-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1953 | 15 juni
-
-
Vragen van lezers
● Is het voor een Christelijke getuige van Jehovah juist zakenrelaties te onderhouden met iemand die uit de gemeenschap is gesloten? — F.G., Californië.
De omstandigheden van elk geval kunnen het antwoord soms beïnvloeden. Algemeen genomen zou het wenselijk zijn dat wij geen contact met uitgesloten personen hebben, niet op zakelijk, noch op maatschappelijk of geestelijk gebied. Indien het met betrekking tot werkgever, werknemer, het verkrijgen van grondstoffen of de uitvoering van noodzakelijke diensten, enzovoorts, mogelijk is nieuwe handelsbetrekkingen aan te knopen, zou het raadzaam zijn dit te doen. Indien de omstandigheden in verband met het voortgaan van het in stoffelijk opzicht treffen van voorzieningen voor u zelf of uw gezin, dit echter niet toelaten, dan zoudt gij kunnen besluiten het zakelijke contact met de buitengesloten persoon te laten voortduren. Maar, indien gij dit noodzakelijk acht, dan moet gij zeer voorzichtig zijn en er voor zorgen dat gij u niet met de uitgeworpen persoon verenigt en geen geestelijke zaken met hem bespreekt. Houd altijd in gedachten dat onze geestelijke belangen voor ons van veel groter gewicht zijn dan materiële belangen, en houdt u zeer nauwgezet aan de raad van de gemeente ten aanzien van iemand die uit de gemeenschap is gesloten. Door dit te doen, beveiligen wij niet alleen onze eigen geestelijke belangen, maar eveneens die van onze broeders en zusters, en in het bijzonder die van de zwakkeren en nieuwelingen die door ons contact met de buitengesloten persoon gemakkelijk tot struikelen kunnen worden gebracht.
● Op grond waarvan kon er vóór de vloed van Noach een onderscheid bestaan tussen reine en onreine dieren, voordat de mens vlees at, voordat de Mozaïsche wet werd gegeven? — E.M., Nigeria.
Dat er zulk een onderscheid werd gemaakt, wordt aangetoond door Genesis 7:2, NBG: „Van alle reine dieren zult gij zeven paar nemen, het mannetje en zijn wijfje, maar van de dieren, die niet rein zijn, één paar, het mannetje en zijn wijfje.” De reden voor dit verschil kan moeilijk zijn op grond van wat er wel en wat er niet kon worden gegeten, want voor de Vloed werd er geen vlees gegeten: pas na de Zondvloed werd dierlijk vlees toegevoegd aan het plantaardige voedsel als een aanvullende voedselbron. Zelfs toen waren er geen beperkingen welke dieren de mens mocht eten, maar alle dieren zouden, naar zijn eigen keuze, vlees voor hem zijn (Gen. 1:29, 30; 9:2-4). Voor zover het het eten betreft, ontstonden de aanwijzingen „rein” en „onrein” pas met de Mozaïsche wet, en eindigden ook daarmede (Hand. 10:9-16). Blijkbaar was de reden voor het onderscheid voordat de Mozaïsche wet werd gegeven, datgene wat geschikt was om in de aanbidding voor Jehovah te worden geofferd. Het schijnt dat Abel de gepastheid van dierlijke offers kende. De dieren die hij, naar wordt bericht, voor dat doel gebruikte, bleken „reine” dieren te zijn. Dat Noach dit onderscheid in gedachten had met betrekking tot het offeren en niet met het eten, wordt getoond door zijn handelwijze zodra hij na de Vloed de ark verliet: „En Noach bouwde een altaar voor den HERE, en hij nam van al het reine vee en van al het reine gevogelte en bracht brandoffers op het altaar.” — Gen. 8:20, NBG.
● Hoe kunnen wij Lukas 22:44 verklaren betreffende Jezus’ zweet dat gelijk bloed werd? — L.G., Frankrijk.
