De rechtschapenheid der wereld aan het tanen
ZOWEL in Amerika als in andere delen der wereld is er in de openbare pers bijna dagelijks over geknoei en beschuldigingen van corruptie en over allerlei soorten van regeringsschandalen sprake geweest. Vele mensen schijnen volledig onverschillig tegenover dat alles te staan. Zij beseffen weinig dat onze generatie tegenover de grootste crisis aller tijden staat. Vroeger zijn er weliswaar sommige corrupte heersers en mensen geweest, maar tegenwoordig is de toestand veel erger geworden. Onze generatie wordt van de volgende etiketten voorzien: Gebrek aan rechtschapenheid in het openbare leven, Ineenstorting van zeden, De schemering van eerbaarheid. In alle lagen van de regering, van de hoogste top af tot de laagste beambte, blijkt er een ontstellend gebrek aan rechtschapenheid te zijn. Harry S. Truman, de ex-president van de Verenigde Staten, werd omringd door mannen die bevriend waren met corrupte mannen. Leden van zijn kabinet werden bijna als corrupt ontmaskerd. Mannen van het Congres werden wegens schending van de wet naar de gevangenis gestuurd.
2 Wij kunnen de gehele lijst afgaan. In het gerechtelijke departement zijn er gedurende onze generatie mensen aangetroffen die niet rechtschapen waren. Wij treffen corruptie aan in federale bureau’s, in staatsbesturen en civiele besturen. Politie- en brandweermannen accepteren op onbeschaamde wijze omkoopsommen en zetten zakenmensen af, terwijl zij toelaten dat er aan allerlei vormen van gedobbel wordt gedaan en allerlei vormen van verdorvenheid worden bedreven. Het kwaad tiert welig. Belastinginners aanvaarden zoals zij dat noemen „giften” van bepaalde mensen, op welke wijze zij aanzienlijke fortuinen vergaren. Inspecteurs van de immigratiedienst maken immigranten die naar de Verenigde Staten komen, tot hun slachtoffer. Ja, overal waar gij hen ook maar aantreft, leggen mensen die een ambt bekleden, hetzij een hoog of een laag ambt, een ambtseed af om loyaal te zijn aan hun regeringen en de wetten van het land te gehoorzamen en hoog te houden, maar velen doen dit in onoprechtheid, met een voorbehoud in hun geest. Een van de winstgevendste artikelen die in Washington te koop zijn, is „invloed”, iemand kennen die een openbaar ambt bekleedt. Op deze wijze zuiveren mensen die niet eerlijk en oprecht zijn, hun reputatie en blijven hun gang gaan, terwijl zij straf ontlopen. Ook van de lichamen die zijn opgericht om orde te bewaren en kwaaddoen te voorkomen, blijkt de rechtschapenheid verdacht te zijn. De ten zeerste aangeprezen FBI, het Departement van Justitie en zelfs de politieagent op zijn ronde, zij allen worden in de geest van de mensen aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen en hun rechtschapenheid wordt in twijfel getrokken.
3 In de New York Times van 3 maart 1952 verscheen het volgende officiële bericht: „Tweede Kamer lid Kenneth B. Keating, Republikein van New York, heeft vandaag onthuld dat onderzoekers van het Witte Huis gevallen hebben blootgelegd waarin het Departement van Justitie beschuldigingen van misdaad die werden ingebracht tegen ’invloedrijke of politiek krachtige figuren’, heeft ’verdoezeld’. Er zijn enkele gevallen, zo zeide hij, ’waar de achtereenvolgende stappen tot vervolging zijn gedaan, maar de zaak in werkelijkheid werd verdoezeld, of waar belachelijke schikkingen zijn gemaakt met invloedrijke of politiek krachtige figuren.’ Andere gevallen, zo voegde hij er aan toe, zijn niet op de juiste wijze gerechtelijk vervolgd, ’gevallen waarin personen die met de rechtsbedeling zijn verbonden, inkomsten van buiten hebben ontvangen uit bronnen die storend zouden werken op het nakomen van hun plicht.’”
