„Eeuwig goed nieuws” voor de „tijd van het einde”
„Ik zag een andere engel in het midden van de hemel vliegen, en hij had eeuwig goed nieuws, om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk.” — Openb. 14:6, NW.
1. Wanneer wij wat zouden zien zouden wij, alhoewel het niet ongewoon is dat de tegenwoordige mens door de lucht vliegt, zeer opgewonden raken, en wat zouden wij ongetwijfeld willen doen?
HET is thans voor ons niets vreemds vliegtuigen met honderd of meer mensen aan boord met grote snelheden door de lucht te zien vliegen of er zelfs getuige van te zijn dat een bemande capsule met raketten het luchtruim wordt ingeschoten en weer veilig terugkomt. Hoe zouden wij echter reageren wanneer wij omhoogkijkend een engel zouden zien die — niet in een open vliegtuig en ook niet met kunstmatige, mechanisch bediende vleugels of vleugels zoals die van een zweefvliegtuig — in het midden van de hemel, waar de vogels zijn, al vliegend een boodschap bekendmaakte? Zouden wij hierdoor niet heel opgewonden raken? Zouden wij niet onze oren spitsen om toch maar niets te missen van wat deze engel, zonder zich van een megafoon of een moderne elektrische geluidsinstallatie te bedienen, bekendmaakte? Natuurlijk zouden wij dit doen.
2, 3. Welke opzienbarende bekendmaking deed een engel bijna 2000 jaar geleden?
2 Wanneer wij aan een engel met een bekendmaking denken, gaan wij in gedachten bijna tweeduizend jaar in de geschiedenis terug naar een in religieus opzicht beroemde plaats in het Midden-Oosten. Het is een herfstnacht, en bepaalde herders, wier nationale geschiedenis met engelen is verbonden, waken in de velden nabij het stadje Bethlehem, waar koning David was geboren, over hun kudden. Plotseling is het heel licht om hen heen en zien zij, in volle heerlijkheid, een engel bij hen staan. Alhoewel zij godvrezende mannen zijn, worden zij erg bevreesd. De engel zegt echter:
3 „Vreest niet, want ziet! ik maak u goed nieuws bekend omtrent een grote vreugde, die heel het volk ten deel zal vallen, want heden is u in de stad van David een Redder geboren, die Christus de Heer is. En dit is een teken voor u: gij zult een baby vinden in windsels van doeken gebonden en liggend in een kribbe.”
4. Wie verheugden zich, behalve de mens, nog meer over deze bekendmaking?
4 Deze gebeurtenis was zo groots, dat niet alleen „heel het volk” of alle mensen op aarde hier blij om zouden zijn, maar ook de hemel zich hierover zou verheugen, want let maar eens op wat er nu gebeurde. „Plotseling verscheen er bij de engel een menigte der hemelse legerschare, die God loofde en zei: ’Glorie in de hoogste hoogten aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil.’” — Luk. 2:8-14, NW; Zach. 1:7-9.
5, 6. Wat kan er, alhoewel verschijningen van engelen in het verleden zeer belangrijke gebeurtenissen vormden, in dit verband over onze tijd en betreffende de macht van onzichtbare geestelijke schepselen worden gezegd?
5 Wij zouden kunnen denken dat het wonderbaarlijk geweest zou zijn wanneer wij destijds bij die herders waren geweest om de engelen te zien, hun stem te horen en dan naar de kribbe in Bethlehem te gaan en ooggetuige te zijn van de geboorte van de baby die de „Redder . . ., die Christus de Heer is”, zou worden (Luk. 2:15-20, NW). Niettemin hebben wij thans veel met de hemelse engelen te maken, ook al blijven ze onzichtbaar voor ons en kunnen wij hun stem niet horen.
6 Er bestaat voor ons alle reden toe te geloven dat de demonen in deze tijd zeer actief zijn. De opmars van alle wereldse natiën naar de grootste en vernietigendste oorlog van de gehele menselijke geschiedenis wordt onmiskenbaar door de demonen geleid. Dit is de betekenis die in het laatste boek van de bijbel (Openb. 16:13-16, NW) wordt toegekend aan het feit dat de militaristische natiën thans onweerstaanbaar optrekken naar de situatie die profetisch Har–Mágedon of Armageddon wordt genoemd. Volgens dat laatste boek van de bijbel zouden Gods heilige engelen terzelfder tijd eveneens activiteit ontplooien en optrekken, echter niet om de demonen te beletten de natiën naar Armageddon te drijven, maar om andere redenen.
7, 8. (a) Wanneer verschenen er voor de laatste maal engelen, en op welke wijze worden de heilige engelen thans desondanks door Jehovah gebruikt? (b) Op welke wijze verzekert Johannes ons in de Openbaring van deze door engelen verrichte dienst?
7 Sinds de apostel Johannes de Openbaring aan het einde van de eerste eeuw van onze gewone jaartelling ontving, zijn er geen engelen meer verschenen. Toch hebben de heilige engelen van de Allerhoogste God actief dienst verricht ten behoeve van de getrouwe volgelingen van „Christus de Heer”, die met hem zullen worden verenigd en eveneens onsterfelijk leven in het hemelse koninkrijk zullen ontvangen. Met het oog op deze gedachte wordt er in Hebreeën 1:14 (NW) over de heilige engelen gevraagd: „Zijn zij niet allen geesten voor openbare dienst, uitgezonden om te dienen ten behoeve van hen die redding zullen beërven?” Al deze engelen zijn onderworpen aan Christus de Heer, de Zoon van God, en zij hebben hem gedurende de afgelopen negentien eeuwen getrouw ten behoeve van zijn volgelingen gediend. Op het ogenblik geschiedt er echter een voorzegd werk dat in deze „tijd van het einde”, die in Har–mágedon zijn climax bereikt, moet worden verricht. Daarom ontvangen die engelen speciale diensttoewijzingen en zij voeren deze uit op een wijze die voor ons, mensen, onzichtbaar is. Dit moet wel het geval zijn wil datgene wat Johannes in een wonderbaarlijk visioen zag, verwezenlijkt worden. In Openbaring 14:6, 7 (NW) beschrijft hij dit visioen als volgt:
8 „Ik zag een andere engel in het midden van de hemel vliegen, en hij had eeuwig goed nieuws, om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk, zeggende met een luide stem: ’Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen, en aanbidt daarom Hem die hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.’”
DE EERSTE ENGEL IN ZIJN VLUCHT GEZIEN
9. Op grond waarvan weten wij, ofschoon wij thans geen engelen meer zien verschijnen, dat de boodschap van Openbaring 14:6, 7, (NW) door bemiddeling van een engel van Jehovah wordt gegeven?
9 Wij hebben de vliegende engel die Johannes in zijn visioen zag niet letterlijk vanaf een bepaalde plaats op de grond of een raamplaatsje in een vliegtuig dat zich in het midden van de hemel voortspoedde, gezien. Ook hebben de astronauten die in een baan rondom onze aarde werden gebracht — op veel grotere hoogten dan ooit door vliegtuigen met straal- of met raketaandrijving zijn bereikt — nog nooit bericht een dergelijke engel gezien te hebben. Ondanks dit alles kan datgene wat wij sinds het einde van de eerste Wereldoorlog in november 1918 en de daarop volgende vredesconferentie in 1919 hier op aarde hebben gezien en gehoord alleen maar aan een engel of een groep van engelen onder het bevel van Christus de Heer worden toegeschreven. Wat wij sindsdien in verband met de God „die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft” hebben gezien en gehoord, zou stellig niet van menselijke oorsprong kunnen zijn en kan derhalve niet aan de een of andere man, zoals bijvoorbeeld J. F. Rutherford, aan wie de christenheid met verachting terugdenkt, worden toegeschreven.
