-
Inzicht in het nieuwsDe Wachttoren 1984 | 15 januari
-
-
laat vallen of een intercontinentale raket lanceert die duizenden moeders en kinderen zal doden of verminken? . . . Als Jezus dit niet kon doen zonder zichzelf te verloochenen, hoe kunnen wij het dan doen zonder hem te verloochenen?” Het oordeel van de schrijver is:
„De verdraaiing van het christendom door de ’rechtvaardige oorlog’ van Augustinus is de grootste ramp geweest die het geloof ooit is overkomen. Het heeft christenen beroofd van ontelbaar vele mogelijkheden om te getuigen van hun fundamentele ethische principe: bemin uw vijanden en wees goed voor hen die u slecht behandelen. Wellicht heeft niets zozeer de christelijke evangelisatie belemmerd als juist dit.” De evangelieprediking over Jezus zoals die door Jehovah’s Getuigen wordt verricht, is uiteraard nooit „belemmerd” door deze schandvlek, daar zij in elk land bewijzen ’hem niet te verloochenen’ in deze kwestie. — Vergelijk 1 Petrus 2:21.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1984 | 15 januari
-
-
Vragen van lezers
◼ Is Jezus’ belofte van eeuwig leven, zoals die in Johannes 11:25, 26 wordt gegeven, alleen van toepassing op de gezalfden, of omvatten deze woorden ook de „grote schare”, die ernaar uitziet leven op de paradijsaarde te ontvangen?
Op bepaalde tijden in het verleden heeft De Wachttoren laten uitkomen dat de toepassing van deze schriftplaats beperkt is tot die christenen die hemels leven verwerven. Men was deze zienswijze klaarblijkelijk toegedaan omdat Jezus daar tot personen sprak aan wie die hoop later geschonken zou worden. Een zorgvuldig onderzoek van deze schriftplaatsen toont echter aan dat Jezus niet zo’n beperking in gedachten had. Zoals de studieartikelen in De Wachttoren van 1 januari 1984 bevestigen, moet onze kijk op Johannes 11:25, 26 ruimer zijn en degenen omvatten die de hoop koesteren eeuwig op de paradijsaarde te leven. Waarom zeggen wij dit?
Merk op wat Martha in Johannes 11:24 over de dode Lazarus zegt: „Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag.” Welke opstanding had zij daar in gedachten? Welnu, de opstanding waarnaar Abraham en andere joden die aan hun rechtschapenheid vasthielden, in geloof uitzagen — een aardse opstanding! Hoe zouden Jezus’ volgende woorden derhalve op Martha overkomen? Ze zouden haar de situatie duidelijk maken met betrekking tot de aardse opstanding.
Jezus identificeerde zichzelf vervolgens als degene die de doden zou opwekken. Maar hij zei niet dat hij slechts over sommigen van de doden sprak die geloof in hem hadden gesteld. Hij is „de opstanding en het leven” voor allen die eeuwig leven zullen verwerven — hetzij in de hemel of op aarde. Alles wat Jezus vervolgens in de verzen 25 en 26 zegt, kan — weliswaar op verschillende manieren — op beide groepen van toepassing worden gebracht. De gezalfde christenen ’komen tot leven’ doordat zij tot onsterfelijk hemels leven worden opgewekt. Degenen van de doden die eeuwig op aarde zullen leven, worden opgewekt en vervolgens geleidelijk aan tot volmaaktheid gebracht. — Vergelijk Openbaring 20:4.
Het is beslist waar dat de gezalfden, zoals in vers 26 wordt gezegd, na hun opwekking ’nooit zullen sterven’. Dan ’zien zij God zoals hij is’, zodat zij niet langer ’door geloof wandelen’ (1 Johannes 3:2; 2 Korinthiërs 5:7). Wanneer Jezus dus zegt: „Een ieder die leeft en geloof oefent in mij”, introduceert hij een factor die speciaal belangrijk is met betrekking tot degenen die in deze tijd de hoop koesteren eeuwig leven op aarde te verwerven. De „grote schare” is reeds rechtvaardigheid toegerekend omdat ’zij hun lange gewaden hebben gewassen en wit hebben gemaakt in het bloed van het Lam’. Zij leven reeds in het vlees met de hoop de grote verdrukking te overleven, en net als in het geval van het leven van Abraham uit de oudheid wordt hun leven als rechtvaardig beschouwd. Te zamen met de uit de doden opgewekte mensheid moeten zij gedurende Christus’ duizendjarige regering geloof blijven oefenen om eeuwig leven in menselijke volmaaktheid te verwerven. — Openbaring 7:9, 10, 14, 15; 21:3, 4.
Dit is in werkelijkheid niet een totaal nieuwe zienswijze. In de loop der jaren is in de publikaties van het Wachttorengenootschap op een ruimere toepassing van Johannes 11:24-26 gewezen. In De Wachttoren van 15 augustus 1959, op bladzijde 499, werd bijvoorbeeld over de uit alle natiën bijeengebrachte getuigen van Jehovah gezegd: „Zij die op deze aarde leven verwachten te ontvangen, hopen eveneens het einde van deze wereld te overleven, en de nieuwe wereld binnen te gaan zonder ooit te behoeven te sterven.” Ter ondersteuning werden Hebreeën 11:1, 6 en Johannes 11:26 aangehaald. Ook op bladzijde 243 van De Wachttoren van 15 april 1976 werd verklaard dat zowel de uit de doden opgewekte mensheid als de „grote schare” overlevenden van Armageddon inbegrepen zijn in diezelfde woorden van Jezus: „Een ieder die leeft en geloof oefent in mij, zal stellig nooit sterven. Gelooft gij dit?”
Gelooft u het?
-