-
Zult u ooit in een gelukkige wereld leven?De Wachttoren 1983 | 1 februari
-
-
van haar hulpbronnen beroofd zal zijn, met een milieu dat het zonder essentiële „leven-onderhoudende vermogens” moet stellen? Of blijkt uit die schriftuurlijke belofte dat er zo’n gebrek aan noodzakelijke levensbehoeften zal zijn dat men onmogelijk een voldoeningschenkend leven op aarde kan leiden? Natuurlijk is dat niet het geval.
Zal de wereld onder de Koninkrijksheerschappij „kwetsbaarder zijn voor zowel natuurrampen als ontwrichtingen ten gevolge van menselijke oorzaken”? Neen, want God zal binnenkort oorlogen voorgoed doen ophouden. Bovendien zullen onder het Koninkrijksbestuur de woestijnen bloeien en zullen de gezondheid en het leven niet langer door schadelijke dingen worden bedreigd. Ontberingen en verdriet zullen door een onbeperkt geluk worden vervangen. — Vergelijk Psalm 46:1, 9; Jesaja 35:1-10; 65:25.
Iets nieuws aan de horizon
Tot de vele bemoedigende profetieën waarin schitterende zegeningen voor de mensheid zijn voorzegd, behoort ook de profetie die de christelijke apostel Johannes als volgt onder woorden bracht:
„Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de vroegere hemel en de vroegere aarde waren voorbijgegaan, en de zee is niet meer. Ik zag ook de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, toebereid als een bruid die voor haar man versierd is. Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zal zelf bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.’” — Openb. 21:1-4.
De hier gebruikte taal is grotendeels sterk symbolisch, maar de gedachte aan grootse zegeningen treedt duidelijk op de voorgrond. De „nieuwe hemel” is het hemelse koninkrijk van Jezus Christus en zijn 144.000 medekoningen en -priesters (Rom. 8:16, 17; Openb. 14:1-4; 20:4). In plaats dat met de „nieuwe aarde” een nieuwe aardbol wordt bedoeld, wijst deze uitdrukking erop dat er op aarde een nieuwe mensenmaatschappij zal zijn en dat allen die daar een deel van vormen in volledige onderworpenheid aan Christus’ koninkrijk volkomen vrij zullen zijn van raciale of nationale verdeeldheid en geen taalbarrières meer zullen kennen. (Vergelijk Psalm 96:1.) Deze ’nieuwe hemel en nieuwe aarde’ zullen na de vernietiging van de tegenwoordige symbolische „hemel” en „aarde” komen. De beloofde nieuwe aardse maatschappij zal rechtvaardig zijn omdat, ook al zullen de letterlijke zeeën blijven, de figuurlijke „zee” van rusteloze, opstandige en goddeloze mensen niet langer zal bestaan. Christus’ hemelse mederegeerders vormen het „Nieuwe Jeruzalem”, een hoofdorganisatie voor de rechtvaardige mensenmaatschappij. God zal op vertegenwoordigende wijze bij deze mensen op aarde verblijven totdat zij na een duizendjarige oordeelsdag door bemiddeling van Christus, het „Lam Gods”, volledig met hem zijn verzoend. — Joh. 1:29, 36; Openb. 20:6.
Onder de Koninkrijksheerschappij zullen er vele redenen voor geluk zijn. Rouw, geschreeuw en pijn als gevolg van verschillende oorzaken, zullen zijn weggenomen. De dood, die zich als gevolg van de zonde van Adam, de eerste man, heeft verbreid, zal er niet meer zijn (Rom. 5:12). Wat een kolossale, wereldomvattende oorzaak voor tranen zal aldus zijn verdwenen! En wat een redenen voor blijdschap zullen er zijn wanneer er opstandingen plaatsvinden in plaats van sterfgevallen als gevolg van Adams zonde, wanneer zijn nakomelingen van de gevolgen van zijn zonde zijn bevrijd en wanneer de vele kwalen waardoor de mensheid nu wordt gekweld, door volmaakte menselijke gezondheid zijn vervangen! „De vroegere dingen” zullen dan inderdaad „zijn voorbijgegaan”.
’Dit is slechts een wensdroom!’ zal iemand misschien zeggen. Neen, beslist niet, want nadat de apostel Johannes een visioen had gehad van de „nieuwe hemel” en de „nieuwe aarde”, als gevolg waarvan de mensheid grote zegeningen zal ontvangen, zei hij vervolgens: „En hij die op de troon zat [Jehovah God] zei: ’Zie! Ik maak alle dingen nieuw.’ Ook zegt hij: ’Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig’” (Openb. 21:5). Ja, wij kunnen er geloof in stellen.
Er tekent zich inderdaad een geheel andere wereld aan de horizon af. Het bestaan ervan zal niet afhangen van menselijke veranderingen in „het algemene beleid” die zijn ontworpen om de mensheid te bevrijden van de akelige gevolgen van „verloren gegane gelegenheden”. Neen, maar alle goede dingen die in de Schrift zijn beloofd, zijn afhankelijk van het ten uitvoer brengen van de onweerstaanbare, altijd succesvolle goddelijke wil.
Geluk dat u ten deel kan vallen
Wie zullen zich in al deze zegeningen van God verheugen? Voor wie zullen er nimmer eindigende redenen voor geluk zijn? Welnu, voor allen die zich Gods voorziening voor eeuwig leven ten nutte maken! Deze wonderbare zegening is mogelijk gemaakt door Jehovah, de ’God van liefde’, via zijn Zoon Jezus Christus. — 1 Joh. 4:8, 9; Joh. 3:16.
