De geest hervormd houden
1. Waarom is het niet gemakkelijk de geest hernieuwd te houden en in overeenstemming er mede te leven?
HET kan zijn dat wij ons hoofd met nieuwe kennis vullen en nieuwe opvattingen hebben, maar het is niet gemakkelijk de geest in deze nieuwe toestand te houden en ons leven in overeenstemming er mede in te kleden. Niet in deze wereld, waarin de „god van dit samenstel van dingen” zich met al zijn demonen vrij rond beweegt. En niet nu, terwijl wij in onvolmaakt vlees zijn met zijn neerhalende neigingen tot zonde, zelfzucht, vergeetachtigheid en geringschatting van God. De apostel Paulus vond het, ook al was hij met zulke verheffende visioenen en openbaringen begunstigd, niet gemakkelijk overeenkomstig de kennis die hij van Gods geopenbaarde Woord had, de nieuwe levenswijze te blijven volgen. Hij moest een voortdurende strijd voeren en deze strijd werd niet geheel en al in de geest gevoerd, zodat wij zouden kunnen zeggen: „Het slagveld is in de geest.” Hij moest precies zoals wij tegenwoordig tegen de lichamelijke onvolmaaktheden, de hartstochten en de lage neigingen van zijn vlees strijden. En wanneer hij de strijd beschrijft die hij tegen zichzelf voerde, om nog maar niet te spreken over de strijd die hij voerde tegen de organisatie des Duivels die buiten was, kunnen wij onze eigen strijd tegen dit lichaam van ons, dat sterft wegens overgeërfde zonde, beschreven zien:
2. Hoe heeft Paulus de strijd die wij tegen ons lichaam hebben, beschreven
2 „Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat bedrijf ik. Indien ik nu doe wat ik niet wil, bewerk ik het niet meer, maar de zonde die in mij woont. Ik bemerk dan in mijn geval deze wet: dat wanneer ik het goede wil doen, het kwade bij mij aanwezig is. Overeenkomstig de mens die ik innerlijk ben, schep ik werkelijk behagen in de wet van God, maar in mijn leden zie ik een andere wet die strijd voert tegen de wet van mijn geest en mij in gevangenschap leidt aan de wet der zonde die in mijn leden is. Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dat deze dood ondergaat? God zij dank door Jezus Christus onze Heer! Zo ben ik dan met mijn geest een slaaf ten aanzien van Gods wet, maar met mijn vlees ten aanzien van de wet der zonde.” — Rom. 7:19-25, NW.
3. Vanwaar komt de „wet der zonde die in mijn leden is”? en hoe wordt ze bestreden door de „wet van mijn geest”?
3 Merk de uitdrukkingen op die de apostel gebruikt, de „wet van mijn geest” en de „wet der zonde die in mijn leden is”. Een wet is een regel voor handelingen of gedragingen volgens welke een persoon of ding zal werken of zich zal bewegen. Jehovah God, de Schepper, heeft de wet der zonde niet in de mens geplaatst. Onze eerste menselijke ouder Adam heeft onder invloed van de Duivel deze wet in het menselijke vlees geplaatst en hij heeft ze aan ons als erfenis doorgegeven. Wanneer die wet der zonde niet onder controle wordt gehouden of er geen weerstand aan wordt geboden, zal ze u stellig beheersen en u voortbewegen. Welke mogelijkheid bestaat er deze wet onder controle te houden of er weerstand aan te bieden? Dit geschiedt door de ’wet van de geest’. Niet de oude geest want deze is zondig, evenals de wereld, maar de nieuwe geest, die er toe leidt dat gij tot een beeld wordt gemaakt van God, de Schepper van uw nieuwe persoonlijkheid. Deze nieuwe geest schrijft een nieuwe regel voor handelingen en gedragingen in uw leven voor. Maar aangezien gij een nieuwe geest in een oud lichaam met een oud verstand hebt, ontstaat er een conflict. Wegens uw nieuwe gedachtengang is het vermogen om betere dingen te willen, bij u aanwezig, maar het vermogen om op volmaakte wijze te doen wat gij wilt, zetelt niet in u. Dit komt omdat gij onvolmaakt zijt en de wet der zonde in en door middel van uw lichaam en geest haar weg wil gaan. Daarom bemerkt gij dat gij vaak met uw vlees de wet der zonde dient. Uw troost is echter dat gij er geen behagen in schept aldus te hebben gezondigd, maar uw geest houdt vast aan Gods wet, keurt haar goed en is vastbesloten haar na te komen.