Jezus onderging in de hof van Gethsemane een grote emotionele spanning en het was gedurende een in hevige angst geuit gebed dat deze ongewone gebeurtenis plaats had. Lukas 22:44 zegt (NW): „In hevige angst gerakend, ging hij voort vuriger te bidden; en zijn zweet werd gelijk druppels bloed die op de grond vielen.” Er staat niet dat zijn zweet letterlijk bloed werd, doch alleen „gelijk druppels bloed”. Onder het opschrift „Gethsemane — Watching and Praying”, zegt The Watchtower van 15 februari 1901: „Lukas, die een geneesheer was, zegt dat hij [Christus] ’in hevige angst’, in een strijd, in een worsteling was, daar de taal die in het Grieks wordt gebruikt een worsteling inhoudt van toenemende kracht en hevigheid, zodat ’zijn zweet als het ware grote druppels bloed werden;’ en dit bloedige zweet is tegenwoordige geneesheren niet onbekend, alhoewel het zelden voorkomt. Het kenmerkt een uiterste gevoelsspanning — leed nabij de dood.”
Er is over de vraag wat dit wel geweest kan zijn door de moderne wetenschap meer licht geworpen, welke wetenschap, verre van de Bijbel op dit punt tegen te spreken, aantoont, dat zijn zweet „gelijk druppels bloed” kon zijn geworden. De uitgave van Science News Letter van 30 augustus 1952 berichtte bijvoorbeeld: „Sommige mensen schijnen werkelijk ’bloed te zweten’. De rode kleur in hun zweet komt van een pigment dat door hun uitscheidingsklieren wordt geproduceerd. Deze huidklieren scheiden normaal onmerkbare hoeveelheden melkachtige witte vloeistof af, maar soms scheiden ze een pigment, of een kleur, in de normaal kleurloze vloeistof af. Wanneer de transpiratie droogt, blijft het pigment over en trekt de aandacht. . . . Rood of een andere kleur zweten staat bekend als chromidrosis. Sommige gevallen worden klaarblijkelijk veroorzaakt door chemicaliën of verdovende middelen die in het lichaam worden opgenomen. Het is reeds honderden jaren lang bekend dat arbeiders in kopermijnen groen zweet kunnen hebben, en dat patiënten, nadat ze zekere medicijnen hebben ingenomen, rood zweet kunnen vertonen. In deze gevallen echter is het zweet over het gehele lichaam gekleurd, en reeds lange tijd is duidelijk dat de kleur een externe oorzaak heeft. Het soort van chromidrosis dat tot nu toe onverklaarbaar is gebleven, is de chromidrosis die tot kleine plekjes op de huid is beperkt. Ze komt gewoonlijk voor in de oksels, maar kan overal op de huid voorkomen. Ze wordt alleen bij volwassenen gezien, vaak als gevolg van emoties. Het zweet kan groen, blauw, zwart, geel, bruin of bloedrood zijn. Het laatste geval werd soms door leken letterlijk als ’bloed zweten’ beschouwd.”
Of dit de specifieke verklaring is van hetgeen in Jezus’ geval geschiedde, kunnen wij natuurlijk niet te weten komen. Maar er wordt een definitief wetenschappelijk bewijs door aangevoerd dat het mogelijk is dat zweet „gelijk druppels bloed” is. En het bovenaangehaalde wetenschappelijke nieuwsartikel toont aan dat deze ongewone gebeurtenis „vaak als gevolg van emoties” voorkomt. Er was gedurende Jezus’ in hevige angst geuite gebed in Gethsemane stellig genoeg emotionele onrust aanwezig om een reactie te veroorzaken waarbij zweet „gelijk druppels bloed” werd.
● Openbaring 22:13 (NW) spreekt van de „Alpha en de Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde”. In Openbaring 1:17 (NW) wordt over Christus Jezus gesproken als „de Eerste en de Laatste”. Verwijst Openbaring 22:13 ook niet naar Christus? Uit het verband schijnt dit, doch de Wachttoren-publicaties zeggen dat Jehovah de „Alpha en de Omega” is. Waarom? — J.J., New Jersey.
