Zult u uw geliefde doden weerzien?
1. Wat zou sommigen kunnen antwoorden wanneer hun werd gevraagd of zij hun geliefde doden zouden willen terugzien, en waarom zou dit een verkeerde zienswijze zijn?
ALLEN van ons hebben personen in de dood verloren die wij hebben liefgehad of die ons hebben liefgehad. De meesten van ons koesteren een sterk verlangen hen terug te zien, maar na de gedachte aan hun terugkeer overwogen te hebben, zouden wij het hoofd kunnen schudden en zeggen: „Vanuit een zelfzuchtig standpunt zou ik hen graag willen terugzien, maar als ik denk aan alle moeilijkheden die zij moeten doorstaan voordat zij weer sterven, zou ik liever zeggen: ’Neen, laat hen rusten.’” Strikt menselijk geredeneerd, zouden wij gelijk hebben; toch zouden wij het geheel bij het verkeerde eind hebben omdat wij over het hoofd zouden zien wat Degene in wiens geest het denkbeeld van de opstanding is ontsproten, ons vertelt over het doel, de voorwaarden en omstandigheden van de opstanding.
2. Wanneer wij bedenken hoe mensen hebben geleefd en de leerstellingen van de wereldreligies in gedachten houden, welke uitwerking zou dit dan kunnen hebben op onze kansen onze geliefde doden terug te zien?
2 Sommigen van hen die wij hebben liefgehad, trachtten een christelijk leven te leiden, anderen niet. Enkelen die geen religie beleden, zijn niettemin eerlijk en fatsoenlijk geweest en hebben een aantal goede eigenschappen aan de dag gelegd. Allen zijn onvolmaakt geweest en hebben in meer of mindere mate slechte eigenschappen getoond. In verband met de opstanding rijst de verwarrende gedachte dat er klassen of verschillende plaatsen kunnen zijn waar de doden zich bevinden, zoals het vagevuur, de hel, het voorgeborchte, nirwana of een wereld van schimmen of geesten zonder lichaam, zoals dat door verscheidene religies op aarde wordt geleerd. Indien dit het geval zou zijn, zouden onze kansen onze geliefde doden hier op aarde terug te zien, klein zijn. Maar deze denkbeelden zijn volkomen onschriftuurlijk. Wij kunnen te weten komen wat de Schepper van alle levende zielen met de doden voorheeft, door in overweging te nemen wat Hij erover heeft te zeggen in het twintigste hoofdstuk van het bijbelboek Openbaring of Apocalypse.
3. Zullen sommigen geen aardse opstanding ontvangen? Wie? Waarom?
3 Het is waar dat de beschrijving in Openbaring ons meedeelt dat sommigen een hemelse opstanding zullen ontvangen, wat „de eerste opstanding” wordt genoemd, en dat zij priesters van God en van Christus zullen zijn. Dit aantal is echter uitzonderlijk klein vergeleken bij de miljarden die op aarde hebben geleefd. Het zijn er slechts 144.000, inderdaad een „kleine kudde”. Aangezien dezen als priesters dienen, zullen zij noodzakelijkerwijs degenen zien die worden opgewekt om op aarde te leven, want zij zullen hen dienen door hen bij te staan. — Luk. 12:32; Openb. 20:4, 6; 14:1.
4. (a) Waarom maakt Johannes midden in hoofdstuk 20 van Openbaring een sprong terug in de tijd? (b) Wat beschrijft Johannes nu, en welke omlijsting heeft hij ons reeds gegeven voor het begin van Christus’ duizendjarige regering?
