De algemene priesterschap in deze tijd
„Ik zal mijn geest uitstorten op elke soort van vlees, en uw zonen en uw dochters zullen stellig profeteren. Wat uw oude mannen betreft, zij zullen dromen dromen. Wat uw jonge mannen betreft, zij zullen visioenen zien. En zelfs op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal ik in die dagen mijn geest uitstorten.” — Joël 2:28, 29, NW.
1, 2. Wie neemt de leiding in de huidige campagne van de christenheid om de algemene priesterschap te laten herleven, en met welke beweegredenen?
EEUWENLANG hebben theologen in de christenheid geweten dat de kerkorganisaties die zij door het bezitten van een speciale priesterschap schraagden, onchristelijk en onbijbels waren; toch zijn zij er pas deze twintigste eeuw mee begonnen er iets aan te doen. Nu praten zij veel over de „algemene priesterschap”. Hoe vreemd het met het oog op de hiërarchische structuur van de Rooms-Katholieke Kerk ook mag lijken, toch heeft deze religieuze organisatie de leiding genomen in de huidige campagne van de christenheid om hetzelfde „lekendom” dat ze eeuwenlang zo inactief heeft gehouden, weer aan het werk te zetten.
2 Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat de beweegreden hiervoor niet zozeer was gelegen in het verlangen zodanige veranderingen aan te brengen in de kerkorganisatie dat hierin weer aandacht werd geschonken aan de algemene priesterschap van de eerste kerk, als wel in het feit dat er een droeve noodzaak toe bestond ten gevolge van een fataal tekort aan rooms-katholieke mannen die priester wensen te worden.a Aangezien dit tekort de katholieke pogingen tot het bereiken van de wereldmacht dreigt te verijdelen, is het noodzakelijk geworden de katholieke leken actief te maken. Dit vormt er dus de reden voor waarom er in een kerk die zich er anders nooit voor zou hebben geïnteresseerd iemand aan die oude leerstelling te herinneren, over de algemene priesterschap wordt gesproken.
3. Is er volgens paus Pius XII één algemeen apostolaat waaraan alle katholieken kunnen deelnemen, en zullen de leken met de priesterschap gelijkgeschakeld worden door aan het apostolaat deel te nemen?
3 Op het Tweede Wereldcongres van het Lekenapostolaat dat in 1957 in Rome, Italië, werd gehouden, legde paus Pius XII uit dat er in de Katholieke Kerk twee apostolaten zijn: een ’hiërarchisch apostolaat’ en een ’lekenapostolaat’. De paus stelde de vraag: „Stapt de leek aan wie het godsdienstonderwijs is toevertrouwd louter en alleen omdat hij een missio canonica (een kerkelijke opdracht) heeft ontvangen om te onderwijzen, terwijl zijn onderwijs wellicht zijn enige beroepswerk vormt, over van het lekenapostolaat naar het ’hiërarchische apostolaat’?” Het antwoord luidde Neen. De werkelijke macht om te onderwijzen, berust alleen bij de paus en de bisschoppen. „Alle anderen, of zij nu priesters of leken zijn, verlenen medewerking in de mate waarin de kerkelijke autoriteit het aan hen overlaat nauwkeurig onderricht te geven en de getrouwen te leiden.”b
4. Hoe algemeen is de priesterschap voor de werkzaamheden waarvan de hulp van de rooms-katholieke leken wordt ingeroepen?
4 Ondanks al het gepraat over de algemene priesterschap, dienen wij met andere woorden niet te verwachten dat de Katholieke Kerk van nu af aan haar orden zal afschaffen en haar leken overal van bijbels en studiehulpmiddelen zal voorzien, zodat iedere katholiek zijn plicht als een christen kan vervullen door het Woord van God tot anderen te prediken. Volgens paus Pius XII „worden niet alle christenen in de strikte zin des woords tot het lekenapostolaat geroepen”.c Hier zal alleen een uitgelezen, speciaal opgeleide minderheid van de klasse der leken voor worden gebruikt, terwijl de kerk bereid is dergelijke hooggeplaatste lekenpredikers een salaris van maximaal $12.000 per jaar te betalen.d Op zo’n manier, zo zou er betoogd kunnen worden, blijft er niet veel van de algemeenheid over.
