Waarom zo veel religies die allemaal beweren christelijk te zijn?
ONGEVEER een kwart van de wereldbevolking beweert christen te zijn. Zij allen belijden dat zij Jezus Christus volgen, maar toch zijn zij zeer verdeeld. Naar men zegt, zijn er rond de 580.000.000 rooms-katholieken. Maar sedert het Tweede Vaticaanse Concilie is er een scheiding ontstaan in katholieke liberalen en pro-Latijnse traditionalisten. De naar schatting 74.000.000 leden van de oosters-orthodoxe religie zijn onderverdeeld in verschillende nationale kerken met verschillende liturgische riten. Wat de meer dan 343.000.000 protestanten betreft, die zijn ondergebracht in talrijke episcopale, lutherse, calvinistische (presbyteriaanse, gereformeerde), baptisten-, methodisten- en andere kerken.
Al deze kerken beschouwen zichzelf als „gevestigde”, „orthodoxe”, „respectabele” religies. Daarbij moeten de honderden zogenaamde sekten worden opgeteld, waarop de van oudsher gevestigde katholieke, orthodoxe en protestantse kerken met minachting neerzien.
„Orthodox” of „ketters”?
In feite onthult een onderzoek aan de hand van onbevooroordeelde historische methoden dat niet één van de traditionele „christelijke” kerken er aanspraak op kan maken de oorspronkelijke christelijke religie te zijn. Ze zijn allemaal begonnen als afscheidingen — sekten — ja zelfs die ene die beweert de oudste van allemaal te zijn, de Rooms-Katholieke Kerk!
Vanuit historisch oogpunt bezien zijn er verscheidene steden die eerder als vroege centra van het christendom aangeduid zouden kunnen worden dan Rome. Toen het christendom met Pinksteren in 33 G.T. werd gesticht, was er in Rome geen enkele volgeling van Christus. Het eerste hoofdkwartier van de christelijke gemeente is zonder enige twijfel Jeruzalem geweest. Weliswaar bevonden zich tijdens Pinksteren joden en proselieten uit Rome in Jeruzalem, en ongetwijfeld zijn sommigen van hen christen geworden en naar Rome teruggekeerd om daar een christelijke gemeente op te richten, maar dit gold ook voor vele andere plaatsen die in de bijbel worden genoemd. De tijdelijke inwoners uit Rome worden trouwens tamelijk onder aan de lijst vermeld, op de twee na laatste plaats, vlak voor de Kretenzers en de Arabieren. — Hand. 2:5-11.
In die vroege dagen was Rome niet een centraal gelegen hoofdkwartier voor het organiseren van christelijke activiteiten. Niet in Rome, maar in Syrisch Antiochië werden Jezus’ discipelen voor het eerst christenen genoemd (Hand. 11:26). En vanuit Antiochië, niet vanuit Rome, ondernam de apostel Paulus zijn drie zendingsreizen (Hand. 13:1-4; 14:26; 15:35, 36; 18:22, 23). Weliswaar werd Paulus naar alle waarschijnlijkheid in Rome terechtgesteld, maar hij was niet een van de twaalf apostelen van Jezus, want Judas Iskáriot was vervangen door Matthias (Hand. 1:23-26). Er is trouwens volstrekt geen bijbels bewijs dat ook maar één van de twaalf apostelen naar Rome is gegaan of daar gestorven is. De laatste van de apostelen die stierf was Johannes, waarschijnlijk in of bij Efeze. Hun dood zette de deur voor de ontwikkeling van de afval wijd open. — 1 Joh. 2:18, 19; 2 Thess. 2:3, 4.
Mettertijd traden andere steden als centra van het afvallige christendom op de voorgrond. Hiertoe behoorden Alexandrië en Carthago in Noord-Afrika en Byzantium (dat later Constantinopel zou worden) op de grens tussen Azië en Europa. In het westen kwam een rijke en machtige kerk tot ontwikkeling in Rome, de hoofdstad van het keizerrijk.
Met de opkomst van de door de apostelen voorzegde afval ontwikkelde zich een klasse van geestelijken. Mannen van aanzien verhieven zich boven de kudde en werden zogenoemde bisschoppen. Dezen dongen naar macht en kwamen aan het hoofd te staan van wedijverende stromingen of sekten van het afvallige christendom. In de vroege tijd was er niet één enkele stad of bisschop die de andere duidelijk overvleugelde. Maar er ontwikkelde zich een machtsstrijd om vast te stellen welke sekte of afvallige afscheiding van het oorspronkelijke bijbelse christendom zich zou opwerpen als „orthodox”, waarmee de andere tot „ketters” bestempeld zouden worden.
