nodig heeft? En hebt u beleden dat deze redding van hem uitgaat en door bemiddeling van zijn loskoper, Christus Jezus, tot u komt? 2. Hebt u zich op grond van dit geloof in God en zijn voorziening voor verlossing onvoorwaardelijk aan Jehovah God opgedragen om voortaan zijn wil te doen zoals die wil door bemiddeling van Christus Jezus en door middel van Gods Woord, dat door zijn heilige geest duidelijk wordt gemaakt, aan u wordt geopenbaard? Degenen die hoorbaar „ja” antwoorden op deze twee vragen, zodat de andere aanwezigen getuige kunnen zijn van de bevestiging van hun opdracht, kunnen terecht gedoopt worden.
21. Hoe verloopt de doopvergadering tot aan het punt dat de dopelingen naar het water gaan?
21 Het is eveneens passend dat de kandidaten blijven staan wanneer de spreker vervolgens een gebed uitspreekt, speciaal ten behoeve van de kandidaten. Alle bijeengekomen getuigen dienen hun hoofd in gebed te buigen wanneer degene die de dienst leidt, Jehovah’s zegen afsmeekt over de gebeurtenis en in het bijzonder over degenen die worden ondergedompeld, opdat Zijn wil zowel dan als in de komende tijd gedaan mag worden. Na het gebed dienen alle noodzakelijke aanwijzingen aan de kandidaten gegeven te worden, zodat zij zullen weten hoe zij de plaats van onderdompeling kunnen bereiken.
22. (a) Welk water is geschikt voor het hoogtepunt van de doopdienst? (b) Wat is op deze plaats en tijd passend?
22 Dan gaan degenen die de onderdompeling zullen verrichten — die allen zelf opgedragen, gedoopte christelijke bedienaren moeten zijn, manlijke leden van de gemeente — en degenen die ondergedompeld zullen worden, zowel mannen als vrouwen, en alle anderen die bij de dienst zullen helpen of die zullen toekijken, naar de plaats van de onderdompeling. Dit kan elke geschikte plaats zijn waar voldoende water is — de zee, een meer of rivier, een overdekt zwembad of, indien de omstandigheden dit nodig maken, een kleiner waterreservoir of bassin, dat in ieder geval groot genoeg moet zijn om een volledige onderdompeling mogelijk te maken. Het zou bij deze vreugdevolle en plechtige en ernstige gebeurtenis niet passend zijn wanneer sommigen zich op de plaats van de doop met spel zouden bezighouden. Jezus bad, hij speelde niet, toen hij naar de doop ging, zodat wij weten dat hij niet een duik nam en ging zwemmen en zich anderszins ongepast gedroeg. Bij deze gelegenheid zal dus niemand het zwembad, het bassin of de rivier induiken en rondzwemmen totdat de kandidaten zich gereedgemaakt hebben, maar allen zullen het decorum bewaren en in gedachte houden wat er plaatsvindt en wat de reden ervoor is, waardoor zij de kandidaten helpen dit eveneens te doen.
23, 24. Welk verband bestaat er tussen de onderdompeling en ordinatie?
23 Iedereen dient zorgvuldig de datum van de doop te noteren en in gedachte te houden. De gebeurtenis is het resultaat van gehoorzaamheid aan de geboden die God door middel van zijn Woord met betrekking tot de kwestie heeft gegeven, en daarom kan de tijd van de doop als de tijd van de christelijke ordinatie aangemerkt worden en als zodanig worden vermeld en bevestigd wanneer gebeurtenissen in de toekomst dit nodig zouden maken. Door de gemeente van Jehovah’s getuigen en door de Watch Tower Bible and Tract Society wordt dit als zodanig erkend. Wanneer de wet van het land om een ordinatiedatum vraagt, kan de doop door Jehovah’s getuigen dus als een deugdelijke ordinatieceremonie voor Jehovah’s getuigen gelden. Het bewijs waaruit blijkt dat men daarna een getrouwe bedienaar van het evangelie is, omvat datgene waarnaar de apostel Paulus verwees als zijn eigen aanbevelingsbrieven, namelijk personen die, als gevolg van de krachtsinspanningen van een discipel, zich op hun beurt aan Jehovah God hebben opgedragen nadat zij discipelen waren geworden. — 2 Kor. 3:1-3.
24 Hoe passend is het derhalve dat de kwestie van de doop in alle christelijke gemeenten van Jehovah’s getuigen over de gehele aarde wordt beschouwd. Hoe passend is het bovendien dat er tijdens alle grote vergaderingen van Jehovah’s christelijke getuigen — hun kringvergaderingen, districtsvergaderingen en nationale en internationale congressen — voorzieningen worden getroffen dat nieuwe discipelen hun opdracht door de door God ingestelde ceremonie van de waterdoop kunnen symboliseren!
25. (a) Hoe goed zijn Jehovah’s vereisten? (b) Welke verzekering vormt dit voor Jezus’ discipelen?
25 Degenen die een leven van een opgedragen bedienaar gaan leiden, kunnen hierbij volledige zekerheid hebben met betrekking tot het heden en de toekomst. Zij hebben een verstandige beslissing genomen, de beslissing de grote Bron van het leven te dienen. Zij weten heel goed dat wat ook volgens hun huidige kennis of toekomstige kennis de handelwijze blijkt te zijn die de Schrift voor welke gelegenheid of omstandigheid maar ook aangeeft, dit de beste handelwijze is. De weg die Jehovah God zijn volk wil laten volgen is de beste weg. Gods vereisten zijn op zichzelf genomen de beste. Christenen weten dat zij iets niet louter moeten doen omdat de bijbel dit nu eenmaal voorschrijft, terwijl zij eigenlijk liever iets anders zouden doen. Met andere woorden, een christen doet iets niet louter omdat God dit van hem verlangt, terwijl hij eigenlijk aan iets anders de voorkeur zou geven. Neen, en wel omdat datgene wat God voor zijn volk voorschrijft, op zichzelf genomen, het beste is. Het is niet alleen iets wat gedaan moet worden omdat Jehovah dit vraagt, hetgeen reden genoeg is om het te doen, maar omdat datgene wat Jehovah God vraagt op zichzelf genomen het beste is. Wat een vertrouwen en verzekering schenkt dit nieuwe discipelen! Wanneer de ideeën van mensen in strijd zijn met Gods Woord, bevestigen wij zonder aarzeling dat Gods Woord juist is; menselijke ideeën die ermee in strijd zijn, zijn verkeerd. Wat is het groots aan zo’n God als Jehovah opgedragen te zijn en hem te dienen!
[Illustratie op blz. 501]
Aan 347 doopkandidaten te Melbourne, Australië, die na een lezing over de doop zijn gaan staan, worden twee vragen gesteld om hun hart en geest te onderzoeken