Hoofdstuk 2
Een oorlog tussen hemel en aarde gaat aan de duizend jaar vooraf
1. (a) Welk conflict moet er volgens de Openbaring aan de komst van Het Millennium voorafgaan? (b) Waarom moet die strijd klaarblijkelijk nog voor ons liggen, en hoe dienen wij er tegenover te staan?
WIJ hebben zo juist de beschrijving gelezen die de apostel Johannes ons heeft gegeven van het toekomstbeeld dat hij aangaande de duizend jaar had. Er worden zulke wonderbare dingen voor dat tijdperk voorzegd, dat het Het Millennium wordt genoemd. Ah, maar wat ging er volgens Johannes’ beschrijving onmiddellijk aan dat glorierijke Millennium vooraf? Een strijd tussen hemelse machten en aardse, menselijke machten. Sinds Pinksteren in 33 G.T. — de feestdag waarop de christelijke gemeente tot geestelijk leven werd gebracht doordat ze door Gods levengevende geest werd verwekt — heeft er niet zo’n strijd plaatsgevonden. Jezus Christus bevond zich op die pinksterdag, meer dan zestig jaar voordat Johannes de Openbaring ontving over „wat er binnenkort gebeuren moet”, weliswaar in de hemel, aan Gods rechterhand (Openbaring 1:1, 2, NTO). Maar zelfs na de tijd dat Johannes de Openbaring ontving, heeft er niet zo’n strijd tussen de „grootste koning” en de „koningen der aarde” plaatsgevonden. Die strijd ligt nog voor ons, en het van tevoren opgetekende verslag daaromtrent dient ons te interesseren, want wij stevenen thans recht daarop af.
2, 3. (a) Wat voor strijd zal dat zijn, en wie nemen eraan deel? (b) Welke tegenstelling bestaat er, wat het voeren van oorlog betreft, tussen de verheerlijkte Jezus Christus en de aardse Jezus?
2 Deze naderbij komende strijd is niet de gevreesde Derde Wereldoorlog, waarin de politieke grote mogendheden, die tot de tanden toe met nucleaire en chemische wapens zijn uitgerust, elkaar als waanzinnigen zullen trachten te vernietigen. Voor deze komende strijd zullen alle „koningen der aarde”, ongeacht welke politieke ideologieën zij vertegenwoordigen, hun krachten verenigen tegen hun gemeenschappelijke Tegenstander, een koning en heer die superieur aan hen allen is en die daarom de „grootste koning en de opperste Heer” wordt genoemd. Hij is niet God, want wij lezen in Openbaring 19:13 dat „zijn naam wordt genoemd: Het Woord van God”. Dit is de titel die de eniggeboren Zoon van God in zijn voormenselijke bestaan werd gegeven, toen hij in de hemel bij zijn hemelse Vader, Jehovah God, was. — Johannes 1:1-3, 18.
3 In de tijd dat Jezus Christus als mens op aarde leefde, voerde hij geen legers van strijdende mannen aan, die op witte paarden reden, en wilde hij zelfs niet de hulp van twaalf legioenen hemelse engelen inroepen (Matthéüs 26:52-54). Maar thans, na zijn verheerlijking in de hemel en sinds de „tijden der heidenen” in 1914 G.T. zijn geëindigd, is hij gemachtigd om als de oordeelsvoltrekker van de Opperste Rechter, Jehovah God, op te treden en aardse vijanden terecht te stellen, net zoals de engel die in het jaar 732 v.G.T. in één nacht 185.000 soldaten van de Assyrische koning Sanherib, die het land van het volk van Jehovah God was binnengevallen, doodde en dit zonder een atoombom te gebruiken (2 Koningen 19:32-36; Jesaja 37:33-37). Dit verklaart waarom Johannes ertoe geïnspireerd werd over de hemelse Strijder Jezus Christus te schrijven: „Degene die [op het witte paard] zat, wordt Getrouw en Waarachtig genoemd, en hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid.” — Openbaring 19:11.
4. Wat zal het voor de natiën betekenen dat er uit de mond van hun gemeenschappelijke tegenstander een scherp lang zwaard te voorschijn komt?