4 Bijbelonderzoekers weten dat toen de bijbel werd geschreven, deze niet in hoofdstukken en verzen werd verdeeld. Deze indeling werd later door mensen gemaakt om bijbelstudie te vergemakkelijken. Hoofdstukken in de bijbel bepalen zich derhalve niet noodzakelijkerwijs tot één onderwerp of een gedeelte van een onderwerp. De apostel Johannes voltooit in de Openbaring het verslag van de dingen die in deze tijd van het einde moeten gebeuren en de nederlaag van al Gods vijanden, Satan inbegrepen, die in de afgrond van op de dood gelijkende inactiviteit wordt geworpen en aan het einde van de duizend jaar voor een korte tijd terugkomt en daarna voor eeuwig wordt vernietigd. Op deze manier de bestemming van Gods vijanden afhandelend, keert Johannes nu terug tot het begin van de duizendjarige regering van Christus en de gebeurtenissen die in die tijd moeten plaatsvinden. Hij heeft ons er reeds over ingelicht dat er een „grote schare” zal zijn bestaande uit een ongenoemd aantal mensen uit alle natiën die, door nu een rechtvaardig standpunt in te nemen, de vernietiging van dit samenstel van dingen zullen overleven (Openb. 7:9, 14-17). Wanneer goddeloosheid is verdwenen en de rechtvaardige regering van Christus over de aarde heerst, zullen dezen aanwezig zijn om degenen die worden opgewekt, te verwelkomen.
OORDEEL VÓÓR DE „GROTE WITTE TROON”
5. Wat is de „grote witte troon”, en welke toestand zal er bestaan wanneer God op zijn troon zit om de mensheid te oordelen?
5 Allen die de bijbel hebben gelezen, beseffen dat er een oordeelsdag voor de doden zal zijn. Uit Openbaring 20:11-15 blijkt wat deze dag inhoudt. In 20 het elfde vers schrijft Johannes: „En ik zag een grote witte troon en degene die daarop was gezeten. De aarde en de hemel vloden van voor zijn aangezicht weg, en er werd geen plaats voor ze gevonden.” De troon van Jehovah God zelf, de „Rechter van allen”, is de „grote witte troon” (Hebr. 12:23). Deze is rein, oprecht en gebaseerd op rechtvaardigheid (Ps. 89:15 14). Wanneer God op zijn troon zit om hen die dan leven en de doden te oordelen, zullen de oude symbolische aarde, te zamen met het „wilde beest” en de „valse profeet” die haar onder Satans heerschappij hebben overheerst, zich in het „meer van vuur en zwavel” bevinden, waaruit geen terugkeer mogelijk is. De duivel en zijn onzichtbare demonen zullen eveneens uit de weg zijn geruimd en in de afgrond zijn geworpen. Nadat de duizend jaren zijn geëindigd, zullen hij en zijn demonen in het „meer van vuur en zwavel” worden geworpen om met het „wilde beest” en de „valse profeet” te worden verenigd.
6. Aan wie wordt het oordeel toevertrouwd?
6 Jezus Christus is aangesteld om het oordeel te voltrekken in overeenstemming met de oordelen van zijn vader, Jehovah God (Hand. 17:31; 10:42; Rom. 14:9-12). De met hem verbonden koningen en priesters, die deelhebben aan de eerste opstanding, zullen met hem aan dit oordeelswerk deelnemen, want de macht om als metgezellen van Jezus Christus te oordelen, is aan die 144.000 gegeven (Openb. 20:4, 6). Degenen die geoordeeld moeten worden, zijn zij naar wie Johannes terloops verwijst als hij in 20 vers 5 zegt: „De overigen der doden kwamen niet tot leven totdat de duizend jaren geëindigd waren.” Betreffende dezen zijn er enige zeer vertroostende inlichtingen: „En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boekrollen geopend. Maar er werd een andere boekrol geopend; het is de rol des levens. En de doden werden geoordeeld op grond van de dingen die in de boekrollen geschreven stonden, overeenkomstig hun daden. En de zee gaf de doden in haar op, en de dood en Hades gaven de doden in hen op, en zij werden ieder afzonderlijk geoordeeld overeenkomstig hun daden. En de dood en Hades werden in het meer van vuur geslingerd. Dit betekent de tweede dood: het meer van vuur. Bovendien werd een ieder die niet in het boek des levens geschreven werd bevonden, in het meer van vuur geslingerd.” — Openb. 20:11-15.
GEEN PARTIJDIGHEID
7. (a) Wie zijn „de groten en de kleinen”? (b) Wie staan voor de troon?