4. Wat is er behalve kennis nog meer nodig, en waarom?
4 Overeenkomstig de ingeboren wet in onze geest verlangt onze geest er naar tot zonde en zelfzucht te neigen of vindt het gemakkelijk dit te doen. Om deze wet door een betere wet te vervangen, moeten wij onze geest laten hervormen door nieuwe kennis en door datgene wat deze kennis nu voorschrijft en aanraadt. Het is niet voldoende alleen maar kennis in ons hoofd te hebben. Vele geestelijken in de Christenheid en de leden van hun religieuze kudden hebben kennis van de Bijbel, maar zij handelen niet overeenkomstig deze kennis. Ze vormt geen leidende wet in hun leven. Maar nadat wij kennis uit Gods Woord hebben bijeenvergaderd, moeten wij aan onze geest, die met deze goddelijke kennis vervuld is, werken. Tegen de zondige neigingen die in ons werkzaam zijn en tegen de neiging tot geestelijke luiheid en vergeetachtigheid in, moeten wij juiste geestelijke gewoonten aankweken. Op deze wijze ontwikkelen wij werkelijk een ’wet van de geest’, een bepaalde geestesgesteldheid of geestelijke aard, een geestelijke gedragsregel, en deze wordt een beheersende kracht in ons leven.
5. Waarop moeten wij onze geest richten? Wat betekent het wanneer wij in gebreke blijven dit te doen?
5 Nu wij deze gezegende kennis uit Gods Woord bezitten, moeten wij onze geest oefenen in juiste denkwijzen en in juiste verrichtingen en krachtsinspanningen. Anders kunnen wij personen worden wier geest wederom slecht is geworden, „mensen volledig verdorven in de geest, verworpen wat het geloof betreft,” zoals Paulus over hen spreekt (1 Tim. 6:5; 2 Tim. 3:8, NW). Ons eeuwige bestaan hangt er van af of wij een rechtvaardige ’wet van de geest’ instellen. Ons eeuwige lot hangt af van datgene waarop wij onze aandacht richten. „Want”, zoals wij in Romeinen 8:5-7 (NW) lezen, „zij die in overeenstemming met het vlees zijn, richten hun geest op de dingen des vleses, maar zij die in overeenstemming met de geest zijn, op de dingen des geestes. Want het bedenken des vleses betekent de dood, maar het bedenken des geestes betekent leven en vrede; omdat het bedenken des vleses vijandschap met God betekent, want het is niet in onderworpenheid aan de wet van God, noch kan het dat trouwens zijn.” Indien wij onze geest zich niet meer met de waarheid laten bezighouden en hem weer verdorven laten worden met de dingen van de zichtbare organisatie des Duivels, betekent het ons einde. „Hun einde is de vernietiging, en hun god is hun buik, en hun heerlijkheid bestaat in hun schande, en zij hebben hun geest gericht op dingen op de aarde.” — Fil. 3:18, 19, NW.
