De eenheid van Gods gezin
„Zie! Hoe goed en hoe aangenaam is het wanneer broeders in eenheid te zamen wonen!” — Ps. 133:1, NW.
1. Waar treedt verdeeldheid duidelijk aan het licht?
WIJ leven in een verdeelde wereld. Haar verdeeldheid kan overal worden waargenomen. Ze treedt duidelijk aan het licht in de internationale verhoudingen, want de wereld is verdeeld in verschillende blokken, zoals het Oostelijke, het Westelijke en het Neutralistische blok van natiën. Zelfs binnen deze groepen van natiën en binnen elke afzonderlijke natie komen echter nog spanning en onenigheid voor. Er wordt ook verdeeldheid aangetroffen in elke provincie en gemeenschap. In talrijke gezinnen, de fundamentele cellen van de menselijke maatschappij, heersen deze zelfde spanning en verdeeldheid, en niet alleen de verhouding tussen de ouders onderling, maar ook die tussen ouders en kinderen lijdt eronder. Hoe waar zijn Jezus’ woorden: „De ene broer [zal] de andere ter dood overleveren, en een vader een kind, en de kinderen zullen tegen de ouders opstaan en hen ter dood laten brengen.” — Mark. 13:12, NW.
2. Waarom wordt deze tijd een tijd van verdeeldheid genoemd?
2 Onze tijd is als nooit tevoren onbetwistbaar een tijd van verdeeldheid, waarin de vrede ver te zoeken is. De vrede is van de aarde weggenomen, zoals in het laatste boek van de bijbel, de Openbaring, werd voorzegd: „Er kwam een ander te voorschijn, een vuriggekleurd paard; en hem die erop zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, zodat zij elkaar zouden afslachten; en hem werd een groot zwaard gegeven” (Openb. 6:4, NW). Als een vervulling hiervan werden de eerste en de tweede Wereldoorlog, de grootste oorlogen in de menselijke geschiedenis, in onze tijd gevoerd. Alsof dit nog niet genoeg was, bewapenen de natiën zich koortsachtig voor een derde wereldoorlog.
3. (a) Heeft de wereldse religie een band van eenheid kunnen verschaffen? (b) Wat hebben de geestelijken moeten toegeven?
3 Dit afschuwelijke beeld van verdeeldheid in de gehele wereld moet stellig iedere wellicht door eerlijke mensen gekoesterde illusie dat de vele religiën en kerken een verenigende band zouden vormen die sterk genoeg is om alle volken in eenheid bijeen te brengen en te houden, de bodem inslaan. Ook de zogenaamd christelijke kerken zijn er beslist niet in geslaagd deze eenheid tot stand te brengen. Zelfs de door velen verwelkomde oecumenische krachtsinspanningen, die ten doel hebben de vele uiteenlopende religieuze denominaties dichter bij elkaar te brengen, zijn wat het brengen van eenheid en vrede betreft, tot falen gedoemd. Toen de vergadering van de Wereldraad van Kerken, die in 1948 in Amsterdam werd gehouden, ten einde liep, publiceerde de plenaire vergadering een verklaring waarin onomwonden werd toegegeven hoe verdeeld de kerken onderling zijn. De verklaring luidde onder andere: „Wij zijn niet alleen van elkaar gescheiden op het gebied der leer, organisatie en traditionele gewoonten, maar ook ten gevolge van onze zondige trots: nationale trots, klassentrots, raciale trots. Daarom kunnen wij de eenheid van de kerken niet zelf tot stand brengen” (National-Zeitung, Bazel, No. 425 van 14 september 1948). Hierin geven de kerken dus zelf toe dat ze verdeeld zijn. De zogenaamd christelijke kerken zijn er inderdaad niet alleen in te kort geschoten voor de volken een verenigende band te vormen, maar door aan de politiek en aan oorlogen deel te nemen, hebben ze er in werkelijkheid blijk van gegeven een verdeeldheid veroorzakende kracht te zijn. Is dit verenigbaar met de ware gemeente van God? Neen. De apostel Paulus stelde de vraag: „Bestaat de Christus dan verdeeld?” (1 Kor. 1:13, NW). Het is beslist niet moeilijk in te zien dat al deze wereldse kerken niet de ware gemeente van God vormen. In een kerkblad werd toegegeven: „De vorst van deze wereld [Satan] is erin geslaagd de kerk in een vrijwillige slavernij te brengen.” — Johannes und Markus-Gemeindeblatt, Bern, Zwitserland, van 4 juli 1959.