4 Een overeenkomstig verslag verscheen op 28 juli 1952 in de New York Herald Tribune: „Tweede Kamer lid Kenneth B. Keating . . . heeft vanavond gezegd dat zij die in het Witte Huis naar corruptie jagen, binnenkort nieuwe ’connecties’ zullen onthullen tussen Democratische leiders en het behandelen van zaken van het Departement van Justitie. Ook voorzegde hij in een interview dat nog meer hoge ambtenaren van het Departement van Justitie in de nabije toekomst hun baan zullen opgeven of zullen worden ontslagen. . . . Procureur-Generaal J. Howard McGrath, drie Assistent Procureur-Generaals en een half dozijn andere ambtenaren hebben hun baan opgegeven of zijn er uit gezet sinds het comité zijn onderzoek begon. . . . Tweede Kamer lid Keating zeide dat hij gelooft dat er ’een definitief verband bestond tussen de politieke bijdragen en het in gebreke blijven gerechtelijk te vervolgen.’”
5 Commentaar gevend op het ontslag van de regeringsonderzoeker van corruptie, Newbold Morris, en het uit zijn ambt ontzetten van Procureur-Generaal, J. Howard McGrath, zeide The Nation in haar uitgave van 12 april 1952 gedeeltelijk: „Evenmin dient het werk dat bestaat in het onderzoeken van corruptie in een van beide takken der regering te worden toegewezen aan een permanent lichaam ter handhaving van de wet, zoals de FBI. De FBI moet door het Congres worden aangewezen; bovendien is het denkbaar dat er in het Bureau zelf enige corruptie kan worden aangetroffen, om nog maar geen melding te maken van het departement waartoe het behoort. Vermoedelijk had Truman deze gedachten in de geest toen hij de benoeming van Morris tot onafhankelijke onderzoeker goedkeurde. Maar de President had geen rekening gehouden met J. Edgar Hoover. Het is thans duidelijk dat Hoover van het begin af wilde dat zijn FBI aan ieder onderzoek deelnam en terzelfder tijd zelf immuun voor onderzoek zou zijn.”
6 The Nation toont dan verder aan hoe drie senators hulp boden aan J. Edgar Hoover, hoofd van de FBI, die er voor zorgde dat het onderzoek naar corruptie in regeringskantoren „is belemmerd”.
7 En zo gaan de politici er mee door baantjes te verkopen, giften en gunsten te aanvaarden van de mensen die zaken doen met de regering, en tegen hoge prijs met invloed te venten. Hun overheersende gedachte schijnt te zijn dat alles goed is indien je het kunt doen zonder betrapt te worden. Dit ontstellende gebrek aan rechtschapenheid is niet tot de Verenigde Staten beperkt. Het doet zich in ieder deel van de wereld voor. In Latijns-Amerika of het Midden-Oosten, in Europa of het Verre Oosten, waar gij ook gaat, gij zult sommige mensen vinden die er toe bereid zijn omkoopsommen door hun vingers te laten glijden, met corruptie om te gaan, tegen betaling leugens te vertellen en invloed te verkopen. Velen die ongestraft bepaalde dingen kunnen doen, worden vaak als grote mannen beschouwd. Daarentegen was er Adolf Hitler, een man die de betekenis van rechtschapenheid niet kende, die ontrouw werd aan zijn vriendschapsverdragen en verdragen van wederzijdse bijstand, die loog over het niet aanvallen van zijn buurstaten. Indien hij zijn veldslagen had gewonnen, zou hij misschien als een meesterstrateeg en diplomaat zijn toegejuicht, maar hij liep in de val. Het is jammer dat zo weinigen in de val lopen.
8 Bestaat dit ontstellende gebrek aan rechtschapenheid alleen onder hen die de regeringen en de regerende lichamen uitmaken? Fraude, onoprechtheid, diefstal, hebzucht, moord, deze dingen vullen de pagina’s van de dagbladen. Zelfs de scholieren, de toekomstige generatie, zijn niet ontkomen aan het morele verval waardoor de wereld is getroffen. Athleten nemen betaling aan om wedstrijden opzettelijk te verliezen. Nog erger dan dit is de geestesgesteldheid van de leerlingen die spieken tijdens hun proefwerken in de klas. Op de Militaire Academie van de Verenigde Staten, het oefenterrein voor de mannen die belast zijn met de verdediging van de Verenigde Staten, werden negentig cadetten betrapt op spieken gedurende examens.