10, 11. (a) Waarom is het nieuws dat wij hebben gehoord nog grootser dan de aankondiging die aan de herders werd gedaan betreffende de geboorte van Jezus? (b) Op welke wijze toont Johannes in Openbaring 12:10-12 (NW) aan dat dit zo is?
10 Wat hebben wij evenwel sinds 1919 gehoord? Wij hebben onmiskenbaar zulke „blijde tijdingen” horen bekendmaken als degenen die op de aarde wonen nog nooit eerder hebben gehoord. Deze blijde tijdingen staan in verband met het ’goede nieuws omtrent een grote vreugde, die heel het volk ten deel zal vallen’, waarmee de boodschap wordt bedoeld die de glorierijke engel negentienhonderd jaar geleden aan die herders in de velden nabij Bethlehem bekendmaakte. De aankondiging van de geboorte van een baby van het manlijke geslacht moest wel goed nieuws vormen, vooral wanneer men duizenden jaren lang naar de geboorte van die jongen had uitgezien omdat God de Schepper had bepaald dat hij een groot werk zou verrichten als gevolg waarvan de mensheid van alles wat haar schade zou kunnen berokkenen, bevrijd zou worden (Jer. 20:15). Hoeveel grootser dient dan het goede nieuws te zijn van de geboorte van het Koninkrijk, de Regering waarin dit voorzegde kind werkelijk als „Christus de Heer” en als „Redder” optreedt! De menselijke geboorte van de toekomstige Regeerder werd door engelen bezongen, maar toen Gods koninkrijk in de hemelen werd geboren en het op Satan en zijn demonen de overwinning behaalde, gingen de woorden van Openbaring 12:10-12 (NW) in vervulling. Johannes zegt in die verzen:
11 „Ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ’Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus, want de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht beschuldigt voor onze God, is neergeslingerd! . . . Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft!’”
12. Welke passende vragen worden er nu gesteld die een antwoord behoeven?
12 Moest deze hemelse gebeurtenis echter niet op aarde worden bekendgemaakt? Was de minder belangrijke geboorte van de baby Jezus belangrijk genoeg om op aarde, zelfs door engelen, te worden bekendgemaakt, maar verdiende de veel grootsere gebeurtenis, namelijk de geboorte van Gods koninkrijk met Christus als Heer in de hemelen, het niet dat er op aarde met overeenkomstige waardigheid bekendheid aan werd gegeven? Zoiets zou toch onredelijk zijn. Het zou niet in overeenstemming zijn met de wijze waarop God aangelegenheden van wereldomvattende betekenis behandelt.
13. Welk bewijs hebben wij dat Gods koninkrijk in 1914 is geboren?
13 In de wereldgeschiedenis zoals die zich sinds het jaar 1914 heeft ontwikkeld, beschikken wij over het overweldigende bewijs dat Gods koninkrijk in dat jaar in de hemelen werd geboren. Toen Jezus twee dagen nadat hij de heilige stad was binnengereden en zich als Gods gezalfde koning aan haar had aangeboden, op de Olijfberg gezeten Jeruzalem overzag, voorzei hij naar welke verschillende gebeurtenissen wij moesten uitzien die als een bewijs zouden dienen. Tegen het jaar 1919 hadden zich al zoveel van deze bewijzen opgehoopt, dat het onomstotelijk vaststond dat de „bestemde tijden der [heidense] natiën” in 1914 waren geëindigd, dat Gods Messiaanse koninkrijk in de hemelen was opgericht en dat Satan de Duivel, de onzichtbare god van de heidense natiën, onmiddellijk daarna uit de hemel naar de aarde, waar deze heidense natiën zich bevinden, was geworpen. — Matth. 24:1-13; Luk. 21:24, NW.
14. Op welke wijze zouden Jezus’ volgelingen volgens zijn zeggen op het nieuws van de geboorte van het Koninkrijk reageren?
14 Wat zouden Jezus’ getrouwe volgelingen volgens zijn zeggen doen nadat zij de betekenis van al deze bewijzen zouden hebben ingezien? Zouden zij deze bewijzen, als vormden zij een geheim genootschap, voor zich houden? Zouden zij ervoor terugdeinzen deze boodschap uit te dragen, uit angst dat de heidense natiën er wel eens niet van gediend zouden kunnen zijn en hen zouden tegenstaan en vervolgen? Neen; want nadat Jezus de bewijzen had voorzegd waardoor zou worden aangetoond dat de koninkrijken van deze wereld hun „tijd van het einde” waren binnengegaan en Gods koninkrijk voor een rechtvaardige nieuwe wereld in de hemelen was geboren, zei hij tot zijn discipelen, die hiernaar hadden geïnformeerd: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14, NW; Dan. 12:4). Dit vormde dus de wijze waarop een koninklijke hemelse geboorte, die veel grootser was dan de menselijke geboorte van Jezus negentien eeuwen geleden, op passende wijze in onze tijd op aarde aangekondigd moest worden.
15. (a) Was het Jezus’ bedoeling engelen over de geboorte van het Koninkrijk te laten prediken? (b) Met welk doel zou de geboorte van het Koninkrijk worden bekendgemaakt?
15 Jezus zei niet of gaf niet te kennen dat deze prediking van het goede nieuws van de geboorte van het Koninkrijk door de hemelse engelen zou worden verricht. De profetie die hij aan zijn discipelen bekendmaakte, vormde een opdracht die ten tijde dat de bewijzen zich zouden voordoen, door hen ten uitvoer gebracht moest worden. Zij waren dus degenen die werden aangesteld om op de gehele bewoonde aarde aan alle natiën getuigenis te geven. Deze prediking van een pasgeboren regering, van een regering die de soevereiniteit over de gehele aarde bezit, had niet ten doel onder alle natiën een politieke revolutie tot stand te brengen, alsof Jezus’ discipelen revolutionairen waren. Zij moesten uitsluitend prediken „tot een getuigenis voor alle natiën”, en wel voordat God in de hemel een rampspoedig einde over zulke hardleerse natiën zou brengen.
16. Welk aandeel zouden engelen desondanks aan dit uiterst belangrijke werk hebben?
16 Alhoewel het hoorbare predikingswerk op aarde in deze huidige twintigste eeuw door Jezus’ vreedzame discipelen verricht zou worden, wil dit echter nog niet zeggen dat de onzichtbare engelen van de hemel hier niet — in nauwe samenwerking met hen, of zelfs in een leidinggevende functie — in een of ander opzicht een onzichtbaar aandeel aan hebben. Jezus vermeldde in zijn profetie over het einde der wereld dat de engelen voor het bijeenbrengen van de Koninkrijkspredikers gebruikt zouden worden. Hij zei: „Zij zullen de Zoon des mensen op de wolken des hemels zien komen met kracht en grote heerlijkheid. En hij zal zijn engelen uitzenden met een luid trompetgeschal, en zij zullen zijn uitverkorenen vergaderen van de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste daarvan.” Ten slotte zei hij: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon plaats nemen. En alle natiën zullen voor hem worden vergaderd, en hij zal de mensen van elkaar scheiden.” — Matth. 24:30, 31; 25:31, 32; Mark. 13:26, 27, NW.
17, 18. (a) Hoe dienen Gods dienstknechten op aarde deze hulp van engelen te beschouwen? (b) Welke betekenis heeft het dat de apostel Johannes de engel vlak nadat hij Jezus en zijn 144.000 zegevierende discipelen had gezien, in het midden van de hemel zag vliegen?
