„Vrede onder mensen van goede wil” of Armageddon — Welke van de twee?
„Glorie aan God in den hoge, en vrede op aarde onder de mensen van goede wil!” — Luk. 2:14, PC.
1. Waarom is het interessant zich thans te kunnen rekenen onder „de mensen van goede wil”?
BENT u een man of vrouw van goede wil? Zo ja, dan behoort u tot degenen over wie bijna tweeduizend jaar geleden eenstemmig door een menigte hemelse engelen werd gesproken. Waarom verschenen en spraken die engelen? Omdat er een gebeurtenis had plaatsgevonden die alsnog zal leiden tot eeuwige vrede voor u, hier, op deze aarde, die thans door een derde wereldoorlog wordt bedreigd.
2. Wat was deze belangrijke gebeurtenis, en waarom kunnen wij dat wat dokter Lukas erover heeft geschreven, thans zeer ernstig opnemen?
2 Deze gebeurtenis was de geboorte van een manlijke baby in het Midden-Oosten. Wat er bij die gelegenheid heeft plaatsgevonden, is geen sprookje, fabel of mythe, want een aantal hard werkende mannen in het heuvelland was er getuige van. De waarheid ervan werd bewezen door een arts die, in zijn „verslag . . . van de feiten die onder ons volledig geloofwaardig worden geacht”, zegt dat hij „alle dingen van meet af nauwkeurig [is] nagegaan, [om] ze in logische volgorde . . . te schrijven, . . . opdat gij de zekerheid der dingen waarin gij mondeling zijt onderwezen, volledig moogt kennen”. Deze schrijver was dokter Lukas. Hij schreef ruim negentien eeuwen geleden en zijn verslag is tot de uitvinding van de boekdrukkunst in de vijftiende eeuw bewaard gebleven in duizenden met de hand geschreven afschriften in een aantal oude talen. Daarom kunt u dat wat de engelen zo lang geleden over u, een persoon van goede wil, hebben gezegd, thans zeer ernstig opnemen. — Lukas, hoofdstuk één, de verzen één tot en met vier.
3. Waarom was de geboorte van die jongen belangrijk in de medische geschiedenis, en hoe werd er in het openbaar van getuigd wie de vader van de jongen was?
3 In de medische geschiedenis is de geboorte van deze manlijke baby uiterst belangrijk, want ze is de enige geboorte van een kind uit een maagd waarvan de geschiedenis gewaagt. Dit meisje was dan ook niet door een man bevrucht maar door een hemelse vader. Indien dit niet werkelijk het geval was geweest, zouden de engelen des hemels geen belang hebben gesteld in de geboorte van het kind. Was het een onwettige baby geweest, wiens menselijke vader zich uit schaamte verborgen hield om zich aan zijn verantwoordelijkheid te onttrekken, dan zouden de heilige engelen zich er niet toe hebben verlaagd van zijn geboorte te getuigen. Er zou geen enkele reden zijn om zich te verheugen over de geboorte van zo’n ongewenste jongen, die niet tot het welzijn van de gehele mensheid zou kunnen bijdragen. Als bewijs dat de geboorte van de jongen een wonderbare, eerbare en heilzame geboorte uit een reine maagd was, verscheen de menigte hemelse engelen aan de mensen en maakte bekend wie de vader van de pasgeboren jongen was. De engelen gaven glorie aan God, en aldus openbaarden zij de hemelse Vader van de opmerkelijke baby.
4. Waar, onder welke plaatselijke omstandigheden en in welke tijd van het jaar werd de baby geboren?
4 Destijds handhaafde het Romeinse Rijk met geweld de vrede in het Midden-Oosten. De Arabieren waren nog geen mohammedanen geworden. De jongen was in het in de Romeinse provincie Judéa gelegen stadje Bethlehem geboren, en omdat alle gelegenheden om te logeren overvol waren, moest zijn moeder Maria hem in een stal in de kribbe leggen. Het was omstreeks het midden van de joodse maand Tisri, of omstreeks 1 oktober, een tijd van het jaar waarin de mensen op weg konden gaan om zich met het oog op de belasting te laten inschrijven, en herders de gehele nacht buiten in het veld konden zijn om hun schapen te verzorgen. Dokter Lukas verzamelde interessante bijzonderheden van wat er toen gebeurde. Ten behoeve van alle „mensen van goede wil” schrijft hij (Lukas 2:8-20, Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften):
5, 6. (a) Wat werd door engelen bekendgemaakt, en aan wie? (b) Hoe werden deze mensen ooggetuige van de geboorte, en welke uitwerking had dit op hen?
5 „Er waren in diezelfde landstreek ook herders, die buitenshuis verbleven en ’s nachts de wacht hielden over hun kudden. En plotseling stond Jehovah’s engel bij hen, en Jehovah’s heerlijkheid omscheen hen, en zij werden zeer bevreesd. Maar de engel zei tot hen: ’Vreest niet, want ziet! ik maak u goed nieuws bekend omtrent een grote vreugde, die heel het volk ten deel zal vallen, want heden is u in de stad van David een Redder geboren, die Christus de Heer is. En dit is een teken voor u: gij zult een baby vinden in windsels van doeken gebonden en liggend in een kribbe.’ En plotseling verscheen er bij de engel een menigte der hemelse legerschare, die God loofde en zei: ’Glorie in de hoogste hoogten aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil.’ Toen de engelen dan van hen waren heengegaan naar de hemel, zeiden de herders tot elkaar: ’Laten wij toch beslist naar Bethlehem gaan om te zien wat er gebeurd is en wat Jehovah ons heeft bekendgemaakt.’ En zij haastten zich erheen en vonden zowel Maria als Jozef, en de baby, die in de kribbe lag.
6 Toen zij hem gezien hadden, maakten zij het woord bekend dat betreffende dit jonge kind tot hen was gesproken. En allen die het hoorden, stonden verwonderd over hetgeen hun door de herders werd verteld, maar Maria bewaarde al deze woorden, terwijl zij in haar hart gevolgtrekkingen maakte. Toen keerden de herders terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.”
7. Waaraan ontbrak het, in overeenstemming met wat de engelen bij die gelegenheid zeiden, destijds niet?
7 Destijds, bijna tweeduizend jaar geleden, gaven de engelen glorie in de hoogste hoogten aan God, de Allerhoogste of Oppermachtige. De getrouwe herders werden ooggetuigen en gaven eveneens glorie aan God om wat hij ten behoeve van de mensheid deed door de beloofde Messias of Christus de Heer te zenden, de koninklijke afstammeling van koning David, want Maria was een nakomelinge van David. Het ontbrak destijds dus niet aan glorie in de hoogste hoogten aan God.
8. Welke personen genoten in die tijd ’vrede op aarde’, zoals blijkt uit de toenmalige gebeurtenissen?
8 Hoe stond het echter met de ’vrede op aarde’? De herders waren stellig „mensen van goede wil”, evenals Jozef en zijn vrouw Maria. Zo ook de oude man Simeon en de oude profetes Anna, want zij zagen beiden de baby Jezus toen Jozef en Maria hem op de veertigste dag na zijn geboorte te Bethlehem in de tempel te Jeruzalem brachten. Die beide oude mensen dankten God voor wat hij deed. Er heerste vrede onder al deze personen, deze „mensen van goede wil”. De koning van Jeruzalem was echter geen mens van goede wil. Hij was, krachtens zijn aanstelling door Rome, Herodes de Grote, een Edomiet. Hij had dus geen vrede, maar trachtte het kleine kind Jezus, toen het ongeveer twee jaar oud was, om te brengen. Korte tijd later stierf koning Herodes aan een walglijke ziekte, maar Jezus ontkwam en groeide op om „Christus de Heer” te worden. — Luk. 2:25-40; Matth. 2:1-23, NW.
