-
Waarom naar Jehovah opzien bij alles wat u onderneemt?De Wachttoren 1980 | 15 juni
-
-
is voor welke onderneming maar ook, dienen wij ernaar te streven ons te gedragen op een wijze die hij goedkeurt. Wij dienen onze zaken aan te pakken in overeenstemming met de geest van de geïnspireerde woorden: „Indien Jehovah wil, zullen wij leven en ook dit of dat doen.” — Jak. 4:15.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1980 | 15 juni
-
-
Vragen van lezers
● Wat was de „beloning” die de apostel Paulus genoot omdat hij het „goede nieuws” gewillig bekendmaakte?
De apostel verklaarde: „Indien ik dit gewillig doe, heb ik een beloning, maar doe ik het tegen mijn wil, mij is toch een beheer toevertrouwd” (1 Kor. 9:17). Een onderzoek van de context maakt duidelijk wat Paulus in gedachten had.
In geheel hoofdstuk negen van 1 Korinthiërs beklemtoonde de apostel dat hij geen misbruik had gemaakt van zijn recht zich van werelds werk te onthouden en „van het goede nieuws [te] leven” (9 vs. 14). Op grond van feiten uit het dagelijkse leven, de Mozaïsche wet en wat Jezus Christus zelf had ingesteld, maakte de apostel duidelijk dat iemand die het „goede nieuws” bevorderde, terecht materiële ondersteuning ontving.
Aangezien Paulus uit eigen vrije wil afstand deed van dit recht en verkoos zichzelf in materieel opzicht te onderhouden, bestond zijn beloning in de vreugde en voldoening die hem door het volgen van deze handelwijze ten deel vielen. Met een rein geweten kon hij op het onzelfzuchtige voorbeeld wijzen dat hij stelde door de geestelijke belangen van anderen te bevorderen. Niemand kon hem ervan beschuldigen dat hij het „goede nieuws” gebruikte om er materieel beter van te worden. Hij had geen misbruik gemaakt van de autoriteit die hij bezat vanwege het feit dat hem een heilige opdracht, een beheer, was toevertrouwd. Daarom kon hij zeggen: „Wat is mijn beloning dan? Dat ik, terwijl ik het goede nieuws bekendmaak, het goede nieuws kosteloos mag verschaffen, ten einde geen misbruik te maken van mijn autoriteit in het goede nieuws.” — 1 Kor. 9:18.
● Zijn er „vier ruiters van de Apocalypse”? Of zijn het er vijf?
De uitdrukking „de vier ruiters van de Apocalypse”, die populair is geworden doordat de Spaanse schrijver Vicente Blasco Ibáñez deze als titel van een Eerste-Wereldoorlogroman gebruikte, is ontleend aan de beschrijving in hoofdstuk zes van Openbaring of de Apocalypse.
De apostel Johannes ziet daar in een visioen ’een wit paard en degene die erop zat’, van wie wordt aangenomen dat hij Jezus Christus afbeeldt die als hemelse koning begint op te treden. Vervolgens komt er een ruiter op een „vuriggekleurd paard”, waardoor oorlog wordt afgebeeld zoals die in 1914 G.T. uitbrak. Een zwart paard met ruiter komt als derde te voorschijn en vertegenwoordigt enorme voedseltekorten. Het verslag vermeldt vervolgens: „En ik zag, en zie! een vaal paard; en die erop zat, droeg de naam Dood. En Hades volgde hem op de voet.” — Openb. 6:1-8.a
Maar hoe volgde Hades de Dood? Reed Hades op zijn eigen paard, waarvan geen beschrijving wordt gegeven? Of zat Hades achter de dood op het vale paard? Of zat Hades zelfs helemaal niet op een paard, maar volgde hij de andere ruiters niettemin? In werkelijkheid kan niemand van ons met zekerheid zeggen welke van deze mogelijkheden juist is, aangezien Johannes dat detail niet verschaft heeft. Uit het verslag kunnen wij derhalve alleen met zekerheid opmaken dat Johannes vier ruiters zag — de vier ruiters op het witte, rode, zwarte en vale paard. Het is niet nodig vast te houden aan een bepaalde zienswijze met betrekking tot de kwestie of Hades nu wel op een vijfde paard reed of niet.
Johannes’ beschrijving stelt ons echter wel in staat te onderscheiden wat hij belangrijker achtte dan slechts de wijze waarop Hades volgde. En dat is dat degenen die door een vroegtijdige dood worden getroffen — zoals door oorlog hongersnood en pestilentie — in Hades, ’s mensen gemeenschappelijke graf, terechtkomen. — Openb. 20:13.
● Dienen er door de gemeente stappen te worden ondernomen indien een gedoopte christen een transplantatie van een menselijk weefselgedeelte of orgaan, zoals een hoornvlies of een nier, aanvaardt?
Met betrekking tot de transplantatie van menselijk weefsel van het ene individu op het andere, dient elke getuige van Jehovah persoonlijk een
-