17 Deze geïnspireerde verzekering dat de engelen onder de regerende Koning, Christus de Heer, ons bij ons predikingswerk op de gehele bewoonde aarde helpen, leiden, beschermen en ondersteunen, dient ons, als Koninkrijksgetuigen, veel troost, aanmoediging en kracht te schenken. Deze onzichtbare deelname van engelen aan het predikingswerk, ja, deze door engelen gedragen verantwoordelijkheid voor het volbrengen van de taak de blijde tijdingen van het opgerichte koninkrijk aan alle bewoners der aarde bekend te maken, wordt ongetwijfeld bedoeld met datgene wat door Johannes’ visioen van de engel die met eeuwig goed nieuws in het midden van de hemel vliegt, wordt gesymboliseerd. En het verband dat er tussen de vliegende engel, als nieuwsbrenger, en Gods koninkrijk bestaat, wordt ons zeer duidelijk aangetoond. Hoe dan wel? Doordat deze engel onmiddellijk nadat Johannes Jezus Christus, het Lam van God, met zijn 144.000 zegevierende discipelen op een berg zag staan die de Berg Sion wordt genoemd — de naam van de berg waarop zijn voorvader, koning David, op zijn troon, „Jehovah’s troon”, in Jeruzalem zat — vliegend in het midden van de hemel werd waargenomen. — Openb. 14:1-6, NW.
18 Volgens deze opeenvolging van met elkaar in verband staande gebeurtenissen moet het ’eeuwige goede nieuws’ van het Messiaanse koninkrijk nadat het Lam Jezus Christus in 1914 in koninkrijksmacht op de hemelse Berg Sion is gaan staan, bekendgemaakt worden aan de aardbewoners, die ongemerkt onder de soevereiniteit van een bovenmenselijke regering, een hemels koninkrijk, zijn komen te staan. De wereldgeschiedenis sinds 1914 toont aan dat de verschillende gebeurtenissen zich inderdaad in deze volgorde hebben voorgedaan.
IN HET MIDDEN VAN DE HEMEL
19. (a) Welk voordeel heeft het dat de engel in het midden van de hemel vliegt? (b) Hoe belangrijk is zijn boodschap?
19 Doordat de engel in het midden van de hemel vloog, konden de bewoners der aarde hem over een grote afstand horen. De bekendmaking die hij met zijn bovenmenselijke stem deed, zou vanaf die hoogte, waarop hij een baan om de aarde beschreef, binnen een grote cirkel worden vernomen. Hij werd uitgezonden om de blijde tijdingen aan alle natiën, stammen, tongen en volkeren bekend te maken, hetgeen met zich meebracht dat hij om de aarde heen moest vliegen. Zijn boodschap vormde goed nieuws dat het waard was door iedereen op aarde te worden gehoord. Dit goede nieuws was niet afkomstig van aardse politici, maar van de hemel, en het was op alle personen op aarde, mannen, vrouwen en kinderen, van invloed. Op Gods eigen bevel moet er de grootste bekendheid aan worden gegeven, want het vormt het allerbelangrijkste nieuws voor de mensheid; en deze bekendmaking mag nooit worden stopgezet of verzacht, niet door degenen die er niet voor durven uitkomen, noch door degenen die er op tegen zijn dat deze boodschap wordt verkondigd.
20. Waarom zou het geen zin hebben wanneer iemand zou proberen de door deze engel van God bekendgemaakte boodschap een halt toe te roepen?
20 Laten mensen op aarde, zoals koningen, rechters, generaals, priesters, pausen of geestelijken, maar proberen de vliegende engel ervan te weerhouden de blijde tijdingen bekend te maken, als zij dit durven. Ruim zesentwintighonderd jaar geleden dreigde de koning van de Assyrische wereldmacht vol grootspraak Gods voorbeeldige koninkrijk, dat vanuit Sion of Jeruzalem regeerde, omver te werpen. Maar in één nacht sloeg één engel van Jehovah, volgens het verslag in 2 Koningen 18:13 tot en met 19:36, 185.000 strijders van zijn troepenmacht dood, ten einde hem ertoe te dwingen met de manschappen die nog waren overgebleven, terug te trekken naar de plaats waar hij vandaan was gekomen.
21. (a) Welk standpunt dienen Koninkrijkspredikers in te nemen met betrekking tot het uitdragen van het goede nieuws? (b) Waarom dienen Gods dienstknechten in dit uiterst belangrijke werk snel te handelen?
21 De Koninkrijkspredikers op aarde moeten dan ook niet bevreesd zijn. Zij moeten, als personen die een goddelijke opdracht hebben ontvangen, overal moedig getuigenis geven. Nu schikt het hun niet in helicopters, vliegtuigen of raketten op te stijgen ten einde het goede nieuws vanuit de lucht bekend te maken, maar zij moeten wel, zoals Jezus heeft gezegd, naar een in het oog lopende plaats gaan ten einde van die plaats af onbevreesd tot de mensen te prediken. Toen hij zijn twaalf discipelen uitzond om te prediken: „Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen”, zei hij hun dat zij niet bevreesd moesten zijn voor mensen, alhoewel zij „zo omzichtig als slangen” dienden te zijn. Hij zei: „Vreest hen daarom niet, want er is niets bedekt, wat niet ontdekt zal worden, en verborgen, wat niet bekend zal worden. Wat ik u in de duisternis zeg, spreekt dat in het licht, en wat gij in het oor hoort fluisteren, predikt dat van de daken” (Matth. 10:7, 16, 26, 27, NW). Wanneer een spreker op een dak zou staan, zou zijn stem ver dragen en een grote menigte van op de grond staande luisteraars kunnen bereiken. Het gaat erom dat de boodschap wijd en zijd weerklinkt en zo snel mogelijk wordt bekendgemaakt. De engel die de apostel Johannes in zijn visioen zag, vloog in het midden van de hemel, waardoor wordt aangeduid dat hij grote haast had, zoals in het geval van de Perzische „bereden ijlboden, gezeten op vorstelijke paarden, in de stoeterijen geteeld”, die Jehovah’s volk ervan in kennis moesten stellen dat zij het recht bezaten zich tegen hun vijanden te verdedigen (Esther 8:10). De „tijd van het einde” is betrekkelijk kort en er staan veel mensenlevens op het spel. Vandaar dat er snel gehandeld moet worden. Er zij ook opgemerkt dat de vliegende engel „met een luide stem” sprak. Hij wil gehoord worden. Laat het derhalve niet gebeuren dat wij datgene wat hij te zeggen heeft, in een verzwakte vorm weergeven.
22. Is het terrein dat bereikt moet worden, klein, en welke verantwoordelijkheid draagt de in het midden van de hemel vliegende engel?
22 Het terrein dat met de „blijde tijdingen” bereikt moet worden, is groot, want het omvat alle natiën, stammen, tongen en volkeren. Er werd van de vliegende engel in het midden van de hemel verwacht dat hij zijn gehele gebied zou bewerken en ervoor zou zorgen dat allen voor wie de boodschap was bestemd, deze zouden horen. Sinds het jaar 1919 heeft hij, of de uit engelen bestaande organisatie die door hem wordt voorgesteld, er op toegezien dat dit gebied en de mensen die er wonen met de blijde tijdingen worden bereikt.
23, 24. (a) Welke expansie hebben Jehovah’s getuigen, aangezien het veld groot is, sinds 1919 moeten bewerkstelligen? (b) In welke mate wordt de boodschap van het goede nieuws thans in gedrukte vorm verspreid vergeleken bij 1922, en hoe ver reikt de boodschap?