6. Waarom moeten wij, gedachtig aan welk waarschuwende voorbeeld, bevreesd zijn dat onze geest verdorven wordt?
6 Het is juist dat wij vrezen opdat onze geest niet verdorven wordt terwijl wij in deze wereld zijn waarin de grote Slang listig rondkruipt en de mensen misleidt. De apostel bracht die vrees tot uitdrukking toen hij zeide: „Ik ben . . . bevreesd dat uw geest op een of andere wijze, zoals de slang door haar arglistigheid Eva heeft verlokt, verdorven zou kunnen worden en afwijkt van de oprechtheid en de eerbaarheid die bij de Christus passen” (2 Kor. 11:3, NW). Wij herinneren ons dat bij Eva de geest oorspronkelijk op gezonde wijze werkzaam was of dat zij een gezonde wet had, overeenkomstig Gods openbaringen in de hof van Eden. Maar de Duivel, alias de Slang, daagde op en trachtte ongezonde ideeën in haar hoofd te prenten. In plaats dat Eva niet van deze ideeën wilde weten, nam zij ze in overweging, en dit falen van de rechtvaardige wet van haar geest leidde er toe dat zij tot zonde werd verleid. Zij dacht meer aan de begeerlijkheid van het eten van de verboden vrucht dan aan de waarheid van Gods woord en zijn waarschuwing er niet van te eten. Wanneer zij de rechtvaardige wet zou hebben gevolgd die zich in haar gedachtengang bevond en haar gedachten had geconcentreerd op Gods woord als zijnde de waarheid, ook al maakte het de Slang tot een leugenaar, zou zij er voor zijn gespaard, verzocht te worden, in verzoeking te geraken en te zondigen.
7. Waar begint vijandschap tegen God?
7 Indien wij tegenwoordig, terwijl dezelfde Verzoeker nog steeds rondgaat, de rechtvaardige ’wet van de geest’ instellen en vastberaden vasthouden aan de denkprocessen van de nieuwe geest, zullen wij er voor worden bewaard in verzoeking te geraken en te zondigen. Vijandschap tegen God begint in de geest. De apostel vertelt ons die met God zijn verzoend: „Gij . . . [waart] eens vervreemd en vijanden . . . omdat uw geest gericht was op de werken die goddeloos waren.” Hij zegt dat wij allen voordat wij ons in gehoorzaamheid aan God gaven „ons eens in overeenstemming met de begeerten van ons vlees [hebben] gedragen, doende de dingen die het vlees en de gedachten wilden, en wij waren van nature kinderen der gramschap evenals de overigen”. — Kol. 1:21 en Ef. 2:2, 3, NW.
8. Hoe moeten wij denken ten einde het grootste gebod te gehoorzamen?
8 Toen wij ons in die geestelijke toestand van onwetendheid bevonden, hadden wij God niet met onze geest lief. Het grootste gebod dat ooit aan de mensen werd gegeven, vereist dat wij God met al onze geestelijke vermogens liefhebben. Jezus vestigde er de aandacht op wat dit grootste gebod is toen hij het uit Gods Wet aanhaalde en zeide: „Gij moet Jehovah uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw geest” (Matth. 22:37, NW; Deut. 6:5; Luk. 10:27). Waarover wij uit gewoonte denken, werkt zeer op ons in, heeft een grote invloed op ons en brengt ons er toe een bepaalde weg te volgen. Op een bepaalde wijze denken en toch uiterlijk iets anders doen, is huichelarij. Wij moeten liefderijk jegens Jehovah God denken. Dit betekent dat onze gedachten er van vervuld moeten zijn hem te behagen door hem te gehoorzamen en getrouw zorg te dragen voor alles waardoor zijn naam wordt geëerd en de belangen van zijn koninkrijk worden bevorderd.
9. Welk oordeel wordt tegen weifelaars uitgesproken?
9 Wij kunnen God niet met geheel ons hart dienen wanneer wij een weifelende geest hebben. De psalmist heeft dit op de juiste wijze tot uitdrukking gebracht: „Ik haat weifelaars, maar uw wet heb ik lief” (Ps. 119:113, NV). „Ik haat mensen die half half zijn, ik heb uw wet lief” (Mo). Jezus haat hen ook en zegt tot de vele hedendaagse Laodiceeërs: „Daarom, omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, zal ik u uit mijn mond spuwen” (Openb. 3:16, NW). Wanneer gij een weifelende geest hebt, uw aandacht tussen deze wereld en God verdeelt en uw geest niet volledig hervormt naar het beeld dat door God wordt goedgekeurd, zal deze geest zich in de loop des tijds zonder mankeren verraden. Dat zal uw verwerping betekenen. Gij zult geestelijk worden verdorven door van deze wereld afkomstige besmetting en gij zult in verzoeking geraken. Precies zo is het met de Christenheid gebeurd. Gij zijt het aan God verschuldigd Hem met al uw denkprocessen lief te hebben. Hij gebiedt het. Het is uw bescherming.