EEN VRAAG VOOR DEZE TIJD
9. Heeft het aanhalen van de woorden „Op aarde vrede onder mensen van goede wil” in de daaropvolgende eeuwen, degenen die voorgaven christenen te zijn vreedzamer gemaakt, en wat zijn de feiten?
9 „Op aarde vrede onder mensen van goede wil” — dat is de afgelopen negentienhonderd jaar een vermaarde aanhaling geweest. Welke uitwerking heeft deze uitspraak echter op de mensenwereld gehad? Wat de internationale aangelegenheden betreft, er zijn slechts weinig jaren van wereldvrede geweest sinds engelen voor het eerst die troostrijke woorden spraken. In dit opzicht is de wereldsituatie niet veranderd door de geboorte van Jezus te Bethlehem. Hijzelf wekte de tegenstand van de religieuze leiders van zijn land, die hem ten slotte, in het jaar 33 van onze jaartelling, door de Romeinse bestuurder Pontius Pilatus ter dood lieten brengen. Eeuwen later beweerden velen zijn volgelingen te zijn, maar zij hadden onderling grote religieuze geschillen. Zij die voorgaven christenen te zijn, streden bloedige oorlogen met de mohammedanen en maakten tevens duizenden joden af. Deze zogenaamde christenen streden zelfs onderling fanatieke oorlogen, niet alleen om religieuze meningsverschillen, maar vaker nog om de politieke kwesties van deze wereld. Deze schijnchristenen zijn allesbehalve vreedzaam geweest; zij hebben niet werkelijk naar wereldvrede gestreefd.
10. Hoe laten de jaren van wereldvrede zich volgens door onderzoekers overgelegde statistische cijfers, vergelijken met de jaren van oorlog sedert de tijd van de profeet Mozes?
10 Er is een onderzoek ingesteld naar de verhouding tussen het aantal jaren van wereldvrede en het aantal jaren van oorlog in de lange periode van 1481 vóór onze jaartelling tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. In het jaar 1481 v. Chr. was de gemilitariseerde natie Egypte de overheersende wereldmacht. In die tijd bevonden de profeet Mozes en zijn volk zich ver weg in de wildernis van het Arabische schiereiland en leefden zij overeenkomstig de Tien Geboden die Mozes van Jehovah God had ontvangen. In alle 3426 jaren die er sindsdien tot het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 zijn verstreken, zijn er slechts 268 jaren van wereldvrede geweest. Meer dan drieduizend jaren waren dus jaren van oorlog, waarin ruim 8000 internationale vredesverdragen werden verbroken. Al die tijd was er dus op elk twaalf en acht tiende jaar van oorlog, één jaar van vrede. Wat valt er echter te zeggen over de wereldvrede sinds het jaar 1945 en de oprichting van de Verenigde Naties voor internationale vrede en veiligheid? De wereldvrede heeft nog nooit zo ernstig in gevaar verkeerd!
11. Welk thema heeft de christenheid voor haar kersttijd gekozen, en over welke dreiging spreken mannen der christenheid thans, na zestien eeuwen, niettemin?
11 Ruim duizend jaar is het voor de christenheid heel gemakkelijk geweest om in de kersttijd haar versie van Lukas 2:14 te zingen: „Eere zij God in den hooge . . . Vrede op aarde. In de menschen een welbehagen.” De geschiedenis laat echter zien dat de wereldvrede daardoor niet is bevorderd of tot stand gebracht. Sedert het kerstfeest in de vierde eeuw in haar religie werd ingevoerd, is de christenheid ellendig in gebreke gebleven deze wereld vrij van oorlog te maken. Thans, nu er al zestien eeuwen Kerstmis is gevierd, spreken verantwoordelijke mannen der christenheid over de dreiging van Armageddon.
12-14. Hoe werd melding gemaakt van Armageddon (a) in 1962 door een redactionele schrijver van de New York Times? (b) in 1961 door ex-president Eisenhower? (c) in 1960 ter gelegenheid van de conferentie van Moskou door een redactionele schrijver?
12 Met 6 mei 1962 als datum en onder vermelding van welbekende namen, schreef de redactionele schrijver van de New York Times: „Gewapend met een goede zaak en het schild van een defensieve militaire macht dat nog versterkt is door onze atoomproeven, houdt president Kennedy zich thans bezig met een nieuwe poging om tot de een of andere minnelijke schikking met Sowjet-Rusland te komen, ten einde een atoom-Armageddon af te wenden. In dit opzicht volgt hij dezelfde koers als de presidenten Roosevelt, Truman en Eisenhower.”
13 Eerder, op 16 september 1961, sprak ex-president Eisenhower tijdens een diner in Chicago. Daar zei hij dat, omdat wij nu met vernietiging door een oorlogvoering met kernwapens worden bedreigd, Chicago op een afstand van „slechts dertig minuten van Armageddon” lag.
14 Onder het kopje „Conferentie in Moskou” zei de New York Times van 6 november 1960 in haar redactionele kolommen: „Het meest fundamentele verschil in de houding van de twee hoofdsteden (die van Rusland en van China) is misschien wel het feit dat Moskou duidelijk heeft gemaakt dat het volledig begrijpt welk een enorme verwoesting een oorlog met waterstofbommen onder de gehele mensheid zal aanrichten, terwijl Peking zo nu en dan spreekt alsof het zelfs een nucleair Armageddon niet vreest.”
15-17. (a) Wat zal de derde wereldoorlog, met het oog op de waterstofbom, naar men zegt, worden? (b) Hoe is het hoogtepunt van de „koude oorlog” door een redactionele schrijver beschreven? (c) Waarheen worden wij door de wereldaangelegenheden meegesleept volgens een schrijver over buitenlandse aangelegenheden?
15 Omdat men nu de verschrikkelijke waterstofbom ter beschikking heeft, wordt er over de derde wereldoorlog gesproken als een „thermonucleair Armageddon”.a
16 Betreffende de voortdurende „koude oorlog” tussen de oostelijke en de westelijke militaire machten zegt een redactionele schrijver: „Het is geen filosofische campagne voor een fantastische toekomst. Het is gericht tegen alle krachten van het kwaad in de wereld, een soort van Armageddon, waarvan de uitslag geen overwinning of nederlaag voor één enkele natie of één enkele alliantie zal zijn, maar voor het hele mensengeslacht.”b
17 Een schrijver van een vaste rubriek over buitenlandse aangelegenheden waarschuwt ons: „Wij kunnen het ons niet veroorloven ons mee te laten slepen naar Armageddon, louter omdat niemand de moeite neemt het voor de hand liggende probleem het hoofd te bieden. Indien dit probleem niet snel wordt bestudeerd, moet de toekomst wel op een catastrofe uitlopen.”c
18. Waarom is er, ondanks het veelbelovende begin van het vijftigste jaar sedert de Eerste Wereldoorlog, alle reden om een derde wereldconflict te vrezen?