4. Welk bewijs hebben wij dat ware christelijke eenheid mogelijk is?
4 Bij iemand die de wereldsituatie bekijkt, zou de neiging kunnen opkomen te vragen: Is ware christelijke eenheid slechts een ideaal, dat toch nooit bereikt kan worden in onze wereld, die op politiek en ideologisch gebied zo verdeeld is, waarin de maatschappelijke contrasten zo scherp zijn en waarin eeuwenoude schisma’s en onenigheden op religieus gebied bestaan? Voor vele waarnemers lijkt dit misschien zo. Ware christelijke eenheid is echter niet slechts een ideaal, een droom, doch een werkelijkheid. Ze wordt inderdaad niet in deze wereld en in haar wereldse religiën en kerken aangetroffen, maar ze bevindt zich uitsluitend binnen de groep van mensen die, alhoewel zij in deze wereld zijn, er geen deel van uitmaken. Deze groep staat bekend als de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen. Zij vormen een oase van vrede en eenheid te midden van de woestijnachtige toestand van deze verdeelde wereld. Op welke wijze is dit mogelijk geworden? Waardoor is deze eenheid teweeggebracht?
DE GEESTELIJKE GRONDSLAG VAN CHRISTELIJKE EENHEID
5. Waarop is christelijke eenheid gebaseerd?
5 De eenheid die onder ware christenen kenbaar is, kan niet aan een mens worden toegeschreven. Evenals de bevrijding van het oude volk Israël uit de Egyptische slavernij niet aan een mens kon worden toegeschreven, is de bevrijding van de christelijke getuige van God uit de wereld, die symbolisch met Egypte wordt vergeleken, niet het gevolg van de krachtsinspanningen van onvolmaakte mensen (Openb. 11:8, NW). De grondslag voor deze bevrijding werd door Jehovah God gelegd, want hij heeft zijn Zoon Jezus Christus in deze wereld gezonden opdat hij de waarheid zou prediken en een offerandelijke dood zou sterven, opgewekt en verheerlijkt zou worden en Gods geest op zijn volgelingen zou uitstorten. Hierdoor werd de deur tot het vormen van de christelijke gemeente en christelijke eenheid geopend. — Joh. 18:37; Matth. 20:28; Joh. 10:7, NW.
6. Over welke eenheid sprak Jezus?
6 Er moest onder de leden van de ware gemeente van God een werkelijke eenheid bestaan. Dit blijkt duidelijk uit het gebed dat Jezus kort vóór zijn dood tot zijn hemelse Vader opzond: „Niet alleen betreffende hen doe ik een verzoek, maar ook betreffende hen die door hun woord geloof in mij stellen, opdat zij allen één mogen zijn, evenals gij, Vader, in eendracht met mij zijt en ik in eendracht met u ben, dat ook zij in eendracht met ons mogen zijn, opdat de wereld moge geloven dat gij mij hebt uitgezonden. Ook heb ik hun de heerlijkheid gegeven die gij mij hebt gegeven, opdat zij één mogen zijn evenals wij één zijn. Ik in eendracht met hen en gij in eendracht met mij, dat zij volmaakt één mogen zijn.” — Joh. 17:20-23, NW.
7. Hoe is het kennen van de waarheid van invloed op eenheid, en waardoor worden sommigen verhinderd tot eenheid te geraken?