Alpha is de eerste letter van het Griekse alfabet, en omega de laatste; de een is het begin van het Griekse alfabet en de andere het einde. De uitdrukkingen „de Alpha en de Omega” en „de eerste en de laatste” en „het begin en het einde” zijn dus parallelle uitdrukkingen en betekenen hetzelfde. Zij nemen betrekking op Jehovah God. Jesaja 44:6 (NBG) luidt: „Zo zegt de HERE [Jehovah], de Koning en Verlosser van Israël, de HERE der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God.” Openbaring 1:8 (NW) neemt deze gedachte van Jesaja op en voegt er de gedachte aan toe dat hij komt: „’Ik ben de Alpha en de Omega,’ zegt Jehovah God, ’Hij die is en die was en die komt, de Almachtige.’”
Dus enkel en alleen omdat de tekst die aan Openbaring 22:13 voorafgaat, over die „Alpha en Omega” spreekt en zegt dat hij komt, betekent niet noodzakelijkerwijs dat die tekst naar Christus Jezus verwijst, wiens tweede komst vaak wordt genoemd. Openbaring 1:8 toont dat Jehovah komt, en Openbaring 22:12 kan ook hierop betrekking hebben. Hij komt door middel van een vertegenwoordiger, door Christus Jezus. Openbaring 4:8 spreekt er over dat Jehovah komt, en Openbaring 21 toont zijn tegenwoordigheid onder de mensheid. „Zie! de tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volk zijn. En God zelf zal bij hen zijn. . . . Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde. Iedereen die dorst heeft, zal ik uit de fontein van het water des levens geven om niet. Een ieder die overwint, zal deze dingen beërven, en ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn” (vers 3, 6, 7). Dit verwijst zeker naar Jehovah God, want hij is de God van de gezalfde lichaamsleden van Christus en zij zijn zijn geestelijke zonen. Zij zijn de broeders van Christus, niet zijn zonen, dus spreekt de tekst over Jehovah, en noemt hem „de Alpha en de Omega”. Als dus de Alpha en Omega in het daarop volgende hoofdstuk weer worden genoemd, waarom moet de uitdrukking dan plotseling op Christus Jezus van toepassing zijn in plaats van op Jehovah God? De uitdrukking wordt niet op Christus van toepassing.
Sommigen beweren dat die uitdrukking in Openbaring 22:13 naar Christus Jezus verwijst omdat vers 16 toont dat Jezus spreekt. Maar dit betekent niet dat de spreker in de verzen die daaraan voorafgingen, ook Jezus moest zijn. Het gebruik van de halve aanhalingstekens in de New World Translation toont aan dat er tussen de verzen 15 en 16 van spreker wordt gewisseld. Wij moeten in gedachten houden dat de openbaring die God aan Christus gaf, door een van de engelen van Christus aan Johannes werd doorgegeven, en dat deze engel soms namens Jehovah God sprak en soms namens Christus Jezus; wij moeten dus op deze veranderingen letten en hen opmerken op grond van de inhoud en het verband. Het is waar dat, wanneer de engel in Openbaring 1:17 (NW) namens Christus spreekt, hij mededeelt: „Ik ben de Eerste en de Laatste.” Maar een onderzoek van het verband toont aan dat deze „Eerste en Laatste” definitieve begrenzingen had, slechts betrekking had op de zaak van de dood en opstanding van Christus Jezus, zoals vers 18 aantoont. Christus wat de eerste die werd opgewekt in de eerste opstanding, en de laatste die rechtstreeks door God werd opgewekt. Anderen die in die opstanding zullen delen, zullen door God door bemiddeling van Christus Jezus worden opgewekt (Joh. 6:40; 1 Kor. 6:14). Deze beperking blijkt eigenlijk ook uit de voetnoot bij „Eerste” in Openbaring 1:17 in de New World Translation, waar aangetoond wordt dat „Eerste” volgens een oud manuscript „Eerstgeborene” betekent. Christus was de eersteling van hen die in de dood slapen (1 Kor. 15:20). Wanneer „Eerste en Laatste” in Openbaring 2:8 weer betrekking neemt op Christus Jezus, merk dan op dat het weer met betrekking tot de dood en opstanding gebeurt. Maar wanneer de Bijbel zo over Jehovah spreekt, dan wordt de betekenis niet beperkt.