18 Het vijftigste jaar sedert het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog begon met een groot vredesoffensief door de toonaangevende politici van de wereld. Zelfs de Pontifex Maximus van Vaticaanstad ondernam een pelgrimstocht naar uit religieus oogpunt belangwekkende plaatsen in het Midden-Oosten, een tocht die volgens zeggen in het belang van vrede en eenheid was. Op 21 januari 1964 kwam de Ontwapeningscommissie van de Verenigde Naties opnieuw bijeen en maandenlang sleepten de besprekingen zich voort — maar geen ontwapening. De twee schrikaanjagende rode reuzen van het communisme toonden nog steeds dat hun liefde voor elkaar niet was gegroeid, terwijl de niet-communistische democratische wereld de verzekering kreeg dat er „in onze tijd” geen einde zou komen aan de koude oorlog tussen het communisme en de kapitalistische naties. Men blijft in de religieuze kerken der christenheid en de joodse synagogen dus gebeden opzenden ten behoeve van de organisatie der Verenigde Naties in haar rol als vredestichtster. Er is alle reden om een derde wereldomvattend conflict te vrezen.
19. Welke betekenis moet er aan het woord „Armageddon” worden gehecht, en wat wordt in die strijd van de „mensen van goede wil” verwacht?
19 Bij al hun waarschuwingen in verband met Armageddon zien de mannen van de religie, de politiek, het militarisme en de wetenschap voortdurend iets over het hoofd. Wat dan wel? Zij zien over het hoofd wat Armageddon werkelijk zal zijn. Die sprekers en schrijvers hebben de naam Armageddon ontleend aan de bijbel, hetzelfde boek dat ons vertelt hoe er bij de geboorte van Jezus in Bethlehem een menigte engelen verscheen die de boodschap bracht van glorie aan God en vrede onder mensen van goede wil. Vandaar dat wij aan Armageddon de bijbelse betekenis moeten geven, en niet de betekenis die in werelds opzicht wijze mannen eraan hebben gehecht. Zij schilderen Armageddon graag af als een laatste strijd, gestreden door enkele ongenoemde krachten van het goede tegen ongenoemde krachten van het kwaad, een werkelijk militaire strijd tussen afdelingen van de mensheid. Zij denken zichzelf graag een plaatsje toe onder de krachten van het goede die zullen winnen. In de bijbel wordt echter duidelijk te kennen gegeven welke krachten in de strijd van Armageddon tegenover elkaar zullen staan. In die strijd dienen de „mensen van goede wil” geen aandeel aan het gevecht te hebben, want hun God zal van de hemel uit strijden ten behoeve van wat juist is.
20. Hoeveel maal komt het woord „Armageddon” voor, waar, en in verband waarmee?
20 Laten wij, ten einde een zuiver beeld van deze aangelegenheid te behouden, het profetische verslag over deze komende oorlog van Armageddon lezen. Dit dynamische woord „Armageddon” (of Har–mágedon) komt slechts één maal in de bijbel voor, en wel in het laatste bijbelboek, de Openbaring of Apocalypse genaamd. Dit laatste boek werd door inspiratie aan de christelijke apostel Johannes gegeven, om getrouwe christenen „de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten”. De profetische blik op Armageddon wordt gegeven in verband met de zesde van een reeks van zeven plagen. Over deze zeven symbolische plagen wordt gezegd, dat het de laatste [zijn], want door middel daarvan wordt de toorn van God tot een einde gebracht” (Openb. 1:1; 15:1; 16:12, NW). Wanneer de zesde plaag wordt uitgegoten, onthult ze iets wat Gods toorn doet neerkomen. De apostel Johannes ziet het volgende wanneer deze zesde plaag wordt uitgegoten:
21. Wat ziet Johannes volgens hoofdstuk zestien van Openbaring in zijn visioen van Har–mágedon?
21 „Ik zag drie onreine geïnspireerde uitingen, die er uitzagen als kikvorsen, uit de bek van de draak en uit de bek van het wilde beest en uit de mond van de valse profeet komen. In werkelijkheid zijn ze uitingen door demonen geïnspireerd, en ze verrichten tekenen en gaan uit tot de koningen van de gehele bewoonde aarde, om hen te vergaderen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige. . . . En zij vergaderden hen tot de plaats die in het Hebreeuws Har–mágedon wordt genoemd.” — Openb. 16:13-16, NW.
22. Wie worden tot Armageddon vergaderd, en waarom spreekt het vanzelf dat zelfs niet enkelen van hen aan de zijde van God de Almachtige staan?
22 Wordt door de uitdrukking „de koningen van de gehele bewoonde aarde” ook maar één van de hedendaagse politieke heersers buiten beschouwing gelaten? Neen, ongeacht of zij nu koningen of presidenten, democratische, communistische of neutralistische regeerders zijn. Zij worden allen ten oorlog vergaderd tot de plaats die Har–mágedon wordt genoemd. Om welke strijdvraag gaat het echter bij deze oorlog? Zij worden niet vergaderd om een onderlinge oorlog uit te vechten, waarbij op zijn minst enkelen van deze politieke regeerders en legers aan de zijde van God de Almachtige zouden staan. Waarom niet? Omdat de apostel Johannes zag hoe de „koningen van de gehele bewoonde aarde” door de vijanden van God de Almachtige tot deze oorlog vergaderd worden. De koningen worden vergaderd door uitingen die door demonen zijn geïnspireerd, en demonen zijn geen vrienden van God de Almachtige. Als bewijs hiervan schreef de christelijke discipel Jakobus aan christenen die slechts voorgaven te geloven: „Gij gelooft toch dat er één God is? Gij doet voortreffelijk. En toch geloven de demonen ook en zij sidderen.” — Jak. 2:19, NW.
23. Ten behoeve van wie worden de „koningen van de gehele bewoonde aarde” tot Armageddon vergaderd om te strijden?
23 Onder de onzichtbare invloed van dergelijke demonen, die sidderen wanneer zij aan de Almachtige God denken, laten de „koningen van de gehele bewoonde aarde” (met inbegrip van de christenheid) zich tot Armageddon vergaderen, natuurlijk om voor deze demonen te strijden. Dat houdt ook in, dat zij voor de onzichtbare „regeerder der demonen”, Satan de Duivel dus, strijden (Matth. 12:24, NW). In de Openbaring van Johannes wordt Satan de Duivel afgebeeld als de Draak, uit wiens mond een van die op een kikvors gelijkende „geïnspireerde uitingen” sprong om politieke heersers tot de oorlog van Armageddon te vergaderen.
24. Wat is het symbolische wilde beest uit de mond waarvan een van de op een kikvors gelijkende „geïnspireerde uitingen” komt?
24 Een van deze demonische uitingen sprong uit de mond van het symbolische wilde beest. Openbaring hoofdstuk dertien, de verzen twee tot en met zeven, vertelt ons dat de Draak, Satan de Duivel, dit „wilde beest” zijn kracht, zijn troon en grote autoriteit geeft en dat het deze autoriteit zou uitoefenen over elke stam en elk volk en elke taal en natie. Het „wilde beest” blijkt dan ook de zichtbare politieke organisatie op aarde onder de onzichtbare overheersing van Satan de Duivel te zijn.