7 Wat is hieraan zo vertroostend? In de eerste plaats zult u opmerken dat Johannes „de groten en de kleinen” zag — zij staan allen voor de troon, op die ene plaats, op aarde. Sommigen hebben zich gedurende hun leven op aarde een grote naam gemaakt, anderen zijn onbetekenend geweest, maar er is geen partijdigheid in het oordeel. Bovendien zult u opmerken dat zij daar staan om geoordeeld te worden, en hieronder zijn zowel allen begrepen die zich in Hades bevinden (het equivalent van het Hebreeuwse Sjeool), wat het gewone graf van de dode mensheid in de aarde is, als degenen die op zee zijn gestorven en daarom niet in de aarde zijn begraven en wier lichaam door de vissen der zee kan zijn opgegeten. Aan al deze doden wordt gedacht alsof zij zich in de herinneringsgraven bevinden, waaruit zij te voorschijn zullen komen als Christus hen roept. — Joh. 5:22-29.
8. (a) Waarom wordt de „grote schare” overlevenden van Armageddon eveneens in die tijd geoordeeld? (b) Zullen degenen die zijn opgewekt, hoewel zij een vleselijk lichaam zullen bezitten, hetzelfde lichaam hebben dat zij vroeger hebben gehad? Zet dit uiteen.
8 De „grote schare”, bestaande uit een ongenoemd aantal mensen die de vernietiging van dit oude samenstel van dingen hebben overleefd, zal daar zijn om degenen die opgewekt worden, te verwelkomen, maar allen — deze „grote schare” inbegrepen — moeten voor de oordeelstroon staan. Waarom? Omdat niemand van hen nog volmaakt is. De leden van de „grote schare” hebben Jehovah’s beginselen gevolgd ten einde hun geest en persoonlijkheid te hervormen. Zij die opgewekt worden, zullen niet met hun vroegere menselijke lichaam worden opgewekt, want God geeft de opgewekten op aarde een vleselijk lichaam om zijn voornemen te vervullen, maar het is de persoonlijkheid die wordt opgewekt, de ziel — u. Wij weten nu dat de persoonlijkheid die wij hebben, onvolmaakt is omdat wij van onze eerste menselijke vader, de zondige Adam, de dood hebben geërfd, zodat wij allen in zonde zijn geboren (Rom. 5:12). Zelfs de leden van de „grote schare” zouden, indien zij aan zichzelf werden overgelaten en niet van deze terdoodveroordeling werden verlost, na verloop van tijd sterven en een begrafenis nodig hebben.
9. Waarvan moeten zij die voor de troon staan, worden bevrijd, en hoe zullen zij bevrijding verkrijgen?
9 Vanuit dit standpunt bezien, verkeren zij die voor de troon staan nog in de dood of zijn zij onderhevig aan de dood zoals zij deze van de zondige Adam hebben overgeërfd, en zij dienen uit deze toestand te worden gebracht. Hoe zullen zij onder dit doodsoordeel vandaan komen? Door het priesterlijke werk van de grote koning, Jezus Christus. Christus is een priester, evenals Melchizédek uit het oude Salem dit was (Ps. 110:1-4; Hebr. 5:5, 6, 10; 6:20 tot 7:17). Hij is Jehovah’s Hogepriester, en de 144.000 zijn onderpriesters, om welke reden er wordt gezegd dat ’zij priesters van God en van de Christus zullen zijn en de duizend jaren met hem als koningen zullen regeren’. — Openb. 20:6.
10. Hoe werd dit belangrijke onderdeel van Christus’ priesterlijke werk op de Verzoendag voorschaduwd?
10 De procedure die Jehovah’s Hogepriester volgt, komt overeen met die van Israëls hogepriester Aäron op de jaarlijkse Verzoendag. Wij herinneren ons dat hij het Allerheiligste van de heilige tabernakel binnenging om God niet alleen het bloed van de stier voor de priesterlijke stam aan te bieden, maar later ook het bloed van de offerandelijke bok, dat voor alle andere twaalf stammen van Israël werd vergoten. — Lev. 16:15; Hebr. 13:11, 12.
OP GROND WAARVAN GEOORDEELD?
11. Bevatten de rollen die dan worden geopend, het verslag over het voorbije leven van hen die worden geoordeeld? Wat dan wel?