23 Dit verklaart hoe het komt dat terwijl Jehovah’s getuigen de Koninkrijksboodschap in 1919 slechts op beperkte schaal en onder supervisie van veertien bijkantoren van de Watch Tower Bible and Tract Society, in Europa, Afrika, Azië, Australië en Noord- en Zuid-Amerika en op de eilanden in de wereldzeeën predikten, zij de blijde tijdingen thans, in dit jaar 1963, in 194 landen en eilandengroepen, met meer dan 22.000 gemeenten en onder supervisie van negentig bijkantoren van de Watch Tower Society bekendmaken.
24 Wat de vermelding betreft dat de blijde tijdingen naar „elke . . . taal” gingen, kan worden opgemerkt dat de openbare lezing „Miljoenen thans levende mensen zullen nimmer sterven” tegen april 1922 in 33 belangrijke talen werd uitgesproken, maar dat de Koninkrijksboodschap thans, zowel mondeling als in geschrifte, in 162 talen wordt gepredikt; alleen het tijdschrift De Wachttoren wordt thans al elke maand in 66 talen, met inbegrip van het Russisch, gedrukt. Ja, de blijde tijdingen van de ’in het midden van de hemel vliegende engel’ worden thans — door bemiddeling van duizenden getuigen van Jehovah — zelfs achter het doordringbare Russische IJzeren Gordijn gehoord. De communisten zijn met hun raketten niet in staat Jehovah’s vliegende engel neer te schieten.
HOE „GOED” — ’BLIJ’?
25. Hoe luidt de boodschap van de vliegende engel?
25 Wat heeft de engel met het ’eeuwige goede nieuws’ echter te zeggen terwijl hij in het midden van de hemel vliegt? De apostel Johannes hoorde hem „met een luide stem” zeggen: „Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen, en aanbidt daarom Hem die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft” (Openb. 14:7, NW). Hij doet op alle natiën, stammen, talen en volken een beroep God te vrezen, te verheerlijken en te aanbidden.
26. Doet het er iets toe wanneer bijna alle mensen die deel uitmaken van een natie reeds een bepaalde religieuze overtuiging zijn toegedaan? Waarom?
26 Hij wordt niet van zijn stuk gebracht door het welbekende feit dat een bepaalde natie reeds overwegend rooms-katholiek is, dat de mensen in een andere staat Grieks-katholiek zijn, dat de mensen in een ander land protestants zijn, dat de mensen in een andere streek moslims zijn en de islamitische godsdienst zijn toegedaan, dat de mensen in dat uitgestrekte gebied hindoes zijn, dat de mensen in die streek confucianisten zijn en dat de mensen die op die eilanden wonen, boeddhisten zijn. Wat doet het ertoe dat zij tot op deze kritieke tijd aanhangers zijn geweest van een van de hier genoemde religiën en nog vele andere meer, die hier niet zijn vermeld? De hemelse engel geeft allen de raad de ene God te vrezen.
27. Waarom kan er geen twijfel over bestaan dat de God naar wie door de vliegende engel wordt verwezen, alleen Jehovah is?
27 De religieuze situatie waarin de wereld thans verkeert, komt overeen met die welke in de dagen van de apostel Paulus bestond, want hij zei destijds: „[Er] zijn er die ’goden’ worden genoemd, hetzij in de hemel hetzij op aarde, zoals er vele ’goden’ en vele ’heren’ zijn” (1 Kor. 8:5, NW). Er bestaat echter geen twijfel over wie de engel die in het midden van de hemel vliegt, bedoelt wanneer hij op iedereen een beroep doet God te vrezen. Hij noemt niet zijn naam, maar hij beschrijft deze God op zodanige wijze dat wij hem kunnen identificeren. Hij is de Rechter van de gehele wereld en hij is de Schepper van de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen. Er bestaat slechts één zo’n goddelijke Rechter en Schepper, en wij kunnen zijn persoonlijke naam te weten komen. In het eerste vers Ge 1:1 van de bijbel lezen wij: „In den beginne schiep God den hemel en de aarde.” En in hoofdstuk twee vers vier luidt de American Standard Version van 1901: „Dit zijn de geslachten van de hemelen en de aarde toen zij werden geschapen, ten dage dat Jehovah God de aarde en de hemel maakte.” In de verzen zeven en acht lezen wij vervolgens: „Jehovah God formeerde de mens uit het stof van de grond en ademde in zijn neusgaten de adem des levens; en de mens werd een levende ziel. En Jehovah God plantte een hof in het oosten, in Eden, en daar stelde hij de mens die hij geformeerd had” (Gen. 1:1; 2:4, 7, 8, AS). Zo kan iedere lezer van de bijbel van het begin aan zien dat de naam van God de Schepper Jehovah is.
28. Welk verdere bewijs hebben wij dat Jehovah de universele Rechter is naar wie wordt verwezen?
28 Dat hij de universele Rechter is, blijkt duidelijk uit de woorden die de in het Midden-Oosten levende patriarch Abraham ruim achtendertighonderd jaar geleden, toen het voortbestaan van Sodom en Gomorra en andere nabijgelegen steden op het spel stond, tot Jehovah God richtte. Hij zei toen namelijk: „Het zij verre van U, aldus te handelen, den rechtvaardige te doden met den goddeloze, zodat de rechtvaardige zou zijn gelijk de goddeloze; verre zij het van U; zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?” In de bijbel kunnen wij lezen hoe de Rechter op dit argument antwoordde: „En de HERE [Jehovah, AS] zeide: Indien Ik te Sodom vijftig rechtvaardigen in de stad vind, zal Ik de gehele plaats vergiffenis schenken om hunnentwil.” Ondanks Abrahams pleidooi, achtte Jehovah, de Rechter van de gehele aarde, het echter juist uit de hemel een regen van vuur en zwavel op Sodom en de andere steden in dat gebied te laten neerkomen (Gen. 18:25-33; 19:24-29). Bewees de engel die Johannes in het midden van de hemel zag vliegen de gehele mensheid met het oog op de wijze waarop de Rechter van de gehele aarde negentien eeuwen vóór de dagen van de apostel Johannes het oordeel had voltrokken, niet een uitgesproken dienst door op iedereen een beroep te doen deze God de Schepper, Jehovah, te vrezen? Deze door engelen verrichte dienst zou speciaal dringend noodzakelijk zijn wanneer de tijd voor de oordeelsvoltrekking was aangebroken.
GOD VREZEN
29. Toon aan wat de juiste vrees voor de Opperste Rechter Jehovah betekent.
29 Op welke wijze kunnen de mensen overal ter wereld, met al hun vele talen, deze God, de Rechter en Schepper, vrezen? Wat betekent het voor Gods menselijke schepselen op aarde om Hem als de Opperste Rechter en als de ene levende en ware God te vrezen? Dit wordt duidelijk in zijn Woord omschreven. Eén geïnspireerde bijbelschrijver, Salomo, de wijste koning uit de oudheid die vele eeuwen vóór het begin van het Boeddhistische Tijdperk in Jeruzalem regeerde, was een aanbidder van God de Schepper, en hij zei: „De vreze des HEREN is het kwade te haten; hoogmoed en trots en bozen wandel en een mond vol draaierijen haat ik.” „De vreze Jehovah’s is het begin van wijsheid, en de kennis van de Allerheiligste is inzicht.” „Wees niet wijs in eigen ogen, vrees den HERE en wijk van het kwaad.” „Vrees de ware God en houd zijn geboden. Want dit is de gehele verplichting van de mens. Want de ware God zal ieder soort van werk in het oordeel brengen met betrekking tot al het verborgene, hetzij goed hetzij kwaad.” — Spr. 8:13; 9:10, NW; 3:7; 16:6; Pred. 12:13, 14, NW.