4 Dit is veel meer dan een derde wereldoorlog tussen de natiën der aarde, die nu met nucleaire en chemische wapens zijn uitgerust. Ditmaal strijden de natiën niet tegen vlees en bloed, maar tegen degene die op het symbolische witte paard is gezeten en tegen zijn hemelse legers van engelen. En als hij zijn tong gebruikt om de terechtstelling van zijn vijanden te gebieden, is dit hetzelfde als werd het lange zwaard van een bevelhebber gebruikt. Dit is de betekenis van de geïnspireerde woorden: „En uit zijn mond komt een scherp lang zwaard te voorschijn om daarmee de natiën te slaan, en hij zal hen weiden met een ijzeren staf. Ook treedt hij de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige. En op zijn bovenkleed, ja, op zijn dij, draagt hij een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren.” — Openbaring 19:15, 16.
5, 6. (a) Waar zullen de natiën zich ten strijde tegen de Koning der koningen verzamelen, en wat zal er vertreden en in stukken gebroken worden? (b) Wie worden door de engel tot het „grote avondmaal van God” uitgenodigd, waaruit blijkt of degenen die op aarde worden gedood, met militaire eer begraven zullen worden?
5 Deze oorlog is geen derde wereldoorlog die tussen irreligieuze, radicale mensen aan de ene zijde en irreligieuze radicale mensen aan de andere zijde wordt gestreden, maar is „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige”. De natiën, die tegen die tijd de internationale religieuze „hoer” Babylon de Grote op gewelddadige wijze uit de weg hebben geruimd, zullen dan het stadium van de ontwikkeling der wereldgebeurtenissen hebben bereikt dat Har–mágedon wordt genoemd; hierover lezen wij: „En zij vergaderden hen tot de plaats die in het Hebreeuws Har–mágedon wordt genoemd” (Openbaring 16:14-16). Tijdens deze wereldsituatie zal de Koning der koningen en de Heer der heren de tartende natiën als druiven in een wijnpers vertreden, zodat hij aldus de „wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige” treedt. Ze zullen voor hem als hulpeloze schapen zijn, die hij met een „ijzeren staf” als aardewerken pottenbakkersvaten in stukken breekt (Openbaring 14:18-20; 2:26, 27; 12:5; Psalm 2:8, 9). Degenen die in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” op aarde gedood worden, zullen niet met militaire eer begraven worden. Daarom zegt Gods engel dat er voor de aasvogels een ’groot avondmaal van God’ wordt aangerecht:
6 „Komt hier”, roept een engel, die in de zon staat, tot alle vogels die in het midden van de hemel vliegen, „wordt vergaderd tot het grote avondmaal van God, om te eten de vleesdelen van koningen en de vleesdelen van militaire bevelhebbers en de vleesdelen van sterke mannen en de vleesdelen van paarden en van hen die daarop zitten, en de vleesdelen van allen, zowel van vrijen als van slaven en van kleinen en groten.” En het verslag over deze „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” besluit met de opmerking: „En alle vogels werden verzadigd van de vleesdelen van hen” (Openbaring 19:17, 18, 21). Uit deze beschrijving van degenen aan wier lijken de aasvogels zich te goed zullen doen, blijkt dat de natiën voor deze Oorlog aller oorlogen het bevel tot totale mobilisatie hebben gegeven en dat ze de nationale bevolking geheel en al bij de oorlogvoering hebben ingeschakeld.
7. Wat is het „wilde beest” dat op het slagveld van Har–mágedon aan de zijde van de koningen der aarde strijdt?
7 Over de opstelling van de strijdende partijen op het slagveld van Har–mágedon schrijft de apostel Johannes: „En ik zag het wilde beest en de koningen der aarde en hun legers vergaderd om de oorlog te voeren tegen degene die op het paard zat en tegen zijn leger” (Openbaring 19:19). Is dit „wilde beest” louter een mascotte, een talisman die de legers van deze „koningen der aarde” geluk moet brengen? Wat voor nut zou een letterlijk wild beest voor de strijdende troepen te Har–mágedon hebben? Geen enkel nut! En er wordt hier ook niet op een letterlijk wild beest gedoeld. Het is een symbolisch wild beest. Het is in werkelijkheid een wereldfiguur van geschiedkundige betekenis. Hoe dat zo? Omdat daarmee op het symbolische wilde beest wordt gedoeld dat in Openbaring dertien, de verzen één tot acht, wordt beschreven; in vers twee wordt daarover gezegd: „En de draak gaf het beest zijn kracht en zijn troon en grote autoriteit.” Het is het wereldomvattende politieke stelsel dat lang geleden door de „draak”, dat wil zeggen Satan de Duivel, is opgericht als zijn zichtbare werktuig om alle mensen van de wereld te beheersen. Het heeft over de gehele aarde op beestachtige wijze gehandeld, en dit niet slechts gedurende meer dan duizend jaar, maar gedurende meer dan eenenveertighonderd jaar, namelijk sinds de tweeëntwintigste eeuw v.G.T.