VOORUITSTREVEND DENKEN
10, 11. Wegens welke gedachtengang en welke geestestoestand hebben velen van hen die in de waarheid zijn, moeilijkheden?
10 De gehele wereld is geestelijk ziek en openbare instellingen en liefdadigheidsinstellingen die voor gevallen van geestelijke ziekte zorg dragen, zijn overvol. Dit komt omdat ze niet de gezonde, heilzame leer van Gods Woord hebben, en de geestelijken nietige medicijnmeesters, psychologen zonder waarde en armzalige vertroosters zijn (Job 13:4; 16:2, KJ). Het is moeilijk om geestelijk gezond te blijven in een wereld die tegenwoordig in elk opzicht achteruitgaat. Velen die de waarheid van Gods Woord hebben aangenomen, ondervinden moeilijkheden, vooral omdat het moeilijk voor hen is met vroegere geestelijke gewoonten te breken. Hun geest is voortdurend in zichzelf gekeerd, eenzelvig zoals men zegt. Zij hebben een groot minderwaardigheidscomplex, en zij beseffen hun fouten in hoge mate. Zij zijn zich pijnlijk bewust van de dwaze handelingen die zij in tegenwoordigheid van anderen begaan, de vergissingen die zij bij het spreken en in de conversatie maken, de verlegenheden waarin zij verkeren, hun tentoonspreiding van zwakte, de kritiek die anderen op hen uitoefenen, de terechtwijzingen die anderen hun geven en de overtredingen die anderen tegen hen begaan. Zij leggen God deze aangelegenheden in gebed voor, maar zij putten hieruit vervolgens geen geestelijke verlichting. Waarom? Omdat zij hun lasten niet op Jehovah God werpen en ze daar niet bij hem achterlaten, maar ze met zich meeslepen en ze op hun rug blijven dragen.
11 Zij houden hun geest innerlijk op hun onvolmaakte ik gericht en beschouwen de dingen die hun verdriet hebben aangedaan, telkens opnieuw. Alles dwarrelt in hun geest wanneer zij deze dingen in hun geest overdenken. Hoe meer zij dit doen, hoe dieper deze dingen zich in hun geest vastzetten. Inwendig kreunen en steunen zij en sterven duizend doden door deze dingen telkens opnieuw de revue te laten passeren.
12. Wat vergen waarachtig berouw en vergiffenis?
12 Dit is geen gezonde geestesgesteldheid en is niet bevorderlijk voor de geestelijke gezondheid. Waarachtig berouw voor God vergt niet zulk een verschrikkelijk van streek gebrachte geest als nawerking, en evenmin wordt waarachtige vergiffenis van de overtredingen die anderen tegen ons hebben begaan, op deze wijze gevoeld en tot uitdrukking gebracht. Indien wij berouw hebben en God om vergiffenis vragen, laten wij er dan op vertrouwen dat hij ons door Christus vergiffenis heeft geschonken. Heb dus vrede met u zelf en tracht voortaan anders te doen. Wanneer wij degenen die tegen ons hebben overtreden en onze schuldenaars vergiffenis hebben geschonken, laten wij dan niet mokken en het hun blijven aanrekenen. De liefde, zegt 1 Korinthe 13:5 (NW), „rekent het onrecht niet toe.” Wanneer wij dan toch denken aan de zonden, dwaasheden en tekortkomingen die wij in het verleden hebben begaan, dient het terugdenken daaraan ons niet te kwellen maar ons te waarschuwen en er toe te leiden dat wij het vermijden zulke dingen wederom te doen. — Jes. 46:8.
13, 14. Hoe werden in Zacharia’s tijd onjuiste geestesgesteldheden waardoor men er toe werd gebracht rouw te bedrijven en terug te zien, verholpen? Hoe werd dit in Nehemia’s tijd gedaan?