30, 31. Op welke wijze kan men leren de juiste vrees voor Jehovah God te koesteren?
30 De oude religiën van deze wereld mogen zich dan vol grootspraak op hun wijsheid beroemen, maar deze blijkt toch niets meer dan wereldse wijsheid te zijn, die zal verdwijnen wanneer deze goddeloze wereld in de grootste tijd van moeilijkheden die ooit in de menselijke geschiedenis is voorgekomen, zal voorbijgaan. Die oude religiën vrezen Jehovah God, de Grootse Schepper, de Opperste Rechter niet. Wil iemand in de ware betekenis des woords wijs zijn, waardoor hij deze oude wereld zal overleven en eeuwig leven in een rechtvaardige nieuwe wereld zal beërven, dan moet hij Jehovah, de Allerhoogste God, vrezen. Om hem te leren vrezen, moeten wij kennis over hem tot ons nemen, en dit kunnen wij alleen doen door naar zijn geschreven Woord, de bijbel, te luisteren en dit te lezen en te bestuderen. Dan zullen wij niet langer wijs zijn in eigen ogen en zullen wij inzien dat God alwijs is en dat zijn profetieën over de toekomst nog nimmer hebben gefaald en ook nimmer zullen falen.
31 Door kennis over Hem tot ons te nemen, komen wij te weten wat zijn voornemen is en welke geboden hij ons oplegt. Met deze kennis gewapend, kunnen wij onze vrees voor God tonen door het slechte de rug toe te keren en zijn geboden te onderhouden. Mits wij zo verstandig zijn Gods geboden te onderhouden, behoeven wij nooit bevreesd te zijn wanneer zijn tijd om het oordeel te voltrekken, aanbreekt, want wij zullen zijn rechterlijke goedkeuring ontvangen.
32, 33. (a) Welk voordeel heeft het Jehovah te kennen en de juiste vrees voor hem te koesteren? (b) Waarom vormt Lot in dit opzicht een goed voorbeeld dat wij in gedachten kunnen houden?
32 Indien wij graag een juist inzicht willen hebben in de gehele schepping en het doel waarom wij levende, met verstand begiftigde schepselen zijn, dienen wij te allen tijde Jehovah God, de Schepper en Rechter, in aanmerking te nemen. Houd goed in gedachten dat ’de kennis van de Allerheiligste inzicht is’. Een dergelijk verstandelijk inzicht dient met wijsheid en met onze vrees voor Hem gepaard te gaan. Het voordeel hiervan zal eeuwig zijn. De wijze koning Salomo heeft hierover geschreven: „De vreze des HEREN is ten leven; men overnacht verzadigd, door het kwaad niet bezocht.” „De vreze des HEREN is een bron des levens, om de strikken des doods te ontwijken.” „Het resultaat van nederigheid en de vreze Jehovah’s is rijkdom, heerlijkheid en leven.” — Spr. 19:23; 14:27; 22:4, NW.
33 In het geval van de neef van de patriarch Abraham had de vrees voor Jehovah zijn leven en redding tot gevolg. Toen Lot en zijn dochters het gebod opvolgden dat God door bemiddeling van zijn engelen had gegeven en de stad Sodom verlieten, ontkwamen zij aan de vernietiging die plotseling over Sodom en de omliggende steden kwam doordat er vuur en zwavel uit de hemel op neerregende. Wij lezen over het voordeel dat het voor Lot afwierp Jehovah te vrezen: „Hij [heeft] de rechtvaardige Lot . . . bevrijd, die zwaar gekweld werd doordat de mensen, die de wet trotseerden, zich overgaven aan losbandig gedrag — want die rechtvaardige man heeft door wat hij zag en hoorde toen hij onder hen woonde, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gefolterd wegens hun wetteloze daden — dan weet Jehovah mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden, maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden.” — 2 Petr. 2:6-9, NW; Gen. 19:15-29.
34. Waarom kan er worden gezegd dat de bekendmaking dat het „uur van het oordeel door hem is gekomen” „goed nieuws” vormt?
34 Voor degenen die gehoor geven aan de gebiedende oproep ’God te vrezen en hem heerlijkheid te geven en daarom Hem te aanbidden’ die de Schepper is, vormt de bekendmaking van de vliegende engel „eeuwig goed nieuws”, en zijn bekendmaking wordt dan ook met vreugde begroet; zijn mededelingen vormen „blijde tijdingen”. Waarom dan wel? Hoe kan de bekendmaking dat het „uur van het oordeel door hem is gekomen” goed nieuws vormen? Omdat het „oordeel door hem” betekent dat alles wordt rechtgezet ten gunste van rechtvaardigheid en goedheid en gerechtigheid. Het „oordeel door hem” betekent eeuwige bevrijding voor degenen die de Schepper en Opperste Rechter als de ene levende en ware God vrezen, verheerlijken en aanbidden. Het zal voor hen bevrijding betekenen van de machtige wereldorganisatie die hen zo lang heeft onderdrukt. Het „oordeel door hem” betekent een dergelijke bevrijding voor hen omdat het de val van hun onderdrukker teweegbrengt; het betekent dat de macht van de onderdrukker wordt verbroken, hetgeen als een uitdrukking van het oordeel dat Jehovah God over de vijandelijke organisatie zal voltrekken, zal geschieden. Dit wordt duidelijk aangetoond door de engelen die de in het midden van de hemel vliegende engel volgden. Laten wij eens opletten wat de tweede engel heeft aan te kondigen. Wij lezen:
DE TWEEDE ENGEL MET GOED NIEUWS
35, 36. (a) Hoe luidde de boodschap van de tweede engel? (b) Waarom betekende de val van het oude Babylon in de dagen van Israël een tijd van vreugde?
35 „En een andere, een tweede engel, volgde, die zei: ’Ze is gevallen! Babylon de grote is gevallen, zij die alle natiën van de hartstocht opwekkende wijn van haar hoererij heeft doen drinken!’”
36 Wat betekent die bekendmaking in Openbaring 14:8 (NW) voor degenen die Jehovah God, de Schepper, verkiezen te vrezen, verheerlijken en aanbidden? Vijfentwintig eeuwen geleden vormde de aan de rivier de Eufraat gelegen stad Babylon een voorwerp van schrik onder de natiën van het Midden-Oosten. Zelfs de stad Jeruzalem, waar de tempel van Jehovah God zich bevond, ontkwam er niet aan uit de beker van de „hartstocht opwekkende wijn van haar hoererij” te drinken. Babylon verpletterde Jeruzalem tot de grond toe en nam zijn inwoners, mensen die Jehovah’s volk beleden te zijn, als ballingen mee naar het ver verwijderde vijandelijke gebied. Toen het onderdrukkende Babylon uit de oudheid viel, vormde dit voor hemel en aarde een reden tot blijdschap. Het betekende voor Jehovah’s volk dat de bevrijding uit het land van de vijand nabij was! Was zulk een nieuws, hoewel het de Babyloniërs verdrietig stemde, derhalve niet verheugend voor degenen die God de Schepper vreesden en aanbaden?
37. Wat betekent Babylons val in deze tijd?
37 Hetzelfde is in niet mindere mate het geval met de door de engel aangekondigde val van het grote Babylon. Voor degenen die thans worden onderdrukt omdat zij Jehovah God vrezen en aanbidden, moet zijn val hetzelfde betekenen — bevrijding! Hun God wordt hierdoor gerechtvaardigd, want er wordt door bewezen dat hij oppermachtig en almachtig is en dat hij waarheid en rechtvaardigheid volledig is toegewijd! Er wordt door bewezen dat hij de Rechter is die de rechtvaardigen bevrijdt en dat de val van de vijandelijke organisatie een van Hem afkomstig oordeel is!
