Inzicht in het nieuws
„Kerk aanvaardt in zonde leven”
Dat was de kop van een bericht in de Londense Daily Express over een dertig bladzijden tellende brochure, Foreword to Marriage (Voorwoord bij het huwelijk), uitgebracht door de Church of England. Met betrekking tot het onderwerp voorechtelijke seks zegt de brochure over veel pasgehuwden ten tijde van de huwelijksvoltrekking: „Er zal enige tijd volledig en vrijelijk geëxperimenteerd zijn. Anderen zullen al hebben samengeleefd, en dus is deze ervaring niets nieuws. Of toch?” Het kranteartikel geeft als commentaar: „Die laatste vraag is de enige suggestie in de dertig bladzijden tellende brochure dat seks vóór het huwelijk misschien geen ideaal begin is.” In een interview wees de auteur van de brochure erop dat de Kerk seksuele relaties vóór het huwelijk goedkeurt noch afkeurt, en hij voegde eraan toe: „Wat wij hopen is, dat er in de relaties vóór het huwelijk innige, blijvende banden worden gesmeed en het niet bij oppervlakkige relaties blijft.”
Hoe anders zijn Gods morele maatstaven! Zijn Woord verklaart onomwonden: „Ontvliedt de hoererij” (1 Korinthiërs 6:18). Geen wonder dat de morele maatstaven van de wereld in verval geraken wanneer religieuze leiders nalaten de mensen te vertellen wat Gods vereisten zijn. De bijbel verklaart in 1 Korinthiërs 6:9, 10 duidelijk dat zij die hoererij en overspel bedrijven „Gods koninkrijk niet zullen beërven”. Het is bemoedigend te weten dat Jehovah’s Getuigen geen compromis aangaan bij het onderwijzen van Gods morele maatstaven en hun best doen ernaar te leven.
’Vergeet die onheilswaarschuwingen’
Jezus zei dat de mensen in Noachs dagen in de Vloed omkwamen omdat zij ’geen acht sloegen’ op Gods waarschuwende boodschap. Jezus’ beroemde profetie over de gebeurtenissen die wij mogen verwachten bij zijn „tegenwoordigheid” en het besluit van Satans samenstel van dingen (te vinden in Matthéüs hoofdstuk 24) is een rake beschrijving van hetgeen wij elke dag in de wereld om ons heen zien. (Zie ook 2 Timótheüs 3:1-5.) Toch sluiten sommigen, ondanks deze benauwende toestanden, de ogen voor de betekenis van zulke gebeurtenissen.
Zo spreekt bijvoorbeeld G. Harry Stine in zijn onlangs verschenen boek The Hopeful Future (Hoopvolle toekomst) over een stralende toekomst waar men geen angst hoeft te hebben voor atoomoorlog, vervuiling en voedsel- of brandstoftekorten. Kennelijk beschouwt de heer Stine de scenario’s van de doemdenkers als uiterst onwaarschijnlijk. Vol vertrouwen houdt hij vast aan zo’n optimistische kijk omdat de mens eerdere crises heeft overleefd en op een of andere manier ook de huidige wel zal overleven.
De bijbel toont aan dat er een tijd komt waarin er geen oorlogen, vervuiling of voedsel- en brandstoftekorten zullen zijn. Maar dat zal niet bereikt worden door menselijke inspanning, want „het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten”. Jehovah echter kan en zal een vredige wereld tot stand brengen, waar het Paradijs nooit zal eindigen (Jeremia 10:23; Jesaja 65:17, 18). Eeuwig leven verwerven in dat Paradijs, betekent waar succes en geluk.
Worstelende wereldeconomie
Terwijl de economieën van de industriële landen worstelen om de klap van de economische malaise die de wereld sedert 1980 heeft getroffen te boven te komen, „is de economische situatie van veel ontwikkelingslanden verslechterd”, verklaart The World Development Report 1983 (Wereldontwikkelingsrapport 1983), uitgegeven voor de Wereldbank. „De recessie heeft langer geduurd dan werd verwacht en heeft de mondiale ontwikkeling drastischer afgeremd dan te eniger tijd sedert de Grote Crisis” van de jaren ’30, merkt A. W. Clausen, president van de Wereldbank, op. Het rapport schildert ook geen rooskleurig beeld voor de toekomst. Het concludeert: „De bevolking blijft onverbiddelijk toenemen, produktie en handel zijn achtergebleven, de werkloosheid is gestegen . . . en veel landen gaan gebukt onder grote schulden”, met het „gevaar dat voortduren van de recessie in ontwikkelingslanden het tempo van het economisch herstel in de industriële landen zal ondermijnen.”
De pogingen van de mens om de wereld te verbeteren, zijn wellicht oprecht, maar de psalmist geeft de wijze raad: „Stelt uw vertrouwen niet op edelen, noch op de zoon van de aardse mens, aan wie geen redding toebehoort.” Maar: „Gelukkig is hij . . . wiens hoop is op Jehovah, zijn God.” — Psalm 146:3, 5.