Engelen — Gods geestenboodschappers
BESTAAN engelen werkelijk? Volgens zekere moderne theologen moet het antwoord neen luiden. Zij zeggen: „Het geloof in engelen is niet langer een kwestie van religieuze overtuiging maar eerder van psychologie en dichterlijke beeldspraak.” „Het uitvinden van de telescoop en microscoop heeft geen ruimte overgelaten voor de wonderbaarlijke tussenkomst van hemelse schepselen.” „In een wereld van wetten en processen is er geen levende ladder nodig die van de aarde beneden naar God in de hoogte leidt.”
Louter het feit dat de moderne geleerden er met hun instrumenten niet in zijn geslaagd engelen te ontdekken, vormt voor christenen echter nog geen struikelblok. Zijn de geleerden erin geslaagd God door middel van hun instrumenten te zien? Toch bestaat God. Daar de bijbel de waarheid is, zoals Jezus Christus bevestigde, weten wij dat er engelen bestaan. Van de eerste tot de laatste hoofdstukken spreekt de bijbel letterlijk honderden malen over engelen en geestenboodschappers. — Gen. 3:24; Openb. 22:8.
Zowel in het Hebreeuwse als het Griekse deel van de bijbel betekenen de woorden die met „engel” zijn vertaald, eenvoudig boodschapper of vertegenwoordiger. In feite wordt het Hebreeuwse woord voor engel bijna net zo vaak door „boodschapper” weergegeven en op mensen toegepast, als het met „engel” wordt vertaald. En terwijl de uitdrukking „engel” in de gehele Schrift gewoonlijk op geestenboodschappers van toepassing wordt gebracht, wordt ze soms, zoals in de hoofdstukken 2 en 3 van het boek Openbaring, voor menselijke schepselen gebruikt. — Gen. 32:3; Jak. 2:25.
Dat er geestelijke lichamen zijn, wordt door de apostel Paulus duidelijk gemaakt. „Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam.” Daar engelen geestelijke schepselen zijn, worden zij soms geesten genoemd, en terecht, want dat wat geest is, is zowel onzichtbaar als machtig. Zo lezen wij bijvoorbeeld: „Toen trad er een geest naar voren en stelde zich voor den HERE.” „Hij maakt zijn engelen geesten.” „Zijn zij niet allen geesten voor openbare dienst?” In de Schrift worden engelen ook ’zonen Gods’, „morgensterren” en „heiligen” genoemd. Hun woonplaats is in de hemel, want wij lezen over de „engelen in de hemelen”. — 1 Kor. 15:44; 1 Kon. 22:21; Hebr. 1:7, 14, NW; Job 1:6; 2:1; 38:7; Deut. 33:2, Lu; Mark. 12:25.
Wanneer zijn zij geschapen? Er zijn theologen die beweren dat hun schepping plaatsvond gedurende de zes „scheppingsdagen” waarover in Genesis wordt gesproken. Dat is echter niet het geval. Zelfs de met sterren bezaaide „hemelen en de aarde” zelf werden voordat de eerste „scheppingsdag” begon, geschapen (Gen. 1:1, NW). Gods Woord vermeldt dat de engelen, de morgensterren en zonen van God, van vreugde juichten en jubelden toen het fundament voor de aarde werd gelegd; zij moeten dus zelfs voordat de aarde werd gemaakt, geschapen zijn. En daar Jezus Christus, in zijn voormenselijke bestaan als de Logos, „het begin der schepping Gods” was en door God werd gebruikt om alle andere dingen te scheppen, volgt hieruit dat de engelen zijn geschapen nadat God de Logos had geschapen en vóór de schepping van het stoffelijke universum. — Job 38:7; Openb. 3:14.
Het is daarom beslist onredelijk om, zoals in een lied wordt gedaan, te wensen dat men een engel was. Toen Jezus op aarde was, verklaarde hij dat tot op die tijd ’niemand was opgevaren naar den hemel’ en toch bevatten de Hebreeuwse Geschriften — die vóór die tijd geschreven waren — vele verwijzingen naar engelen. Toen Jezus naar de hemel opsteeg, werd hij ver boven de engelen verheven en zij die met hem in hemelse heerlijkheid zullen delen — slechts 144.000 personen — zullen, als zijn bruid, eveneens ver boven de engelen verheven worden. — Joh. 3:13; Hebr. 1:4; Openb. 14:1, 3.