EEN DERDE ENGEL
38, 39. Wat kondigt de derde engel aan?
38 Laten wij eens opletten wat er, als een verdere uitdrukking van het „oordeel door hem”, met degenen gebeurt die weigeren God, de Schepper van de hemel en de aarde en de wateren, te vrezen, te verheerlijken en te aanbidden. Laten wij daarom eens lezen wat er na de door de twee voorgaande engelen gedane aankondigingen gebeurde:
39 „En een andere engel, een derde, volgde hen, zeggende met een luide stem: ’Indien iemand het wilde beest en zijn beeld aanbidt en een merkteken aan zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, zal hij ook drinken van de wijn van de toorn van God, die ongemengd in de beker van zijn gramschap is ingeschonken, en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en ten aanschouwen van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en dag noch nacht hebben zij rust, zij die het wilde beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt.’” — Openb. 14:9-11, NW.
40. Noem bewijzen waaruit blijkt dat de mensen thans inderdaad dieren, beelden van dieren en menselijke regeringen aanbidden.
40 Er zijn thans overal op aarde talloze religieuze mensen die letterlijke dieren, stomme, redeloze beesten, aanbidden alsof deze superieur zijn aan de met verstand begiftigde, sprekende, rechtop lopende mens. Grote natiën gebruiken wilde dierlijke schepselen als een symbool van hun natie, zodat wij thans de Britse leeuw, de Amerikaanse arend en de Russische beer kennen. Miljoenen mensen buigen zich neer voor beelden of voor voorwerpen in de hemel of op aarde. Vele merken zich zelfs of laten zich brandmerken als personen die een bepaalde god toebehoren of zulk een god aanbidden. Zulke personen vinden het niet moeilijk een grote, door mensen gemaakte organisatie met de kenmerken van een wild beest, te verafgoden en te aanbidden of om als het ware een hulp-organisatie, die een afbeelding of het evenbeeld van de oorspronkelijke beestachtige organisatie vormt, te aanbidden. Door dergelijke menselijke organisaties te aanbidden, vermeerderen zij dus de door hen aanbeden goden. Een diepgaand onderzoek en een nauwkeurige studie zullen aan het licht brengen dat al deze goden door het schepsel de mens zijn gemaakt en dat ze niet God de Schepper van het universum zijn. In plaats dat ze de mens bij zijn aanbidding helpen, leiden ze zijn aandacht juist van de aanbidding van de ene Schepper-God af.
41. (a) Is het redelijk te geloven dat God met al deze valse aanbidding is ingenomen? (b) Wiens goedkeuring geniet de ’wilde beest’-organisatie?
41 Zouden wij dan kunnen verwachten dat wanneer het „uur van het oordeel door hem” plotseling voor zulke aanbidders van scheppingen aanbreekt, de Rechter, die de Schepper in eigen persoon is, ingenomen zal zijn met al deze valse aanbidders, en wel omdat zij zo religieus zijn en ogenschijnlijk oprecht zijn in hun vorm van aanbidding? Neen! Te oordelen naar wat deze derde engel bekendmaakte niet. In het voorgaande hoofdstuk (Openb. 13:1, 2, NW) wordt duidelijk gemaakt dat de ’wilde beest’-organisatie de goedkeuring en ondersteuning van de Draak, Satan de Duivel, geniet; en aangezien het „beeld” ervan datgene afbeeldt en nabootst wat door de Duivel wordt goedgekeurd, moet het wel dezelfde duivelse goedkeuring genieten.
42. Welk lot is de valse aanbidding en de aanbidders van geschapen dingen beschoren?
42 De aanbidding van datgene wat de Duivel goedvindt en ondersteunt, wordt echter niet door God de Schepper goedgekeurd, en een dergelijke aanbidding komt neer op ongehoorzaamheid aan het gebod dat hij luid door zijn in het midden van de hemel vliegende engel laat bekendmaken. Een dergelijke valse aanbidding komt derhalve voor de uitdrukking van de toorn van de Schepper in aanmerking, en de aanbidders van geschapen dingen zullen de onvermengde wijn van Gods toorn moeten drinken, welke wijn zich in de „beker van zijn gramschap” bevindt. Zij zullen de ene teug van de uitdrukking van zijn gramschap na de andere drinken, totdat zij ten slotte zo stomdronken zijn dat zij nooit meer uit hun dronkenschap zullen ontwaken. Zij zullen zich net zo voelen als de inwoners van Sodom en Gomorra en de andere steden van de Streek in de dagen van Lot en Abraham, toen er uit de hemel vuur en zwavel of sulfer op hen neerregende.
43. Wat wordt er klaarblijkelijk met het symbolische vuur en sulfer dat op de hedendaagse valse aanbidders neerregent, bedoeld, en hoe reageren zij op de door Jehovah’s getuigen gepredikte boodschap?
43 De regen van vuur en sulfer betekende voor de inwoners van Sodom en Gomorra een pijnlijke vernietiging. Het vuur en sulfer die op een symbolische wijze als een uitdrukking van Gods gramschap op de hedendaagse valse aanbidders zullen neerdalen, zijn blijkbaar uit de hemel afkomstige boodschappen van algehele vernietiging voor al deze valse aanbidders, die weigeren te gehoorzamen en de schepselaanbidding de rug toe te keren ten einde de Schepper te aanbidden. Wanneer deze brandende voorlopers van de komende vernietiging op hen neerdalen, ondergaan zij verschrikkelijke pijnigingen. Hun religieuze gevoel wordt ernstig gekwetst en zij nemen verschrikkelijk aanstoot aan datgene wat Jehovah’s christelijke getuigen prediken en onderwijzen. Hun religieuze pijniging geschiedt voor de ogen van de heilige engelen en de ogen van het Lam van God, Jezus Christus. Deze hemelse personen komen niet tussenbeide om de pijniging te verzachten, want nu het uur van Gods oordeel is aangebroken en hij zijn rechterlijke beslissingen ten uitvoer moet brengen, verdienen de valse aanbidders hun straf ten volle.
44, 45. (a) Wanneer zal de pijniging van de valse religiën eindigen? (b) Wie zullen niet tussenbeide komen om het pijnigingswerk tegen de valse religie een halt toe te roepen?
44 De religieuze pijniging van deze valse aanbidders zal niet eindigen voordat zij in een vernietiging worden gedompeld die overeenkomt met die welke over de immorele, losbandig levende steden Sodom en Gomorra, die van een grote wetsverachting blijk gaven, is gekomen. Het Lam Jezus Christus en de heilige engelen zullen niet tussenbeide komen ten einde de valse aanbidders van hun pijnigers te verlossen, en Jehovah God zal zijn christelijke getuigen op aarde — die door hem worden gebruikt om deze vurige, zwavelige boodschappen van goddelijk oordeel op de aanbidders van door mensen gemaakte scheppingen, zowel de moderne als die van vroegere tijden, te laten neerregenen — niet gebieden met dit werk op te houden. Dit wordt in Openbaring 14:11 (NW) bedoeld wanneer wij daar lezen dat ’de rook van hun pijniging tot in alle eeuwigheid opstijgt en zij dag noch nacht rust hebben’. En de geschiedenis van de religieuze wereld sinds 1919, zoals deze in kranten, tijdschriften, rechterlijke verslagen en andere stukken is gepubliceerd, bewijst dat dit zo is.