Wij moeten dus redelijk zijn. Wanneer wij een uitdrukking zien die in zijn onbeperkte betekenis verscheidene keren op Jehovah betrekking heeft, en wij komen die uitdrukking dan weer tegen, maar er staat niets specifieks bij dat aangeeft dat ze op Jehovah betrekking neemt, dan kunnen wij niet wispelturig worden en de betekenis op Christus Jezus van toepassing doen zijn; en in het bijzonder wanneer wij bemerken dat die uitdrukking ergens anders is gebruikt, niet in zijn onbeperkte betekenis, doch slechts met een definitieve beperking van de betekenis. Drieëenheidsaanhangers trachten deze uitdrukking met een hoofdletter te schrijven om aan te tonen dat het zonder onderscheid werd gebruikt voor zowel God als voor Christus, en trachten op deze wijze aan te tonen dat God en Christus dezelfde zijn. Maar logica en redelijkheid laten dit niet toe en evenmin laten vele andere teksten in de Bijbel dit toe.
-
-
MededelingenDe Wachttoren 1953 | 15 juni
-
-
Mededelingen
BEWAAR UW „WACHTTOREN”
Waarom zoudt gij ten einde een volledige bibliotheek en een goed referentiewerk te hebben van de vele belangrijke schriftuurplaatsen die gedurende het jaar in De Wachttoren zijn besproken, uw exemplaren van het tijdschrift De Wachttoren niet bewaren en opbergen nadat gij ze hebt gelezen? Gij zoudt dan een uitstekend Bijbel-studiehulpmiddel hebben, dat voorziet in een volledige en gemakkelijke index van alle onderwerpen en schriftuurplaatsen die dat jaar in De Wachttoren zijn verschenen en die in het nummer van 15 december staan vermeld. Dit zal een waardevolle bron van inlichtingen blijken te zijn, niet alleen om iets na te zoeken, maar ook uitstekend geschikt voor het beantwoorden van Bijbelse vragen.
IN DE VOORSPOED VAN GODS VOLK DELEN
De voorspoed die iemand in deze wereld kan hebben, is tijdelijk en bedrieglijk. Natuurrampen, ziekten, gewetenloze mensen, een ongeval of een vroegtijdige dood kunnen elke voorspoed te niet doen. Voorspoed die van blijvende waarde is, kan iemand slechts van de grote Levengever, Jehovah God, ontvangen. Hij is de oorsprong van voorspoed en hij kan iemand beschermen en welvaart schenken. In deze critieke tijd is geestelijke voorspoed van levensbelang, ten einde een verstandelijke keuze te kunnen bepalen. Wie geen geestelijke voorspoed bezit, kan de geslepen verleidingen van Satan niet weerstaan. Hoe wil iemand de vleselijke, menselijke impulsen overwinnen, zonder in het bezit van geestelijke voorspoed te zijn? In de maand juni kunt gij anderen helpen de weg van een duurzame voorspoed te leren kennen. Geeft uw vrienden kennissen en familieleden een gelegenheid de drie boeken „De waarheid zal u vrijmaken”, „Dit betekent eeuwig leven”, en het boek Kinderen tezamen met drie actuele brochures voor een bijdrage van slechts ƒ 5,– te ontvangen. Deze publicaties helpen iemand Gods voorspoedige weg te leren kennen. Psalm 106:4, 5, AS zegt hierover: „O bezoek mij met uw redding, opdat ik de voorspoed van uw uitverkorenen mag aanschouwen, opdat ik mij mag verheugen in de blijdschap van uw natie.” Zonder kennis en inzicht uit een betrouwbare bron te ontvangen, kan niemand de weg van voorspoed leren kennen. En de zo juist genoemde publicaties, die gebaseerd zijn op Gods Woord, zullen u helpen in de voorspoed van Gods volk te delen.
-