13 Dit is er niet de tijd voor terug te zien, rouw te bedrijven en ons zo door ons zwakke ik in beslag te laten nemen dat wij Jehovah’s theocratische organisatie en zijn glorierijke daden van tegenwoordig uit het oog verliezen. In de dagen van de profeet Zacharia, nadat het Joodse overblijfsel uit Babylon was teruggekeerd om de tempel te Jeruzalem te herbouwen, kwamen enkele mensen bij de tempel wenen, jammeren, kreunen en steunen en klagen wegens de zonden die Jeruzalem in het verleden had bedreven en alle verschrikkelijke rampen welke in die en die maand van het jaar 607 v. Chr. over haar waren gekomen. Derhalve wilden zij vasten en overal droefgeestigheid verbreiden. Toen vertelde Jehovah hun bij monde van Zacharia dat dit nu niet op zijn plaats was, want het was nu een tijd om zich te verheugen over Jehovah’s herstelling van zijn gewijde overblijfsel en de wederoprichting van zijn aanbidding op de plaats waarop hij zijn naam had gelegd. Hij zeide dat de vroegere vasten van de verscheidene maanden van toen af „den huize van Juda tot vreugde, en tot blijdschap, en tot vrolijke hoogtijden wezen [zou]; hebt dan de waarheid en den vrede lief”. En vervolgens richtte hij hun geest op wat zou komen en vertelde hoe tien mannen uit alle natiën en van alle talen de slip van een Joodse man zouden grijpen en mee naar Jehovah’s tempel zouden komen om te aanbidden. — Zach. 7:1 tot 8:23.
14 Weer later, in de tijd van Nehemia, toen het herstelde overblijfsel de neiging vertoonde melancholiek te worden en zijn vroegere weerspannige weg te bejammeren, zeide landvoogd Nehemia tot de vergadering: „Bedrijft dan geen rouw, en weent niet; . . . want deze dag is onzen HERE heilig; zo bedroeft u niet, want de blijdschap des HEREN [van Jehovah], die is uw sterkte.” — Neh. 8:10, 11.
15. Wat is het Schriftuurlijke geneesmiddel voor deze eenzelvige, ziekelijke geestesgesteldheid?
15 Het geneesmiddel voor deze eenzelvige, ziekelijke geestesgesteldheid is vooruitzien, niet terugzien. Houd de geest bezig met vooruitstrevende gedachten. Houd hem bezig met het bedenken van plannen die op de toekomst zijn gericht. Houd uw gedachten gericht op de verplichtingen die voor u liggen en hoe gij u er van zult gaan kwijten. Houd de Bijbelstudiën waarvoor gij u moet voorbereiden, in gedachten, de lezingen die gij moet voorbereiden om ze in het openbaar van het podium af uit te spreken, de demonstraties die gij voor de wekelijkse dienstvergadering moet gereedmaken, en alle andere dingen die God voor u heeft weggelegd. Maakt u niet neerslachtig, verzwakt u niet, roep uw vooruitgang geen halt toe door smartelijk terug te zien naar uw zonden of verlangend terug te zien naar de dingen die achter u liggen. Volg de apostel na: „Broeders, ik denk van mij zelf vooralsnog niet dat ik het gegrepen heb; maar wel staat één ding vast: Terwijl ik de dingen die achter mij liggen, vergeet en mij uitstrek naar de dingen die voor mij liggen, jaag ik naar het doel om de prijs van de roeping boven en die God in Christus Jezus doet toekomen. Laten wij dan, zovelen van ons als er rijp zijn, in deze geestestoestand verkeren; en indien gij in enig opzicht geestelijk anders geneigd zijt, zal God de bovengenoemde geestestoestand aan u openbaren. Laten wij in ieder geval, naarmate wij vorderingen hebben gemaakt, voortgaan ordelijk in deze zelfde routine te wandelen. Wordt eendrachtig navolgers van mij.” — Fil. 3:13-17, NW.
