De zienswijze van de bijbel
Wie is „de Alfa en de Omega”?
IN DE meeste oude Griekse manuscripten van het boek Openbaring komt de uitdrukking „de Alfa en de Omega” driemaal voor. Is deze aanduiding, zoals velen geloven, zowel op de Almachtige God Jehovah als op zijn Zoon Jezus Christus van toepassing? Wat is eigenlijk precies de betekenis van de titel „de Alfa en de Omega”?
Het woord „alfa” is de naam van de eerste letter van het Griekse alfabet, terwijl de term „omega” de laatste letter van het Griekse alfabet aanduidt. Op zichzelf genomen behelst de titel „de Alfa en de Omega” derhalve de gedachte van het begin en het besluit of de voleindiging van iets. De persoon die aldus wordt aangeduid, moet dus worden bezien als degene die bepaalde dingen hun begin geeft en deze dingen tot een succesvol einde brengt.
Op grond van hetgeen de Hebreeuwse Geschriften onthullen, zou de titel „de Alfa en de Omega” beslist passend zijn voor Jehovah God. In Jesaja 55:10, 11 wordt ons bijvoorbeeld verteld: „Net zoals de stromende regen, en de sneeuw, van de hemel neerdaalt en naar die plaats niet terugkeert, tenzij hij de aarde werkelijk drenkt en haar doet voortbrengen en uitspruiten, en er werkelijk zaad aan de zaaier en brood aan de eter wordt gegeven, zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.”
Hoe krachtig beklemtoont dit dat alles wat Jehovah God zegt, tot een succesvol einde zal worden gebracht! Water dat in de vorm van regen of sneeuw neervalt, doordrenkt de bodem en lost de voedingsstoffen daarin op. Op deze wijze zorgt de neerslag voor datgene wat voor de plantengroei nodig is. In het geval van graan, wordt een deel van het zaad wellicht opzijgelegd om er het volgende seizoen mee te zaaien, en wordt een veel groter deel tot meel vermalen om er brood van te bakken. Aldus wordt het uiteindelijke doel van de neerslag verwezenlijkt — zaad wordt aan de zaaier, en brood aan de eter gegeven. Evenzo wordt alles wat Jehovah God, als de ’Beginner’, door toedoen van zijn woord op gang brengt, tot een succesvol einde gebracht.
Maar is de titel „de Alfa en de Omega” exclusief op Jehovah God van toepassing? Ten einde deze vraag te beantwoorden, moeten wij de context onderzoeken waarin deze aanduiding voorkomt.
Openbaring 1:8 vermeldt: „Ik ben de alpha en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige” (Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). Het is duidelijk dat hier naar de Allerhoogste God Jehovah wordt verwezen.
Hoewel in het voorgaande vers op Jezus Christus wordt gedoeld als degene die „komt met de wolken”, blijkt uit de woorden van Openbaring 1:8 en de omringende verzen dat hij niet „de Alfa en de Omega” kan zijn. In de Schrift wordt alleen over de Vader van de Heer Jezus Christus gesproken als „de Here God” en de „Almachtige”, Jezus Christus noemt zijn Vader zelfs „mijn God” (Joh. 20:17; Openb. 3:12). Volgens Openbaring 1:1 kreeg Jezus Christus de Openbaring van God. Wij dienen derhalve te verwachten dat de woorden van de Almachtige God in het verslag staan aangehaald. De eerste verwijzing naar „de Alfa en de Omega” is hier duidelijk een voorbeeld van. Bovendien zegt de schrijver van het boek Openbaring, de apostel Johannes, direct in het vers daarop: „Ik . . . kwam wegens het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus, op het eiland terecht dat Patmos wordt genoemd” (Openb. 1:9). Dit verschaft een verdere bevestiging dat Johannes begreep dat God de Vader is van de Heer Jezus Christus.
