-
De Bergrede — „Gij dan moet aldus bidden”De Wachttoren 1978 | 1 december
-
-
er echter over dat God dingen doet of veroorzaakt die in werkelijkheid alleen maar door hem worden toegelaten. — Ruth 1:20, 21; Pred. 7:13; 11:5.
Met de bede „breng ons niet in verzoeking”, vragen wij God of hij niet wil toelaten dat zijn getrouwe aanbidders zwichten of ’bezwijken’ wanneer er wordt gepoogd hen zover te brengen dat zij God ongehoorzaam worden wanneer zij onder druk worden gezet. De apostel Paulus schrijft in dit verband: „Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is. Maar God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” — 1 Kor. 10:13.
(7) „Bevrijd ons van de goddeloze” (Matth. 6:13b). Dit verzoek behelst dat het de Duivel niet zal worden toegestaan getrouwe aanbidders van God te overwinnen. (Vergelijk Psalm 141:8, 9.) Discipelen van Jezus kunnen vertrouwen op Gods vermogen een dergelijke smeekbede te verhoren. De apostel Petrus schrijft: „Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden.” — 2 Petr. 2:9; vergelijk Openbaring 3:10.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1978 | 1 december
-
-
Vragen van lezers
● Wanneer God in de toekomst personen een aardse opstanding geeft, zullen zij dan ongeveer dezelfde leeftijd en hetzelfde uiterlijk hebben als zij eerst bezaten?
De Schrift bevat geen uitspraken die hier rechtstreeks betrekking op hebben, maar logica en bepaalde bijbelse aanwijzingen maken het aannemelijk dat dit inderdaad het geval zal zijn.
Met betrekking tot de geestelijke opstanding gebruikt de bijbel een zaadkorrel als illustratie en zegt: „God geeft er een lichaam aan zoals het hem heeft behaagd.” Ja, hij verschaft wat passend en noodzakelijk is (1 Kor. 15:35-44). Wij kunnen ten aanzien van de aardse opstanding hetzelfde verwachten.
De bijbelverslagen over mensen die in het verleden een opstanding hebben ontvangen, bevatten geen aanwijzing dat zij een opvallende verandering in leeftijd of uiterlijk hadden ondergaan. Toen een jongen in Sunem stierf en door Elisa werd opgewekt, waren zijn leeftijd en uiterlijk hetzelfde gebleven (2 Kon. 4:32-37). Beschouw ook Jezus’ opwekking van Lazarus, die reeds vier dagen dood was en wiens lichaam tot ontbinding begon over te gaan. Was Lazarus’ uiterlijk sterk veranderd toen hij tot leven kwam, of waren gedeelten van zijn vlees weggerot? Neen. Hij zag er vrijwel net zo uit als voordien. Was dat niet het geval geweest, dan zouden de religieuze leiders dat feit beslist hebben gebruikt om Jezus in diskrediet te brengen. — Joh. 11:32-47.
Verder weten wij dat Jehovah een God is van orde, vriendelijkheid en barmhartigheid. Dat pleit tegen de gedachte dat hij iemand tot leven zal terugbrengen terwijl hij een arm of been mist of afschuwelijk misvormd is door de laatste stadiums van de ziekte waaraan hij was gestorven (Jak. 1:17; Luk. 11:13). Dit maakt het overigens niet noodzakelijk dat de persoon ’in de bloei van zijn leven’ terugkomt. Als iemand op 75-jarige leeftijd aan een hartkwaal is overleden, zou God hem toch met een vergelijkbaar lichaam kunnen opwekken, maar met een hart dat zijn werk zou blijven doen? Wanneer dan de genezende kracht van Jehovah’s voorzieningen, met inbegrip van de verdienste van Jezus’ offer, wordt aangewend, zou de persoon geleidelijk naar volmaaktheid kunnen groeien. — Openb. 22:1, 2, 17.
Maar dieper in te gaan op allerlei vragen over de toestand van degenen die worden opgewekt, is waarschijnlijk helemaal niet nuttig of raadzaam. God had in de bijbel gedetailleerde inlichtingen kunnen laten optekenen met betrekking tot wat hij precies zal doen. Het feit dat dit niet is gebeurd, is een aanwijzing dat hij dit niet als informatie beschouwt die voor ons nu van essentieel belang is. Hij heeft in de bijbel wel een aantal verslagen verschaft van opstandingen die door zijn macht zijn verricht. En hij heeft in de Schrift verzekeringen doen optekenen dat er „een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Hand. 24:15; Joh. 5:28, 29). Vervolgens heeft hij het aan ons overgelaten geloof in zijn Woord en beloften te ontwikkelen. Wij kunnen er zeker van zijn dat er geen onoverkomelijke problemen met betrekking tot de opstanding zullen rijzen. Wij zullen de vreugde smaken degenen die uit de dood worden opgewekt, te verwelkomen, te herkennen en te helpen.
-