Aanvankelijk waren het allemaal sekten
Een van de jongste publikaties over dit onderwerp verklaart: „Wat was christelijke ketterij? En trouwens, wat was de Kerk? . . . Het [afvallige] christendom begon met verwarring, tweedracht en schisma, en zo is het doorgegaan. Slechts zeer geleidelijk werd een dominante orthodoxe Kerk met een herkenbare kerkelijke structuur zichtbaar. . . . En zoals het bij zulke gevechten nu eenmaal gaat, was het niet bepaald verheffend. . . . In de eerste en tweede eeuw A.D. krioelde het in het centrale en oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied van een oneindige hoeveelheid religieuze ideeën, die om de voorrang streden. . . . Er waren dus van het begin af aan talrijke varianten van het christendom, die weinig met elkaar gemeen hadden. . . . Het strookt niet geheel met de feiten om vóór de tweede helft van de derde eeuw van een overheersende stroming in het christendom te spreken. Voor zover wij het kunnen beoordelen, geloofde tegen het eind van de eerste en vrijwel gedurende de hele tweede eeuw de meerderheid van de christenen in varianten van christelijk getint gnosticisme of behoorde tot reveil-achtige, op charismatische leest geschoeide sekten. . . . De orthodoxie was gedurende de derde eeuw slechts één van de diverse vormen van christendom en is wellicht pas in de tijd van Eusebius [begin vierde eeuw] gaan overheersen.” — A History of Christianity (Een geschiedenis van het christendom), door Paul Johnson.
Een dergelijke gang van zaken was voorzegd door de apostel Paulus, die schreef: „Er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen. Zij zullen zich een menigte leraars aanschaffen naar eigen smaak, die hun naar de mond praten. En zij zullen hun oren sluiten voor de waarheid om te luisteren naar allerlei mythen.” — 2 Tim. 4:3, 4, Willibrordvertaling.
Sommigen van deze afvallige leraren werden wat de kerken van de christenheid kerkvaders noemen. Globaal worden zij ingedeeld in ante-Niceense en post-Niceense vaders, met als keerpunt het zogenoemde Eerste Oecumenische Concilie van Nicea, dat in 325 G.T. in die stad in Klein-Azië door de heidense Romeinse keizer Constantijn werd bijeengeroepen.
Pogingen om het primaatschap van Rome te grondvesten
Het is opmerkenswaardig dat verreweg de meesten van de tweede- en derde-eeuwse „vaders” hun standplaats niet in Rome hadden, en dat zij in het Grieks, niet in het Latijn schreven. Ter bevestiging hiervan verklaart de Encyclopaedia Britannica: „Tot omstreeks 250 waren de meeste westerse christelijke leiders Griekstalig, niet Latijntalig (b.v. Irenaeus en Hippolytus). De voornaamste Latijnse theologie kwam niet uit Rome maar uit Noord-Afrika (b.v. Tertullianus en Cyprianus).”
Welke steden waren in die vroege eeuwen van de afval de grote centra van de zogenaamde christelijke theologie? Niet Rome, maar Antiochië, Alexandrië, Carthago, Cesaréa, Jeruzalem en verschillende steden in Klein-Azië. The Catholic Encyclopedia geeft toe: „Hoewel Rome in de tweede eeuw machtig was en werd vereerd . . . is de leemte in haar literatuur volledig. De Latijnse literatuur is dan ook . . . praktisch twee en een halve eeuw jonger [dan de Griekse]. Tertullianus staat alleen, en hij werd een ketter. Tot het midden van de vierde eeuw was er slechts één Latijnse Vader op het toneel verschenen [Cyprianus, uit Carthago in Noord-Afrika]. . . . Van Cyprianus (overl[eed] 258) tot Hilarius [overleden omstreeks 367] . . . was er helemaal geen theologie.”
Hoe is de kerk in Rome er dan in geslaagd haar primaatschap te vestigen over de kerken in andere steden die wat het voortbrengen van „kerkvaders” betreft veel meer op de voorgrond waren getreden? Ongetwijfeld droeg het prestige dat werd ontleend aan het feit dat ze in de hoofdstad van het keizerrijk was gevestigd, hiertoe bij. Het was een rijke kerk, die financiële ondersteuning stuurde naar armere kerken in andere steden, en dit gaf haar bisschop een zekere macht. Hij begon het recht op te eisen om beroepen tegen besluiten die in kwesties van kerkelijke tucht door plaatselijke bisschoppen waren genomen, te behandelen.