In welke betekenis is Jehovah God „Degene die is en die was en die komt”? Aangezien Jehovah de eeuwige God is, is hij altijd de Almachtige geweest (Ps. 90:2). In het oneindige verleden was hij dus de Allerhoogste. Bovendien blijft hij de Almachtige God en zal hij in die hoedanigheid komen om zijn oordeel te voltrekken. Zoals uit andere gedeelten van het boek Openbaring blijkt, zal Jehovah God zijn almacht ten toon spreiden ten tijde dat zijn Zoon alle tegenstanders van zijn soevereiniteit vernietigt. — Openb. 16:14; 19:13-16.
De volgende maal dat de titel „de Alfa en de Omega” voorkomt, is in Openbaring 21:6. In het vers daarna zegt Degene die deze titel op zichzelf van toepassing brengt: „Een ieder die overwint, zal deze dingen beërven, en ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn.” Aangezien Jezus Christus zichzelf een „broeder” van deze overwinnaars noemt, is het de Vader van de Heer Jezus Christus die over zichzelf als „de Alfa en de Omega” spreekt. — Vergelijk Matthéüs 25:40; Hebreeën 2:10-12.
En ten slotte lezen we in Openbaring 22:12, 13: „Zie! Ik kom vlug, en het loon dat ik geef, heb ik bij mij, om een ieder te vergelden naardat zijn werk is. Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.” Deze aanhaling staat tussen andere aanhalingen die aan een engel en aan Jezus Christus worden toegeschreven. Voordat deze woorden in het boek Openbaring worden geciteerd, was de engel, door bemiddeling van wie de openbaring aan de apostel Johannes gegeven werd, aan het woord (Openb. 22:8, 9). Na de aanhaling die met Openbaring 22:12 begint en met de woorden van vers 15 eindigt, treffen we vervolgens de uitspraak aan: „Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden” (Openb. 22:16). Aangezien de context het niet noodzakelijk maakt dat wij de woorden van Openbaring 22:12, 13 hetzij aan de engel of aan Jezus toeschrijven, kunnen ze van een andere spreker afkomstig zijn. In overeenstemming met de rest van het boek Openbaring moet „de Alfa en de Omega” de Almachtige God zijn. Hij is Degene die in de hoedanigheid van rechter komt om de mensen, ieder overeenkomstig zijn werken, te belonen of te straffen.
De gedachte die in Openbaring 22:12 tot uitdrukking wordt gebracht, stemt tevens overeen met wat de apostel Paulus schreef. Zijn woorden waren: „Overeenkomstig uw hardheid en onberouwvol hart stapelt gij voor uzelf gramschap op tegen de dag van gramschap en van de openbaring van Gods rechtvaardige oordeel. En hij zal een ieder vergelden naar zijn werken: eeuwig leven aan hen die door volharding in werk dat goed is, heerlijkheid en eer en onverderfelijkheid zoeken; hun echter die twistziek zijn en die ongehoorzaam aan de waarheid maar gehoorzaam aan onrechtvaardigheid zijn, wacht gramschap en toorn, verdrukking en benauwdheid, over de ziel van ieder mens die het schadelijke bewerkt, eerst van de jood en ook van de Griek; maar heerlijkheid en eer en vrede voor een ieder die het goede werkt, eerst voor de jood en ook voor de Griek” (Rom. 2:5-10). Natuurlijk zal het oordeel van Jehovah God door bemiddeling van zijn Zoon voltrokken worden, want de apostel zegt ook: „Dit zal zijn ten dage dat God door bemiddeling van Christus Jezus de verborgen dingen der mensen oordeelt.” — Rom. 2:16.
Het feit dat Jehovah God over zichzelf spreekt als „de Alfa en de Omega”, geeft ons de verzekering dat wat hij zich heeft voorgenomen, op succesvolle wijze tot stand zal komen. Dit dient ons ertoe te bewegen ons uiterste best te doen om door hem goedgekeurd te worden. Onze beloning zal dan zeker zijn, want de bijbel vertelt ons: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten.” — Hebr. 6:10.