Ten aanzien van hun aantal verzekert de bijbel ons dat de engelen nagenoeg ontelbaar in aantal zijn. In een profetisch visioen zag Daniël dat „duizend maal duizenden . . . hem [God] [dienden] en tien duizend maal tien duizenden . . . vóór hem [stonden]”. De apostel Johannes vertelt dat de symbolische, hemelse legerscharen „twee maal tien duizend tienduizendtallen”, of 200 miljoen, telden. Bovendien lezen wij herhaaldelijk over myriaden engelen of heiligen. — Dan. 7:10; Openb. 9:16; Hebr. 12:22; Jud. 14, NW.
RANGEN EN SOORTEN VAN ENGELEN
Daar Jehovah een God van orde is, is het logisch de gevolgtrekking te maken dat zijn myriaden hemelse engelen georganiseerd zijn, net zo goed als zijn natie Israël was georganiseerd, en dat niet slechts in twaalf stammen, maar ook met oversten over duizend, over honderd, over vijftig en over tien (Deut. 1:15). De Overste over alle engelen is Jezus Christus, het Woord, de enige aartsengel, Michaël (Dan. 12:1; Joh. 1:1; Jud. 9; Openb. 12:7). In Maleachi 3:1 wordt hij ook de engel of de boodschapper des verbonds genoemd, terwijl hij tevens de engel is waarover wordt gesproken in Openbaring 20:1, 2, waar wordt gezegd dat hij Satan en zijn demonen bindt en voor duizend jaar in de afgrond des doods werpt. Hij was ongetwijfeld ook de engel die door God werd aangesteld om de zonen Israëls tijdens hun tocht door de woestijn te leiden: „Zie, Ik zend een engel vóór uw aangezicht, om u te bewaren op den weg . . . mijn engel zal voor uw aangezicht gaan.” „De Engel zijns aangezichts heeft hen gered.” — Ex. 23:20-23; Jes. 63:9.
Tot de engelenscharen behoren onder andere de serafs. Alleen Jesaja verwijst naar hen, nadat hij hen in een van Jehovah afkomstig visioen in zijn tempel heeft gezien. Hun naam betekent „brandenden” of „edelen”. — Jes. 6:2, 6.
Vaker worden de chérubs in de Schrift genoemd, wel ongeveer negentig keer. Zo was er een cherub in Eden wiens eerzucht er de oorzaak van was dat hij Satan de Duivel werd. Toen de mens uit het Paradijs was verdreven, bewaakten cherubs de ingang tot Eden, en er werden voorstellingen van cherubs op de ark des verbonds, die in het heiligste deel van de tabernakel in de woestijn en later in Salomo’s tempel werd geplaatst, aangebracht. De cherubs blijken dragers of begeleiders van Gods troon te zijn die de majesteit ervan hooghouden. — Ezech. 28:16; Gen. 3:24; Ex. 25:18-22; Ps. 80:2 1.
Dan is er nog de grote menigte van engelen of geestenboodschappers. Wij dienen hen niet als louter boodschappenjongens, maar als vertegenwoordigers en afgevaardigden te bezien, die niet alleen als communicatiemiddel dienen, maar ook Gods voornemen ten uitvoer brengen, of dit nu het beschermen en bevrijden van zijn volk of het vernietigen van de goddelozen betreft.
KENMERKENDE EIGENSCHAPPEN VAN ENGELEN
Hoewel er personen zijn die beweren dat de individuele engelen geen onderscheiden persoonlijkheid bezitten, leert de bijbel ons anders. Het feit dat zij persoonlijke namen hebben, zoals Michaël en Gabriël, duidt er op dat zij persoonlijkheid bezitten (Dan. 12:1; Luk. 1:26). Blijkbaar om individuele engelen niet al te veel op de voorgrond te plaatsen, wordt er echter weinig over hun namen gezegd. Toen Simsons ouders naar de naam van de engel die hun verschenen was, vroegen, berispte hij hen en zei: „Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? Immers, die is wonderbaar.” — Richt. 13:18.
Engelen worden over het algemeen als mannen voorgesteld, omdat er ook over God en zijn Zoon als over mannen wordt gesproken. Zij bezitten echter geen sekse, want Jezus zei dat zij die in de opstanding op aarde zullen terugkomen, niet zullen trouwen, omdat zij als engelen zullen zijn. De seksuele genoegens waren er de oorzaak van dat bepaalde engelen in de tijd van Noach hun hemelse positie verlieten. Engelen staan met elkaar in verbinding door middel van de spraak of ’tongen der engelen’. — Matth. 22:30; 1 Kor. 13:1.
