Wat is ervoor nodig om God te behagen?
Wat vraagt God van u? Hoe kunt u hier zeker van zijn?
VELE mensen leiden wat een „goed” leven genoemd zou kunnen worden. Zij stelen niet, bedrijven geen immoraliteit, doden niet en geven zich niet over aan enig ander onmaatschappelijk gedrag. Zij zien dat religie iets noodzakelijks is en bezoeken de kerk van hun keus.
Men gelooft algemeen, dat God van de mensen verlangt dat zij een dergelijk leven leiden. Deze mening is zo wijdverbreid, dat men de volgende toepasselijke vraag zou kunnen stellen: Is dit werkelijk hetgeen ervoor nodig is om God te behagen?
U zou hier vlug op kunnen antwoorden met Ja. U zou echter beter een andere, belangrijker vraag kunnen stellen, en wel: Weet u werkelijk wat ervoor nodig is om God te behagen?
U dient ervoor op te passen in deze zaak niet een ander voor u te laten denken. Het is úw verantwoordelijkheid. Het is bijzonder gevaarlijk deze vraag door een ander, ja, zelfs door een geestelijke, te laten beantwoorden. Waarom? Omdat velen thans beseffen en erkennen dat zelfs de kerken hun lidmaten niet toerusten om een juist begrip van Gods voornemens en vereisten te krijgen. Zo verklaarde het tijdschrift Look van 24 september 1963 over de Amerikaanse kerken: „Ook zij hebben niet in moreel leiderschap voorzien, en daar hun verantwoordelijkheid het grootst is, is hun falen het ergst. D. Miller van de Harvard Divinity School verklaart: ’De kerk heeft eenvoudig geen snijkant. Ze heeft de cultuur van onze tijd aanvaard en geabsorbeerd. Het is ijzingwekkend, dat men de kerk niet laat functioneren om de werkelijkheid van menselijke schepselen te dienen, maar om instellingen in stand te houden.’ De aan de Yale-universiteit verbonden geestelijke, de heer Coffin, beaamt dit met de volgende woorden: ’Wij, kerkmensen, bezitten de gave wijn in water te veranderen — religie te verwateren.’”
Dergelijke bekentenissen wijzen erop dat u het niet als iets vanzelfsprekends kunt beschouwen dat u weet wat God behaagt, enkel en alleen omdat u regelmatig een kerk hebt bezocht.
DE BRON VAN ANTWOORDEN
Hoe kunt u bepalen wat God van u verlangt wilt u hem behagen? Waartoe kunt u zich voor uw antwoorden wenden? Hoe kunt u er zeker van zijn dat u doet wat God van u verlangt?
Gods eigen geschreven Woord geeft de raad: „Vertrouw met geheel uw hart op Jehovah en steun op uw eigen inzicht niet” (Spr. 3:5, NW). Ja, God wil dat de mens op hem vertrouwt. Daar dit het geval is, is het alleen maar redelijk te concluderen dat hij de een of andere voorziening voor de mens moet hebben getroffen waardoor deze hem kan vinden en hij erachter kan komen wat er van hem wordt verlangd, zodat de mens niet in het duister behoeft rond te tasten. Indien een kind zijn vader zou vragen: ’Papa, wat wilt u graag dat ik doe?’ zou u het dan logisch vinden wanneer de vader het kind zonder antwoord te geven, opzij zou duwen en hem niets zou vertellen betreffende hetgeen hij van hem verlangt? Neen, de liefdevolle vader zou het kind nauwkeurig verklaren wat er van hem wordt verlangd. Indien het kind deze instructies zou negeren, zou hij worden gestraft. Zou hij ze opvolgen, dan zou hij met een vriendelijk woord, een van genegenheid getuigende omarming of soms zelfs met het een of andere stoffelijke geschenk beloond kunnen worden.
In welke hulp heeft God nu voorzien? Een godvrezend man heeft ons in vroeger tijden in de volgende bewoordingen getoond waartoe men zich voor zulk een hulp en leiding moet wenden: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk.” Door zijn geest heeft God mensen geïnspireerd zijn voornemens en vereisten op te tekenen, zodat allen die God wensen te behagen over hem kunnen vernemen en zeker kunnen weten wat hij verlangt. — 2 Tim. 3:16, 17, NW.
HOE GEBRUIKT?
Welke rol speelt Gods Woord, de bijbel, in uw leven? Het is goed de bijbel te bezitten, maar hoe u deze gebruikt is een tweede. Het is alsof men een bron vol verfrissend, levenonderhoudend water heeft. Wilt u voordeel trekken van deze bron, dan moet u haar inhoud naar boven halen. Met de bijbel is het precies zo. Wanneer u in het bezit bent van een bijbel, betekent dit nog niet dat hij verfrissend en nuttig voor u zal zijn. U moet zich, net als met een bron, tot de bijbel wenden en er het verfrissende en levenonderhoudende water dat deze bevat, uit putten.
Er is inspanning en regelmaat voor nodig om de waarheden die in de bijbel staan, te verkrijgen. Dit is ook het geval met water uit een bron. Dat water zal niet automatisch uit de bron in uw glas springen. Bovendien moet u dat water geregeld, elke dag, drinken, daar één keer niet voldoende is. Evenzo dient u een studie van Gods Woord energiek ter hand te nemen en hierbij regelmaat te betrachten.