Bovendien zag de bisschop van Rome dat hij zich van het heidendom zou kunnen bedienen om zijn variant van het afvallige christendom voor het volk aantrekkelijk te maken, precies zoals de heidense keizer Constantijn besefte dat hij met het afvallige christendom zijn voordeel kon doen om het tanende keizerrijk te consolideren. De Romeinse kerk had de heidense zondag overgenomen als de dag voor de viering van Pasen, terwijl daarentegen de kerken in de oosterse steden het telkens hadden gevierd op die dag van de week waarop 14 Nisan van de joodse kalender viel. En terwijl verscheidene oosterse kerken geneigd waren Arius te volgen, die de leerstelling van de Drieëenheid afwees, was Rome er vlug bij om dit heidense denkbeeld van een drievuldige god over te nemen.
In deze beide kwesties verklaarde keizer Constantijn zich ten gunste van Rome. Dit deed hij door in 321 G.T. een wet uit te vaardigen inzake het houden van de zondag en door op het Concilie van Nicea in 325 G.T. het geloof in de Drieëenheid verplicht te stellen. Hij versmolt het afvallige christendom met de heidense Romeinse eredienst en maakte deze „universele” of „katholieke” vorm van aanbidding tot de staatsreligie.
Vervolgens vaardigde keizer Gratianus in 382 G.T. een verordening uit waarbij aan Damasus, de bisschop van Rome, het recht werd toegekend beroepszaken van andere bisschoppen te behandelen, zelfs van degenen die zich in „meer afgelegen gewesten” van het keizerrijk bevonden. Hoewel deze beslissing door de oosterse bisschoppen — en zelfs door sommige bisschoppen in het westen — werd betwist, werd hierdoor zonder enige twijfel overwicht toegekend aan de bisschop van Rome. Bisschop Damasus aanvaardde de ordetekenen van pontifex maximus, een heidense titel en een heidens ambt, waarvan keizer Gratianus na verloop van tijd afstand had gedaan, aangezien hij ze voor een christen ongepast achtte! Damasus had zulke scrupules niet. Volgens The Catholic Encyclopedia wordt pontifex maximus nog altijd beschouwd als een van de „opmerkelijkste titels” die door de paus worden gevoerd. In het Frans heet de paus nog altijd le souverain pontife, de hoogste opperpriester.
Schisma’s, dissidenten en reformatie
Natuurlijk bleven deze aanspraken op suprematie van de kant van de bisschop van Rome niet onbetwist. De leiders van het afvallige christendom in oosterse steden als Alexandrië, Jeruzalem, Antiochië en vooral Constantinopel, vochten deze machtsovername aan. Hoewel de religieuze leiders in deze steden wel verenigd waren in hun verzet tegen de overheersing door Rome, waren zij het echter op leerstellig terrein niet met elkaar eens. Er waren in deze en andere steden wedijverende stromingen, die tot het ontstaan van verschillende sekten leidden, welke alle beweerden christelijk te zijn.
Door de eeuwen heen zijn verschillende „Oecumenische (universele) kerkconcilies” georganiseerd in een poging de groter wordende breuk tussen de wedijverende afvallige christelijke sekten die hun hoofdkwartier respectievelijk in Rome en Constantinopel hadden, te helen en afvallige christelijke leraren in andere steden als ketters te brandmerken. Het eerste werd in 325 G.T. in Nicea gehouden ten einde de Ariaanse anti-Drieëenheids-„ketterij” te veroordelen. Andere werden gehouden in Constantinopel (viermaal), Efeze, Chalcedon (pal tegenover Constantinopel aan de overkant van de Bosporus), en nogmaals in Nicea. Deze eerste zeven concilies worden zowel door de Rooms-Katholieke als door de Orthodoxe Kerk erkend. Het geheel van leerstukken die tijdens deze concilies werden opgesteld, omvatte de Drieëenheid, het geloof in Maria als de „moeder van God” en andere dogma’s die niets met het bijbelse christendom van doen hebben. Deze kerkconcilies veroordeelden tevens verschillende „ketterijen”, waardoor ze bijdroegen tot de vorming van nog verdere onderverdelingen (sekten) van het afvallige christendom.