DINGEN WAARMEDE DE GEEST ZICH MOET BEZIGHOUDEN
16. Waarom en op welke wijze moeten wij nu onze geest hernieuwd en op de toekomst gericht houden?
16 De luisterrijke nieuwe wereld ligt voor ons en wij naderen de poorten er van. De Bijbel ziet vooruit naar deze wereld en doet onze geest er naar vooruitzien. Dit is er voor ons niet de tijd voor geestelijk tot verdorvenheid terug te vallen. Het is beslist noodzakelijk en elke aansporing is aanwezig om onze geest hernieuwd te houden. De neiging van ons denken moet in de juiste richting worden gehouden opdat hieruit de gewenste gevolgen mogen voortvloeien, terwijl wij noch ter rechter- noch ter linkerzijde afdwalen. De ’wet van onze geest’ moet overeenkomstig Gods Woord worden gesterkt en moet tot de regel worden gemaakt waarvan wij niet afwijken, in weerwil van de zwakheden van ons vlees. Dit vereist geestelijke krachtsinspanningen en het letten op onze gedachten terwijl wij tevens daarheen moeten gaan waar wij onze geest altijd kunnen verkwikken en hernieuwen met de waarheid, het voortschrijdende Woord van God. Dit betekent dat wij tijd terzijde moeten stellen en persoonlijk Gods Woord moeten bestuderen. Het betekent dat wij de vergaderingen van Gods volk moeten bezoeken en gezamenlijk met hen Gods Woord moeten overdenken en bespreken. Het betekent dat wij ons bij hen moeten aansluiten in het liefderijk en getrouw opbouwen van elkander op ons allerheiligste geloof. Laat het bijeenvergaderen nimmer na.
17. Hoe wordt Gods Woord nieuwer voor ons? Hoe kunnen wij Gods gedachten denken?
17 Gods Woord wordt steeds nieuwer voor ons, niet alleen door nieuwere en betere vertalingen er van in onze taal, maar vooral door de vervullingen van de profetieën die er in staan opgetekend en doordat onder de verlichtende macht van Gods geest en door het gebruik dat hij van zijn theocratische organisatie maakt, de leringen van dat Woord worden opgehelderd. Laten wij Gods gedachten denken. Houd in gedachten dat Petrus een dwaling beging en Jezus van zijn offerandelijke loopbaan trachtte af te brengen omdat, zoals Jezus tot Petrus zeide, ’gij niet Gods gedachten, maar die der mensen denkt’ (Matth. 16:23, NW). Wij kunnen niet al Gods gedachten doorgronden. Wij kunnen Gods geest geen raad geven of deze geest niet onderrichten. Zijn geest gaat zo verre boven de onze uit en is zo veel verhevener dan de onze. Maar wij kunnen van zijn geest inlichtingen, geheimen en openbaringen ontvangen. De gedachten van hem die hij door zijn geest en door middel van zijn Woord aan zijn volk onthult, kunnen wij wel denken, en wanneer wij dit doen, zullen wij er voor worden bewaard te dwalen, zoals Petrus heeft gedaan. Gelijk een liefderijke Vader zegt God tot ons, die te midden van dit overspelige geslacht van mensen wonen: „Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren” (Spr. 23:26). Dit betekent dat wij hem onze oprechte aandacht moeten schenken wanneer hij zich onthult, en dat wij kennis moeten nemen van zijn wegen. Wij kunnen dit alleen doen door te studeren, nauwgezet aan zijn Woord vast te houden, en de wijze waarop hij ten aanzien van zijn georganiseerde volk te werk gaat, gade te slaan. Hierdoor zullen wij worden geholpen ons te veranderen.