Daar engelen geestelijke schepselen zijn, kunnen mensen onmogelijk weten hoe zij eruit zien. Wanneer zij met mensen in contact traden, verschenen zij soms in menselijke gedaante en af en toe ook als gevleugelde schepselen. Een andere keer weer werden zij, om de aandacht op hun eervolle taak te vestigen, met fysieke heerlijkheid en schittering omgeven, daar zij zo blinkend als een bliksemstraal waren. — Dan. 10:6; Matth. 28:3.
Engelen hebben met mensen gemeen dat zij in moreel opzicht vrij zijn om te handelen zoals zij willen, d.w.z. zij kunnen kiezen of zij het goede of het kwade willen doen. Zij zijn intelligente schepselen die Jehovah God kunnen aanbidden of dit kunnen weigeren met alle gevolgen vandien. Enkelen van hen zijn tegen God in opstand gekomen, van wie de belangrijkste hun vorst Beëlzebub is, Satan de Duivel. Zij die getrouw zijn gebleven, worden „heilige engelen” genoemd en zij hebben een aandeel aan de rechtvaardiging van Jehovah’s naam, net als getrouwe menselijke schepselen. — 2 Petr. 2:4; Matth. 12:24; Mark. 8:38.
Daar God de mens ’een weinig minder dan de engelen’ heeft geschapen, bezitten engelen ongetwijfeld een groter verstandelijk vermogen dan de mens, en toch zijn er enkele dingen die God hun heeft onthouden. Zo zei Jezus bijvoorbeeld dat de engelen de dag of het uur dat de goddeloze hemelen en aarde vernietigd zouden worden, niet wisten. En Petrus vertelt ons dat er bepaalde dingen waren waarin de engelen graag een blik zouden werpen. Zij moeten zich wel hevig interesseren voor wat er op de aarde gebeurt, want er wordt van hen verteld dat zij zich verheugen over het berouw van een zondaar en het „schouwspel” dat christenen bieden, gadeslaan. Meer dan dat, het is zelfs redelijk te concluderen dat engelen iets kunnen leren doordat zij christenen gadeslaan, want de vrouwen in de christelijke gemeente wordt gezegd dat zij een teken van autoriteit op hun hoofd moeten dragen vanwege de engelen, om hun een goed voorbeeld van onderdanigheid aan een door God ingestelde regel te geven. — Matth. 24:36; 1 Petr. 1:12; Luk. 15:10; 1 Kor. 4:9; 11:10.
De bovenmenselijke kracht waarmee engelen zijn begiftigd is in overeenstemming met hun verheven positie. Zo lezen wij dat de Here Jezus Christus geopenbaard zal worden „uit den hemel met zijn machtige engelen”. „Looft den HERE, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert.” Hun kracht blijkt duidelijk uit de daden die zij naar verluidt ten uitvoer hebben gebracht, bijvoorbeeld dat twee van hen Sodom en Gomórra hebben verwoest en dat één engel het Assyrische leger van 185.000 strijders die in de dagen van koning Hizkia voor de stad Jeruzalem waren gelegerd, heeft verslagen. — 2 Thess. 1:7, LV; Ps. 103:20; Gen. 19:13; 2 Kon. 19:35.
Wij kunnen ook veilig aannemen dat de engelen, Gods geestenboodschappers, met een enorme snelheid reizen. Zo zond God Daniël eens, toen deze begon te bidden, een engel in antwoord op zijn gebed. Deze engel had Daniël bereikt voordat hij zijn gebed had beëindigd, terwijl hij toch uit het gebied buiten de interplanetaire ruimte moest komen. — Dan. 9:21.
PLICHTEN EN VOORRECHTEN
Men zou net als de modernisten kunnen beweren dat er geen engelenladder die van de aarde naar de hemel leidt, zoals Jakob in zijn droom zag, nodig is. God zou zijn voornemen wel met andere middelen ten uitvoer kunnen brengen. Jehovah God heeft echter eenvoudig verkozen dat niet te doen. Hij zou ook alles zelf geschapen kunnen hebben, zoals hij ook zelf zijn eniggeboren Zoon, het Woord, die later als Jezus Christus bekend zou komen te staan, heeft voortgebracht. God verkoos echter zijn Zoon als de actieve uitvoerder bij de schepping van alle andere schepselen en dingen te laten dienen, waardoor hij zijn Zoon veel vreugde verschafte en ook zelf vreugdevol werd gestemd wanneer hij de plichtsgetrouwheid van zijn Zoon opmerkte (Spr. 8:22-30). Deze zelfde wijze gedragslijn heeft Jehovah in het geval van de engelen gevolgd. Zij zijn niet onmisbaar, maar het heeft God goedgedacht hen te scheppen met het doel hun geluk te schenken en opdat zij zijn doel zouden dienen door zijn wil voor hen ten uitvoer te brengen.
