Hoe krachtig is het goede nieuws?
VAN alle boodschappen die door de eeuwen heen zijn bekendgemaakt, heeft het „goede nieuws” dat in de Heilige Schrift wordt uiteengezet, de grootste motiverende kracht ten goede gehad. De bijbel verwijst ernaar als „het goede nieuws van het koninkrijk”, „het goede nieuws over Jezus Christus”, „het goede nieuws van de onverdiende goedheid van God”, „het goede nieuws van God”, „het goede nieuws van vrede” en „eeuwig goed nieuws” (Matth. 4:23; Mark. 1:1; Hand. 20:24; Rom. 15:16; Ef. 6:15; Openb. 14:6). Dit „goede nieuws” is in hoofdzaak de boodschap dat redding of eeuwig leven mogelijk is op basis van oprecht geloof in de verzoenende kracht van het offer van Jezus Christus, en dat Gods koninkrijk in handen van Christus alle dingen op aarde in volmaakte eenheid met de heilige hemelen zal brengen (Hand. 4:12; Rom. 1:16; Ef. 1:7-14). Waarom heeft die boodschap een krachtige uitwerking op degenen die er gunstig op reageren?
Beschouw de situatie eens waarin velen verkeren wanneer het „goede nieuws” hen bereikt. Voordat iemand deze boodschap hoort, voelt hij wellicht een zekere leegte in zijn leven. Wegens persoonlijke problemen en omdat hij onrechtvaardigheden en onderdrukking meemaakt, heeft hij wellicht in zichzelf om verlossing uit benauwdheid geschreeuwd. Hij is wellicht teleurgesteld wegens zijn eigen onvermogen zo te zijn als hij graag zou willen zijn. Wanneer hem dan het „goede nieuws” wordt aangeboden, komt hij de grondoorzaak van zijn benarde situatie te weten, namelijk dat hij, evenals alle andere leden van de menselijke familie, een zondaar is. Daarom zal iemand, hoe oprecht hij ook mag zijn, er niet in slagen zó te leven dat hij zichzelf en anderen niet teleurstelt. Hij kan zich nooit rechtvaardig betonen voor God door zich aan een bepaald wetsreglement te houden. Het „goede nieuws” maakt echter duidelijk hoe hij voor het aangezicht van God en de mensen een rein geweten kan behouden, met eeuwig leven in het vooruitzicht. Het helpt hem ook in te zien hoe Gods koninkrijk een eind aan alle verdriet zal maken. — Dan. 2:44.
GODS GOEDKEURING VERWERVEN
Er wordt niets moeilijks van iemand verlangd om in Gods gunst te komen. De Allerhoogste zelf heeft het initiatief genomen door een regeling te treffen waardoor zonden vergeven kunnen worden.
Ten einde de regeling waardoor onze zonden worden vergeven, te kunnen waarderen, dienen wij te begrijpen waarom wij nu eigenlijk zondaars zijn. De bijbel onthult dat onze gemeenschappelijke voorvader, de eerste mens Adam, opzettelijk verkoos tegen God te zondigen. Dit bracht een verwijdering tussen hem en zijn hemelse Vader teweeg en plaatste alle nakomelingen van Adam in een situatie waarin zij van God vervreemd waren. Adam kon als zondaar alleen maar zondige kinderen voortbrengen, die moesten sterven. De Schrift vertelt ons: „Door bemiddeling van één mens [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden” (Rom. 5:12). „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood.” — Rom. 6:23.
Op deze wijze maakt Gods Woord duidelijk dat de dood door de goddelijke gerechtigheid wordt vereist als straf op de zonde. Wil iemand dus eeuwig leven verwerven, dan moet hij bevrijd worden van de straf op de zonde. Aangezien alle mensen zondaars zijn, kan niemand van de mensheid de straf op zich nemen die zelfs maar één medezondaar gerechtigheidshalve moet ondergaan. De volkomen hulpeloosheid van de mens met betrekking tot het ontkomen aan de straf op de zonde, wordt in de volgende woorden van de psalmist uiteengezet:
„Niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen, noch God een losprijs voor hem geven, (en de loskoopprijs voor hun ziel is zo kostbaar dat die tot onbepaalde tijd heeft opgehouden) opdat hij nog voor eeuwig zou leven en de kuil niet zou zien”. — Ps. 49:7-9.
Er was hulp van buiten het menselijke rijk nodig. En in zijn grote barmhartigheid heeft Jehovah die benodigde hulp verschaft. Zijn dierbaarste Zoon, de eerstgeborene, werkte hierin volledig met zijn Vader samen. De christelijke apostel Paulus legde in zijn brief aan de Filippenzen uit wat er gebeurde:
„Bewaart die geestesgesteldheid in u welke ook in Christus Jezus was, die, alhoewel hij in Gods gedaante bestond, geen gewelddadige inbezitneming heeft overwogen, namelijk om aan God gelijk te zijn. Neen, maar hij heeft zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden. Meer nog, toen hij zich in de hoedanigheid van een mens bevond, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal.” — Fil. 2:5-8.