5. Waarom zou de paus er volgens u over spreken dat de leken in een „minder precieze zin des woords” aan het apostolaat deelnemen? Welk werk wordt er van hen verwacht?
5 Wat zullen dan alle miljoenen katholieken doen aan wie de kerk het niet heeft ’overgelaten nauwkeurig onderricht te geven’ in het katholieke geloof, maar op wie desondanks een beroep wordt gedaan aan de werkzaamheden van de „algemene priesterschap” deel te nemen? Alhoewel zij ’niet in de strikte zin des woords tot het lekenapostolaat zijn geroepen’, worden zij ertoe aangemoedigd deel te nemen aan een „apostolaat van gebed en persoonlijk voorbeeld als een apostolaat in de ruimere en minder precieze zin des woords”. Waarom het een apostolaat in een „minder precieze zin des woords” wordt genoemd, wordt duidelijk wanneer wij ons iets meer in deze materie gaan verdiepen. Het is voor deze miljoenen katholieken niet weggelegd God in de vorm van ’de vrucht der lippen die zijn naam belijden’ geestelijke slachtoffers te brengen, ten einde zich met de vroege kerk te vereenzelvigen, terwijl zij ook geen dienstvoorrechten ontvangen die met de beginselen van de algemene priesterschap stroken. Hun taak in de wereld bestaat er volgens paus Pius XII in katholieke cellen in werkplaatsen en ateliers te vormen, zich in het openbare, economische, maatschappelijke en politieke leven te begeven en zich zowel bij vakbewegingen en coöperatieve verenigingen van producenten en consumenten aan te sluiten als bij internationale organisaties zoals de UNESCO, ten einde er aldus „het kenteken van Christus aan te verlenen”.e
6. Waaraan doet het katholieke programma, waarnaar wordt verwezen als het verrichten van de werkzaamheden van een algemene priesterschap, denken, en waarvoor is het in het verleden gebruikt?
6 Dit alles doet meer aan infiltratie denken, zoals door bepaalde politieke bewegingen wordt gebruikt, dan aan het werk dat door de ijverig predikende leden van de vroege algemene priesterschap werd verricht. De belangrijkste afdeling van de katholieke lekenbeweging is de zogenaamde Katholieke Actie, een semi-religieuze beweging die vaak op dezelfde wijze door de kerk is gebruikt als de nazi’s hun SA-troepen in Duitsland onder Hitler gebruikten, zoals bijvoorbeeld gebeurde toen de Katholieke Actie in de Verenigde Staten en andere landen in de jaren vlak vóór en gedurende de tweede Wereldoorlog door de kerk werd gebruikt om religieuze vergaderingen van Jehovah’s getuigen op gewelddadige wijze te verstoren omdat de feiten die op dergelijke vergaderingen werden verteld, haar niet bevielen.f
7. (a) Hoe goed reageren de katholieke leken op de oproep aan het lekenapostolaat van de kerk deel te nemen? (b) Kan er naar waarheid worden gezegd dat er in de Katholieke Kerk geen algemene priesterschap bestaat? Wat ontbreekt?
7 Ondanks alle krachtsinspanningen wordt er over slechte resultaten geklaagd. Zo zei Mgr. S. E. Valerian Gracias, aartsbisschop van Bombay: „Welke verklaring kan er gegeven worden voor de apathie van de grote meerderheid, die met hun intellectuele en morele gaven actieve en krachtige deelnemers aan het apostolaat van de hiërarchie zouden kunnen zijn, maar van wie dit ongelukkigerwijs niet gezegd kan worden? Iedereen zoekt thans, om het met de woorden van St. Paulus te zeggen, het zijne en niet dat wat van Christus is. Er bevindt zich geen vuur in hun hart, maar alleen uitdovende sintels. De meeste katholieken koesteren het denkbeeld dat de Kerk een soort van gemeenschap is waartoe men slechts behoort; de gedachte als zou de Kerk een levend organisme zijn, is hun vreemd.”g Door dit alles wordt aangetoond dat de zogenaamde algemene priesterschap van de Rooms-Katholieke Kerk niets te betekenen heeft en dat God haar krachtsinspanningen niet met zijn geest heeft geschraagd. — Hand. 1:8.