In de eerste plaats wordt er over engelen gezegd dat zij God dienen: „Duizend maal duizenden dienden hem.” Zij worden herhaaldelijk in de nabijheid van God afgebeeld: „Serafs stonden boven Hem.” „Ik hoorde een stem van vele engelen rondom den troon.” Zij werden dikwijls uitgezonden om mensen goed nieuws te brengen, waardoor zij als evangelisten dienden, bijvoorbeeld toen zij de geboorte van de Verlosser aankondigden. Ook gebruikte God engelen om zijn wil aan zijn dienstknechten, zoals Abraham, Mozes, Jozua, Daniël, Petrus, Paulus en anderen, mede te delen. En omdat hun boodschappen in Gods geschreven Woord werden opgenomen, hebben zij ook tot het schrijven van de bijbel bijgedragen. — Dan. 7:10; Jes. 6:2; Openb. 5:11; Luk. 2:13.
Merk ook op dat God engelen gebruikte tijdens het aardse leven van Jezus. Zijn ontvangenis en geboorte werden door engelen aangekondigd. Zij dienden hem nadat hij veertig dagen had gevast en sterkten hem bij zijn laatste beproeving. Toen het gepeupel kwam om hem te arresteren, stonden twaalf legioenen engelen tot zijn beschikking indien hij het had verkozen om hen te vragen. Engelen kondigden ook zijn opstanding aan en waren aanwezig bij zijn hemelvaart. — Matth. 4:11; Luk. 22:43; Matth. 26:53; 28:5-7; Hand. 1:10, 11.
Er wordt verder getoond dat Jezus Christus door engelen wordt vergezeld wanneer hij de mensen oordeelt door de tarwe van het onkruid en de schapen van de bokken te scheiden. Engelen streden met Michaël in zijn oorlog tegen de draak en zijn demonen ten tijde van de geboorte van Gods koninkrijk in de hemel. Zij zullen Michaël ook ondersteunen wanneer hij de oorlog van de grote dag van God de Almachtige, Armageddon, strijdt, net zoals zij in oude tijden door Jehovah God werden gebruikt om de goddelozen te verdelgen. — Matth. 13:41; 25:31; Openb. 12:7-10; 16:14, 16; 19:14.
Ten slotte dienen Gods geestenboodschappers thans ook zijn dienstknechten op aarde, wat een zeer vertroostende gedachte is: „Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven?” „Ziet toe, dat gij niet één dezer kleinen veracht. Want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van mijn Vader, die in de hemelen is.” Het behoeft niet zo te zijn dat ieder van Gods getrouwe dienstknechten een engel heeft toegewezen gekregen, daar een engel aan een bepaald aantal van Gods dienstknechten op aarde toegewezen kan zijn. — Hebr. 1:14; Matth. 18:10.
Ja, „de Engel des HEREN legert zich rondom wie Hem vrezen, en redt hen”. „Hij zal aangaande u zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen.” Weliswaar verschijnen de engelen niet meer zichtbaar zoals aan de apostelen om hen uit de gevangenis te bevrijden en zoals er één aan Paulus verscheen toen hij schipbreuk had geleden, maar toch kunnen wij ervan verzekerd zijn dat, hoe slecht wij er ook voorstaan en ongeacht het aantal vijanden dat probeert ons in het nauw te drijven, indien wij geesten zouden kunnen zien, wij zouden kunnen waarnemen dat er zich rondom ons legers van Gods geestenboodschappers bevinden, zoals zij ook ter bescherming de profeet Elisa en zijn knecht omringden toen de koning van Syrië een machtige strijdmacht met paarden en strijdwagens had uitgezonden om Elisa gevangen te nemen. — Ps. 34:8 7; 91:11; Hand. 5:19; 12:7; 27:23; 2 Kon. 6:13-17.
Wat Gods Woord ons over zijn geestenboodschappers, de engelen, vertelt, is beslist zowel verlichtend als versterkend voor ons geloof.