25. Wat voor soort van organisatie is de symbolische valse profeet?
25 Een derde door demonen geïnspireerde uiting springt uit de mond van de „valse profeet”. Reeds de naam van deze profetische organisatie verraadt dat ze vals is, en ze is derhalve geen profeet van God de Almachtige inzake politieke aangelegenheden. Uit de aard der zaak draagt de profetische propaganda uit haar mond ertoe bij dat de aardse koningen naar Armageddon worden geleid.
26. (a) Betekent de „oorlog van de grote dag” waartoe zij worden vergaderd een „thermonucleair Armageddon”, en wat blijkt tegen een dergelijke gedachte te pleiten? (b) Wat zal het ten slotte werkelijk betekenen dat zij daar worden vergaderd?
26 Mensen die een nauwgezette studie van de bijbel maken, letten waakzaam op de vervulling van de bijbelse profetieën in hedendaagse gebeurtenissen en toestanden. Zij zien dat alle politieke heersers en hun strijdmachten onweerstaanbaar worden bijeengebracht voor de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat zij tot een „thermonucleair Armageddon”, een derde wereldoorlog, worden vergaderd. Oppervlakkig gezien op zijn minst, schijnen alle pogingen die de mensheid thans door middel van de organisatie der Verenigde Naties, de Wereldvredesraad, het Vredeskorps en andere vredesbewegingen in het werk stelt, in één richting te voeren, tot een over de gehele wereld heersende situatie waarin de mensen zelfbewust zullen zeggen: „Vrede en zekerheid!” (1 Thess. 5:3, NW)d Ondanks dit streven naar internationale vrede, heeft onder leiding van de demonen het vergaderen van de koningen der aarde tot Armageddon al maar voortgang, wat ten slotte een oorlog tegen de Almachtige God zal betekenen.
27. Wat maakt hoofdstuk zeventien van Openbaring duidelijk ten aanzien van de verhouding tussen de „koningen” der aarde en Babylon de Grote?
27 Ongeacht de bezwaren van de religieuze geestelijken der christenheid tegen hetgeen wij zeggen over de koningen der aarde die lidmaten van hun kerken zijn, laat de geïnspireerde Schrift ons niet in twijfel omtrent deze opmars naar Armageddon. Sla daarom alstublieft het volgende hoofdstuk van Openbaring eens op, hoofdstuk zeventien. Daarin wordt over Babylon de Grote gesproken en gezegd dat de koningen der aarde in religieus opzicht hoererij met haar bedrijven. Wij lezen er dat er niet alleen eendracht bestaat tussen Babylon de Grote en de koningen der aarde, maar ook dat Babylon de Grote op „volken en scharen en natiën en talen” zit (Openb. 17:1, 2, 15, NW). En dit is heel begrijpelijk, want Babylon de Grote is het wereldrijk van valse religie, aangezien deze religie is gebaseerd op die van het Babylon uit de oudheid. Haar religie is derhalve vals. Het wereldrijk van valse Babylonische religie strekt zich thans werkelijk over de gehele aarde uit. Er heerst een hopeloze religieuze verwarring.
DE BESLISSENDE STRIJD
28. Tegen wie strijden deze aardse „koningen” ondanks hun religieuze betrekkingen, zoals wij in Openbaring 17:13, 14 (NW) lezen?
28 Alle „koningen van de gehele bewoonde aarde” zijn met religie verbonden. Derhalve zouden niets vermoedende mensen kunnen denken dat deze verbintenis tussen religie en politiek naties tot God zou leiden. Men is veelal de mening toegedaan, dat alle mensen een en dezelfde God aanbidden, zij het onder verschillende uiterlijke vormen en met verschillende religieuze namen. Deze gedachte kwetst niemands gevoelens, maar is ze juist? Wat wordt er in Openbaring hoofdstuk zeventien, de verzen dertien en veertien, over deze koningen met wie Babylon de Grote religieuze banden en verbintenissen heeft, gezegd? Wij lezen daar: „Dezen hebben één gedachte, en daarom geven zij hun kracht en autoriteit aan het wilde beest. Dezen zullen strijden tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen, omdat hij Heer der heren en Koning der koningen is.” Wie is het die daar „het Lam” wordt genoemd, en wie is Heer der heren en Koning der koningen? Het is de hemelse Jezus Christus, die eens als mens in Bethlehem werd geboren.
29. Waarom wordt deze persoonlijkheid terecht „het Lam” genoemd, en tegen wie strijden de koningen in werkelijkheid als zij tegen hem strijden?
29 Hij wordt ook „het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt”, genoemd (Joh. 1:29, NW). Dit Lam is op aarde als een slachtoffer gestorven, maar de Almachtige God heeft hem uit de doden opgewekt tot onsterfelijk leven in de hemel als een geestelijke persoonlijkheid. God heeft thans de verheerlijkte Jezus tot een hemelse Koning gemaakt die het recht bezit heerschappij over de gehele aarde te voeren. Toen Jezus Christus hier beneden op aarde was, bedreef hij nooit religieuze hoererij met Babylon de Grote, zoals de „koningen van de gehele bewoonde aarde” hebben gedaan. Wanneer zulke koningen dus onder invloed van Babylon de Grote tegen het Lam strijden, betekent dit dan dat zij vóór de Almachtige God of tégen Hem strijden? Het enige antwoord is: Tegen Hem!
30. Hoe wordt het Lam Gods in Openbaring 19:11-16 (NW) afgebeeld?
30 In Openbaring 17:14 (NW) wordt slechts melding gemaakt van de strijd van de koningen der aarde te Armageddon. De beschrijving ervan wordt in Openbaring 19:11-21 (NW) gegeven. Daar vertelt de apostel Johannes ons hoe hij, in de geopende hemel, het Lam Gods ziet als een krijger op een wit paard. En, zo zegt Johannes, „zijn naam wordt genoemd: Het Woord van God. En de legers die in de hemel waren, volgden hem op witte paarden, en zij waren gekleed in wit, rein, fijn linnen. En uit zijn mond komt een scherp lang zwaard te voorschijn om daarmee de natiën te slaan, en hij zal hen weiden met een ijzeren staf. Ook treedt hij de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige. En op zijn bovenkleed, ja, op zijn dij, draagt hij een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren”. Hij strijdt vóór God. Maar tegen wie?
31, 32. Tegen wie strijdt hij, en wie wint de strijd volgens Openbaring 19:17-21 (NW)?
31 In het verslag over deze strijd vertelt de apostel Johannes ons: „Ik zag het wilde beest en de koningen der aarde en hun legers vergaderd om de oorlog te voeren tegen degene die op het paard zat en tegen zijn leger.” Bij deze oorlogshandelingen bevinden die aardse koningen en hun legers zich te Armageddon, daar vergaderd door de uitingen die door demonen zijn geïnspireerd. Wie wint nu de daaruit voortvloeiende oorlog van Armageddon, deze „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”? Johannes vertelt ons:
32 „Het wilde beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die voor zijn ogen de tekenen had verricht waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld. Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt. De overigen echter werden gedood met het lange zwaard van degene die op het paard zat, welk zwaard uit zijn mond te voorschijn kwam. En alle vogels werden verzadigd van de vleesdelen van hen.” — Openb. 19:11-21, NW.