8. Nemen de Grieks-Orthodoxe kerken deel aan de besprekingen die thans in de christenheid over de algemene priesterschap worden gevoerd?
8 De Grieks-Orthodoxe kerken zijn in hun structuur bijna even hiërarchisch als de Rooms-Katholieke Kerk, maar in tegenstelling tot laatstgenoemde religieuze organisatie, hebben zij zich ervan weerhouden veel over de algemene priesterschap te spreken.
HET PROTESTANTISME EN DE ALGEMENE PRIESTERSCHAP
9. (a) Hoe kwam het dat er weer aandacht werd geschonken aan de algemene priesterschap, nadat deze leerstelling eeuwenlang was verdwenen? (b) Hoe verklaarde Luther de algemene priesterschap?
9 De hervormer Luther heeft de leerstelling van de algemene priesterschap weer op de voorgrond geplaatst. Als een enthousiaste bijbelonderzoeker zag hij al spoedig in hoe ver de Katholieke Kerk door haar speciale priesterschap van het voorbeeld van de vroege kerk was afgeweken, en in zijn strijd tegen het pausdom maakte hij ijverig van zijn pas verworven kennis gebruik. „Wij werden allen bij onze doop tot priesters gewijd”, zei hij nadrukkelijk, en hij dreef de spot met de gedachte van de paus als zou hij door middel van een ordinatieceremonie reeds gedoopte christenen tot priester kunnen aanstellen. „Dat de paus of de bisschop iemand zalft, de tonsuur geeft, ordineert en wijdt en hem anders kleedt dan het lekendom”, zo zei hij, „kan zo iemand heel goed tot een huichelaar of een dwaas maken, maar zal hem nooit in een christen of een geestelijk gezinde man veranderen.”h
10. (a) Wat was volgens Luther de belangrijkste taak van de christen? (b) Wat deed Luther nadat hij de leerstelling van de algemene priesterschap opnieuw had ontdekt? Wat waren de resultaten?
10 Vervolgens begon Luther met grote ijver de beginselen van de algemene priesterschap in zijn pas gevormde kerk in de praktijk te brengen door te onderwijzen dat het belangrijkste werk van een christen, een werk dat alle andere priesterlijke taken insluit, in het „onderwijzen van het Woord van God” bestaat.i In dit opzicht verloor hij de strijd echter. Hij moest ervaren dat het gewone volk zo door de Katholieke Kerk was verwaarloosd, dat de algemene priesterschap met de ermee gepaard gaande verplichtingen boven hun bevattingsvermogen ging. Dit facet van Luthers werk werd nimmer door zijn opvolgers voortgezet en is geleidelijk aan vervaagd.
11. Wie hebben nog meer getracht in overeenstemming met de leer van de algemene priesterschap te leven? Met welke resultaten?
11 Reeds vóór de Hervorming waren er bewegingen, zoals de Waldenzen in Midden-Europa en de Lollards van Engeland, die in overeenstemming met de leer van de algemene priesterschap trachtten te leven. Na de „hervorming” hebben een beweging die als het „Piëtisme” bekend stond en de Oxford-groep-beweging van onze tijd tot in zekere mate getracht dit eveneens te doen, maar al deze krachtsinspanningen genoten klaarblijkelijk niet de ondersteuning van Gods heilige geest, want ze zijn allemaal mislukt, en zelfs in de Lutherse Kerk van thans is de situatie niet veranderd sinds Luthers tijd: De leerstelling van de christelijke algemene priesterschap wordt in theorie erkend, maar wordt niet in de praktijk toegepast.
12. (a) Op welke wijze beweren sommige protestantse geestelijken in hun kerken een algemene priesterschap te bezitten? Wat zijn de feiten? (b) Hoe blijkt bijvoorbeeld duidelijk dat de Lutherse Staatskerk van Denemarken en Zweden geen algemene priesterschap bezit?