11 Wat zijn de rollen die gedurende die duizend jaren zullen worden geopend? Ze bevatten niet het verslag over het voorbije aardse leven van hen die worden geoordeeld. Het zou geen zin hebben dit verslag aan te voeren, want aangezien niemand op grond van zijn eigen werken rechtvaardig genoemd kan worden, zou dit verslag hen alleen maar veroordelen. Van deze onvolmaaktheid trachten zij juist bevrijd te worden. De „rollen” zijn de wetboeken van Jehovah, publikaties die zijn wil uiteenzetten voor alle mensen die gedurende Christus’ duizendjarige regering op aarde zullen leven. Onder de volledige heerschappij van de Koninkrijksregeling zullen er vele nieuwe aanvullingen komen en er zullen vele dingen gedaan moeten worden die deze instructieboeken van Jehovah, welke door middel van zijn Koninkrijksregering onder Christus worden verschaft, nodig maken. Degenen die voor de oordeelstroon staan, zullen overeenkomstig de wijze waarop zij datgene wat in deze rollen geschreven staat, gehoorzamen, geoordeeld worden.
12. Waarin zal de regering van Christus voor die levenden voorzien, en op welke wijze zal de opstanding waarschijnlijk plaatsvinden?
12 Wanneer de regering bij Jezus Christus berust, die door zijn 144.000 ondergeschikte koningen en priesters wordt bijgestaan, zullen mensen op succesvolle wijze in staat zijn hun persoonlijkheid te vernieuwen en op volmaakte wijze rechtvaardigheid te beoefenen (Jes. 26:9). Omdat zij die worden opgewekt, waarschijnlijk niet allen op hetzelfde tijdstip teruggebracht zullen worden, zullen zij uit de doden worden ontvangen naarmate het opleidings- en oordeelsprogramma voortschrijdt en wanneer de levenden in staat zijn zichzelf toe te rusten om voor de grotere aantallen van hen die uit de graven te voorschijn komen, te zorgen.
OPLEIDING VOOR ALLEN DIE WORDEN OPGEWEKT, HEEL GOED MOGELIJK
13. Welk probleem of welke vraag rijst, wanneer de opstanding van de miljoenen die zijn gestorven, wordt besproken?
13 De vraag is gerezen of het wel mogelijk is dat alle doden terugkomen om geoordeeld te worden zonder een overmacht te vormen waardoor degenen die op aarde het hemelse koninkrijk vertegenwoordigen door over hen te regeren, hen bij te staan en hen op te leiden, zouden worden verdrongen. Ten aanzien van het aantal personen dat op aarde heeft geleefd, is er een vrij ruime schatting gemaakt van twintig miljard. Indien dit getal door duizend wordt gedeeld, komt dat neer op twintig miljoen per jaar of bijna 55.000 per dag. Dit is een groot aantal mensen voor wie in voedsel, onderdak, kleding en werkgelegenheid moet worden voorzien. Laten wij dit probleem echter eens bezien in het licht van de wijze waarop Jehovah vroeger met zijn volk handelde.
14. Hoe hebben Jehovah’s getuigen in deze tijd een soortgelijk werk verricht, en welke toename in aantal is hiervan het gevolg geweest?
14 Voor Jehovah’s getuigen, die het goede nieuws van het Koninkrijk prediken en onderwijzen, is het een zware taak de bijbel met iemand te bestuderen, hem te helpen bijbelse beginselen in zijn leven toe te passen, om het in overeenstemming te brengen met Gods wet, hem in de bediening op te leiden en hem bij te staan een rijpe christen te worden die op zijn beurt in staat is een ander te helpen. De Getuigen hebben in hun werk een jaarlijkse toename gezien van 2 percent tot 20 percent en meer. Een toename van 10 percent wordt als normaal beschouwd, wat een verhouding geeft van één nieuweling op tien die in staat zijn hem gedurende een heel jaar te helpen. Dit is met succes gedaan, zodat de organisatie nu hecht en sterk is en slechts een klein percentage verdwijnt of afvalt. Het aantal dat predikt, is in de tien jaar van 1955 tot 1965 bijna verdubbeld.
15. Illustreer hoe alle geschatte doden verzorgd en in rechtvaardigheid opgeleid zouden kunnen worden wanneer wij in aanmerking nemen hoe Jehovah in deze tijd het werk laat geschieden.