7 Wij kunnen op zijn allerminst uit dit gebed leren dat de ware volgelingen van Christus een eenheid dienen te bereiken die vergeleken kan worden met de eenheid welke tussen Jehovah en zijn Zoon Jezus Christus bestaat. Het lijdt geen twijfel dat dit Gods wil is voor al zijn schepselen aan wie eeuwig leven is beloofd, en deze volmaakte eenheid tussen God en zijn eniggeboren Zoon vormt voor hen de hoge maatstaf van eenheid. Eenheid is alleen mogelijk wanneer er overeenstemming in gedachten en in daden bestaat. Het op juiste wijze begrepen Woord van God, de bijbel, vormt de solide grondslag waarop een dergelijke eenheid gebouwd kan worden. Door déze waarheid worden de mensen vrijgemaakt en verenigd. „Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8:31, 32, NW). De discipelen van Jezus waren het met zijn leer en handelwijze eens. Zij werden één met hem. Dit bracht een verandering in hun leven teweeg en zij gingen hun Meester volgen. De Farizeeën waren het daarentegen niet eens met Jezus’ leer en daden. Zij werden door hun trots en de verkeerde uitleg van de Schrift verhinderd in eendracht met hem te geraken. Dit is ook in deze tijd het geval.
8. Op welke wijze helpt de geest van God een oprechte christen?
8 Eerlijke en waarheidlievende mensen kunnen de geopenbaarde waarheid van Gods Woord echter alleen vatten wanneer Gods heilige geest hen tot en in deze waarheid leidt. Deze heilige geest brengt in dergelijke personen dan de wonderbaarlijke vruchten van de geest voort en zuivert hen van de werken van het vlees, welke vleselijke werken een verdeeldheid brengende uitwerking op alle menselijke betrekkingen hebben. Tot deze in Galáten 5:19-21 (NW) genoemde werken behoren vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten en uitingen van afgunst, allemaal dingen die verwijdering scheppen en een zekere mate van verdeeldheid teweegbrengen. Zulke negatieve kenmerken worden echter door de invloed van Gods geest verwijderd. Dit gebeurt niet zo maar ineens, maar het is een proces, net als de groei van vruchten, die tijd nodig hebben om zich te ontwikkelen en te rijpen. Mensen die met Gods geest of werkzame kracht zijn vervuld, worden beminnelijk, vriendelijk, vreedzaam, geduldig, goed, zachtaardig en verdraagzaam ten opzichte van elkaar (Gal. 5:22, 23, NW). Gods geest vormt derhalve een essentiële en krachtige factor om tot werkelijke christelijke eenheid te geraken. Zonder Gods Woord en geest is christelijke eenheid ondenkbaar.
DE NOODZAKELIJKHEID VAN ORDE
9. Welke feiten worden door Jehovah’s volk, als een wereldomvattend gezin van christenen, erkend?
9 Eenheid staat echter ook nauw in verband met orde, net zoals verdeeldheid in verband staat met wanorde. In een gezin waar geen eenheid heerst, is ook geen sprake van een harmonieus, ordelijk gezinsleven. Naar alle waarschijnlijkheid zullen zowel vader, moeder als de kinderen hun eigen weg gaan. De gezinsorde is in zo’n geval verstoord. Het christelijke lichaam van Jehovah’s getuigen kan met een wereldomvattend gezin worden vergeleken. Aangezien er een onderling verband bestaat tussen eenheid en orde, dient elk lid van dit grote gezin de orde die er in dit ’huisgezin des geloofs’ heerst, te erkennen en te respecteren. God is een God van orde. „Want God is geen God van wanorde, maar van vrede” (1 Kor. 14:33, NW). Hij is zelf het middelpunt en het hoofd van deze wonderbaarlijke orde of regeling. Daarom buigen alle leden van zijn grote gezin zich, uit liefde voor God, voor Hem neer. Zij erkennen allen dat Jehovah zijn Zoon Jezus Christus tot erfgenaam van alle dingen heeft gemaakt en hem alle autoriteit in hemel en op aarde heeft overgedragen (Matth. 28:18; Hebr. 1:2, NW). Als gevolg hiervan neemt Jezus Christus in deze goddelijke regeling der dingen de tweede plaats in en dient hij door alle leden van Gods gezin erkend te worden. Een ieder die de Zoon niet erkent, zal niet in Gods gezin worden erkend en hoort er niet thuis. „Hij die geloof oefent in de Zoon, heeft eeuwig leven; hij die de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de gramschap Gods blijft op hem.” — Joh. 3:36, NW.