18. Hoe kunnen wij de geest van Christus hebben?
18 Op dezelfde wijze moeten wij Gods Zoon Jezus Christus, „de leider en volmaker van ons geloof,” gadeslaan (Hebr. 12:2, NW). Het kan zijn dat wij de geest van Jehovah niet ten volle kunnen begrijpen, omdat hij ondoorgrondelijk voor ons is, maar, zo zegt de apostel, „wij hebben wel de geest van Christus.” Ja, wij hebben wel wat hij denkt; wij delen zijn gedachten want hij is naar de aarde gekomen en heeft ze ons onthuld. Naar de mate dat wij ijverige en rijpe Christenen zijn, zijn onze gedachten zijn gedachten. Wij kunnen dus de reden waarom hij heeft gesproken en gehandeld zoals hij heeft gedaan en waarom hij zich onder de hand van zijn hemelse Vader heeft vernederd, zelfs tot de schandelijke dood aan de martelpaal, op hoge waarde schatten. Indien wij zijn getrouwe volgelingen zijn, moeten wij de raad van de apostel opvolgen: „Bewaar de geestestoestand in u welke ook in Christus Jezus was.” Dit kunnen wij alleen doen door de geest van Christus, zijn gedachte, te hebben, en hiertoe moeten wij een studie maken van Gods Woord, waarin het bericht staat opgetekend van wat Jezus heeft gezegd, hoe hij heeft geleefd, welke profetieën hij heeft vervuld en welke profetieën hij nu in vervulling doet gaan of nog zal vervullen.
OVEREENKOMSTIG DE HERNIEUWDE GEEST LEVEN
19. Wat moeten wij, ondanks wiens tegenstand, hebben?
19 Ons zwakke, gevallen vlees en deze gehele wereld van goddeloze demonen en mensen zal er weerstand aan bieden dat wij uitdrukking geven aan onze geest door in overeenstemming met onze nieuwe geestesgesteldheid te leven. Maar Gods wet geeft ons niet alleen het recht vrijuit te denken maar ook ons vrijuit te uiten. Iedereen die een werkelijke Christen is, moet een geest hebben die overeenkomstig Gods wil is hervormd. „Wanneer iemand daarom in eendracht met Christus is, is hij een nieuwe schepping; de oude dingen zijn voorbijgegaan, zie! nieuwe dingen zijn ontstaan,” zo lezen wij in 2 Korinthe 5:17, NW. Indien iemand van goede wil bestemd is voor eeuwig leven op de paradijsachtige aarde na de strijd van Armageddon moet hij insgelijks een geest hebben die hervormd is en niet meer is wat hij was, en deze geest moet hem veranderen zodat hij in het geheel geen gelijkenis met deze verdorven wereld meer vertoont.
20. Voor welk doel wordt onze geest vernieuwd, en hoe wordt dit doel verwezenlijkt?
20 Laten wij in gedachten houden voor welk doel onze geest deze vernieuwing ondergaat. Luister nog eens naar de volledige woorden van de apostel: „Wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij voor u zelf de goede en aangename en volledige wil van God moogt beproeven” (Rom. 12:2, NW). In de Christenheid bestaat grote verwarring over de vraag wat de wil van God is, en daarom gaat de Christenheid voort zich naar deze wereld te vormen. Maar wij moeten voor ons zelf beproeven wat zijn wil is door een nieuwe geest te krijgen, en dat betekent onze geest te vullen met nieuwe inlichtingen, nieuwe kennis. Indien deze inlichtingen, kennis en verlichting ons Gods geest moeten onthullen, moeten ze van hem afkomstig zijn, en wij kunnen deze dingen alleen uit zijn Woord verkrijgen, met behulp van zijn geest en organisatie. Wanneer wij aldus voor ons zelf beproeven wat Gods wil is, gaan wij waarderen dat zijn wil een voortreffelijke wil is. Niemand zou het beter met ons voor kunnen hebben. Die wil is het enige wat hem aangenaam is. Wij kunnen derhalve zijn wil niet veranderen maar moeten ons er voor buigen en er naar streven ons in ieder opzicht er naar te schikken. En vervolgens zien wij, naarmate wij meer inlichtingen en kennis verkrijgen en zijn wil verder bestuderen, dat het een volledige wil is. Hij omvat alles wat wij moeten doen opdat wij ons deel in Gods levengevende regeling kunnen verrichten en er een aandeel in kunnen hebben zijn naam en souvereiniteit voor het gehele universum te rechtvaardigen. Wanneer wij er in onze nieuwe geest van overtuigd zijn wat Gods wil is, moeten wij nu deze goede, aangename en volledige wil doen.