15 Laten wij daarom, niet om een profetie uit te spreken, maar uitsluitend met het doel het punt te illustreren, onze berekening beginnen met het aantal van een miljoen overlevenden van Armageddon. Zelfs met dit kleine begin en met slechts — laten wij zeggen — een jaarlijkse toename van 3 percent (een verhouding van één opgewekte op elke drieëndertig levenden op aarde), zou het aantal levende mensen ongeveer elke vierentwintig jaar verdubbelen. Wanneer er twintig miljard worden opgewekt, zou dit in minder dan vierhonderd jaar kunnen geschieden. Voor opleiding en streng onderricht van allen zou dan ruimschoots tijd toegelaten zijn en er zou in overvloedige mate hulp beschikbaar zijn om de gehoorzamen tot het punt te brengen waar zij, op hun beurt, anderen kunnen opleiden zonder de groei van die nieuwe orde van dingen te verstoren. Er zal geen voedselprobleem zijn, zoals hedendaagse economen voorspellen, aangezien de produktie en de hulpbronnen van de aarde tot hun volledige vermogen zullen worden gebracht en op juiste wijze tot welzijn van de mensheid verdeeld en gebruikt zullen worden.
DOOD EN HADES TENIET GEDAAN
16. Licht toe hoe en wanneer de dood en Hades vernietigd zullen worden.
16 Vanzelfsprekend zal de tijd aanbreken dat de opstanding zal ophouden. Hades en de zee zullen het laatste lid van de dode mensheid hebben teruggegeven. De Adamitische dood, de dood waaraan de gehele mensheid als gevolg van Adams oorspronkelijke zonde onderhevig is geweest, zal eveneens ophouden; het zal de „laatste vijand” zijn die teniet gedaan wordt. Dit zal waar zijn zodra niemand meer een spoor heeft van de overgeërfde gevolgen van Adams zonde. Eerst zullen zij geloof hebben geoefend in het offer van Jezus Christus en zal op hen de reinigende verdienste zijn toegepast tot vergeving van hun beleden zonden, en verder zullen zij werken hebben beoefend die in overeenstemming zijn met hun geloof, in gehoorzaamheid aan de geschreven rollen. Pas wanneer mentale en fysieke onvolmaaktheid en zwakheid in hen zijn uitgewerkt en zij de menselijke volmaaktheid bezitten die de onschuldige Adam en Eva oorspronkelijk in de hof van Eden hebben gehad, pas wanneer het laatste spoor van zonde, de prikkel die de dood voortbrengt, is vernietigd, zullen zij in staat zijn Gods wet, met inbegrip van de dingen die in de rollen staan geschreven, op volmaakte wijze te gehoorzamen. — 1 Kor. 15:56.
17. Wat wordt erdoor voorgesteld dat de dood en Hades in het meer van vuur worden geworpen?
17 Dan zal de profetie van Openbaring vervuld zijn dat de dood en Hades in „het meer van vuur geslingerd” moeten worden. Het meer van vuur beeldt volledige vernietiging — „de tweede dood” — af, niet een plaats van bewuste pijniging, want hoe zouden de dood en Hades gepijnigd kunnen worden? Wanneer Hades, het graf van de mensheid, is geledigd en de overgeërfde dood van Adam niet meer onder de mensheid voorkomt en daarom geen greep of invloed meer op hen kan uitoefenen, zullen de dood en Hades er niet meer zijn — ze zullen volledig zijn vernietigd. — Openb. 21:4.
18. Hoe werd deze volledige vernietiging lang geleden bij Jeruzalem afgebeeld?
18 In Gehenna, de afvalstortplaats buiten de muur van het oude Jeruzalem, werd lang geleden het stadsvuil, met inbegrip van de lichamen van misdadigers die eerst ter dood waren gebracht, met vuur en zwavel verbrand (Matth. 10:28; Mark. 9:43-48). De Adamitische dood en Hades of Sjeool („hel”) zullen, alsof ze in Gehenna zijn geworpen, voor altijd vernietigd worden. Dit zal gebeuren voordat Satan aan het einde van de duizend jaar uit de afgrond wordt losgelaten.