10. Welke gedachte koesteren sommigen over de ware kerk, maar op welke wijze wordt in de Schrift aangetoond dat dit niet waar is?
10 De orde die in Gods gezin bestaat, komt ook zichtbaar hier op aarde tot uiting. Orde staat in verband met organisatie. Vele mensen zijn van mening dat de ware kerk niet identiek is met een georganiseerd lichaam van mensen maar veeleer is samengesteld uit vele afzonderlijke personen die in alle denominaties van de zogenaamd christelijke religie verspreid voorkomen. Dit vormt voor hen de enige logische verklaring, omdat zij de verwarring en tegenstrijdige verscheidenheid van de vele kerken in gedachten hebben. Deze gedachte of overtuiging is echter niet schriftuurlijk. Er bevinden zich in al deze verschillende tot het Babylon de Grote behorende kerken ongetwijfeld vele oprechte mensen. De bijbel toont echter aan dat zij uit dit Babylon, het wereldrijk van valse religie, worden geroepen en dat zij eruit te voorschijn moeten komen indien zij door God aanvaard willen worden. De apostel Paulus zegt: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht met duisternis gemeen? Welke overeenstemming bestaat er voorts tussen Christus en Belial? Of welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? . . . ’Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af’, zegt Jehovah, ’en raakt het onreine niet langer aan’, ’en ik zal u aannemen.’ ’En ik zal u tot een vader zijn en gij zult mij tot zonen en dochters zijn’, zegt Jehovah, de Almachtige” (2 Kor. 6:14-18, NW). Ook Johannes schreef: „Babylon de grote is gevallen, . . . Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en . . . geen deel van haar plagen wilt ontvangen.” — Openb. 18:2, 4, NW.
11. Op welke wijze gaven de vroege christenen er blijk van dat zij erkenden dat er slechts één waar geloof was?
11 Indien de ware gemeente van God uit personen zou bestaan die over alle kerkgenootschappen van de christenheid verspreid zouden zijn, waar zou de eenheid in gedachten en handelwijze dan blijven? Waar zou dan de eenheid zijn die in de vroege kerk zo duidelijk waarneembaar was en die zo nadrukkelijk in hoofdstuk vier van de brief aan de Efeziërs werd beschreven: „Eén lichaam is er en één geest, zoals gij ook werdt geroepen in de ene hoop waartoe gij werdt geroepen; één Heer, één geloof, één doop; één God en Vader van allen, die boven allen en door allen en in allen is”? (4 De verzen 4-6, NW). Ten einde deze eenheid te bereiken, verlieten alle vroege christenen hun religie en werden zij in de christelijke gemeente verenigd. De joodse discipelen van Jezus zeiden het judaïsme met zijn sekten vaarwel, de Griekse discipelen keerden de filosofische stelsels van hun tijd en de afgodenaanbidding de rug toe en de Romeinse christenen deden dit insgelijks. Of zij nu hecht of slechts oppervlakkig met die stelsels waren verbonden, zij verlieten ze, kwamen uit die Babylonische valse religie te voorschijn en sloten zich aan bij het ene, zichtbare lichaam van de christelijke gemeente.
12. Welke ordelijke regeling bestond er in de vroege gemeenten?
12 Dit zichtbare lichaam van mensen was ordelijk of georganiseerd. Er was een besturend of leidinggevend deel, dat was samengesteld uit de apostelen en andere rijpe mannen. De plaatselijke gemeenten hadden hun opzieners en dienaren in de bediening (1 Tim. 3:1-9, NW). In alle gemeenten was het onderwijs en onderricht op hetzelfde gebaseerd, namelijk op het geïnspireerde Woord van God. De gemeenten werden ertoe aangespoord niet alleen het besturende lichaam, maar ook de plaatselijke opzieners te erkennen. Een van de meest verantwoordelijke broeders, de apostel Paulus, schreef hun: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou u schadelijk zijn” (Hebr. 13:17, NW). Doordat de gemeenten de broeders die met de leiding over het werk waren belast — zowel plaatselijk als in het algemeen — erkenden, bleef de eenheid bewaard. Deze erkenning was noodzakelijk, zelfs ondanks het feit dat al deze opzieners en verantwoordelijke broeders onvolmaakte mensen waren die onvermijdelijk fouten maakten. Deze opzieners hadden Gods geest.