12 Desondanks beweren vele niet-episcopale protestantse geestelijken, met inbegrip van de lutheranen, dat zij de algemene priesterschap bezitten en dat hun predikanten slechts dienaren zijn die voor het verrichten van een speciale taak uit de kudde zijn genomen. In theorie, zo wordt gezegd, kan ieder lid van de gemeente in die hoedanigheid dienst doen, net zoals de kolonisten in Amerika de meest geschikte leek onder hen uitkozen om in de plaats waar zij zich vestigden, hun predikant te zijn, totdat zij een „echte” predikant konden krijgen, of net zoals er van zeekapiteins vaak wordt verwacht dat zij hun bemanning en de passagiers geestelijk zullen bedienen. Het is echter een feit dat de protestantse kerken, met inbegrip van de lutherse kerken, een speciale priesterschap bezitten. Doorgaans komt het erop neer dat niemand zonder een speciale ordinatie in hun kerken kan prediken of er ceremoniën kan verrichten. In normale gevallen wordt niemand geordineerd zonder eerst een speciale academische opleiding ontvangen te hebben, terwijl de geestelijken zich ook anders kleden dan de rest, op zijn minst wanneer zij de godsdienstoefening leiden. Mogelijke uitzonderingen zijn zo zeldzaam, dat ze alleen maar de regel bevestigen. Het gaat in de protestantse kerken niet toe als in de vroege kerk, waar, volgens de Noorse professor Hallesby, „alle ceremoniën van de kerk door iedere willekeurige christen verricht konden worden”.j Eerlijke protestantse predikanten, die bij kerken zijn aangesloten welke de algemene priesterschap leren, geven derhalve toe dat zij in werkelijkheid een speciale priesterschap bezitten.k
VRUCHTELOZE POGINGEN
13, 14. Hoe weten wij dat de protestantse christenheid niet tevreden is met de huidige toestand in haar kerken met betrekking tot de algemene priesterschap?
13 Dit leek zo armzalig weinig op het navolgen van de vroege christenen wat het naleven van de leerstelling van de algemene priesterschap betreft, dat de kennis van wat gedaan diende te worden en het onvermogen dit te doen, vanzelfsprekend alleen maar het zelfrespect van iedere kerk die zich christelijk noemde, kon ondermijnen. Toen de Wereldraad van Kerken in 1948 in Amsterdam werd opgericht, werd deze derhalve met een „Departement voor het lekendom” toegerust, dat ten doel heeft „de kerken hun verantwoordelijkheid voor ogen te houden de leken te helpen de Kerk in de wereld te zijn”.l
14 In de verslagen over de vergadering van de Raad in Amsterdam lezen wij: „Wij dienen opnieuw te bedenken wat het betekent over de Kerk te spreken als ’een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom’ (1 Petrus ii, 9), en als het ’Lichaam van Christus’ (Efeziërs iv, 16), waaraan elk lid zijn deel bijdraagt.”a En in de verslagen van de in 1954 gehouden vergadering te Evanston, VS, lezen wij: „De uitdrukking ’de bediening van het lekendom’ brengt onder woorden dat de gehele Kerk het voorrecht heeft aan Christus’ bediening ten opzichte van de wereld deel te nemen. Wij moeten opnieuw beseffen wat het wil zeggen dat wij allemaal gedoopt zijn; dat, aangezien Christus is gekomen om te dienen, alle christenen dienaren moeten worden van Zijn voornemen mensenlevens te redden.”b Eindelijk wordt het protestantisme wakker voor wat het wil zeggen een christen te zijn, dat het de algemene priesterschap dient te bezitten, dat het deze niet bezit en dat er iets aan gedaan moet worden.
15. (a) Hoe reageert het protestantse lekendom in het algemeen op de oproep aan de werkzaamheden van een algemene priesterschap een aandeel te hebben? (b) Wat is er voor het in praktijk brengen van de beginselen van de algemene priesterschap nodig?
15 Evenals de leiders van de Katholieke Kerk, klagen de protestantse geestelijken er overal ter wereld over dat zij in het geheel geen vorderingen maken met hun pogingen de algemene priesterschap te verwezenlijken. „Leken die vrijwillig en zonder geldelijke beloning aan het christelijke predikingswerk deelnemen, zijn thans bijvoorbeeld veel kleiner in aantal dan enkele tientallen jaren geleden. Er zijn ook steeds minder christenen die aan het geven van een openhartig, spontaan getuigenis deelnemen en in het gebed voorgaan. Het is vaak moeilijk mensen te vinden die bereid zijn verantwoordelijkheid op zich te nemen en lasten te dragen”, klaagt een Noorse predikant die de situatie in zijn land bespreekt,c hetgeen ons doet denken aan Romeinen 9:16: „Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God.” Wil de christenheid de beginselen van de algemene priesterschap in praktijk brengen, dan heeft ze niets anders nodig dan waaraan de vroege kerk behoefte had — een uitstorting van de geest.