8. Wanneer begon dat symbolische wilde beest zijn activiteiten te ontplooien, en tot hoever heeft het zijn autoriteit uitgestrekt?
8 Dit symbolische wilde beest begon de aardbewoners in de dagen van Nimrod, die op letterlijke wilde beesten jaagde, uit te plunderen. Het was omstreeks het jaar 2189 v.G.T. dat deze Nimrod de toren van Babel in het land Sinear, in de vallei van Mesopotamië, begon te bouwen. Hij werd wereldberoemd, en men placht te zeggen: „Nimrod, een geweldig jager gekant tegen Jehovah.” Hij stichtte het oude of oorspronkelijke Babylonische rijk, en hierover vertelt Genesis 10:10-12 ons: „Het begin van zijn koninkrijk werd Babel en Erech en Akkad en Kalne, in het land Sinear. Van dat land trok hij naar Assyrië en ondernam de bouw van Ninevé en Rehoboth-Ir en Kalah en Resen tussen Ninevé en Kalah; dit is de grote stad” (Genesis 10:8-12; 11:1-9). Vanaf dat kleine begin bleef dit symbolische wilde beest zijn macht en autoriteit over steeds meer mensen uitstrekken totdat het zijn politieke troon ten slotte over de gehele aarde had gevestigd.
9. (a) Wat beelden de zeven koppen van het symbolische wilde beest af? (b) Tegen wie heeft het zijn „tien horens” gebruikt?
9 In de loop van de afgelopen millennia heeft dit symbolische wilde beest verscheidene leden van zijn politieke stelsel als wereldmacht laten heersen. Daarom wordt dit symbolische wilde beest in Openbaring dertien met zeven koppen afgebeeld, die zeven achtereenvolgende wereldmachten symboliseren, namelijk (1) Egypte, (2) Assyrië, (3) Neobabylonië, (4) Medo-Perzië, (5) Griekenland, (6) Rome en (7) de dualistische wereldmacht Engeland en Amerika. Dit zevenkoppige wilde beest heeft vanaf de tijd dat de zonen van Israël als slaven in Egypte waren tot nu toe de aanbidders van Jehovah God, met inbegrip van de ware volgelingen van de Zoon van God, Jezus Christus, met zijn symbolische „tien horens” gestoten, doorboord en in het nauw gedreven. Geen wonder daarom dat volgens Openbaring 19:19 de „koningen der aarde en hun legers” zich met het „wilde beest” hebben opgesteld tegen het hemelse leger van engelen onder leiding van „degene die op het paard” zit, Jezus Christus!
10. (a) Wat is de „valse profeet” die aan de zijde van de koningen der aarde strijdt, en wat profeteert hij? (b) Wat is het „beeld van het wilde beest” dat op zijn voorstel wordt gemaakt?
10 In Openbaring 19:20 wordt nog vermeld dat de „koningen der aarde en hun legers” worden vergezeld door „de valse profeet, die voor zijn ogen [van het wilde beest] de tekenen had verricht waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld”. Dit is geen religieuze profeet, die tot het religieuze Babylon de Grote behoort, maar is een politieke profeet. Deze profeet is dezelfde politieke organisatie die in Openbaring 13:11-17 wordt afgebeeld. Daar verschijnt hij als het tweehoornige wilde beest dat het voorstel deed een beeld voor het wilde beest te maken en dat beeld vervolgens adem gaf zodat het op gezaghebbende wijze sprak. Dat tweehoornige wilde beest is de dualistische wereldmacht Engeland en Amerika, ofte wel de zevende wereldmacht, en het politieke „beeld” van het zevenkoppige wilde beest is thans de organisatie voor wereldvrede en veiligheid, de Verenigde Naties. De hele wereld weet thans dat deze zevende wereldmacht, Engeland en de Verenigde Staten van Amerika, de mensenwereld tracht te commanderen en indrukwekkende profetieën omtrent de toekomst van de mensheid uit. Maar ze is niet de profeet van Jehovah God, die door Hem is geïnspireerd. Ze is een „valse” profeet.