9 Wend u tot de Middelbare scholen, de jongere mensen der natie. In de New York Times van 9 april 1952 verscheen een verslag over een vergadering te Stamford, Connecticut, van ongeveer honderd leerlingen van de middelbare scholen van Stamford en Greenwich. Het verslag luidde: „Zolang er in de regering nog corruptie en bedrog is, ziet de gemiddelde leerling van de middelbare school niet in waarom hij niet hetzelfde zou doen, zo rapporteerden hier vandaag leden van commissies van leerlingen. De nog niet afgestudeerde leerlingen gaven toe dat 80 procent dikwijls spiekt, 10 procent ’zo dikwijls zij maar kunnen’, en 10 procent zelden of bijna nooit. Eén leerling zeide dat een onderzoek over de gehele natie had aangetoond dat slechts 1 procent helemaal nooit spiekte.”
10 Ja, in alle rangen van de maatschappij, te beginnen bij de hoge politici tot aan de kinderen op de scholen, is de levenswijze der mensen langzaam de richting opgegaan van berekening, dat wil zeggen, datgene doen wat belooft van nut te zijn in plaats van wat juist is. Omdat Amerika tot zijn positie van leiderschap over de wereld is opgeklommen, bemerken wij dat vele kleinere natiën der wereld naar Amerika opzien voor leiderschap. Maar wat zien zij? Wanneer zij Amerika willen navolgen, denkende dat zij succes kunnen verwerven, zien zij dat Amerika de uiterlijke schijn van Christendom schijnt prijs te geven, en, gelijk het Rome uit de oudheid, gaat het de morele achteruitgang tegemoet die verderf brengt.
11 Een van de vooraanstaande geestelijken van New York zeide onlangs: „Indien wij geen beter soort van burger hebben, gaan wij een ineenstorting tegemoet. Onze eerste behoefte is rechtschapenheid — mannen . . . die er een gezonde moraal op nahouden.”
12 De kerken van Amerika — en zij oefenen wel degelijk een aanzienlijke invloed onder de mensen uit — maken er aanspraak op dat zij het moreel der mensen hooghouden, daar zij hun de beginselen van God en van rechtvaardigheid onderwijzen. Maar het programma waarnaar zij te werk zijn gegaan en wat zij in deze tijd zelfs nog volgen, brengt geen waarachtige Christenen voort. Dat moge een krasse bewering schijnen, maar ze werd onlangs voor een Concilie dat te Atlantic City, New Jersey, bijeenkwam, toegegeven door de president van het Nationale Lutherse Concilie. Hij zeide: „Onthullingen van ’fraude en onoprechtheid’ in het Amerikaanse leven zijn aanduidingen dat de Kerk heeft gefaald in haar taak de natie te kerstenen.” — De New York Herald Tribune van 30 januari 1952.
13 De mensen bewaren geen rechtschapenheid jegens elkander; zij handhaven geen rechtschapenheid jegens hun regering; zij houden hun woord niet; en, ja, zij bewaren geen rechtschapenheid jegens de Almachtige God. Wij vragen dus: Dienen wij onder deze benauwende toestanden en in deze boze dagen te verwachten dat de mensen rechtschapenheid handhaven en de waarheid spreken? Er is zulk een krachtige invloed tot kwaaddoen. De regeerders van het volk hebben zulk een slecht voorbeeld gesteld. De sensatiepers en de amusementswereld dragen ook een deel bij tot de morele ineenstorting. Inderdaad, mensen die tegenwoordig oprecht zijn, die niet iets willen aannemen voor kwaaddoen, worden door velen als dwazen beschouwd. Zij schijnen te denken dat iedereen alles wat hij kan, voor zichzelf te pakken moet zien te krijgen, ongeacht hoe hij er aan komt. Zij zeggen: ’Je bent gek dat je geen „lol” maakt of niet achter „duiten” aan zit of je niet met geknoei ophoudt.’ Sommige mensen worden zelfs zwaar vervolgd, enkel omdat zij doen wat juist is.
14 Welnu dan, is het mogelijk dat de mensen in rechtschapenheid voor God leven? Welke toekomst heeft de naar rechtvaardigheid zoekende jeugd van onze tijd? Bestaat er enige hoop dat rechtvaardigheid kan zegevieren?