DE ALGEMENE PRIESTERSCHAP IN DE PRAKTIJK — EEN TEKEN VAN DE GEEST
16. Waardoor wordt bewezen dat Joëls profetie ten aanzien van Jehovah’s getuigen in vervulling is gegaan?
16 Toen Petrus op de dag van het pinksterfeest een verklaring gaf van de eerste uitstorting van de heilige geest, deed hij een aanhaling uit de profetie van Joël, zeggende: „En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen: ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren.” De uitstorting van de geest in Petrus’ dagen had slechts een tijdelijk karakter en vormde slechts een vervulling op kleine schaal van die profetie. In de laatste dagen van dit oude samenstel van dingen heeft de beloofde, uiteindelijke, blijvende en volledige uitstorting van de geest plaatsgevonden ten aanzien van Jehovah’s getuigen, en niet ten aanzien van de katholieke en protestantse kerken der christenheid. Dit wordt bewezen door het feit dat Jehovah’s getuigen de bijbelse leer van de algemene priesterschap niet alleen begrijpen en erkennen, maar ook in staat zijn deze in de praktijk toe te passen. — Hand. 2:17, 18.
17. Sinds wanneer hebben Jehovah’s getuigen de leerstelling van de algemene priesterschap juist begrepen?
17 Sinds het allereerste begin van hun moderne geschiedenis hebben Jehovah’s getuigen die leerstelling juist begrepen, zoals blijkt uit een artikel dat in de allereerste uitgave van hun officiële blad Zion’s Watch Tower (thans De Wachttoren) van juli 1879, onder het opschrift „De koninklijke priesterschap”, werd gepubliceerd. Na eerst naar de vier sleutelteksten van de christelijke Griekse Geschriften over de algemene priesterschap verwezen te hebben (1 Petr. 2:9; Openb. 1:5, 6; 5:10; 20:6), zegt het artikel: „De hierboven aangehaalde schriftuurplaatsen tonen duidelijk aan dat ons toekomstige werk op zijn minst gedeeltelijk in het vervullen van priesterlijke taken zal bestaan. Aangezien het werk van een priester erin bestaat te bemiddelen en in rechtvaardigheid te onderwijzen, tonen ze even duidelijk aan dat het glorierijke evangelisatiewerk zal blijven voortgaan . . . door de ’eeuw der eeuwen’. . . . Wij . . . zullen als een koninklijke priesterschap naar de ordening van Melchizédek voortgaan, hierbij ten volle voorbereid om met de natiën te sympathiseren, hen naar de paden van rechtvaardigheid te leiden en hen aan te moedigen op de weg ten leven voort te gaan.”
18. Wanneer zijn Jehovah’s getuigen ermee begonnen in de meest volkomen mate naar de leer van de algemene priesterschap te leven?
18 Wanneer men echter op de geschiedenis van de Getuigen terugkijkt, merkt men op dat alhoewel zij er sinds 1879 de belangrijkheid van inzagen dat iedere christen een actieve openbare onderwijzer van Gods Woord dient te zijn, zij pas in 1919, en vooral in 1922 de moed en de kracht vonden om in de meest volkomen mate in overeenstemming met de methoden van de vroege kerk naar de leer van de algemene priesterschap te leven. Van die tijd af werden er krachtsinspanningen in het werk gesteld ieder lid van de gemeente van huis tot huis te laten prediken, niet alleen door bijbelse traktaten gratis te verspreiden, maar door iedere huisbewoner rechtstreeks en persoonlijk toe te spreken en tegen een minimale prijs bijbelse tijdschriften, boeken en brochures aan te bieden. Van die tijd af hebben dan ook alle getuigen van Jehovah, jonge en oude mannen, jonge en oude vrouwen en ook kinderen ’geprofeteerd’. Bij het verrichten van het enorme bedieningswerk dat erin bestaat het goede nieuws van Gods koninkrijk tot de gehele wereld te prediken, hebben zij de hulp ontvangen van een „grote schare” mensen van goede wil, die de gezalfde koninklijke priesterschap graag in haar tempeldienst wil bijstaan, net zoals de Nethinim en de Gibeonieten blij waren dat zij de levitische priesterschap konden helpen. — Luk. 8:1; Hand. 17:17; 20:20; Openb. 7:9, 10.