NAMEN IN JEHOVAH’S ROL DES LEVENS
19. (a) Wat is Jehovah’s rol des levens? (b) Wiens namen staan erin geschreven, kunnen deze worden uitgewist, en kunnen ze er blijvend in worden geschreven? Leg dit uit.
19 Jehovah’s rol des levens verschilt van de rol des levens van het Lam, waarin de namen van de 144.000 staan geschreven als bewijs dat zij het waardig zijn zich voor altijd in onsterfelijk leven met het Lam Gods in de hemel te verheugen (Openb. 3:5; 13:8; 21:27). In de rol des levens van Jehovah zullen de namen staan van hen die voor eeuwig leven op een aards paradijs in aanmerking komen. De rechtvaardige Abel is de eerste wiens naam in de rol des levens voorkomt en vele anderen zijn eraan toegevoegd, maar op elk tijdstip gedurende de duizendjarige regering kan iemands naam door opzettelijke ongehoorzaamheid uit de rol worden gewist (Matth. 23:35; Hebr. 11:4). Aan het einde van de duizend jaar, wanneer alle levende mensen tot volmaaktheid zijn gebracht en Gods wet volmaakt kunnen houden, zullen zij aan een laatste en beslissende beproeving worden onderworpen. Indien iemand toelaat dat de duivel hem misleidt omdat hij een slechte hartetoestand in zichzelf tot ontwikkeling laat komen, zoals dit met Adam in Eden het geval is geweest, zal hij in het meer van vuur worden geworpen, wat eeuwige afsnijding van het bestaan inhoudt, vernietiging zonder ophouden. Hij zal de zonde tegen de heilige geest van God begaan hebben, de zonde die tot vernietiging leidt, met het gevolg dat zijn naam „niet in het boek des levens geschreven [wordt] bevonden” (Openb. 20:15). Zij die door de uiteindelijke beproeving heen aan hun rechtschapenheid vasthouden, zullen echter tonen dat het een onwankelbare rechtschapenheid is, als gevolg waarvan zij ervoor in aanmerking komen dat hun naam als het ware onuitwisbaar in Jehovah’s rol des levens wordt geschreven, aangezien zij rechtvaardig zijn verklaard en recht hebben op eeuwig leven, met de zekerheid voor altijd te bestaan. — Matth. 12:31, 32; 1 Joh. 5:16, 17; Rom. 8:33.
20. Vanuit welk standpunt bezag Jezus de aangelegenheid toen hij de uitspraak in Johannes 5:28, 29 deed?
20 De woorden van Jezus zullen dan volledig vervuld zijn. Met allen voor ogen die opgewekt zouden worden, zowel in de hemel als op aarde, zei hij dat „allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels”. Hier sprak Jezus vanuit het standpunt dat het einde van zijn duizendjarige regering is bereikt, zodat wordt teruggeblikt naar het oordeel, eerst van de 144.000 en daarna van het overige deel van de mensheid. Ten aanzien van de opstanding van allen zal aan het einde van de duizend jaar zijn komen vast te staan of deze ten leven of ten oordeel was, hetgeen geheel en al zal afhangen van het feit of zij goede of verachtelijke dingen hebben beoefend. — Joh. 5:28, 29.
21. Wie zijn zowel degenen „die goede dingen hebben gedaan” als degenen „die verachtelijke dingen hebben beoefend”, en wat is hun beloning?
21 Christus’ 144.000 getrouwen, die in zijn voetstappen treden en uiteindelijk als koningen en priesters met hem zullen regeren, ontvangen de volledige verdienste van Christus’ offer gedurende hun aardse levensloop, zodat zij tegen de tijd van hun dood volledig zijn geoordeeld. Zij hebben „goede dingen” gedaan. Zij worden opgewekt tot hemels leven en hun opstanding blijkt een „opstanding des levens” te zijn. Voor de „grote schare” overlevenden van Armageddon en degenen die dood in Hades en de zee zijn, zal de uiteindelijke beslissing over hun toekomst bepaald worden door hun gehoorzaamheid aan de dingen die gedurende de duizend jaar in de rollen geschreven zijn en door het feit of zij de beproeving aan het einde daarvan met succes zullen doorstaan. Dan zullen ook zij personen zijn die „goede dingen hebben gedaan” en zal blijken dat hun opstanding een „opstanding des levens” is geweest. Van allen die tegen die tijd vernietigd zullen zijn, kan worden gezegd dat zij personen zijn geweest die „verachtelijke dingen hebben beoefend”, zodat hun opstanding een „opstanding des oordeels” bleek te zijn, dat wil zeggen, tot een ongunstig oordeel, tot veroordeling.