33. Wat zal er derhalve te Armageddon gebeuren met alle politieke stelsels en de heersers en hun strijdkrachten?
33 Dit maakt een einde aan alle onzekerheid over de oorlog van Armageddon, waar de gehele mensheid vlak voor staat. Negentien eeuwen geleden zag Johannes in een profetisch visioen wie de oorlog zou winnen. Daardoor is het thans zeker wie de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” zal winnen. De strijd zal worden gewonnen door Gods Krijger, de Koning der koningen en Heer der heren, en zijn hemelse legerscharen engelen. De politieke stelsels op aarde, zoals die door het wilde beest en zijn beeld en de valse profeet worden afgebeeld, zullen even grondig worden vernietigd alsof zij in een meer van vuur en zwavel werden geslingerd. Dan zal niet meer de op de tegenwoordige verbonden gebaseerde internationale eenheid bestaan. De politieke heersers en hun strijdkrachten, zowel de burgerlijke als de militaire, zullen door de hemelse legerscharen worden afgemaakt. Zij zullen geen eervolle begrafenis in herinneringsgraven krijgen, maar roofvogels tot voedsel dienen. Zij zullen door het symbolische „lange zwaard” der terechtstelling dat uit de mond van de Koning der koningen komt, worden afgeslacht. Op aarde zullen de „mensen van goede wil” hiervan ooggetuigen zijn.
34. Wat zou het voor iemand betekenen in die oorlog verwikkeld te raken, en waarom?
34 Laten wij ons derhalve geen rad voor ogen draaien. Wanneer een van ons in de oorlog van Armageddon verwikkeld raakt, betekent dit dat hij met God de Almachtige in conflict komt, want het is een oorlog van de politieke heersers van deze wereld tegen God en zijn Zoon, Jezus Christus, de Koning der koningen en Heer der heren. Een dergelijk conflict zou onze stellige vernietiging betekenen, zonder de hoop op een opstanding uit de doden tijdens de duizendjarige heerschappij van Gods triomferende Zoon, Jezus Christus, onder Gods zegevierende koninkrijk.
DE ANDERE MOGELIJKHEID
35. (a) Welke strijdvraag moet te Armageddon worden beslist? (b) Waarom moet God daar geweld gebruiken?
35 Wanneer wij inzien wie de twee partijen in deze beslissende strijd van Armageddon (of Har–mágedon) zijn, zullen wij ook beseffen dat deze oorlog wordt gevoerd in verband met de strijdvraag inzake de opperheerschappij over de aarde. De vraag die te Armageddon moet worden beslist, is: Wie heeft het recht de gehele aarde te regeren? Wie zal in feite thans en voor eeuwig de aarde regeren — de politieke heersers van dit verdorven samenstel van dingen of de Zoon van God, Jezus Christus? Toen in 1914-1918 de Eerste Wereldoorlog werd gevoerd, hoofdzakelijk tussen de naties der christenheid, ging het om de vraag wie de aarde op politiek en commercieel gebied zou beheersen. Ook bij de Tweede Wereldoorlog van 1939-1945, die eveneens hoofdzakelijk tussen de naties der christenheid werd gevoerd, was deze kwestie in het geding. Alles duidt erop dat het bij een eventuele derde wereldoorlog om dezelfde strijdvraag zou gaan. Overeenkomstig dit feit zwichten de menselijke heersers over onze aarde thans voor de onzichtbare demonische invloed van Gods vijanden en weigeren zij de soevereiniteit over de aarde aan de door God aangestelde Koning, Jezus Christus, over te dragen. God moet te Armageddon onvermijdelijk geweld gebruiken. De naties halen zich aldus te Armageddon, in de ergste tijd van moeilijkheden die ooit in de menselijke geschiedenis is voorgekomen, de vernietiging door God de Almachtige op de hals. — Matth. 24:21, 22, NW.
36. Wat dienen wij ons ernstig af te vragen, en hoe luidt het bijbelse antwoord?
36 Wij dienen ons dan ook ernstig af te vragen: Wensen wij met de naties in die „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” vernietigd te worden? Willen wij dat wij te Armageddon worden bevonden tegen God de Almachtige te strijden? Als wij niet wensen dat ons dit overkomt, wat kunnen wij dan doen? Wij kunnen slechts één andere weg inslaan. Welke weg? De bijbel, Gods Woord, antwoordt: Zoek de „vrede onder mensen van goede wil”.
37. Wie zorgt voor deze vrede onder „mensen van goede wil”, en wat zullen de consequenties zijn als wij deze vrede genieten?
37 De woorden „Op aarde vrede onder mensen van goede wil” werden door de hemelse menigte engelen geuit. Doch eerst zeiden zij: „Glorie in de hoogste hoogten aan God.” Het is derhalve duidelijk dat deze vrede geen vrede is die door middel van de door mensen in het leven geroepen Verenigde Naties of door middel van Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, dat op de religie van het Babylon uit de oudheid is gefundeerd, tot stand wordt gebracht. Het is een vrede waarvoor de Allerhoogste God zorgt, over wie Psalm 83:19 18, volgens de Van der Palm-bijbel, zegt: „Zoo worden zij ’t gewaar, dat Gij, wiens naam JEHOVA is, dat Gij alleen zijt Opperheer der gansche aarde!” Wij willen niet dat Jehovah ons te Armageddon als zijn vijanden beziet en daar dus oorlog tegen ons voert. Het is onze wens dat Jehovah in die kritieke tijd op voet van vrede met ons staat. Wanneer hij jegens ons vredelievend is, betekent dit dat wij in leven blijven, het betekent onze redding. Gods vrede wordt op zijn voorwaarden aan „mensen van goede wil” gegeven.
38. (a) Hoe lang bestaan deze „mensen van goede wil” over wie de engelen spraken reeds? (b) Waarom kunnen de wereldse strijders voor de vrede niet onder hen worden gerekend?
38 Onze volgende vraag luidt dan ook: Wie zijn deze „mensen van goede wil” en hoe kan ik een van hen worden? Deze „mensen van goede wil” zijn niet pas in onze tijd of in ons geslacht op het toneel verschenen. Er bestaan reeds „mensen van goede wil” sinds de hemelse engelen over hen spraken tot de godvrezende herders, ten tijde van Jezus’ geboorte in Bethlehem. Alle negentien eeuwen van onze jaartelling zijn er enkelen van hen op aarde geweest. Nu, in deze hoogst kritieke tijd in de menselijke geschiedenis, zijn er nog enkelen van hen op aarde, ofschoon zij, net als altijd het geval is geweest, een minderheid vormen. Zijn zij de vooraanstaande mensen op aarde die de vredesbewegingen en vredesoffensieven waaraan zoveel publiciteit wordt gegeven, op touw hebben gezet? Zijn zij de mensen die deel uitmaken van de politieke organisaties voor internationale vrede, met inbegrip van de Verenigde Naties? Neen! Waarom niet? Omdat zij allen slechts internationale vrede met behulp van menselijke middelen zoeken en geen vrede met God op Gods manier.