21. Hoe en waarom moet gij „uw geest tot activiteit versterken”?
21 Dit vereist dat wij onze geest vastbesloten daarop moeten richten. De apostel Petrus vertelt ons: „Versterkt daarom uw geest tot activiteit, blijft volledig evenwichtig en stelt uw hoop op de onverdiende goedgunstigheid die u ten deel zal vallen bij de openbaring van Jezus Christus. Wordt als gehoorzame kinderen niet langer gevormd naar de begeerten die gij vroeger in uw onwetendheid had, maar wordt ook gij zelf, in overeenstemming met de heilige die u heeft geroepen, heilig in uw gehele gedrag, want er staat geschreven: ’Gij moet heilig zijn, omdat ik heilig ben’” (1 Petr. 1:13-16, NW). Met de gordel der waarheid moeten wij onze geest versterken voor de inspannende activiteit die nog voor de boeg ligt. En als een bescherming voor ons hoofd, kunnen wij „als een helm de hoop der redding [ophebben]; want God heeft ons niet tot toorn, maar tot het verwerven van redding door onze Here Jezus Christus gesteld.” En nogmaals zij gezegd dat wij ons voor deze noodzakelijke gordel der waarheid en helm der hoop met het Woord van God moeten voeden, onder de verlichting van zijn geest en met behulp van zijn theocratische organisatie. — 1 Thess. 5:8, 9, NW.
22. Welk nieuw gezichtspunt geeft de hernieuwde geest ons aangaande het lijden voor het doen van Gods wil?
22 Welk een nieuw gezichtspunt geeft de nieuwe geest ons aangaande de activiteit die noodzakelijk is voor het doen van de goede, aangename en volledige wil van God! Welk een heerlijkheid verleent hij aan deze activiteit! Wij zijn vooruit gewaarschuwd dat wij wegens onze getrouwe activiteit zullen lijden. Maar ook in dit geval helpt de door Gods Woord en geest hervormde geest ons ons lijden in een ander licht te zien. Wij beschouwen dit lijden als een groot voorrecht, want onze ogen des verstands zien dat het doel er van is onze onkreukbaarheid jegens God als loyale ondersteuners van zijn souvereiniteit en als getrouwe slaven van zijn door Christus geregeerde koninkrijk, te beproeven. Ten einde dit lijden onder de ogen te zien en te verduren, kunnen wij ’ons bewapenen met dezelfde geestesgesteldheid die Christus Jezus had’, en aldus onze onkreukbaarheid bewaren evenals hij dit heeft gedaan. Wij moeten lijden omdat wij het niet eens kunnen zijn met de gedragsregels die deze wereld er op na houdt. Onze nieuwe geest zal niet toelaten dat wij het met wereldse gedragsregels eens zijn en daarom verkiezen wij te lijden. Maar wanneer wij aldus onze onkreukbaarheid bewijzen, verkrijgen wij een onuitsprekelijke beloning van eindeloze vreugde in Gods nieuwe wereld, die uit nieuwe hemelen en een nieuwe aarde bestaat. — 1 Petr. 4:1, 2, NW; 2 Petr. 3:13.
23. Waartoe besluiten wij thans, en waar zien wij naar uit?
23 O, hoe dichtbij is die nieuwe wereld van rechtvaardigheid zoals uit alle aanwijzingen blijkt! Laten wij ons daarom dan ook niet langer vormen naar deze wereld van goddeloosheid, die zo dicht bij haar volledige einde is, maar verwerf de nieuwe geest die met de kennis van Gods wil is vervuld. Laten wij die geest hernieuwd houden door getrouw zijn wil te doen en leef thans als gezegende verkondigers van Gods koninkrijk en als erfgenamen van zijn glorierijke nieuwe wereld. Dan, indien God ons de gunst schenkt de strijd van Armageddon te overleven en wij zonder te sterven de nieuwe wereld ingaan, zullen wij, hoewel wij niet op staande voet een nieuw lichaam zullen hebben, een nieuwe geest hebben die geheel en al harmonieert met de rechtvaardige nieuwe wereld.