DE LOSPRIJS ZEGEVIERT OVER ZONDE EN DOOD
22. Hoe blijkt Christus’ loskoopoffer sterker te zijn dan de zonde die Adam over het menselijke geslacht heeft gebracht?
22 Wat is het heerlijk aan de toekomst te denken met het vreugdevolle besef dat alle kwaad dat door de zonde van Adam werd teweeggebracht en waaraan de gehele mensheid, hoewel niet door eigen schuld, onderworpen is geweest, absoluut verdwenen zal zijn, zodat het geen blijvende schade heeft toegebracht (Rom. 8:20). In Gods oordeel over de mensheid zal een ieder worden geoordeeld, niet overeenkomstig de veroordeling die hij van Adam heeft ontvangen, maar individueel, overeenkomstig zijn daden (Openb. 20:13). Het loskoopoffer van Christus en zijn priesterlijke diensten blijken daarom sterker te zijn dan de zonde van Adam. Allen hebben zonde en dood van Adam geërfd, en velen zijn gestorven, maar uiteindelijk zal blijken dat niemand van het leven zal worden beroofd om wat Adam heeft gedaan. Indien iemand niet in Gods rechtvaardige nieuwe ordening leeft, zal dat zijn omdat hij geen prijs heeft gesteld op rechtvaardigheid. Uit eigen verkiezing heeft hij onrechtvaardigheid gevolgd en is hij terechtgekomen in de vernietigde toestand van niet-bestaan in het „meer van vuur en zwavel”. — 1 Joh. 3:8.
23. (a) Kunnen wij het verlangen koesteren onze geliefden doden weer te zien? (b) Kunnen wij, omdat wij toch gedurende de duizend jaar geoordeeld zullen worden, nu zo leven als wij zelf willen? (c) Hoe dienen wij nu te leven, met welke vooruitzichten?
23 Kunnen wij er daarom verlangend naar uitzien onze geliefde doden terug te zien? Vanuit het juiste, op de bijbel gebaseerde gezichtspunt kunnen wij in ieder opzicht verheugd „ja” zeggen. Kunnen wij, omdat God toch zulk een liefderijke goedheid en barmhartigheid jegens de mensheid aan de dag legt en het bovenomschreven oordeel in de zeer nabije toekomst komt, zeggen dat het niet uitmaakt hoe wij nu leven? Neen, dat kan niet. Wanneer wij die redenering volgen, zal ten tijde dat Jehovah al zijn aardse vijanden, te zamen met het „wilde beest” en de „valse profeet”, in Armageddon vernietigt, blijken dat wij opzettelijke zondaars tegen God zijn en tegen hem strijden. Hoe groter bovendien de inspanning is die wij nu doen om ons leven met Gods eeuwige beginselen in overeenstemming te brengen en onze persoonlijkheid aan de hand van zijn Woord der waarheid te hervormen, des te sneller zullen wij in de rechtvaardige nieuwe ordening groeien en des te groter zal onze gelegenheid zijn anderen te helpen. Hiertoe zullen ook onze geliefden behoren die zullen terugkomen en die wij kunnen bijstaan om vorderingen te maken op de weg des levens. Laten wij ons daarom volledig toerusten, opdat wij thans zoveel mogelijk anderen kunnen helpen deel uit te maken van de „grote schare” die Armageddon zal overleven, en dan de onbeschrijflijke vreugde kunnen smaken deel uit te maken van Gods organisatie voor de ontvangst en verwelkoming van allen, met inbegrip van onze geliefden, die uit de dood terugkeren. Wij zullen hier een aandeel aan hebben door opleiders te zijn en hen te helpen de weg op te gaan die naar eeuwig leven leidt, terwijl wij ook mogen meehelpen de aarde tot een paradijs te verfraaien, tot lof van de eeuwige koning, Jehovah God.