-
De 1290 en 1335 dagen van Daniëls profetieDe Wachttoren 1951 | 1 oktober
-
-
dan het doel van dit alles begrijpen en met dankbaarheid worden vervuld. Wanneer begonnen en eindigden de 1335 dagen dan? Volgens Bijbelse berekening, van 30 dagen per maand, beslaan deze dagen een periode van drie jaar en acht en halve maand.
16. Waardoor wordt 1926 tenslotte gekenmerkt als de vervulling van de periode van 1335 dagen, wanneer de dienstknechten des Heren een buitengewoon gezegende staat ingaan?
16 Houd in gedachten dat de 1290 dagen eindigden toen werd gezien dat het „gedurig offer” was hersteld en, de zekerheid was verkregen dat het offer van lof daarna zou voortgaan, ofschoon er vele vervolgingen zouden zijn. Voorwaarts gaat de dienst nu en gezegend is hij die komt tot de 1335 dagen. Wanneer deze periode dus van het einde van de 1290 dagen af wordt gerekend, dan zou dit betekenen van september 1922 tot mei 1926 — drie jaar en acht en halve maand — op welke tijd een groot internationaal congres van Jehova’s volk te Londen, in Engeland, werd gehouden. Het was een hoogst gezegende tijd, want er was in Gods geestelijke stad, Zion, een groot reinigingswerk verricht. Aan vele van de geestelijkheid en de valse religie afkomstige ideeën werd een einde gemaakt, een grote slag werd toegebracht aan de grote „gruwel” van de Volkenbond en het werd nu bekend dat Gods volk op aarde was voor het doel de lof te verkondigen van Jehova God, en werkelijk en waarlijk een volk voor zijn naam te zijn. Zij wisten waarom zij leefden, wat zij deden en waar zij naar toe gingen. De grote vreugde over het feit dat zij zich in deze toestand bevonden, was een dagelijkse bron van troost. O, welk een zegen viel hun ten deel die tot de 1335 dagen kwamen! Wij leven nu in een dag waarin deze zegeningen worden verwezenlijkt. Het is niet doenlijk of redelijk de vreugden en gunsten van tegenwoordig te vergelijken met die gezegende ervaringen in 1926, wanneer men een goede en juiste kijk wil verkrijgen op de toepassing van deze profetie. Men kan beter, indien men werkelijk moet vergelijken, de grootse en wonderbaarlijke positie van Jehova’s volk in 1926 vergelijken met hun toestand in 1914 en 1918. Dan zal de zegen worden begrepen.
-
-
Nog meer bevrijdingsprofetieën zullen in vervulling gaanDe Wachttoren 1951 | 1 oktober
-
-
Nog meer bevrijdingsprofetieën zullen in vervulling gaan
1, 2. Welke andere profetische uitspraken duiden op het feit dat het volk des Heren na de 1335 dagen nog meer vervullingen van profetieën moet ingaan?
HOEWEL het bovenstaande gedeelte van Daniëls profetie is verwezenlijkt, is het toch niet het einde, want Jehova en Zijn Koning zijn besloten ’alle kinderen van zijn volk’ te bevrijden. Een iegelijk van Gods kinderen zal naar de geliefde stad worden gebracht; enkelen die reeds zijn teruggebracht, zijn thans gereed voor Koninkrijksdienst. Opdat wij de verdere voornemens van God na de 1335 dagen mogen vernemen, brengen wij Daniëls profetie in verband met Johannes’ visioen in de Openbaring, en wij merken op dat dit ons voorbij de tijd brengt waarover Daniël heeft gesproken. Met dit in gedachten verwijzen wij nu naar Daniëls visioen van de engel die op het water stond (Dan. 12:5-7). Deze zelfde engel wordt ook gezien in het visioen dat staat opgetekend in Daniël 10:5-7: „Ik hief mijn ogen op, en zag, en ziet, er was een Man met linnen bekleed, en Zijn lenden waren omgord met fijn goud van Ufaz. En Zijn lichaam was gelijk een turkoois, en Zijn aangezicht gelijk de gedaante des bliksems, en Zijn ogen gelijk vurige fakkelen, en Zijn armen en Zijn voeten gelijk de verf van gepolijst koper, en de stem Zijner woorden was gelijk de stem ener menigte. En ik, Daniël, alleen zag dat gezicht, maar de mannen, die bij mij waren zagen dat gezicht niet; doch een grote verschrikking viel op hen, en zij vloden, om zich te versteken.” Deze engel wordt voor ons geïdentificeerd als de Here Jezus Christus in heerlijkheid ten tijde van zijn koninkrijk: „En in het midden van de lampestandaarden iemand gelijk een zoon des mensen, bekleed met een kleed dat tot op de voeten reikte, en omgord aan de borsten met een gouden gordel. Bovendien waren zijn hoofd en zijn haar wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vurige vlam, en zijn voeten waren gelijk fijn koper wanneer dat in een oven gloeit, en zijn stem was als het geluid van vele wateren. En toen ik hem zag, viel ik als dood aan zijn voeten. En hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: ’Wees niet bevreesd. Ik ben de Eerste en de Laatste, en de levende; en ik ben dood gegaan, doch, zie! ik leef tot in alle eeuwigheid, en ik heb de sleutels van de dood en van Hades.’” — Openb. 1:13-15, 17, 18, NW.
2 In Daniël 10:13 zien wij de grote Vorst Michaël (Christus) een van de hemelse boodschappers te hulp komen, hetgeen een verdere bevestiging is van het feit dat over Christus Jezus profetisch wordt gesproken als degene die boven de grote wateren (menigten) is. „En ik, Daniël, zag, en ziet, er stonden twee anderen, de een aan deze zijde van den oever der rivier, en de ander aan gene zijde van den oever der rivier” (Dan. 12:5). Hier zijn vele wateren of een stroom (grote menigte), met één engel aan het ene uiterste en een andere aan het andere uiterste, want zij bevinden zich op de kanten van tegenover elkaar gelegen oevers. Dit stelt klaarblijkelijk alle menigten voor, en er wordt gevraagd: ’Hoe lang tot het einde van deze wonderen?’ De glorierijke Koning Christus Jezus heft zijn rechterhand op, hetgeen zoveel als een eed is; evenals toen „Abram . . . tot den koning van Sodom [zeide]: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HERE [Jehova], den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit” (Gen. 14:22; zie ook Deuteronomium 32:40). Laten wij ons nu tot Openbaring 10:5-7 (NW) wenden: „En de engel die ik op de zee en op de aarde zag staan, hief zijn rechterhand op naar de hemel, en bij Degene die tot in alle eeuwigheid leeft, . . . zwoer hij: ’Er zal geen uitstel meer zijn; maar in de dagen van het bazuingeschal van de zevende engel, wanneer hij op zijn bazuin moet blazen, wordt het heilige geheim van God overeenkomstig het goede nieuws dat hij aan zijn slaven, de profeten, heeft bekendgemaakt, waarlijk tot een einde gebracht.’” Dit
-