-
Redding door trotse traditie te overwinnenDe Wachttoren 1959 | 1 december
-
-
wekken uit de doden.” — Hand. 17:24-31, PC.
24. Toon aan de hand van de Schrift aan dat niemand iets heeft waar hij op kan roemen.
24 Hieruit vernemen wij hoe Paulus de mensheid met haar trotse tradities in het ware licht stelde door te tonen dat alle mensen alleen al voor hun bestaan van God afhankelijk zijn. Zonder deze eerste gave van God zouden zij, noch hun steden, natiën of tradities, hier ooit hebben bestaan. Wanneer zij dus beseften dat zij volledig van de Schepper en Levengever afhankelijk waren, dienden zij zijn weg te leren kennen en zijn geboden te gehoorzamen, zoals Paulus later in zijn brief aan Timotheüs zei: „Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn.” — 1 Tim. 6:7, 8.
25. Wat moeten wij doen om redding te verwerven, en waarvoor dienen wij dank te zeggen?
25 Willen wij — hetzij in gezinsverband of als afzonderlijke personen — ooit redding kunnen verwerven, dan moeten wij allen beseffen dat alles wat wij hebben van de Almachtige Schepper van het universum afkomstig is. Een ieder dient met dankbaarheid jegens Hem vervuld te zijn voor de goedheid en onverdiende goedgunstigheid die hij ons heeft betoond door de weg tot zijn gunst en redding voor ons te openen. Keren wij menselijke, wereldse tradities met hun trots niet de rug toe, dan zullen ze een barrière vormen die ons altijd in de weg zal staan, ons altijd nadeel zal berokkenen, altijd verdeeldheid zal veroorzaken en altijd mensen in vijandschap met God en hun naasten zal doen leven. Laten wij Jehovah dankzeggen voor de openbaring der waarheid, wetend dat er in Jehovah’s nieuwe wereld geen plaats is voor iets wat verdeeldheid of afscheidingen veroorzaakt. Allen moeten thans in vrede en in eenheid met elkaar leven.
-
-
„Geestelijke ondervoeding”De Wachttoren 1959 | 1 december
-
-
„Geestelijke ondervoeding”
● De Amerikaanse geestelijke en religieuze schrijver K.L. Smith schreef over het door de kerken der christenheid uitgereikte geestelijke voedsel: „Een volk dat bereid is voor gewin beginselen te verkopen, een reputatie voor genoegens te verkwanselen, of mensen voor een dividend op te offeren, dient er op voorbereid te zijn de verwording die hier onvermijdelijk op volgt, onder ogen te zien. De oorzaak van dit verval is geestelijke ondervoeding. Men heeft ons veel voedsel gegeven, maar het heeft ons niet de kracht voor de crisis verschaft. Meer dan een generatie geleden deed dr. S.M. Babcock van de Wisconsin-universiteit de verbazingwekkende ontdekking dat vee ontzaglijke hoeveelheden voedsel kan eten en toch terzelfder tijd kan sterven. Een verder onderzoek bracht aan het licht dat levengevend voedsel een vreemd element, vitaminen genaamd, bevat, dat in de vitaliteit noodzakelijk voor de instandhouding van het leven voorziet, en dat de waarde van voedsel van het vitaminengehalte ervan afhangt. Uit het geestelijke verval van deze laatste dagen blijkt duidelijk dat wij met voedsel zonder geestelijke vitaminen zijn gevoed. . . . Wij zijn overdadig, maar niet goed gevoed.” — Treasury of the Christian Faith, blz. 267.
-
-
„Van het vette van het land leven”De Wachttoren 1959 | 1 december
-
-
„Van het vette van het land leven”
● In een brief welke in de uitgave van 1 januari 1959 van Presbyterian Life werd gepubliceerd en waarin de toestand in de kerken der christenheid werd bejammerd, werd gezegd: „Ik heb mij met de neiging van de kerken om ’met de Jansens gelijke tred te houden’ door hun geestelijken steeds hogere salarissen te betalen en grotere en mooiere kerken te bouwen, terwijl men de grote behoeften van zowel de mensen hier als in andere landen kent, trachten te verzoenen, maar ik ben hier niet in geslaagd omdat ik niet kan inzien hoe de mensen van onze natie van hun verantwoordelijkheden kunnen worden doordrongen of tot het besef gebracht kunnen worden wat een zichzelf opofferend christendom betekent, wanneer dezelfde kerken van ’het vette van het land’ leven en de preken dusdanig worden gehouden dat niemand er enige aanstoot aan kan nemen.”
-