19. Op welke wijze treedt de algemene priesterschap in de gemeenten van Jehovah’s getuigen op de voorgrond?
19 Wij merken de algemene priesterschap ook in het gemeenteleven van Jehovah’s getuigen op. Alhoewel in elke gemeente enkele gemeenteleden zijn aangesteld om speciale diensten te verrichten, zoals het uitoefenen van toezicht, het verzorgen van statistieken, lectuur en geld, het toewijzen van gebieden voor het predikingswerk en het voorzitten tijdens bijbelstudiën, hetgeen overeenkomt met het patroon van de vroege kerk, zijn deze leden dienaars van hun broeders en niet een klasse van geestelijken, terwijl de anderen geen lekendom vormen. Op de gemeentevergaderingen nemen alle aanwezigen aan de mondelinge besprekingen deel. Omdat iedereen een bedienaar van het evangelie is, wordt er op elk bekwame manlijke lid een beroep gedaan begrafenis- en doopplechtigheden te leiden, huwelijkslezingen te houden en de dienst te leiden die als een jaarlijkse herinnering aan de dood van de Heer wordt gehouden. Na een passende opleiding genoten te hebben, die voor iedereen openstaat, ontvangen alle bekwame manlijke leden de toewijzing vanaf het podium te onderwijzen en te prediken, hetgeen mogelijk is doordat de onderwerpen die in een gemeente waar allen bedienaren van het evangelie zijn, geleerd moeten worden, zo talrijk en gevarieerd zijn, dat er toewijzingen zijn die aan alle graden van onderwijzings- en predikingsbekwaamheid zijn aangepast. Evenals in de vroege kerk worden aldus ’alle ceremoniën door iedere willekeurige christen verricht’. — Fil. 1:1; 1 Tim. 2:12; Ef. 4:11-13.
20. Waarom komen Jehovah’s getuigen meer bijeen dan anderen, en in welk opzicht verschilt hun vergaderingbezoek met dat van de andere kerken in het algemeen?
20 Aangezien elk lid een openbare onderwijzer is, zal men zich kunnen voorstellen dat er veel meer behoefte aan onderwijs en vergaderingen bestaat dan wanneer dit niet het geval zou zijn. Daarom hebben Jehovah’s getuigen vijf geregelde, wekelijkse gemeentevergaderingen van een uur, die over de gehele wereld door gemiddeld 75 percent van alle verbonden leden worden bezocht, hetgeen een groot contrast vormt met de kerkgangers die slechts één maal per week naar de kerk gaan en het gewoonlijk lage bezoekersaantal waarover in de meeste andere kerken wordt geklaagd.
21. Waarom verschillen de vergaderingen van Jehovah’s getuigen van die van andere kerken?
21 De meeste vergaderingen van Jehovah’s getuigen verschillen van de zogenaamde godsdienstoefeningen en vergaderingen die in de kerkgebouwen der christenheid worden gehouden, omdat de Getuigen aan de vereisten van een algemene priesterschap moeten voldoen. Behalve de zondagse preek, waarvoor ook het publiek speciaal wordt uitgenodigd, en twee wekelijkse bijbelstudiën, leiden de Getuigen twee vergaderingen per week met het speciale doel zich voor hun bedieningsplichten ten opzichte van elkaar en het publiek te bekwamen en op te leiden.
22. Welke vergaderingen hebben speciaal ten doel de gemeenteleden erbij te helpen naar de leer van de algemene priesterschap te leven?
22 Een van deze vergaderingen is de Dienstvergadering. Hier bespreken Jehovah’s getuigen wegen en manieren waarop de gemeente zich zo efficiënt mogelijk van de verplichting kan kwijten geregeld tot iedere huisbewoner in het aan de gemeente toegewezen gebied te prediken en de bijbel met geïnteresseerde personen te bestuderen. De andere vergadering is de School der theocratische bediening, door middel waarvan de individuele Getuige zijn persoonlijke opleiding als een openbare bedienaar van het goede nieuws ontvangt. Er zijn mannen, vrouwen en kinderen ingeschreven. Het schoolprogramma omvat instructielezingen, toewijzingen voor studenten om in het openbaar uit de bijbel voor te lezen, toespraken en van-huis-tot-huis-bediening, gevolgd door instructieve raad door een schooldienaar. Alle vergaderingen zijn gratis, en het publiek is welkom.