13. Welke raad gaf Paulus met betrekking tot eenheid?
13 De opzieners genoten niet de vrijheid in hun prediking en onderwijs alles tot de gemeenten te zeggen wat zij maar wilden of slechts enkele gedeelten van het Woord van God te aanvaarden. Hetzelfde gold voor alle gemeenteleden, die de opdracht ontvingen te prediken. Het stond hun niet vrij zo maar alles te prediken. Zij werden allen geroepen om de waarheid te prediken. Het spreekt daarom vanzelf dat zij allen dezelfde boodschap moesten prediken, of zij nu in Jeruzalem, in Rome of in Korinthe waren. „Nu vermaan ik u, broeders, . . . dat gij allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder u is, maar dat gij nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang” (1 Kor. 1:10, NW). Er was geen plaats voor tegenstrijdige stromingen, zoals men deze thans ziet, zodat er in één en dezelfde kerk een „positieve” groep is en ook een „vrijzinnige” groep, die nog niet eens de offerandelijke dood van Jezus en zijn opstanding erkent. De apostel Paulus schreef aan een opziener, Titus, dat hij blijk diende te geven van ’onbedorvenheid in zijn onderwijs’ en dat hij een „gezonde spraak, die niet veroordeeld kan worden”, moest gebruiken (Tit. 2:7, 8, NW). Dit werd stellig niet alleen ten behoeve van Titus en zijn gemeente geschreven, maar voor alle christelijke opzieners van alle tijden.
14. Hoe diende er tegen personen die sekten bevorderden te worden opgetreden?
14 Opdat de eenheid bewaard mocht blijven en zou worden vermeden dat er sekten en afscheidingen zouden ontstaan, schreef de apostel Paulus, een lid van het besturende lichaam van die vroege periode, in zijn brief aan de Thessalonicenzen: „Maar is iemand niet gehoorzaam aan ons woord door middel van deze brief, houdt hem getekend, gaat niet meer met hem om, opdat hij beschaamd moge worden” (2 Thess. 3:14, NW). Zo iemand, die de geïnspireerde leer van de apostel niet wilde aanvaarden, vormde in de gemeente geen veilig gezelschap. Hij mocht niet op het podium komen om zijn eigen ideeën, die indruisten tegen datgene wat de apostel had geschreven en gesproken, kenbaar te maken. Neen, zo iemand moest genegeerd worden, zodat hij de onredelijkheid van zijn houding zou inzien en uiteindelijk door het vermanen geholpen zou worden weer gehoorzaam te handelen. Door aldus op te treden, bewaarde de gemeente de eenheid in haar gelederen en in haar verhouding tot de andere gemeenten en de leidinggevende broeders.
15. Welke basis voor eenheid genieten degenen die de Babylonische religie verlaten?
15 In de herstelde christelijke gemeenten van Jehovah’s getuigen treffen wij thans dezelfde orde en dezelfde beginselen aan. In de vlak achter ons liggende decennia hebben honderdduizenden mensen van goede wil hun kerken van Babylonische religie, waarin zij bijna allen door hun geboorte waren terechtgekomen, verlaten. Zij hebben de heilzame boodschap van Gods koninkrijk aanvaard, zich aan Jehovah opgedragen en zich bij de georganiseerde gemeenten van Jehovah’s getuigen aangesloten. Ongeacht of zij vroeger nu katholiek, protestants, joods, boeddhistisch, islamitisch, aanhangers van een ander geloof of zelfs atheïsten zijn geweest, zij komen nu allen, onder de gemeenschappelijke noemer van de bijbelse waarheid, in het grote gezin van God onder Gods koninkrijk bijeen. Zij hebben een eenheid gevonden die zij voordien niet kenden.