39. In welke zin wordt van deze mensen gezegd dat zij „van goede wil” zijn?
39 Van welk standpunt uit bezien zijn deze mensen van wie de hemelse engelen melding maakten, „van goede wil”? Houdt deze uitdrukking in dat zij jegens God van goede wil zijn, geneigd hem vriendelijk en welwillend gezind te zijn? Of komt ze erop neer dat God welwillend is jegens hen en hen aldus tot personen maakt die de goede wil van God jegens hen bezitten? De uitdrukking houdt klaarblijkelijk in, dat zij Gods goede wil jegens personen die het waard zijn, genieten. In feite is Gods houding van goede wil de beslissende factor, de kritieke factor, en niet onze goede wil jegens hem, want God moet beslissen wie zijn vrienden mogen worden en op welke voorwaarden. Men voldoet niet aan de vereisten wanneer men een religieuze gezindheid jegens God heeft en lid is van de een of andere kerk der christenheid of de een of andere joodse synagoge.
40. Hoe toont de apostel Paulus in het geval van de geboren joden van zijn tijd aan, dat louter het bezit van een religieuze gezindheid jegens Jehovah niet voldoende is?
40 Negentienhonderd jaar geleden gaven bijvoorbeeld, van alle naties der aarde, de joden als enigen blijk van een religieuze gezindheid jegens Jehovah God en zij gingen prat op zijn schitterende tempel te Jeruzalem. En toch zei de christelijke apostel Paulus, die een joodse Farizeeër was geweest, met betrekking tot de geboren joden: „Broeders, de welwillendheid van mijn hart en mijn smeking tot God voor hen zijn werkelijk met het oog op hun redding. Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet overeenkomstig nauwkeurige kennis; want omdat zij de rechtvaardigheid van God niet kenden, maar hun eigen rechtvaardigheid trachtten te bevestigen, hebben zij zich niet aan de rechtvaardigheid van God onderworpen. Want Christus is het einde van de Wet, zodat een ieder die geloof oefent, rechtvaardigheid verkrijgt” (Rom. 10:1-4, NW). Ten slotte oordeelde de apostel Paulus het noodzakelijk zich met zijn boodschap van redding tot de niet-joden of heidenen te wenden. Omdat de natuurlijke joden Gods rechtvaardigheid door bemiddeling van Christus afwezen, verwierp God de joodse natie.
41. (a) Hoe liet God definitief deze verwerping van de joodse natie blijken? (b) Wie waren dan de toenmalige „mensen van goede wil”?
41 Zevenendertig jaar nadat Jezus Christus buiten de muren van Jeruzalem onrechtvaardig ter dood was gebracht, liet Jehovah God definitief blijken dat zij als natie waren verworpen. Toen, in het jaar 70, stond God de Romeinse legers toe, Jeruzalem en de tempel te vernietigen en 97.000 in leven gebleven gevangenen als slaven naar alle delen van het Romeinse Rijk mee te voeren. Dit was van de zijde van de Allerhoogste God geen daad van goede wil of welwillendheid jegens deze religieuze natie, maar een zeer pijnlijke uitdrukking van zijn misnoegen. In die bepaalde tijd betoonde God echter wel goede wil of welwillendheid jegens een overblijfsel van joden die volgelingen van zijn Zoon Jezus Christus waren geworden en ook jegens vele heidense volgelingen van zijn Zoon. Zíj waren de toenmalige „mensen van goede wil”. Zij ontkwamen aan de vernietiging van Jeruzalem en de slavernij van de ongelukkige overlevenden. Deze mensen van goede wil betoonden zich ook waardig, later uit de dood gered te worden door een opstanding onder Gods koninkrijk.
42. Hoe laten verscheidene bijbelvertalingen deze gedachte betreffende „mensen van goede wil” duidelijk uitkomen?
42 Er zijn verscheidene bijbelvertalingen welke de gedachte die ligt opgesloten in de woorden van de hemelse menigte engelen ten tijde van Jezus’ geboorte, duidelijk laten uitkomen. De Leidsche Vertaling vertolkt Lukas 2:14 als volgt: „Eere zij God in den hooge en vrede op aarde onder de menschen in wie Hij welbehagen heeft!” De Belgische Professoren Bijbel luidt: „Eere in de hoogste hemelen aan God, en op aarde vrede aan de menschen van zijne goedwilligheid.” De zeer recente Sint Willibrord Vertaling luidt: „Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.” Een moderne Engelse vertaling, The New English Bible, geeft deze tekst aldus weer: „Glorie aan God in de hoogste hemel en op aarde zijn vrede voor mensen op wie zijn gunst rust.” Deze vertalingen doen zeer duidelijk uitkomen, dat Gods vrede onder de mensen heerst ten aanzien van wie hij goede wil of goedwilligheid bezit, in wie hij welbehagen heeft of die zijn gunst genieten.
43. (a) Hoe vestigde Jezus in Nazareth de aandacht op het feit dat God destijds goede wil ten toon spreidde? (b) Welke tegenstelling in Gods daden liet de daar gelezen profetie duidelijk uitkomen?
43 Toen Jezus Christus op aarde was, vestigde hij de aandacht op het feit dat God speciaal toen goede wil ten toon spreidde en dat voor de joden de tijd was gekomen om zich, tot hun eeuwige welzijn, van Gods goede wil te verzekeren. In de synagoge in de stad Nazareth, waar hij tot zijn dertigste jaar timmerman was geweest, werd Jezus het boek van de profeet Jesaja gegeven. Daaruit las hij van hoofdstuk eenenzestig de verzen één en twee, welke volgens de New World Translation luiden: „De geest van de Heer Jehovah is op mij, aangezien Jehovah mij heeft gezalfd om de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen. Hij heeft mij gezonden om de gebrokenen van hart te verbinden, om vrijheid uit te roepen over hen die zijn gevangen genomen en algehele opening der ogen zelfs aan de gevangenen; om uit te roepen het jaar van onze God.” In die profetie wordt de goede wil van de zijde van Jehovah God tegenover zijn wraak gesteld, een feit waaruit duidelijk blijkt dat Gods goede wil niet jegens alle mensen wordt ten toon gespreid (Luk. 4:16-19, NW). In de komende „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon, zal hij uiting geven aan zijn wraak tegenover allen die daar in slagorde tegen hem staan opgesteld.
44. (a) Tegenover wie werd negentien eeuwen geleden, volgens Jesaja 49:8, 9, Gods goede wil ten toon gespreid? (b) Hoe kwam Gods goede wil tot uiting, opdat de rest van Jesaja’s profetie volbracht zou kunnen worden?
44 Gods goede wil werd jegens zijn Zoon Jezus Christus als mens op aarde ten toon gespreid. In de profetie van Jesaja 49:8, 9 voorzei Hij dit met de woorden: „Dit heeft Jehovah gezegd: ’In een tijd van goede wil heb ik u verhoord en op een dag van redding ben ik u te hulp gekomen; en ik heb u steeds veilig behoed opdat ik u als een verbond voor het volk zou kunnen geven, om het land te herstellen, om de hernieuwde inbezitneming van de verwoeste erfelijke bezittingen tot stand te brengen, om tot de gevangenen te zeggen: „Komt uit!” en tot hen die in de duisternis zijn: „Komt te voorschijn!”’”e Vanwege Gods goede wil jegens zijn getrouwe Zoon Jezus Christus, die hem om redding bad, redde de Almachtige God hem uit de dood door hem op de derde dag op te wekken. Aldus kon Jezus Christus, uit de doden tot eeuwig leven in de hemel opgewekt, de rest van Jesaja’s profetie volbrengen. — Hebr. 5:7-9, NW.