45 De pijniging en rusteloosheid van de valse aanbidders zal zonder onderbreking voortduren totdat zij evenals Sodom en Gomorra worden vernietigd, en het bewijs — de rook als het ware — van deze algehele vernietiging, die door zulk een voortdurende pijniging werd voorafgegaan, zal in alle eeuwigheid opstijgen.
46. Wat zullen degenen die Jehovah aanbidden, met het oog op het feit dat het oordeelsuur een korte tijdsperiode is, niet doen?
46 Met het oog hierop kunnen wij begrijpen waarom de verkondiger van „eeuwig goed nieuws”, die de apostel Johannes in het midden van de hemel zag vliegen, op alle natiën, stammen, talen en volken een beroep deed alleen de ene Schepper van hemel en aarde als de ware God te vrezen, te verheerlijken en te aanbidden. Het uur van zijn oordeel, een betrekkelijk korte tijdsperiode, is geen uur om de organisaties van mensen — organisaties die in de geschiedenis een wreed en beestachtig bericht hebben opgebouwd en die de aanbidding van Jehovah God belemmeren — te verheerlijken, verafgoden en aanbidden. Indien wij het willen vermijden de onvermengde wijn van Gods toorn uit de beker van zijn gramschap te drinken, indien wij aan het pijnigende vuur en sulfer, die uiteindelijk de eeuwige vernietiging tot gevolg hebben, willen ontkomen, moeten wij ertoe overgaan God de Schepper te aanbidden. De derde engel die in Johannes’ visioen werd gezien, maakte bekend dat de aanbidders van valse goden thans, gedurende dit „uur” van Gods oordeel tegen deze oude wereld, op deze wijze gestraft moeten worden. De toestand moet derhalve zijn en blijven zoals de derde engel bekendmaakte. Het bekendmaken van het oordeel staat onder het toezicht van engelen.
DE NOODZAAK DAT WARE AANBIDDERS VOLHARDEN
47. Hoe weten wij dat deze oordeelsperiode geen gemakkelijke tijd voor de ware getuigen van Jehovah zal zijn, en hoe wordt in Openbaring 14:12 aangetoond dat dit zo is?
47 Dat de ware aanbidders de gunst en goedkeuring van God de Schepper genieten, wil nog niet zeggen dat deze oordeelsperiode een gemakkelijke tijd voor hen zal zijn. De valse aanbidders, die zich van hun organisaties, het symbolische „wilde beest” en zijn „beeld” bedienen, zijn de christelijke getuigen en aanbidders van de Schepper niet goed gezind. Zij zorgen ervoor dat hun machtige organisaties als een wild beest tegen Jehovah’s getuigen — die Zijn oordelen, Zijn rechterlijke beslissingen met betrekking tot deze oude wereld, bekendmaken — te keer gaan. Zij wenden alle middelen, zowel legale als illegale, aan om de getuigen ertoe te dwingen Jehovah’s aanbidding de rug toe te keren en zich bij hen aan te sluiten in het aanbidden van door mensen gemaakte organisaties en stelsels. Vandaar dat Openbaring 14:12 (NW), onmiddellijk nadat er is gesproken over de aanbidders van het wilde beest en zijn beeld, en over de pijnigingen die zulke aanbidders zullen ondergaan, vervolgens zegt: „Hier komt het op volharding aan voor de heiligen, voor hen die de geboden van God en het geloof van Jezus onderhouden.” De huidige situatie is van dien aard dat Gods getuigen volharding aan de dag moeten leggen.
48. Wat zullen de christelijke getuigen van Jehovah derhalve doen?
48 Wat zullen wij, als getuigen van de Allerhoogste God de Schepper, derhalve doen? Door zijn nimmer falende hulp hebben wij tot nu toe volhard, maar de beproeving op onze volharding is nog niet geëindigd. Wij leven nog steeds in deze wereld, waarin wij door de valse aanbidders en hun valse goden en afgoden zijn omringd, en wij zullen er gedurende de overgebleven tijd van dit „uur” van Gods oordeel in blijven leven. Wij kunnen het ons niet veroorloven na te laten „de geboden van God en het geloof van Jezus” te onderhouden. Wij moeten Gods geboden blijven nakomen en aan ons geloof in Jezus vasthouden, ongeacht hoe groot de volharding zal zijn die wij als gevolg van deze handelwijze nog aan de dag zullen moeten leggen.
49. Wiens leiding dienen wij in deze oordeelstijd te volgen, en hoe ernstig is onze opdracht?
49 Wij zullen de leiding van de in het midden van de hemel vliegende engel dan ook blijven volgen en het ’eeuwige goede nieuws’ dat deze engel of deze groep van engelen „met een luide stem” bekendmaakt, opnemen en aan „elke natie en stam en taal en elk volk” doorgeven. Wij kunnen het niet helpen dat wat voor ons, ware aanbidders, „goed nieuws” of ’een blijde tijding’ is, niet voor iedereen goed nieuws is en geen goed nieuws vormt voor de valse aanbidders die de vijanden van Jehovah God de Schepper zijn. Het goede nieuws omvat tevens mededelingen over de wraak van God de Schepper, en degenen die door God met de prediking zijn belast, zijn verplicht Zijn wraak bekend te maken.
50. Op wie rustte deze verplichting nog meer, en op welke wijze toonde hij tijdens een bezoek aan Nazareth dat hij de opdracht had aanvaard?
50 Deze verplichting rustte ook op de liefdevolle Heer Jezus, die onmiddellijk nadat hij in de rivier de Jordaan was gedoopt, door Jehovah God met zijn heilige geest werd gezalfd. In de joodse vergaderzaal in de stad Nazareth, waar hij als kind was opgegroeid, las Jezus uit de profetie van Jesaja voor, waarna hij de volgende woorden op zichzelf van toepassing bracht: „De geest van de Heer Jehovah is op mij, aangezien Jehovah mij heeft gezalfd om de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen. Hij heeft mij gezonden om de gebrokenen van hart te verbinden, om vrijheid uit te roepen over hen die zijn gevangen genomen en algehele opening der ogen zelfs aan de gevangenen; om uit te roepen het jaar van goede wil van de zijde van Jehovah en de dag van wraak van de zijde van onze God; om alle treurenden te troosten” (Jes. 61:1, 2; Luk. 4:16-21, NW). Zelfs hij moest Gods „dag van wraak” prediken. Terzelfder tijd predikte hij ook het „jaar van goede wil van de zijde van Jehovah”. Zijn op schapen gelijkende volgelingen moeten thans hetzelfde doen.
ONS OVER ZIJN WRAAK VERHEUGEN
51, 52. (a) Waarom vormt zelfs de bekendmaking van Jehovah’s wraak een reden tot vreugde? (b) Welke gevoelens zullen rechtvaardige dienstknechten van Jehovah koesteren?
51 Zelfs de dag van wraak van de zijde van onze God Jehovah betekent goed nieuws voor de zachtmoedigen op aarde, die door de machtigen onder de voet zijn gelopen; voor de gebrokenen van hart, die hebben gezien hoe de zichtbare organisatie van Gods ware aanbidding door de vijanden van de zuivere en onbevlekte religie werd verwoest; voor degenen die door die organisatie van de Duivel, het grote Babylon, werden gevangen genomen en in hun religieuze vrijheid werden beperkt; en voor de religieuze gevangenen wier ogen, door de duisternis van de religieuze gevangenis waarin zij buiten hun wil zijn terechtgekomen en in boeien zijn geslagen, zijn dichtgegaan en blind zijn gemaakt.
