Een geestelijke hongersnood in Nigeria?
„IS ER sprake van een achteruitgang van religie?” vroeg een kranteartikel. Sommigen zullen zo’n vraag moeilijk serieus kunnen nemen, vooral als in hun omgeving de kerken vol zitten. Wanneer men echter wat kranten en tijdschriften doorneemt, levert dat een heel ander beeld op. Time schreef bijvoorbeeld: „De toch echt niet wereldvreemde, eens zo machtige en de laatste tijd vrij liberale protestantse kerken in Amerika schijnen niet meer de wind in de zeilen te hebben.” Dit is typerend voor wat de media over religie te melden hebben.
’Maar hoe staat het met de rest van de wereld?’ vraagt u misschien. ’Heeft religie echt ook elders met deze zelfde problemen te kampen?’ Ja, inderdaad. En laat ons ter illustratie daarvan eens wat aandacht besteden aan de problemen die de kerken in het aan delfstoffen zo rijke Nigeria ervaren. De situatie daar zal u helpen te beseffen dat wereldwijd de kerken in moeilijkheden zijn.
Bekeerlingen, geen christenen
Ongeveer een derde van Nigeria’s enorme bevolking belijdt christen te zijn. En de zendelingen en missionarissen van de christenheid hebben hier lang en hard voor gewerkt. Het tijdschrift Time schreef: „Afrikanen zijn nog steeds verrast en geroerd door de bereidheid van de zendelingen om te zwoegen in de binnenlanden, te helpen bij het graven van putten, lezen en schrijven te onderwijzen, gedurende perioden van voedseltekorten levenreddende zakken graan te laten komen, hun leven te riskeren in pogingen de zieken te genezen.”
Dit zijn stellig prijzenswaardige zaken, maar er moet ook worden toegegeven dat de kerken van het begin af vrienden hebben gemaakt door in te spelen op materiële behoeften — niet op geestelijke honger (Matthéüs 5:3). Vandaar dat ze wel veel bekeerlingen hebben gemaakt maar niet noodzakelijkerwijs christenen. De World Book Encyclopedia merkte op dat vele naamchristenen slechts „christelijke of mohammedaanse religieuze praktijken combineren met traditionele [niet-christelijke] geloofselementen”. Het tragische is dat de zendelingen van de christenheid voorbij zijn gegaan aan het feit dat de Afrikaan vaak ontvankelijk is voor de boodschap van de bijbel zelf — zonder de versiering van sociale programma’s. Niettemin geloven sommigen dat het bericht van de christenheid ten aanzien van zendingsactiviteit heeft verhinderd dat de moslemreligie het Afrikaanse continent heeft overspoeld, hetgeen anders naar de verwachting van sommigen wel zou zijn gebeurd.
De kerken hebben zich er echter niet tevreden mee gesteld slechts bekeerlingen te maken onder de Nigerianen. Veel geestelijken zijn nu van mening dat het hun heilige plicht is actief op politieke verandering aan te dringen. De Daily Times (Lagos) bijvoorbeeld verklaarde op 18 oktober 1982: „De patriarch van de Methodistische Kerk van Nigeria Dr. Bolaji Idowu, zei gisteren in Ibadan dat de Kerk een recht heeft zich in de politiek te mengen, al was het maar om die om te buigen naar rechtvaardigheid. Dr. Idowu beklemtoonde dat de Kerk de politiek niet links mocht laten liggen omdat ze zowel de plicht heeft het evangelie te verkondigen als de plicht mannen en vrouwen tot deelname aan de politiek aan te zetten.”
De Methodistische Kerk staat hierin niet alleen. De New Nigerian van 12 januari 1981 verklaarde: „De katholieke bisschop van Ogoja, Zijne Hoogwaardigheid Dr. Joseph Edra Ukpo, heeft aangedrongen op de vorming van een ministerie voor religieuze zaken.” De reden hiervoor? Het artikel liet vervolgens uitkomen dat sommige geestelijken ’de tijd rijp achtten dat de regering alle religieuze organisaties dichter tot zich bracht’.
Maar welke uitwerking heeft dit alles op de kerk en haar lidmaten gehad?
De reactie die het oproept
Men hoort al waarschuwingen tegen de mogelijke gevolgen van de kerkelijke inmenging in politieke zaken. Een schrijver merkte op dat hoewel de kerken „de indruk wekken een grondwettelijk erkende rol in staatszaken te spelen”, ze in werkelijkheid „helemaal niet zo’n rol hebben”. Hij waarschuwde verder dat het niet zo verstandig is als religieaanhangers ’de afstand tot de staat te zeer verkleinen, zoals zij dat nu doen. Zij zouden best eens op een dag tot de ontdekking kunnen komen dat de staat zich heeft belast met de taak de bisschoppen voor hen te kiezen’.
In een toespraak tot een Anglicaanse kerksynode uitte gouverneur Bola Ige de klacht dat de kerken hun grondwettelijke vrijheid van godsdienst bezien als een „vrijbrief om hun eigen speciale religieuze en partijpolitieke gevoeligheden aan de Staat op te leggen onder het mom dat zij de speciale belangen van hun kudde op het oog hebben”. Hij moedigde kerkleiders er dan ook toe aan zich maar liever te houden bij hun taak van evangelisatie en geen politiek te bedrijven.