45. (a) Om welk feit kunnen zij die „mensen van goede wil” wensen te zijn, thans gelukkig zijn? (b) Hoe vestigt de apostel Paulus hierop in 2 Korinthiërs 6:1, 2 (OB) de aandacht?
45 Dit is voor ons thans een reden om gelukkig te zijn indien wij „mensen van goede wil” wensen te zijn en zowel nu als in de kritieke tijd van Armageddon vrede willen genieten. In de korte tijd die ons nog rest vóór die „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”, wanneer hij zijn wraak aan zijn vijanden zal voltrekken, is het nog steeds een „tijd van goede wil” van Zijn zijde. Het is nog steeds een „dag van redding”, waarop wij voordeel kunnen trekken van Gods voorzieningen voor redding van de vernietiging. De apostel Paulus vestigt hier ernstig onze aandacht op wanneer hij de volgende woorden schrijft: „Terwijl wij daarin [in Gods werk] medewerken, vermanen wij u ook, dat gij de genade Gods niet vruchteloos aanneemt. Want hij zegt: Ten tijde van mijn welbehagen heb ik u verhoord, en ten dage des heils heb ik u geholpen. Zie, nù is het de tijd van zijn welbehagen! zie, nù is het de dag des heils!” — 2 Kor. 6:1, 2, OB.
46. Wat dienen wij volgens Paulus’ woorden thans te doen, en wat zal dit voor ons betekenen?
46 Het was negentien eeuwen geleden dat de apostel Paulus deze woorden uit Jesaja’s profetie (49:8) aanhaalde en ze met ons welzijn in verband bracht. Hoeveel te meer dienen zijn woorden dan thans, in deze vergevorderde tijd, een beroep op ons te doen! Zullen wij ten volle voordeel trekken van Gods onverdiende goedheid door bemiddeling van Jezus Christus, nu wij nog steeds in de tijd van zijn goede wil leven? Dat zou onze redding betekenen.
HOE WIJ ZIJN GOEDE WIL KUNNEN VERKRIJGEN
47, 48. Hoe kan men thans, evenals honderdduizenden anderen, tot de „mensen van goede wil” gaan behoren?
47 Tegenwoordig zijn honderdduizenden mensen uit allerlei naties, die allerlei talen spreken en allerlei huidkleuren hebben en die, naar wij weten, in ten minste 194 gebieden wonen, „mensen van goede wil” geworden. Met man en macht streven zij ernaar Gods gunst, zijn goedkeuring te behouden. Hoe zijn zij „mensen van goede wil” geworden? Door overeenkomstig de bijbelse wijsheid te werk te gaan. In een van de Spreuken (8:35, NW) staat betreffende het verwerven van hemelse wijsheid geschreven: „Wie mij vindt, zal stellig leven vinden en van Jehovah goede wil ontvangen.”
48 Wij moeten iets doen om Gods goede wil te verkrijgen, want Spreuken 11:27 (NW) zegt: „Wie het goede zoekt, zal [Gods] goede wil blijven zoeken; wat echter degene betreft die naar het kwade speurt, hem zal het overkomen.” Wij moeten geen baptisten, lutheranen of hervormden worden, of lidmaten van andere kerken der christenheid; wij moeten Gods ware volk worden. Anders kunnen wij zijn goede wil niet bezitten, want in Psalm 149:4 (NW) wordt gezegd: „Jehovah heeft behagen in zijn volk. Hij siert de zachtmoedigen met redding.” Psalm 147:11 (NW) voegt hieraan toe: „Jehovah schept behagen in wie hem vrezen, in wie op zijn liefderijke goedheid wachten.” Jehovah’s behagen komt overeen met zijn goede wil.
49. (a) Waarmee zijn ware „mensen van goede wil” thans heel druk bezig? (b) Hoe?
49 Ware „mensen van goede wil”, zowel zij die een hemelse hoop koesteren als degenen die de hoop bezitten leven in het aardse Paradijs te ontvangen, zijn er tegenwoordig heel druk mee bezig allen die Gods goede wil zoeken, te helpen deze te verkrijgen. Zij brengen deze belangstellende zoekers exemplaren van de bijbel in de benodigde talen, alsook gedrukte lectuur om hen te helpen dat heilige Boek te begrijpen en te ontdekken wat Gods vereisten zijn voor het verkrijgen van zijn goede wil. Om te vermijden dat wij onder de invloed komen van de op kikvorsen gelijkende, door demonen geïnspireerde uitingen die uit de mond van de Draak, het wilde beest en de valse profeet afkomstig zijn, hebben wij de hemelse wijsheid nodig die wij vinden in de bijbel, welke door Gods heilige geest werd geïnspireerd. Met het oog hierop helpen Gods „mensen van goede wil” de oprechte zoekers tegenwoordig door in de huizen van deze mensen gratis een persoonlijke bijbelstudie te leiden. Zij nodigen zulke onderzoekers van de bijbel ook uit voor hun gemeentevergaderingen, waar zij met „mensen van goede wil” kunnen omgaan.
50, 51. Wie zijn thans de ware „mensen van goede wil”, en wiens voorbeeld hebben zij nagevolgd?
50 Ware „mensen van goede wil” zijn zij die zich met God hebben verzoend door zich door bemiddeling van Christus aan God op te dragen en getuigenis af te leggen van hun opdracht door zich in water te laten dopen. Zij hebben op buitenstaanders diepe indruk gemaakt doordat zij in water ondergedompeld worden, soms bij duizenden tegelijk, zoals de 7136 personen die werden gedoopt tijdens de internationale ’Goddelijke wil’-vergadering van Jehovah’s getuigen, welke in de zomer van 1958 in de stad New York tegelijkertijd in het Yankee Stadion en de Polo Grounds werd gehouden.
51 Waarom zijn zij aldus gedoopt? Natuurlijk in navolging van het voorbeeld van Gods grootste mens van goede wil, Jezus Christus zelf. Hij zond zijn volgelingen over de gehele aarde uit met het gebod: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hen onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:19, 20, NW). Toen Jezus zelf werd gedoopt, gaf hij symbolisch te kennen dat hij zich aan Jehovah God had opgedragen om de goddelijke wil te doen. Insgelijks hebben degenen die thans „mensen van goede wil” en Jehovah’s geordineerde bedienaren van het evangelie zijn, door hun doop in het openbaar gesymboliseerd dat zij zich volledig aan hun God hebben opgedragen.
52. Hoe zien deze „mensen van goede wil” Armageddon tegemoet, en waarvan brengen zij de naties op de hoogte, en waarom?
52 Aldus zien zij, als opgedragen, gedoopte christenen, het naderende uitbreken van de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” onbevreesd tegemoet. Zij weten dat de strijdvraag die in het geding is en die door de oorlog wordt beslist, Gods over de gehele aarde regerende koninkrijk onder zijn Koning der koningen en Heer der heren betreft. Reeds negentienhonderd jaar geleden zag Jezus Christus in dat deze strijdvraag de gehele mensheid thans duidelijk voor ogen moet worden gesteld. Derhalve zei hij in zijn profetie betreffende het besluit van het samenstel van dingen in onze tijd: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14, NW). Gods „mensen van goede wil” hebben deze profetie, die tevens een gebod inhoudt, sedert het einde van de tijden der heidenen in 1914, en in het bijzonder sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in het jaar 1918, in vervulling doen gaan. Op deze wijze zijn alle naties op de hoogte gebracht en in het bijzonder de christenheid, die de organisatie der Verenigde Naties boven Gods Messiaanse koninkrijk verkiest.