11, 12. (a) Door welke geest worden de koningen en hun legers tot de strijd van Har–mágedon gedreven? (b) Waarom kan de strijd slechts één afloop hebben, en hoe schildert Johannes deze afloop in zijn profetische visioen?
11 Het symbolische wilde beest is thans volledig ontwikkeld; het heeft zijn zevende kop sinds het jaar 1763 G.T. Thans bestaan ook de Verenigde Naties reeds meer dan een kwart eeuw (om nog maar niet te spreken over hun voorganger, de Volkenbond). De „koningen van de gehele bewoonde aarde”, die ertoe gedreven worden hun eigen nationale doeleinden na te streven en hun eigen nationale soevereiniteitsrechten te behouden in weerwil van Gods koninkrijk als de rechtmatige regering voor de aarde, worden onweerstaanbaar tot de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” vergaderd. De tijd voor de weergaloze strijd te Har–mágedon, die in profetische beelden voor de apostel Johannes werd afgeschilderd, moet heel dichtbij zijn, dichterbij dan de met zichzelf bezig zijnde mensen van de wereld denken! Met God de Almachtige en zijn Koning der koningen als degenen tegen wie de „koningen der aarde en hun legers” voor een totale oorlogvoering zijn opgesteld, kan de strijd vanaf het begin slechts één afloop hebben. Wij kunnen daarom vertrouwen hebben dat de profetische beschrijving die de apostel Johannes van de strijd geeft, juist is. Zijn verslag luidt:
DE STRIJD TE HAR–MÁGEDON
12 „En ik zag het wilde beest en de koningen der aarde en hun legers vergaderd om de oorlog te voeren tegen degene die op het paard zat en tegen zijn leger. En het wilde beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die voor zijn ogen de tekenen had verricht waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld. Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt. De overigen echter werden gedood met het lange zwaard van degene die op het paard zat, welk zwaard uit zijn mond te voorschijn kwam. En alle vogels werden verzadigd van de vleesdelen van hen.” — Openbaring 19:19-21.
13. (a) Wat omvat de vijandige organisatie waartegen de Almachtige God het opneemt? (b) Wat is het „wilde beest” als het wordt gegrepen, bezig te doen, en wie rekent ermee af?
13 Uit dit verslag over de strijd blijkt met zekerheid dat God de Almachtige het tegen de gehele zichtbare organisatie van de symbolische draak, „de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd”, opneemt. Die zichtbare wereldomvattende organisatie, gesymboliseerd door het zevenkoppige wilde beest, wordt ondersteund door allen die er deel van uitmaken, namelijk de „koningen der aarde en hun legers”, de militaire bevelhebbers, de sterke mannen, de ruiters, de vrijen en de slaven, de kleinen en de groten. De „valse profeet” maakt ook deel uit van dat zichtbare aardse stelsel, want hij is de dualistische wereldmacht Engeland en Amerika, het dominerende deel van de hele zichtbare organisatie van deze wereld. Het gehele wereldstelsel is niet listig genoeg om te ontkomen aan de voltrekking van het oordeel dat God er wegens al zijn goddeloze daden en de wijze waarop het de mensen heeft uitgebuit, over heeft geveld. Het symbolische wilde beest wordt te zamen met zijn valse profeet „gegrepen”, ja, gegrepen terwijl het zijn laatste misdaden tegen de getrouwe aanbidders van Jehovah God begaat. De Koning der koningen, Jezus Christus, is degene die met dit verscheurende wilde beest afrekent. Het wordt als een mensetend dier vernietigd.
14. Wat betekent het voor het „wilde beest” en de „valse profeet” in het vurige meer te worden geslingerd?
14 Nooit zal dit beestachtige wereldstelsel van politieke heerschappij met zijn politieke „valse profeet” de mensheid meer kunnen uitbuiten. Zoals uit Openbaring 19:20 blijkt, worden beiden niet als dode, niet meer functionerende politieke instellingen, maar „levend . . . in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt”. Zij zullen nooit meer levend uit dit „vurige meer” te voorschijn komen, want hun dood in de strijd is niet het gevolg van de dood die de zondaar Adam over heel zijn menselijke nageslacht heeft gebracht. Het „vurige meer” symboliseert een andere soort van dood, een eeuwige dood, waaruit geen opstanding is. Dat wordt in de Openbaring (20:14) zelf als volgt verklaard: „Dit betekent de tweede dood: het meer van vuur.” Alle menselijke krachtsinspanningen om uit patriottische overwegingen voor de instandhouding van dit politieke stelsel ter besturing van de menselijke aangelegenheden te strijden, zullen falen!