Moreel verval van de kerk
Is een terugkeer naar het evangelie waarschijnlijk? Niet volgens het beeld dat kerkleiders en ook anderen schilderen van de geestelijke toestand waarin de kerk verkeert.
„De geestelijkheid heeft gefaald en de leken hebben alle gevoel voor religieuze waarden verloren”, zei een geestelijke, James Jide Adesoh, in een artikel in de Daily Times van 7 september 1982. „Partijdigheid, stammenbelangen en deelbelangen zijn in deze tijd in onze kerken een grote ziekte”, verklaarde hij verder. In gelijke trant gaf naar verluidt de voorzitter van een Anglicaanse Diocesane Raad te kennen dat „het verval in de maatstaven van de christelijke religie de schuld is van hooggeplaatste kerkleiders die hebben toegelaten dat de liefde voor geld de geest van God in hen heeft overschaduwd”.
In een dergelijk geestelijk vacuüm ontwikkelt zich onvermijdelijk geestelijk bederf. Een zeer openhartige geestelijke zei: „Binnen de Nigeriaanse kerk vinden wij ouderlingen die na het plegen van overspel verwijzen naar koning Salomo als een koninklijke flirt die de liefde en zegen van God genoot! . . . In Nigeria vinden wij eerwaarde heren die zich in de kerk van God beschermen met fetisjen en amuletten!” Een Nigeriaanse gouverneur beweerde zelfs dat „de groei van het misdaadcijfer in Nigeria te wijten is aan het falen van religieuze organisaties die niet doen wat zij prediken”.
Het morele bederf van de kerk is zo erg geworden dat een schrijver weeklaagde dat „het evangelie op de achtergrond lijkt te zijn getreden en Satan de enige schijnt te zijn die in onze kerken dienst heeft”. Geen wonder dat een Nigeriaanse krant de vraag stelde waarmee wij dit artikel lieten beginnen: „Is er sprake van een achteruitgang van religie?”
Reliefwerk in verband met een hongersnood
De problemen van de kerk in Nigeria zijn typerend voor die van de religies in de hele wereld. Ze zijn er niet in geslaagd de geestelijke honger van de mensen te stillen. Ze hebben materialistische doeleinden nagestreefd en zich met politiek bemoeid in plaats van het Woord van God te onderwijzen. Dit vormt echter geen verrassing voor studenten van de bijbel, want lang geleden werd in dit boek al voorzegd: „’Zie! Er komen dagen’, is de uitspraak van de Heer Jehovah, ’en ik zal stellig een hongersnood in het land zenden, geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar naar het horen van de woorden van Jehovah’” (Amos 8:11). Niet allen echter ervaren de smartelijke pijnen van een geestelijke honger.
Duizenden Nigerianen die werkelijk „hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid” zijn door de getuigen van Jehovah geholpen om geestelijk „verzadigd” te worden (Matthéüs 5:6). ’Maar wat maakt Jehovah’s Getuigen anders dan andere religies?’ vraagt u wellicht. Om één punt te noemen, zij vatten Jezus’ gebod ’geen deel van de wereld te zijn’ ernstig op (Johannes 17:14). Dit betekent dat zij zich buiten de politiek houden en zich in plaats daarvan concentreren op de prediking van het „goede nieuws van het koninkrijk” (Matthéüs 24:14). In plaats van sociale programma’s te organiseren wijzen zij de mensen op de zekere hoop dat er een regering door God komt. Het laatste bericht geeft aan dat een gemiddeld aantal van 108.425 Nigerianen deze voldoening schenkende hoop met anderen deelde.
Het is waar dat kerkleiders kritiek hebben geuit op de Getuigen. Maar ironisch genoeg komt deze kritiek voort uit het feit dat de Getuigen nu juist datgene weigeren te doen wat de kerken in een crisis heeft gebracht — namelijk zich in de politiek te begeven. Dank zij hun neutrale positie wordt hun de ontreddering bespaard die de Nigeriaanse kerken nu plaagt.
Wij nodigen u daarom uit uw eigen diepgewortelde verlangens naar geestelijke zaken te bevredigen door deel te nemen aan een serieuze studie van de bijbel en omgang met de christenen die ware discipelen van Christus zijn. Dit zal voor u het begin kunnen betekenen van een zeer bevredigend leven omdat ’godvruchtige toewijding nuttig is voor alle dingen, daar ze een belofte inhoudt voor het tegenwoordige en het toekomende leven’. — 1 Timótheüs 4:8.
[Inzet op blz. 26]
De zendelingen van de christenheid hebben de steun van vele Afrikanen verworven door sociale projecten — niet door Gods Woord te onderwijzen
[Illustratie op blz. 27]
Jehovah’s Getuigen hebben de geestelijke honger van duizenden verlicht door de bijbelse hoop van een regering door God te onderwijzen