GEEN DICTATUUR
16. Wat is een dictatuur, en welke vragen zijn erover gesteld?
16 Sommige mensen die de wereldomvattende hechte eenheid van Gods volk waarnemen, hebben zich afgevraagd of Jehovah’s getuigen onder een dictatuur leven, aangezien allen aan bepaalde beginselen zijn onderworpen. Onder „dictatuur” verstaat men thans gewoonlijk de regeringsvorm die zich het absolute gezag toeëigent en met geweld en dwang heerst. Er leven thans miljoenen mensen onder een dergelijke dictatuur en de kerken verlenen deze regeringsstelsels gewoonlijk hun steun. Hoevelen die onder een dictatuur leven, zijn echter ingenomen met een dergelijke regering en zijn er tevreden mee? Hoevelen hebben onrechtvaardig onder een dictatuur te lijden? Hoevelen verlangen ervan bevrijd te worden? De meeste mensen die onder een dergelijke regeringsvorm leven, hebben niet naar deze levenswijze verlangd. Ze werd hun opgelegd. Zij hebben echter geen andere keus dan ze te aanvaarden.
17. Welke tegenstelling bestaat er tussen Gods heerschappij en een dictatuur?
17 Gods koninkrijk is echter geen dictatuur en de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen is dit evenmin. De dictator regeert door dwang; Jehovah God doet een beroep op de vrije en goede wil van eerlijke mensen. God dwingt niemand ertoe hem te dienen. „Kiest . . . heden, wien gij dienen zult” (Joz. 24:15). Dit is altijd Jehovah’s beginsel geweest, en het is ook thans van toepassing. Niemand wordt ertoe gedwongen de theocratische organisatie die thans in Gods gezin werkzaam is, te accepteren. Het is een kwestie van vrije keus. Jehovah wint zijn onderdanen door hun liefde te betonen en hij verwacht van zijn onderdanen dat zij hem onvoorwaardelijk zullen liefhebben (Matth. 22:37, 38, NW). Gods heerschappij is van hoog tot laag op liefde gebaseerd. Dit kan van geen enkele dictatuur worden gezegd. Gods heerschappij is verder op volmaakte gerechtigheid, wijsheid en macht gebaseerd. Dit kan eveneens van geen enkele dictatoriale regering worden gezegd. Aangezien Jehovah de Schepper van alle dingen is, heeft hij absoluut en onbetwistbaar recht op de volmaakte gehoorzaamheid en toewijding van al zijn schepselen. Geen enkele dictatuur kan op dergelijke rechten aanspraak maken.
18, 19. (a) Wat verlangt God van ons? (b) Welk standpunt dienen wij als een deel van Gods gezin in te nemen?
18 De liefde die een christen voor God en voor Zijn koninkrijk onder Christus koestert, komt tot uiting in zijn gehoorzaamheid aan Gods geboden: „Want dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden” (1 Joh. 5:3, NW). Onze gehoorzaamheid aan God wordt ons niet afgedwongen, maar wordt op een vrijwillige en vreugdevolle basis betoond. Ze vormt geen last waaronder wij zuchten en gebukt gaan. De Koning van Gods koninkrijk heeft gezegd: „Mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (Matth. 11:30, NW). Het schenkt geluk Gods wil te doen, zoals dit als volgt door de psalmist onder woorden werd gebracht: „Gelukkig is de man die Jehovah vreest, in wiens geboden hij zeer veel behagen heeft geschept.” — Ps. 112:1, NW.
19 Er bestaat derhalve een oneindig groot verschil tussen een dictatuur en Jehovah’s organisatie. Talloze mensen zouden de dictatoriale heerschappijen ontvluchten als zij hier de kans toe hadden. Aan de andere kant zien wij dat er ieder jaar opnieuw tienduizenden eerlijke mensen naar Gods koninkrijk vluchten, omdat zij daar de belofte hebben van eeuwig leven en geluk. Zij worden in de eenheid van Gods gezin opgenomen. „Zie! Hoe goed en hoe aangenaam is het wanneer broeders in eenheid te zamen wonen!” — Ps. 133:1, NW.
[Illustratie op blz. 454]
’Ik doe een verzoek, opdat zij één mogen zijn evenals wij één zijn.’
[Illustratie op blz. 456]
De apostel Paulus schreef: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen.”