Het is interessant dat niet één van deze „universele” kerkconcilies gehouden werd in Rome, de stad die er aanspraak op maakte het universele hoofdkwartier van het christendom te zijn. Pas in 1123 G.T. werd het eerste zogenoemde Oecumenische Concilie in Rome gehouden. Maar toen had het „grote schisma” tussen Rome en de oosterse kerken zich reeds voltrokken, met een eerste scheuring in 867 G.T. en het uiteindelijke schisma in 1054. Van strikt historisch standpunt uit bezien is er dus nooit een echt oecumenisch of universeel concilie in Rome gehouden.
De oosterse variant van het afvallige christendom, die zich van Rome afscheidde, heeft zich niet geschaard rond een of andere bisschop die beweerde dat hij de plaatsvervanger van Christus op aarde was. De Kerk van Constantinopel (ook wel Nieuw Rome genoemd) had graag het „Rome” van de oosters-orthodoxe religie willen worden. Maar dat is haar niet gelukt. In de loop van de tijd is de oosterse orthodoxie opgedeeld geraakt in vijftien nationale kerken met zelfbestuur, die slechts een ereprimaatschap toekennen aan de patriarch in Constantinopel, het huidige Istanbul. Buitendien zijn er verscheidene onafhankelijke oosterse kerken die noch Rome noch Constantinopel erkennen. Het oosterse „christendom” is beslist een verdeeld huis.
Na het schisma met het oosten rekende de roomse Kerk, die intussen bleef hopen de oosterse kerken tot haar gelederen te kunnen terugbrengen, er ten minste op dat ze de onbetwiste meesteres zou zijn in haar eigen huis — het westen. Maar haar moeilijkheden waren nog niet ten einde. Weldra traden er dissidenten of andersdenkenden naar voren. Dit was onduldbaar, en er werden drastische maatregelen tegen deze „ketters” genomen. De inquisitie werd ingesteld, maar de andersdenkenden bleven. In de zestiende eeuw brak er een algemene opstand uit, eerst op religieuze gronden en later op politieke gronden.
Deze opstand, de Reformatie geheten, bracht een derde groep religies voort, die eveneens beweerden christelijk te zijn. Maar in plaats van de oorspronkelijke eenheid en leerstellige waarheden van het bijbelse christendom te herstellen, heeft het protestantisme een oogst aan verdeelde kerken en sekten opgeleverd.
Waarom zo veel?
Indien u behoort tot een kerk of sekte die beweert christelijk te zijn, hebt u zich ongetwijfeld afgevraagd waarom er zo veel religies zijn die allemaal beweren Christus en de bijbel na te volgen. Misschien hebt u een afkeer gekregen van zo veel verdeeldheid, vooral wanneer die leidt tot religieuze vervolging en godsdienstoorlogen, zoals dat door de eeuwen heen is gebeurd en nog steeds gebeurt. Om deze en andere redenen bent u er wellicht mee opgehouden naar de kerk te gaan en hebt u zich tevreden gesteld met uw eigen opvatting van wat het christendom is. Toch weet u in uw hart dat het christendom meer moet inhouden dan dat. U weet uit de bijbel dat de allereerste christenen een gelukkige, verenigde geestelijke familie vormden. — Joh. 13:34, 35; Ef. 4:1-6.
In deze tijd vormen Jehovah’s Getuigen zo’n gelukkige familie van christenen. Zij zijn geen sekte, aangezien zij noch de discipelen van een of andere menselijke leraar of leider zijn, noch zich van één bepaalde kerk of sekte hebben afgescheiden. De Getuigen komen uit alle maatschappelijke lagen van de bevolking. Zij volgen geen mens na, maar veeleer God en Zijn Zoon Jezus Christus. Op uw vraag: „Waarom zo veel religies die allemaal beweren christelijk te zijn?” geven zij ten antwoord: „Omdat die christelijke groeperingen mensen hebben nagevolgd, en niet de bijbel.” Jehovah’s Getuigen zouden u graag helpen het ware bijbelse christendom te vinden. Praat dus alstublieft met degene die u dit tijdschrift heeft verschaft of schrijf naar de uitgevers ervan.
[Kaart op blz. 6]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Voornaamste centra van het afvallige christendom
Carthago
Rome
Byzantium (Constantinopel)
Nicea
Efeze
Antiochië
Jeruzalem
Alexandrië