Word niet ontmoedigd door het feit, dat op het ogenblik de meeste mensen, met inbegrip van kerkgangers, niet geregeld de bijbel onderzoeken. Willen wij God behagen, dan moeten wij deze wateren der waarheid tot ons nemen. Wenden wij ons af van hetgeen God heeft te zeggen, dan zal dit hem onaangenaam zijn. Spreuken 28:9 verklaart: „Wie zijn oor afwendt van het horen der wet, diens gebed zelfs is een gruwel.” Iemand die zich van de in Gods Woord vervatte instructies afwendt, doet God, zelfs indien de betrokkene bidt, walgen! Het is alsof een kind niet naar zijn vaders raad wil luisteren, maar toch steeds gunsten van hem verwacht.
Als u zou weten waar een schat lag begraven die u zo maar voor het grijpen zou hebben, zou u er dan niet ijverig naar zoeken? De bijbel is een voorraadschuur van geestelijke schatten. Hij zal zijn lezers toerusten om God te leren kennen. Spreuken 2:1-5 zegt: „Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden bij u bewaart, zodat uw oor de wijsheid opmerkt en gij uw hart neigt tot de verstandigheid, ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft; indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, dan zult gij de vreze des HEREN verstaan en de kennis Gods vinden.”
Ja, u kunt bepalen welke handelwijze God behaagt, maar u moet hiervoor zijn Woord gebruiken. Op het ogenblik maken over de gehele wereld honderdduizenden personen een studie van de bijbel, hierbij geholpen door christelijke bedienaren van het evangelie die voor dit werk zijn opgeleid. Wat een geluk schenkt het hun deze levengevende kennis tot zich te kunnen nemen!
ER IN OVEREENSTEMMING MEE LEVEN
Dienen wij onszelf er tevreden mee te stellen deze kennis in ons op te nemen en alleen maar in onze geest op te slaan? Neen, wij moeten de dingen die wij betreffende Gods wil vernemen, in praktijk brengen. „De inzettingen, de verordeningen, de wet en het gebod, die Hij u heeft voorgeschreven, zult gij te allen tijde naarstig onderhouden” (2 Kon. 17:37). Dit na te laten, brengt Gods misnoegen teweeg. Toen het Israël uit de oudheid door de tweede wereldmacht, Assyrië, werd gevangen genomen, liet God dit toe omdat „zij niet hadden geluisterd naar den HERE, hun God, maar zijn verbond hadden overtreden: al wat Hij aan Mozes, den knecht des HEREN, had geboden; zij hadden er niet naar geluisterd en het niet gedaan”. — 2 Kon. 18:12.
Jezus Christus heeft getoond hoe belangrijk het was in overeenstemming met Gods vereisten te leven, toen hij zei: „Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen ingaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is” (Matth. 7:21, NW). De bijbelschrijver Jakobus bevestigde dit beginsel dat men niet alleen moet luisteren, maar ook moet doen, door te zeggen: „Geloof zonder werken [is] dood.” — Jak. 2:26, NW.
Toen Jezus antwoord gaf op de vraag wat het grootste gebod van de wet was, zette hij uiteen wat Gods wil is ten aanzien van degenen die hem willen behagen. Hij verklaarde toen: „’Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.’ Dit is het grootste en eerste gebod. Het tweede, hieraan gelijk, is dit: ’Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf’” (Matth. 22:37-39, NW). God lief te hebben, betekent dat wij hem de eerste plaats in ons leven zullen geven, dat wij ons kennis over hem eigen maken en bereidwillig al zijn geboden gehoorzamen. Wanneer wij over zijn grootse voornemen voor de mens vernemen, zullen wij niet zelfzuchtig zijn en deze uitermate belangrijke inlichtingen voor onszelf willen houden, maar wij zullen het verlangen koesteren deze aan onze naasten, onze medemensen op aarde, door te geven. Hierdoor zullen wij de grootste liefde voor onze naaste tonen. Op die manier zal ook hij in de gelegenheid zijn God te leren kennen en te dienen, en hem te behagen.
Deze liefde voor God en de mens betekent, dat wij christelijke hoedanigheden tot ontwikkeling zullen brengen ten einde een nieuwe christelijke persoonlijkheid aan te doen, terwijl wij om elkaars geloof in God op te bouwen, erop letten met degenen om te gaan die hetzelfde doen. God zal deze oprechte krachtsinspanningen zegenen en in ons de vruchten van zijn heilige geest voortbrengen. Wat zal het resultaat zijn? „De vrucht van de geest . . . is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing.” — Gal. 5:22, 23, NW.
Binnenkort zal God stoffelijke zegeningen op hen die hem behagen, doen neerdalen door hun eeuwig leven en een volmaakte gezondheid in zijn herstelde Paradijs te schenken. „De vreze Jehovah’s is een bron des levens.” „Hoop op Jehovah en bewaar zijn weg, en hij zal u verhogen en u bezit van de aarde doen nemen. Als de goddelozen afgesneden zullen worden, zult u dit zien.” Wat een groots vooruitzicht voor degenen die God behagen! — Spr. 14:27; Ps. 37:34, NW.
Leven in die rechtvaardige nieuwe ordening vormt inderdaad het enige nastrevenswaardige doel. Men zal dit doel echter niet bereiken indien men alleen maar datgene doet wat men zelf als goed beschouwt, maar wel door geloof in God op te bouwen door middel van een studie van zijn Woord en door dát te doen wat God goed acht. „Zonder geloof [is het] onmogelijk hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken” (Hebr. 11:6, NW). Ja, eeuwig leven zal het gelukkige deel zijn van hen die in God geloven, en die „zijn geboden onderhouden en de dingen doen die in zijn ogen welbehaaglijk zijn”. — 1 Joh. 3:22, NW.