Omdat de Zoon van God door de werkzaamheid van de heilige geest op wonderbaarlijke wijze in de schoot van een maagd, Maria, tot menselijk leven werd verwekt, werd hij vrij van zonde geboren. Daarom kon hij de op gerechtigheid gebaseerde straf die zondaars moeten ondergaan, op zich nemen. Door zijn offerandelijke dood op 14 Nisan van het jaar 33 G.T. vervulde hij de profetie van Jesaja 53:5, waar staat: „Hij werd doorboord om onze overtreding; hij werd verbrijzeld om onze dwalingen. De tuchtiging bedoeld voor onze vrede, was op hem, en wegens zijn wonden is er voor ons genezing geweest.”
Onze Maker eist van ons dat wij vol geloof aanvaarden dat zijn Zoon de volledige straf op de zonde op zich heeft genomen en dat deze uit de doden opgewekte Zoon ’zowel Heer als Christus’ is, ja, de beloofde Messiaanse Koning (Hand. 2:36). De Schrift verklaart: „Wij zien Jezus, die een weinig lager dan engelen gemaakt is, met heerlijkheid en eer gekroond omdat hij de dood heeft ondergaan, opdat hij door Gods onverdiende goedheid voor iedereen de dood zou smaken.” — Hebr. 2:9.
EEN GELOOF DAT TOT HANDELEN AANZET
Het is ons geloof in de verzoenende kracht van Christus’ offer dat ons ervoor in aanmerking doet komen Gods vrije gave van eeuwig leven te ontvangen. Ten gevolge van dit geloof komt de persoon onder de invloed van de heilige geest te staan. Doordat die geest op hem inwerkt, zal hij de vruchten van waar geloof in zijn leven gaan voortbrengen. Zijn liefde voor Jehovah God, Jezus Christus en zijn medemensen zal toenemen. Hij zal tot handelen worden aangezet.
Dit wordt goed geïllustreerd door wat er in de eerste eeuw G.T. met bepaalde personen in Thessaloníka gebeurde. De apostel Paulus schreef het volgende aan hen:
„Het goede nieuws dat wij prediken, is niet alleen met woorden tot u gekomen, maar ook met kracht en met heilige geest en sterke overtuiging, gelijk gij weet wat voor soort van mensen wij om uwentwil voor u zijn geworden; en gij zijt navolgers van ons en van de Heer geworden, aangezien gij het woord onder veel verdrukking met vreugde van heilige geest hebt aanvaard, zodat gij een voorbeeld zijt geworden voor alle gelovigen in Macedonië en in Acháje. Ja, van u uit heeft het woord van Jehovah niet alleen weerklonken in Macedonië en Acháje, maar in elke plaats heeft uw op God gerichte geloof zich verbreid, zodat wij niets behoeven te zeggen. Want zij blijven zelf berichten op welke wijze wij eerst bij u gekomen zijn en hoe gij u van uw afgoden tot God hebt gekeerd om een levende en waarachtige God als slaven te dienen en uit de hemelen zijn Zoon te verwachten, die hij uit de doden heeft opgewekt, namelijk Jezus, die ons van de komende gramschap bevrijdt.” — 1 Thess. 1:5-10.
Merk op dat de bekendmaking van het „goede nieuws” in Thessaloníka niet slechts een kwestie was van gesproken woorden die geen resultaten tot stand brachten. Integendeel, de boodschap had een krachtige uitwerking op degenen die er gunstig op reageerden en bracht hen ertoe afgoderij de rug toe te keren en dienstknechten van de ware God, Jehovah, te worden. De werking van Gods heilige geest trad duidelijk aan het licht in het leven van deze gelovigen, daar zij de vreugde die de geest teweegbrengt, weerspiegelden. Hun sterke overtuiging bleek uit het feit dat vervolging hen er niet van weerhield in overeenstemming met het van God afkomstige „goede nieuws” te handelen (1 Thess. 2:13). Gedreven door geloof en liefde en in de volle overtuiging dat zij eeuwige zegeningen zouden ontvangen wanneer Gods gramschap tot uitdrukking zou worden gebracht jegens allen die het „goede nieuws” verwerpen, voelden de Thessalonicenzen zich gedrongen de waarheid die zij hadden aanvaard, te verkondigen. De gemeente in Thessaloníka werd zo actief dat het nieuws omtrent hun bekering en hun geloof zich naar andere delen van Macedonië en zelfs naar delen van Acháje verbreidde. Daarom was het geloof van de christenen in Thessaloníka daar reeds bekend toen Paulus en zijn metgezellen de mensen in deze gebieden het „goede nieuws” kwamen brengen.