53, 54. (a) Welke keuze doet een grote menigte mensen naarmate de prediking van het goede nieuws wordt voortgezet, en wat worden zij? (b) Hoe verwerven zij zich, in overeenstemming met de Spreuken, het welgevallen van de regerende Koning?
53 Totdat het einde van dit ten ondergang gedoemde samenstel van dingen is bereikt, moet de prediking van het „goede nieuws” dat Gods koninkrijk in de hemel is opgericht met Zijn Messiaanse Koning op de troon, worden voortgezet. Naarmate de prediking voortschrijdt en zich verbreidt, handelen steeds meer mensen naar het goede nieuws. Zij verkiezen vrede met God boven vernietiging met de naties te Armageddon.
54 Door zich aan God en zijn dienst op te dragen en deze opdracht te symboliseren door een waterdoop in het openbaar, komen zij dus voor Gods gunst in aanmerking. Zij worden „mensen van goede wil”. Gedachtig aan de pas op de troon geplaatste koning Jezus Christus, nemen zij de woorden van de geïnspireerde spreuken ter harte: „Het welgevallen des konings valt een verstandig dienaar ten deel.” „Rechtvaardige lippen zijn den koningen welgevallig, hem die oprechte woorden spreekt, heeft hij lief” (Spr. 14:35; 16:13). Met hun juiste inzicht beseffen degenen die zich hebben opgedragen dan ook, dat het hun plicht is hun lippen te gebruiken om het goede nieuws van Gods pasgeboren koninkrijk overal tot een getuigenis te prediken. Gehoorzaam nemen zij deel aan de prediking.
55. (a) Hoe tonen zij hun liefde voor de geestelijke broeders van de regerende Koning? (b) Wat wil het feit dat de zegen van de Vader van de Koning op hen rust, ten aanzien van hun identiteit zeggen?
55 Deze met schapen te vergelijken personen hebben niet alleen de koning Jezus Christus lief, maar ook zijn geestelijke broeders, van wie een klein overblijfsel, dat de prediking van het goede nieuws leidt, nog op aarde is. De met schapen te vergelijken personen willen hun liefde voor de Koning tonen door zijn geestelijke broeders goed te doen. Zij weten dat zij dit in het bijzonder kunnen doen door Christus’ geestelijke broeders te helpen het Koninkrijksgetuigenis te volbrengen. Daarom nemen zij met hen deel aan de prediking van het Koninkrijksnieuws en lijden zij met hen als Koninkrijksgetuigen. Zij zien uit naar de tijd wanneer het getuigenis aan alle naties voltooid zal zijn, want dan zal de Koning tot hen zeggen: „Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid. . . . Voorwaar, ik zeg u: Voor zover gij het voor een der geringsten van deze broeders van mij hebt gedaan, hebt gij het voor mij gedaan.” Dat de zegen van de hemelse Vader van de Koning op hen rust, wil zeggen dat zij tot Gods „mensen van goede wil” behoren. Ten einde dit te kennen te geven, heeft de Koning zulke met schapen te vergelijken personen aan zijn rechterhand geplaatst. — Matth. 25:31-40, NW.
56. Waarheen zullen de met bokken te vergelijken mensen te Armageddon gaan, maar wat zullen de met schapen te vergelijken mensen aan de rechterhand van de Koning beërven?
56 Dan zullen de met bokken te vergelijken vijanden van Gods koninkrijk een eeuwige straf ondergaan, de eeuwige afsnijding van elk bestaan waar dan ook. De rechtvaardige met schapen te vergelijken personen zullen „het eeuwige leven” onder Gods koninkrijk binnengaan (Matth. 25:46, NW). Zij zullen Gods „vrede onder mensen van goede wil” blijven genieten. God heeft reeds ver in het verleden aan zulke mensen van goede wil gedacht. Daarom heeft hij sedert de grondlegging der wereld, ongeveer zesduizend jaar geleden, voorbereidingen voor hen getroffen. Hij heeft voor hen een Paradijs op een gereinigde aarde onder het koninkrijk van zijn geliefde Zoon Jezus Christus in gedachten. In het hemelse koninkrijk zelf zullen de geestelijke broeders van de Koning met hem regeren ten einde de gehele mensheid te zegenen. De aarde, die te Armageddon gereinigd zal worden van allen die geen „mensen van goede wil” zijn, zal echter het grondgebied van het Koninkrijk zijn, het aardse rijk van het hemelse koninkrijk. Er zullen paradijsachtige toestanden heersen, waarvoor Gods koninkrijk lof en dank zal ontvangen, en het zal Satan en zijn demonenengelen niet worden toegestaan deze toestanden te verstoren.
57. Door welke handelwijze thans kan men een vredig thuis in het Paradijs op aarde verwerven?
57 Wat een heerlijk, vredig tehuis zal deze paradijsachtige aarde voor „mensen van goede wil” zijn, en dat voor eeuwig! Stelt u, lezers, daar ook belang in? Het kan voor u werkelijkheid worden indien u thans stappen doet om te ontkomen aan de vernietiging die te Armageddon over door God veroordeelde mensen zal komen en u nu van ganser harte verkiest Gods „mensen van goede wil” te worden, die zijn vrede genieten.
[Voetnoten]
a De New York Times van 26 oktober 1961, onder het redactionele artikel: „De strijdvraag in Moskou.”
b De New York Times van 18 oktober 1959, onder het redactionele artikel: „De weg naar ontwapening.”
c C. L. Sulzberger op de redactionele pagina van de New York Times van 1 juni 1960.
d Op 22 april 1964 opende president L. B. Johnson van de Verenigde Staten ter plaatse de Wereldtentoonstelling te New York. In de loop van zijn openingsrede zei hij: „Maar, tenzij wij het thema van deze tentoonstelling, ’Vrede door begrip’, waar kunnen maken, tenzij wij onze bekwaamheid en onze wijsheid kunnen aanwenden om strijd te overwinnen zoals wij de wetenschap hebben overwonnen, zal onze hoop van vandaag — deze indrukwekkende prestaties — ondergaan in de verwoesting van morgen.
Ik profeteer niet alleen dat vrede in ons geslacht mogelijk is; ik voorspel dat ze veel eerder komt. En als ik gelijk heb, zal men, op de volgende wereldtentoonstelling, een Amerika zien dat evenzeer verschilt van het huidige als wij verschillen van 1939. . . .
Al deze dromen, deze hoop en deze verwachtingen zijn afhankelijk van een wereld die vrij is van de dreiging van oorlog. . . .” — Zie de New York Times van 23 april 1964, bladzijde 26.
e NW, uitgave van 1958, voetnoot. De Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap luidt hier: „Zo zegt de HERE: Ten tijde des welbehagens heb Ik u verhoord, en ten dage des heils heb Ik u geholpen”, enzovoorts. In Isaac Leesers The Twenty-four Books of the Holy Scriptures is deze tekst vertaald met: „Zo heeft de HEER gezegd: In de tijd van gunst heb Ik u verhoord, en op de dag van redding heb Ik u geholpen”, enzovoorts.