Jehovah’s Getuigen willen het „goede nieuws” van zulke grootse dingen graag met alle rechtgeaarde mensen delen. Daarom geven zij net als Jezus’ apostelen en zijn andere discipelen, van huis tot huis getuigenis (Hand. 5:42; 20:20). U zult ongetwijfeld kunnen inzien waarom de Getuigen ertoe worden bewogen de vreugdevolle Koninkrijksboodschap met ijver en blijdschap des harten bekend te maken. Het is zulk een geweldig goed nieuws!
Maar wat zult u in verband met dit bemoedigende nieuws doen? U zult onder de Koninkrijksheerschappij voor eeuwig in geluk op een paradijsaarde kunnen leven. Hiervoor is echter een nauwkeurige kennis van de bijbel nodig. Mocht u derhalve nog geen voordeel hebben getrokken van de gelegenheden die voor u openstaan om de Schrift met Jehovah’s Getuigen te bespreken, doe dit dan alsnog. Jezus zei dat het tot zich nemen van nauwkeurige kennis van zijn hemelse Vader en van hem ’eeuwig leven betekent’. — Joh. 17:3.
Er staat een gelukkige wereld voor de deur. Maar op het ogenblik kunt u er reeds goede redenen voor hebben om blij te zijn. Niet alle zegeningen van God of oorzaken van blijdschap zullen uitsluitend in de toekomst verwezenlijkt worden. Op het ogenblik is het mogelijk ’Jehovah met een blij hart te dienen’, en als wij God behagen, bestaat er geen twijfel over dat wij ons „gedurende al onze dagen kunnen verheugen”. Kom te weten waarom dit zo is door de artikelen op de bladzijden acht tot en met negentien te lezen.
-
-
„Hun wereld eindigde”De Wachttoren 1983 | 1 februari
-
-
„Hun wereld eindigde”
Op grond van de Schrift zijn Jehovah’s Getuigen ervan overtuigd dat wij sinds het beslissende jaar 1914 in de „laatste dagen” leven (2 Tim. 3:1-5; Matth. 24:3-14).a Maar ook veel geschiedschrijvers en anderen zijn in hun analyse tot de conclusie gekomen dat 1914 een keerpunt in de menselijke geschiedenis vormde. Rubriekschrijver Joe Chapman schreef bijvoorbeeld in The Spectator van Hamilton (Ontario, Canada) over „De grote oorlog”:
„Hoe onschuldig, hoe aandoenlijk onwetend was de wereld van augustus 1914!
En toch kan worden gezegd dat de Eerste Wereldoorlog op veel manieren, op z’n minst in een macabere betekenis, terecht de titel ’grote’ verdient.
Het was de eerste oorlog die terecht een wereldconflict genoemd kon worden, want nagenoeg elke belangrijke natie was erbij betrokken, terwijl er op veel fronten werd gestreden, van de uitgestrekte onvruchtbare arctische vlakten tot de vochtig hete oerwouden.
Het was de eerste ’totale’ oorlog, waarin de gehele natie sterk betrokken raakte en waarbij het gehele apparaat van het burgerlijke leven een integrerend onderdeel van de oorlogshandelingen werd.
Het was de eerste oorlog waarin de technologie zo’n belangrijk aandeel had. In geen enkele andere oorlog werden er zoveel nieuwe wapens geïntroduceerd die op grote schaal werden gebruikt: Het machinegeweer, de tank, het vliegtuig, de onderzeeër, gifgas, gemotoriseerd transport, de telefoons en dergelijke, en op werkelijk zeer grote schaal ingezette artillerie. Kortom, het was de eerste van onze moderne oorlogen.”
Rubriekschrijver Chapman merkte ook op dat „de oorlog in meer dan een militaire en technologische betekenis een keerpunt vormde. Het was een maatschappelijke en culturele revolutie, en de oude levenswijze werd volledig in stukken geslagen”. Na over „de wereld van vóór 1914” en de veranderingen die sindsdien hebben plaatsgevonden, te hebben nagedacht, zei hij over de uitwerking van de Eerste Wereldoorlog op de maatschappij:
„Zelfs de Tweede Wereldoorlog, waaraan de nazi’s nieuwe dimensies van wreedheid hebben toegevoegd en waarin de door de atoombom aangerichte slachting plaatsvond, schijnt niet zo’n uitwerking op ons gehad te hebben als de Eerste Wereldoorlog.
Op de een of andere manier waren wij gewend geraakt aan het idee van een totale oorlog en murw geworden door de geschiedenis, en zelfs Hirosjima of Dresden hadden niet dezelfde uitwerking als het afschuwelijke bloedbad van het Westelijke Front.
Misschien is dat ook de reden waarom de veteranen van de eerste oorlog een categorie apart schenen te vormen, veel minder in staat zich aan de nieuwe wereld aan te passen dan de veteranen van 1945. Niets in hun leven had hen voorbereid op de realiteit van de loopgraven en niets sinds die tijd heeft hun ervaringen geëvenaard.”
Terwijl Chapman de onschuld beschreef van degenen die de oorlog van 1914 ingingen, merkte hij op:
„Men zag het als een prachtig avontuur, maar de mensen zouden vlug genoeg wakker worden en zij en hun wereld zouden nooit meer dezelfde zijn. Ja, hun wereld is vijfenzestig jaar geleden in meer dan één opzicht geëindigd; de overigen van ons hebben er wat langer over gedaan om dit te gaan inzien.”
-