23. Welke conclusies kunnen er worden getrokken uit het feit dat Jehovah’s getuigen overal ter wereld in overeenstemming met de beginselen van de algemene priesterschap kunnen leven?
23 Ieder lid van een religieuze organisatie, welgeteld 989.192 personen in 189 landen, tot een lofzanger van God te maken, is iets wat de aandacht verdient. Zij zijn geen maatschappelijke werkers of letterlijke straatzangers, maar bedienaren van het evangelie die in de voetstappen van Christus Jezus treden door ongeacht hun leeftijd, geslacht, taal, ras en wereldlijke opvoeding op apostolische wijze van huis tot huis te prediken en te onderwijzen; en dit is een prestatie waarvoor geen mens of organisatie de eer mag opeisen. Gedurende het jaar 1962 hebben Jehovah’s getuigen over de gehele wereld 142.046.679 uren aan de van-huis-tot-huis-prediking besteed. Dat de christenheid hier, ondanks dat ze dit heel graag zou willen en er veel moeite voor heeft gedaan, niet in is geslaagd, getuigt van het feit dat de eer niet mensen toekomt. Het is het resultaat van de kracht van Gods geest en is niet alleen een bewijs van het feit dat wij in de „laatste dagen” leven, waar Joël naar verwijst, maar ook dat de gemeente die de beginselen van de zozeer begeerde algemene priesterschap in de praktijk brengt, Gods geest heeft ontvangen en de organisatie is die door hem op aarde wordt gebruikt om hem onder de natiën te vertegenwoordigen. Waarom zou u niet nader kennis maken met Jehovah’s getuigen? U kunt hen in alle delen van de wereld aantreffen. U wordt hartelijk uitgenodigd hun bijbelstudievergaderingen in hun Koninkrijkszalen bij te wonen.
[Voetnoten]
a Het Lekenapostolaat, Toespraak van paus Pius XII tot het Tweede Wereldcongres van het Lekenapostolaat, 1957, § 15.
b Het Lekenapostolaat, de paragrafen 5-9.
c Idem, § 29.
d Time, Atlantische editie, van 9 juni 1961, blz. 56.
e Het Lekenapostolaat, de paragrafen 43, 48, 50, 57, 23, 58, 44.
f Jehovah’s Witnesses in the Divine Purpose, de bladzijden 123, 146, 147, 151, 193.
g Actes du 1er Congrès Mondial pour L’Apostolat des Laiques, blz. 181.
h Til det tyske folks kristne adel, door Maarten Luther.
i Til det tyske folks kristne adel, door Maarten Luther.
j Troslære II, blz. 390, 2de uitgave.
Volgens de Deense wet van 1947 ten aanzien van de Deense Lutherse Staatskerk is het een leek niet toegestaan gedurende de gewone godsdienstoefeningen in de kerk te prediken. (Lovbekendtgørelse nr. 456 af 23/9 1947, § 2, stk. 3.) Een wijziging van genoemde wet, die in 1961 door het Deense parlement in behandeling werd genomen, zal het een leek alleen toestaan in dergelijke omstandigheden te spreken wanneer de predikant zelf over de tekst van die dag spreekt (Kristeligt Dagblad 15, 16/4 1961).
De Zweedse Lutherse Staatskerk gelooft zelfs aan apostolische opvolging.
k Vi er alle prestar, door Arthur Berg, blz. 28.
l World Council of Churches, door de afdeling inlichtingen van de WCC.
a The First Assembly of the World Council of Churches, door Visser ’t Hooft, blz. 154.
b Laity, Bulletin van het Departement voor het Lekendom — Wereldraad van Kerken, december 1958, No. 6, blz. 45.
c Vi er alle prester, men . . ., door Svend Wisløff Nielson, blz. 62. Zie voor soortgelijke voorbeelden uit de VS, Engeland, Duitsland en Australië Ontwaakt! van 22 april 1962, de bladzijden 30, 31.