52 De bekendmaking van de „dag van wraak van de zijde van onze God” vormt niet voor degenen die zich over de slechtheid van deze wereld van valse aanbidding verheugen, een troost, maar wel voor degenen die treuren over het kwaad dat de gemeente van de ware aanbidding wordt berokkend. Wanneer die dag ten slotte aanbreekt en zij er getuige van zijn hoe hij op rechtvaardige wijze wraak oefent ten aanzien van hun vijanden, die ook Gods vijanden zijn, zullen zij hun grootste troost ervaren. Zij zullen van vreugde zingen, net zoals Mozes dit deed nadat hij Farao’s achtervolgende legerscharen in de Rode Zee had zien verdrinken: „Dat ik voor Jehovah zinge, want hij is zeer verhoogd geworden. Het paard en zijn ruiter heeft hij in de zee gesmeten. Mijn sterkte en mijn macht is Jah, want hij dient voor mijn redding. Dit is mijn God, en ik zal hem loven; mijn vaders God, en ik zal hem verhogen. Jehovah is een manlijk persoon van oorlog. Jehovah is zijn naam. Jehovah zal tot onbepaalde tijd, ja, voor altijd, als koning regeren.” — Ex. 15:1-3, 18; Openb. 15:3, 4, NW.
53. Welke plicht rust er gedurende dit nog steeds voortdurende „jaar van goede wil van de zijde van Jehovah” op ons?
53 Het is onze plicht, welke ons door God de Schepper is opgelegd, mensen van elke natie, stam en taal en van elk volk te helpen meer over het nog steeds voortdurende „jaar van goede wil van de zijde van Jehovah” te weten te komen en er voordeel van te trekken. Dan bestaat er voor hen veel kans dat zij in de snel naderende „dag van wraak van de zijde van onze God” ontkoming zullen vinden. Zij moeten geholpen worden God de Schepper te leren kennen, opdat zij kunnen leren hem met de juiste soort van vrees lief te hebben, te aanbidden en te verheerlijken.
54. (a) Voor wie zou deze aarde geen plaats zijn? (b) Wie zal de wereld derhalve van alle valse aanbidders reinigen, en welk aandeel hebben degenen die rechtvaardigheid liefhebben hierin?
54 Het heeft nooit in de bedoeling van de Schepper gelegen dat deze aarde een plaats voor valse aanbidders zou zijn. De aardbol is geen rechtmatige plaats voor religieuze aanbidders die het geschapene aanbidden in plaats van de Schepper zelf. Het is niet onze zaak of taak deze duizenden miljoenen valse aanbidders van de oppervlakte van deze aarde weg te vagen. Dat is de zaak van de Schepper, want hij heeft het recht datgene wat hij heeft geschapen, te vernietigen wanneer het schepsel Gods weg verlaat. Het is zijn zaak en bekendgemaakte voornemen de aarde in zijn „dag van wraak” van alle valse aanbidders te ontdoen, maar het is onze zaak hen hier van tevoren over in te lichten. Wij kunnen het niet helpen wanneer zij dit niet prettig vinden. Deze valse aanbidders zouden wel alle fysieke en materiële voordelen die door het ’eeuwige goede nieuws’ worden voorzegd, willen ontvangen, maar zij zijn niet genegen deze eeuwige fysieke en materiële voordelen op Gods voorwaarden te ontvangen. Zij zijn niet bereid de valse aanbidding en grote vrijheid die hun religie hun toestaat, op te geven ten einde de gave van eeuwig leven in menselijke volmaaktheid op een glorierijke paradijsachtige aarde onder Gods koninkrijk te ontvangen.
55. Wie is Degene die wij graag dienen te behagen?
55 Wij kunnen nooit verwachten dat wij hen met onze prediking van het ’eeuwige goede nieuws’ gedurende dit korte „uur” van oordeel door God de Schepper zullen behagen en hun goedkeuring zullen ontvangen. In plaats daarvan moeten wij God de Rechter behagen en dienen en zijn boodschap bekendmaken aan degenen die leergierig zijn en het verlangen koesteren de werkelijke God te aanbidden. Hij is Degene aan wie wij eer moeten schenken.
56. Op welke wijze vertellen de hemelen en de wereld Gods eer, en is deze lof alleen voldoende? Waarom?
56 In Psalm 19:2-5 1-4 lezen wij de betekenisvolle woorden: „De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen; de dag doet sprake toestromen aan den dag, en de nacht predikt kennis aan den nacht. Het is geen sprake en het zijn geen woorden, hun stem wordt niet vernomen: toch gaat hun prediking uit over de ganse aarde en hun taal tot aan het einde der wereld.” Het zou van onze zijde echter niet juist zijn het alleen aan de stomme zichtbare hemelen en de heerlijkheden van de dag en de nacht over te laten Gods heerlijkheid bekend te maken en over het werk van zijn handen te spreken.
57. (a) Waarom hebben de mensen in het algemeen thans hulp nodig om Gods goede nieuws naar waarde te kunnen schatten? (b) Wat dienen wij derhalve te doen wanneer wij het ’eeuwige goede nieuws’ naar juiste waarde schatten en ons erover verheugen?
57 Aangezien het religieuze waarnemingsvermogen van de mensen in het algemeen thans door valse religie, hogere kritiek op de bijbel en wetenschap die ten onrechte wetenschap wordt genoemd, is vervormd, kunnen wij niet verwachten dat zulke mensen datgene wat zij overdag en ’s nachts in het grote uitspansel kunnen zien wanneer zij naar de hemel opkijken, op juiste wijze zullen begrijpen. Wij kunnen niet van hen verwachten dat zij er de heerlijkheid van God in zullen zien en het het werk van zijn handen zullen noemen. Zij kunnen van die onbezielde hemelen en van het door zon, maan, sterren en wolken verfraaide uitgestrekte uitspansel niet leren dat het Gods liefdevolle voornemen is aan alle slechtheid een einde te maken, onze thans misbruikte aarde in een onbeschrijfelijk schitterend Paradijs te veranderen en de bevrijde aanbidders van God de Schepper daar een eeuwig tehuis onder Zijn koninkrijk te geven. God heeft zijn geschreven Woord, de bijbel, geschapen ten einde ons en hun dat ’eeuwige goede nieuws’ mede te delen. Wij moeten hun Gods Woord geven. Wij moeten hen helpen ’het goede nieuws te gehoorzamen’. — Rom. 10:16, 17, NW.
58. Welk uitermate grote voorrecht genieten wij in deze „tijd van het einde”?
58 Wij genieten thans een veel groter voorrecht dan de herders op de velden van Bethlehem, die lang geleden de glorierijke engel zagen en hem „goed nieuws . . . omtrent een grote vreugde” voor alle mensen die God en zijn goedkeuring zoeken, hoorden bekendmaken. Negentien eeuwen geleden zag de apostel Johannes in een visioen hoe de engel die in het midden van de hemel vloog, verheugd rond de gehele aarde het ’eeuwige goede nieuws’ bekendmaakte. In deze tijd is het, door Gods onschatbare gunst, ons voorrecht deze door de engel gedane bekendmaking van blijde tijdingen op te nemen en snel over de gehele aarde te verkondigen. Wanneer wij dit gehoorzaam, liefdevol en moedig doen, zullen wij verheugd kunnen zien hoe talloze anderen uit „elke natie en stam en taal en elk volk” de valse religie de rug toekeren om God te vrezen en hem heerlijkheid te geven. Het zal ons zeer vreugdevol stemmen wanneer zij zich met ons verenigen om Hem, onze Schepper, tot zijn eindeloze rechtvaardiging en tot onze eeuwige redding, te aanbidden.