15. Waaruit blijkt of er voor de heersers en de overheerste mensen die in Har–mágedon zijn gedood, een opstanding uit de doden zal zijn?
15 Zal er dan een opstanding zijn voor de anderen, die als heersers of als overheerste mensen aan de zijde van het symbolische wilde beest en de valse profeet tegen Gods koninkrijk strijden, waarin zijn Koning der koningen regeert? Zij worden tot de laatste man vernietigd. De tong van de strijdende Koning der koningen, die als een scherp lang zwaard uit zijn mond te voorschijn komt, gebiedt dat zij allen ter dood worden gebracht, en de engelenlegers van de hemel voeren zijn koninklijke bevelen uit. Die moedwillige tegenstanders van Gods Messiaanse koninkrijk worden dus allen gedood. Zij worden niet als gesneuvelden beschouwd die de „heldendood” voor het vaderland zijn gestorven. Zij worden niet op door de staat onderhouden militaire kerkhoven begraven, die dan jaarlijks op „Dodenherdenkingsdag” worden bezocht. Daar zij geen opstanding waard zijn, blijven hun lijken, volgens het beeld dat wordt geschilderd, open en bloot op het slagveld van Har–mágedon liggen en worden alle aasvogels door de stank van hun dode lichamen aangelokt. Er wordt voorzegd: „Alle vogels werden verzadigd van de vleesdelen van hen.” Ze eten zich zat aan het „grote avondmaal van God”. — Openbaring 19:17-21.
16. Wat zal er in Har–mágedon gebeuren met (a) de aarde, (b) de vogels en (c) de weinigen die het wilde beest niet aanbeden hebben?
16 Er zij opgemerkt dat in het verslag niet wordt gezegd dat de letterlijke aarde waarover de „koningen” hebben geregeerd, verbrandt. Neen, want de aarde overleeft de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon. Ook „alle vogels die vliegen in het midden van de hemel” blijven in leven en doen zich te goed aan de vleesdelen van de lichamen die her en der over de aarde verspreid liggen. Er zijn echter ook mensen op aarde die de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” overleven. Dit wordt in dit verslag van de strijd niet rechtstreeks getoond. Toch moet het zo zijn! Waarom? Omdat de „valse profeet” ten tijde van de strijd niet alle bewoners van de aarde misleid zal hebben. Een kleine minderheid zal niet zo gehandeld hebben als degenen „die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld” (Openbaring 19:20). Hoe staat het met de „grote schare”, die de apostel Johannes eerder in het visioen voor Gods troon en voor het Lam, Jezus Christus, heeft zien staan? Zij bevinden zich niet onder degenen die te Har–mágedon tegen Gods Messiaanse koninkrijk strijden.
17. Hoe staat de „grote schare” volgens Openbaring, hoofdstuk zeven, tegenover God en zijn Messiaanse koninkrijk?
17 Over hen zegt Johannes: „Zij blijven met een luide stem roepen, zeggende: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.’” Nadat Johannes naar hen heeft geïnformeerd, zegt een van de vierentwintig hemelse ouderlingen tot hem: „Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam” (Openbaring 7:9-14). Deze „grote schare”, die „uit alle natiën en stammen en volken en talen” komt, was beslist niet tegen het Messiaanse koninkrijk van God gekant. Ze weigerde het „merkteken van het wilde beest” te ontvangen en „aanbidding [te] geven aan zijn beeld”.
18. Waarom zal de aarde niet zonder mensen zijn wanneer Christus’ duizendjarige regering begint?
18 De „grote schare” zal daarom niet met de rest van de mensen te Har–mágedon ter dood worden gebracht, maar zal „uit de grote verdrukking komen”, die haar grootse hoogtepunt zal vinden in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”. De leden van de „grote schare”, die de „grote verdrukking” overleven en jubelend de overwinning aan Jehovah God en het Lam, Jezus Christus, toeschrijven zullen, als zwaaiden zij met palmtakken, vreugdevol naar de voor hen liggende duizend jaar uitzien. De aarde zal dus niet zonder mensen zijn wanneer de glorierijke duizend jaar van Christus’ regering beginnen.