GOEDE VOORBEELDEN MISTEN HUN UITWERKING NIET
Dat de Thessalonicenzen zo ijverig waren, kwam ten dele doordat zij het goede voorbeeld van de apostel Paulus en zijn medewerkers zagen. Alleen al het leven van Paulus en zijn metgezellen getuigde ervan dat Gods geest op hen rustte. Paulus en Silas waren, voordat zij naar Thessaloníka kwamen, in Filippi onbeschaamd behandeld. Er was inbreuk gemaakt op hun rechten als Romeinse burgers. Zonder gerechtelijk onderzoek waren zij geslagen, gevangen gezet en in het blok gesloten. Door tussenkomst van God waren zij bevrijd en dit had tot de bekering van de gevangenbewaarder en zijn huisgezin geleid. — Hand. 16:22-33.
De onprettige ervaring van Paulus en Silas in Filippi bekoelde hun ijver niet. Met de vrijmoedigheid die alleen God door middel van zijn geest kan verschaffen, kwamen zij naar Thessaloníka. Paulus vermeed bij zijn prediking elke soort van bedrog en aanmatiging. Hij werkte met zijn eigen handen om in zijn levensbehoeften te voorzien en wijdde zich vervolgens geheel aan het onderwijzen van de waarheid aan de Thessalonicenzen. Het was voor iedere oprechte waarnemer duidelijk dat iemand die zo loyaal, rechtvaardig, onberispelijk en zelfopofferend was, redelijkerwijs geen leugens kon vertellen. Hij stond onmiskenbaar onder leiding van de heilige geest en was een getrouwe navolger van de Heer Jezus Christus. — 1 Thess. 2:5-12.
Dienovereenkomstig stelde het „goede nieuws”, gepaard aan Paulus’ eigen voorbeeld van de voortreffelijke invloed die Gods boodschap op afzonderlijke personen heeft, de Thessalonicenzen in staat Jezus Christus na te volgen. Zij begonnen op een door God goedgekeurde wijze te wandelen en weerhielden zich er niet van bij elke gelegenheid het „goede nieuws” bekend te maken. Daar zij aan een zeehaven woonden, bereikten zij vele kooplieden en reizigers die overal waar zij kwamen, anderen over de ijver van de Thessalonicenzen konden vertellen.
BENT U ERDOOR GERAAKT?
Oefent u, evenals de Thessalonicenzen, geloof in de verzoenende kracht van Christus’ offer? Zo ja, dan moeten buitenstaanders kunnen zien dat u zich in uw leven werkelijk door Gods geest laat leiden. Wanneer dat het geval is, zullen er na verloop van tijd duidelijk waarneembare bewijzen zijn dat u steeds meer in overeenstemming met het voorbeeld en de leer van de Heer Jezus Christus gaat handelen.
Uit diepe waardering voor de liefde die jegens u persoonlijk is getoond, zult u uw best doen om zonde te vermijden. Wat zou het inconsequent zijn wanneer iemand zou beweren geloof te stellen in de reinigende kracht van Christus’ bloed en vervolgens opzettelijk een zondige loopbaan zou gaan volgen! Dit zou te vergelijken zijn met een persoon die iemand voor het wassen van zijn kleren bedankt en dan, nadat hij die schone kleren heeft aangetrokken, opzettelijk in de dichtstbijzijnde modderpoel gaat liggen rollen. (Vergelijk 2 Petrus 2:22.) Het is duidelijk dat geen enkele persoon die van waardering blijk geeft, dit zou doen. Evenmin kan iemand die oprecht geloof stelt in wat God door bemiddeling van Jezus Christus heeft gedaan, een beoefenaar van zonde worden. — 1 Joh. 3:4-6.
Bovendien zet geloof in Gods voorziening van eeuwig leven ons tot spreken aan. Daarom bezoeken Jehovah’s Getuigen in deze tijd „op de gehele bewoonde aarde” de mensen thuis met de Koninkrijksboodschap (Matth. 24:14). En wij allemaal willen beslist dat onze familieleden, onze kennissen, ja, allen die wij persoonlijk kunnen bereiken, ook het „goede nieuws” horen en dienovereenkomstig handelen. Slechts door het „goede nieuws” te aanvaarden, kunnen zij ontkomen aan de goddelijke gramschap die tegen de goddeloze mensheid tot uitdrukking gebracht zal worden, en alleen op die manier zullen zij beleven dat Gods koninkrijk in handen van zijn Christus deze aarde verandert in een plaats waar geen pijn, ziekte en dood meer zal zijn. — 2 Petr. 3:13; Openb. 21:4, 5.
Het feit dat er meer dan 1900 jaar zijn verstreken, heeft de kracht van het „goede nieuws” niet doen afnemen. Het brengt nog steeds duizenden mensen ertoe zich aan de invloed van Gods geest te onderwerpen en de vruchten ervan, in de eerste plaats liefde, voort te brengen. Door die geest gedreven, kunnen ware christenen er niet mee ophouden de meest grootse boodschap die er thans bestaat, aan anderen bekend te maken. Is dit ook met u het geval? Dit zal zo zijn indien u oprecht geloof stelt in het „goede nieuws”.